omvallen werkw. Uitspraak: [ ˈɔmvɑlə(n) ] Afbreekpatroon: om·val·len Vervoegingen: viel om (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is omgevallen (volt.deelw.) door vallen onbedoeld gaan liggen Voorbeeld: 'een omgevallen fiets' omvallen van de slaap (heel slaperig zijn) Synoniemen: neervallen omrollen omvervallen Intensiveringen Hoe kun ...
1) Duikelen 2) Kantelen 3) Kanten 4) Kapseizen 5) Kegelen 6) Kieperen 7) Omduikelen 8) Omkieperen 9) Omkukelen 10) Omrollen 11) Omslaan 12) Omtuimelen 13) Omvervallen 1) Kantelen 2) Kapseizen 3) Kegelen 4) Kieperen 5) Neergaan 6) Neerslaan 7) Neervallen 8) Ombliksemen 9) Omdonderen 10) Omduikelen 11) Omgaan 12) Omkukelen 13) Omkwakken 14) Omrollen 15) Omslaan 16) Omsukkelen 17) Omtuimelen 18) Omvervallen 19) Storten 
door de zwaartekracht komen te liggen vb: de zwakke muur is omgevallen
een zeilschip dus danig van koers veranderen dat de wind vanaf de andere zijde van het vaartuig aankomt. Meestal overstag gaan genoemd.