uitademen werkw. Uitspraak: [ 'œytadəmə(n) ] Afbreekpatroon: uit·ade·men Vervoegingen: ademde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgeademd (volt.deelw.) (adem) door je mond naar buiten blazen Voorbeeld: 'een trek van je sigaret nemen en de rook uitademen' Antoniem: inademen Synoniemen: ademen expireren uitblazen inademen (ant...
1) Ademen 2) Blazen 3) Expireren 4) Sterven 5) Uitblazen 6) Uitwasemen 1) Expireren 2) Lichaamswerking 3) Lucht uit de longen laten gaan 4) Lucht uit de longen laten stromen 5) Lucht uitblazen 6) Uitasemen 7) Uitblazen 
de lucht uit je longen laten stromen vb: hou je adem niet in, je moet uitademen Tegenstelling: inademen
•adem uitblazen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.