
uitscheiden werkw. Uitspraak: [ 'œytsxɛidə(n) ] Afbreekpatroon: uit·schei·den
1) ophouden (met iets) informeel Vervoegingen: schee uit (verl.tijd enkelv.) is uitgescheeën (volt.deelw.) Voorbeelden: 'Kom, we stoppen. We scheiden ermee uit.' , 'Schei nou eens uit met je gejank.'
2) naar buiten laten kome...Gevonden op
https://woorden.org/woord/uitscheiden

1) Staken 2) Afhaken 3) Storen 4) Stoppen 5) Ophouden 6) Afzonderen 7) Opgeven 8) Plassen 9) Inhouden 10) Afvoeren 11) Kappen 12) Eindigen 13) Poepen 14) Derangeren 15) Beëindigen 16) Afstappen 17) Nokken 18) Afscheiden 19) Afnokken 20) Uitbuffelen 21) Lozen 22) Ergens mee ophouden 23) Uitwerpen 24) Uitstoten
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Uitscheiden/1
het naar buiten laten komen vb: de wond scheidde vocht uit
Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/
niet meer doorgaan vb: wil je wel eens uitscheiden met dat geschreeuw!
Synoniemen: eindigen ophouden stoppen staken afnokken
Tegenstellingen: beginnen aanbreken intreden
Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/

•ergens mee ophouden. •een stof het lichaam laten verlaten. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
Gevonden op
https://nl.wiktionary.org/wiki/uitscheiden

ermee ophouden
Gevonden op
https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_gecombineerd_ca
Geen exacte overeenkomst gevonden.