verlossen werkw. Uitspraak: [ vərˈlɔsə(n) ] Afbreekpatroon: ver·los·sen Vervoegingen: verloste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verlost (volt.deelw.) uit een hachelijke positie bevrijden Voorbeeld: 'een vis uit het net verlossen' Synoniemen: afhelpen banen bevrijden bevrijden van belegeraars emanciperen loslaten ontheffen ontze...
1) Afhelpen 2) Afmijnen 3) Banen 4) Bevallen 5) Bevrijden 6) Emanciperen 7) Loslaten 8) Ontheffen 9) Ontlasten 10) Ontslaan 11) Ontzetten 12) Redden 13) Vrijlaten 14) Vrijmaken 15) Vrijvechten 1) Afhelpen 2) Banen 3) Bevrijden 4) Emanciperen 5) Loslaten 6) Losmaken 7) Ontheffen 8) Ontslaan 9) Ontzetten 10) Redden 11) Vrijlaten 12) Vrijmaken 13) Vrijvechten 
zorgen dat iemand niet meer gevangen is vb: hij verloste de muist uit de val Synoniem: bevrijden Tegenstellingen: arresteren inrekenen oppakken
bevrijden; helpen bij de bevalling