Tuinbouwtaal
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884
Alpiene kas
Een kas- serre die is ingesteld op de specifieke eisen van alpiene planten; zo`n kas wordt meestal `s zomers koel gehouden door te schermen en is in de winter niet verwarmd.
Alpine klimaatzone
Dikwijls gekenmerkt door toendra-achtige vegetatie. Het betreft een hoogte-equivalent van de arctische klimaatzone.
Alpinumtuin
(alpenplanten tuin) Een tuin met alpenplanten.
Alternate bladstand
(Afwisselende bladstand ) Afwisselend, beurtelings blad. Zie ook biologielinks
Alternatieve fruitteelt
((Biologische fruitteelt)) De fruitgewassen zo natuurlijk laten groeien: geen kunstmest, geen chemische middelen. Belangrijk hierbij is te starten met fruitrassen die weinig vatbaar zijn voor de belangrijkste schimmelziekten. In de biologische fruitteelt wordt gewerkt vlg een lastenboek.
Alternatieve gastheer
Sommige organismen hebben voor het overleven of de voortplanting de mogelijkheid om naast hun eigenlijke gastplant over te gaan op andere gastplanten van een andere soort. O.a. roestschimmel op peren (Pyrus) heeft als gastplant in de omgeving Juniperus nodig.
Alternatieve landbouw
In algemene zin gaat het om een milieuvriendelijke vorm van landbouw. Wordt beschouwd als een onderdeel van de ecologische landbouw.
altijd groen
(Wintergroen) Niet-bladverliezend; de plant houdt het hele jaar door zijn blad. Zie ook biologielinks
aluinaarde
(kaliumsulfaat, aluminiumsulfaat) Oxyde van aluminum. Mits de grond voldoende zuur is, kan men met deze meststof bij Hydrangea (hortensia) blauwe bloemen te bekomen.
Amfibisch
Zowel in het water als op het land levend (vb. Sommige aquariumplanten)
Amfifieten
Amfifieten zijn planten waarvan zowel de vegetatieve delen als de delen die bloemen dragen zich in en buiten het water op gelijke manier ontwikkelen.
AMINAL (Vlaanderen - Belgie)
Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en waterbeheer. URL Aminal
Ammonium
(NH4) Een stikstofmeststof die langzaam door de planten wordt opgenomen.
Ampelografie
(Druivenrassen beschrijvende wetenschap.) Wetenschap die zich bezig houdt met het beschrijven van wijnstokcultivars (Vitis cv`s).
Ampelologie
Wetenschap die zich bezighoudt met de wijnstok of druiventeelt in algemene zin. Zie ook fruitlinks
Anaërobe ademhaling
((obligaat anaeroob)) Het vrijmaken van energie in de cel door oxidatie van organische stoffen, maar zonder vrije zuurstof.
Anaërobe bacteriën, anaerobic
(Luchtvrezende bacteriën) Bacteriën die zich bij afsluiting van de lucht kunnen handhaven en ontwikkelen.
anamorf (anam.)
(Ongeslachtelijk stadium) Ongeslachtelijk (of imperfect) stadium bij schimmels. Conidiumvorm, Conidiumvruchtvorm. vb. Botryotinia fuckeliana (anamorf: Botrytis cinerea = grijsrot- smeul). Meer info bij plantenziekten
Androdioecious
((Androhermaphrodite)) Tweeslachtige (mannelijk en vrouwelijk) bloemen en mannelijke bloemen op een plant. Juglans en Corylus zijn tweeslachtig.
Androecium
(Meeldraden) Het mannelijk deel van een bloem; het geheel van meeldraden. Zie ook biologielinks
Anemofiele bestuiving
(Windbestuiving.) Bestuiving door de wind bij sommige planten. (vb. bij Corylus- hazelaar). Meer info: zie Fruit ABC
Angiospermae, angiospermen
(Bedektzadige planten.) Bedektzadige planten. Planten met echte bloemen.
Annuel
(eenjarige plant) Een plant welke zich binnen een jaar uit zaad ontwikkelt, groeit, bloemen vormt, zaden vormt en sterft. Er zijn zowel zomer- als winterannuelen.
Anorganisch
(Niet-organisch) Een chemische verbinding, bijv. kunstmest, die geen humus (koolstof) bevat.
Anorganische bemesting
(Bemesting met kunstmeststoffen.) Een chemische verbinding, bijv. kunstmest, die geen koolstof bevat; kunstmest op het land strooien.
Antagonisme
(Tegenwerkende factoren) Ongunstige invloed die organismen op mekaar uitoefenen. Een overmate aan kalium kan calciumgebrek bij appel veroorzaken (= kurkstip). Zie rubriek plantenziekten & plagen.
anther, antheren
(helmhokjes) Het pollendragend deel.
Antheridium
(Mannelijke geslachtsorganen bij planten.) Mannelijk geslachtsorgaan bij planten. Hierin worden de manlijke gameten of spermatozoïden gevormd. (Gr. Anthèros = bloeiend, voortbrengend)
Anthese
Ontwikkelingsfase van de bloemorganen van het eind van het knopstadium tot het begin van het verwelken.
anthocyanen
(Kleurstoffen in de plant.) Complexe verbindingen die verantwoordelijk zijn voor de kleuren van talrijke planten en bloemen;
Anti-oxiderende stoffen
(Antioxidanten) Door regelmatig bepaalde groenten of fruitsoorten te gebruiken kunnen kankerverwekkende stoffen in ons lichaam uitschakeld worden. O.a. blauwe bosbessen (Vaccinium corymbosum) en rode kolen (Brassica oleracea capitata rubra) zijn zeer rijk aan antioxidanten.
Antibioticum (mv.Antibiotica)
Een door levend organisme gevormde organische stof, die remmend of dodend werkt op micro-organismen. Een biologische stof die remmend werkt = bacteriostaticum.
Antifeedant
(Vraatremmende stof voor insecten) Een stof die de eetlust van het plaagorganisme remt of ontneemt.
Antisepticum
Bederfweermiddel. Een middel met een desinfecterende werking, dat bacteriën doodt en daardoor ontstekingen voorkomt
Antropogeen
Ontstaan door menselijke activiteit; door de mens gemaakt.
Apicale dominantie
De eindknop beïnvloedt de lager gelegen knoppen: of ze uitlopen, hoe sterk en de inplantinghoek. Bij de snoei tracht men hiermee rekening te houden.
Apogamie
(apomictisch) De planten vormen vruchten zonder voorafgaande bevruchting. (o.a. sommige rassen van walnoten- Juglans regia)
Apomixis
Zaadvorming zonder voorafgaande bevruchting. O.a. bij sommige walnoten.
Apotheciën (meerv.)
(apothecium) Schijfvormige, open vruchtlichamen. Ze kunnen beker-, kom-, of schotelvormig zijn. (Gr. apothèke = bewaarplaats). Apothecium (enkelv.)
appelaar
(appelboom) Appelboom (Malus domestica). De meeste appelrassen hebben kruisbestuiving nodig. Kies bij het aanplanten van appelbomen rassen uit die weinig vatbaar zijn voor de belangrijkste schimmelziekten (Schurft en echte meeldauw). Meer teelinfo: zie Fruit ABC en fruitboek
appelbladroller
((appelbladmot)) Een mot, waarvan de larven vreten aan knoppen en bladeren van appelbomen
appelbloesem
De witroze bloemen van een appelboom. (Afb.: rozeknopstadium)
appelvrucht
De appelvrucht is een samengestelde vrucht waarbij de vruchtbladeren en de bloemspil met elkaar vergroeien.
Appressoria
(Zuignapjes) Zuignapjes. Hiermee hecht het mycelium zich aan de cellen vast om voedsel op te nemen.
Aquatic
Planten die gedeeltelijk of volledig in water leven. Deze planten worden ook hydrofyl genoemd. Zie vijver- en aquariumlinks
aquatisch
In het water (levend)
Arboretum
(Bomenverzameling) Opzettelijk aangeplante verzameling van een groot aantal verschillende bomen. Zie ook rubriek tuinaanleg & tuinen kijken
Arboricultuur
Boomkwekerij of ook wel boomverzorgingstechniek.
Arctische klimaatzone
In de winter is de temperatuur beneden de 0°C en in de zomer gemiddeld beneden de +15°C.
are
(100 m²) Een vlaktemaat; 100 m² ; (bijvoorbeeld 10 x 10 meter of 5 x 20 meter)
Areaal
(Planten- verspreidingsgebied) Verspreidingsgebied van een plantensoort of -geslacht.
Areaalkunde
De areaalkunde (chorologie of floristische geobotanie) beschrijft en verklaart als onderdeel van de geobotanie de verspreidingsgebieden van planten.
Areool
(Bladkussen) Gewoonlijk een kleine, kussen-vormige knobbel met wollige of vertakte haren en doornachtige bladeren.
Aridegebied
Droog, woestijnachtig gebied.
Armbloemig
Bloeiwijze met maximaal 7 bloemen.
Aromatisch
(sterk geurend) Aroma hebbend, geurend. Aromatische planten hebben vaak harskliertjes op bladeren en stengels en geuren het sterkste op het heetste van de dag. Zwarte bessen (Ribes nigrum) hebben een erg opvallend aroma.
aseksuele vermeerdering
(Ongeslachtelijke vermeerdering) Niet-seksuele vermeerdering. Een voortplantingswijze waarbij nieuwe individuen ontstaan uit gespecialiseerde ongeslachtelijke voortplantingscellen. Vermeerdering d.m.v. stekken, enten en afleggen. Zie ook rubriek vermeerdering.
aspergekever
Een kever waarvan de larve het loof- de bladeren van asperges (Asparagus officinalis) aantast. Zie ook rubriek plantenplagen & plantenziekten.
Aspergemes
Mes om asperges (Asparagus officinalis)te steken- oogsten.
Assimilatie, Fotosynthese
(bladgroen- verrichting) Bladgroenverrichting. Een deel van de stofwisseling waarbij hogere organische stoffen worden gesynthetiseerde uit lagere organische of anorganische stoffen. Eenvoudig verloop: koolzuurgas+water+ bladgroen + licht --> suiker + zuurstof
assimileren
het verwerken van voedingsstoffen; planten die aan fotosynthese doen
Assortiment
Gevarieerde voorraad producten.
Assortimentstafel
Verhoging waarop planten worden uitgestald.
Asymmetrisch
Met twee ongelijke helften.
asymmetrische 2-jarige boom
(Niet- symmetrische tweejarige boom) Dit is een jonge boom met slechts 2 twijgen: een verlengenis (van de harttak) en een toekomstige gesteltak. Enkel bruikbaar voor leivormen.
atrium
De binnenplaats die geheel door de woning is omsloten. Een zonnige, warme binnenplaats is bijzonder geschikt voor vijgen (Ficus carica), passievruchten (Passieflora) en gladde kiwi (Actinidia arguta)
Attractantia
(Chemische insectenferomonen) Chemische synthesen die natuurlijke insectenferomonen imiteren.
Auticide
Bestrijding met biologische methoden van schadelijk bevonden dieren.
autochtoon
(inheems) Inheems in een bepaalde streek.
Autofertiel
Door zelfbestuiving vruchtdragend. O.a. Zure kersen zijn zelfbestuivend.
Autogamie
(Zelfbevruchting) Autogamie is zelfbevruchting van een bloeiwijze (van dezelfde bloeiwijze of van een andere bloeiwijze van dezelfde plant) door het eigen stuifmeel.
autosteriel
Vruchtbomen die alleen vruchten dragen, na bestuiving door andere bomen die niet noodzakelijk tot dezelfde cultuurvariëteit behoren.
Autotrofe planten
Zelfopbouwende planten, door toedoen van de chlorofyl-synthese. (Bladgroenverrichting)
Autotroof
Synthese van organische stoffen uit anorganische stoffen. (bijv. bij de fotosynthese)
auxine
(bewortelings- hormoon, plantenhormoon) Bewortelingshormoon, gebruikt bij het stekken. (Merknaam Rhizopon. Het actieve product is I.A.Z., N.A.Z. of I.B.Z.). Voor meer info zie vermeerderingslinks
Auxotrofie
Eigenschap van een organisme, waarbij het afhankelijk is van de aanvoer van bepaalde chemische stoffen van buitenaf om te kunnen groeien.
Axil
Betrekking hebbend op de bladoksels (axillair)
Axillair
In- bij de oksel, oksel-, okselstandig. Zie ook rubriek biologie
Aziatische peer
(Appelpeer, waterpeer, meloenpeer, zandpeer) Een appelvormige peer, welke in smaak en vastheid meer op meloenen lijkt dan op peren. (Soms ook Nashi genoemd) Wet.naam: Pyrus pyrifolia. Voor een goede vruchtzetting kan je best twee verschillende rassen planten. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek
Bacillus thuringiensis
(BT) Biologisch bacteriepreparaat om rupsen te doden. Handelsmerken zijn Agbac, Biobit, Dipel en Scutello. Deze middelen hebben een wachttijd van 0 dagen. Zie ook weblinks plantenziekten.
Bactericide
Bacteriedodend middel.
Bacterieaantasting
(Microbe- aantasting) Een aantasting door bacteriën (microben). O.a. bacterievuur of perenvuur op peren en meidoorn.
Bacteriën
(Microben) Eéncellige micro-organismen zonder celkern.
bacteriën, aërobe-
(Luchtbehoevende bacteriën) Bacteriën die zuurstof nodig hebben voor de afbraak van organisch materiaal.
bacteriën, anaërobe-
(Luchtvrezende bacteriën) Bacteriën die geen zuurstof nodig hebben voor de afbraak van organisch materiaal.
bacteriën, azotobacterien
(Stikstoffixerende bacteriën) Bacterie die stikstof uit de lucht kan halen. Deze bacterie leeft op de wortels van de vlinderbloemige gewassen.
bacteriën, nitrificerende-
(Stikstofomzettende bacteriën) Bacteriën die in de bodem ammoniumverbindingen omzetten in nitraatverbindingen.
bacteriën, pathogene-
(Ziekteverwekkende bacteriën) Bacteriën die infectieziekten verwekken. Zie ook weblinks plantenziekten.
bacteriën, rhizobium-
Bacterie die stikstof uit de lucht haalt in samenwerking met vlinderbloemige planten(Fabaceae) O.a. Pisum (erwt), Phaseolus (struikboon) en Vicia (tuinboon).
Bacterievuur
(Perenvuur ( Erwinia amylovora)) Bacteriële aandoening die leidt tot een zware rotting van bloesem en stengels. Kan optreden bij Pyrus, Malus, Crataegus monogyna, Cotoneaster en Pyracantha. Zie ook weblinks plantenziekten. Zeer vatbaar zijn o.a. `Triomphe de Vienne` en `Clapp`s Favourite`
Bacteriocines
(Bacteriedodende stoffen) Dit zijn bacteriedodende eiwithoudende stoffen.
Bak
(Eenruiter, plat glas) Gewoonlijk een rechthoekige afdekking voor planten, bedoeld om de weersinvloeden te temperen. De bovenzijde is altijd van lichtdoorlatend materiaal.
Balkonplant
(Afhangende plant) Sierplant die geschikt is om op balkons e.d.m. te telen (Pelargonium, Petunia).
Bandvormig
(Fasciatie) Afwijking in de groei van stengels bij kruidachtige en houtachtige gewassen.
Banker planten
(Bankerplantensysteem) Waardplanten worden gekoloniseerd met onschadelijke bladluizen plus de natuurlijke vijanden en bij het cultuurgewas geplaatst. Zie ook weblinks plantenziekten.
Basale twijg
Dit is een twijg die aan de basis van een tak ontstaat.
Basalt
(Basaltmeel) Grauwkleurig, hard gesteente van vulkanische oorsprong.
Basisbemesting
(Voorraadbemesting) Mest die direct voor het planten of zaaien gegeven wordt. Men streeft de laatste jaren naar een lagere dosis basisbemesting.
Basisch
(Alkalisch) Aanduiding voor grond met een pH hoger dan 7.0.
Basisras
(Standaardras) Een basisras is het oorspronkelijke ras, waaruit later diverse mutanten (verbeteringen) ontstaan zijn. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek