Tuinbouwtaal

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884


CO2-toestel, -brander
Met olie of gas gestookt toestel met vrije uitlaat van verbrandingsgassen. In hoofdzaak bedoeld om het CO2-gehalte van de lucht in een ruimte te verhogen. Deze brander kan `s winters ook als verwarmingstoestel in een kas gebruikt worden.

Cocopeat
(Cocovezel- compost) Bestaat uit gecomposteerde cocosvezels. Het wordt gebruikt als vervanger van potgrond en tevens als bodemverbeteraar. Dit organisch materiaal kan zeer veel water opnemen.

Composiet
(Samengesteld- bloemige) Een samengesteldbloemige. De nieuwe wetenschappelijke familienaam is Asteraceae. De bloeiwijze bestaat gewoonlijk uit een groot aantal afzonderlijke, dicht opeenstaande bloemen. O.a. sla, andijvie, witloof en paardenbloemen behoren tot deze familie.

Compost
Een potgrondmengsel van lichte klei, zand, turfmolm, bladaarde of andere bestanddelen. Een compost kan bestaan uit groente-, fruit- en tuinafval. (GFT) In de tuin wordt het verteerde organisch materiaal, gebruikt als vervanging van stalmest.

Compostbak
Een bak waarin plantenresten verrotten (verteren) tot compost. 

Composteren
Het afbreken van plantenresten.

Composthoop
Een hoop verrotte plantenresten.

Compostmeester
Een kenner of specialist in het maken en bereiden van een goede composthoop.

Compostvat
Een ton voor plantenresten te laten verteren.

Concentratie
De hoeveelheid stof in een andere stof. Bijvoorbeeld de hoeveelheid alcohol in bier. 

Concurrent (boomonderdeel)
Als een lager ingeplante twijg bijna even lang of langer is dan de verlengenis (De verlengenis is steeds hoger ingeplant). De concurrent wordt meestal verwijderd bij de snoei. Meer info: zie Fruit ABC

Concurrenten van verlengenissen 
Deze eenjarige twijgen groeien net onder de verlengenis van de kop of van de gesteltak. 

Coniferen, conifeer
(konifeer, naaldboom) Een groep van primitieve bomen en heesters met schubben of naalden die meestal groenblijvend zijn. Een struik of boom met naalden of schubben i.p.v. bladeren.

Consumptietijd
(gebruikstijd) Tijdstip om het product te gebruiken. 

Contact
(Aanraking) Sommige mensen zijn allergisch bij aanraking van bepaalde planten.

contactgif
Bestrijdingsmiddel dat direct in contact moet komen met de parasiet 

contactherbicide. 
Een onkruidbestrijdingsmiddel dat alles dood, wat het raakt. Zie herbicide. 

Contactinsecticide
Een insecticide dat insecten doodt door direct contact.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Contactwerking
Het bestrijdingsmiddel moet de plaag of aantasting zélf raken om effectief te zijn.

Container
1. Afvalbak. 2. Plastic pot voor het kweken van planten. 

Containercultuur
Het in potten of bakken opkweken van planten of bomen. Het voordeel hiervan is dat het overplanten niet meer zo erg aan plantseizoenen gebonden is.

Containerplant 
Boomkwekerijgewas opgekweekt of geteeld in een bak, zak, pot of emmer (container). Tegenovergestelde van planten met kale wortels.

Copuleermes
(Entmes) Een entmes is een zeer scherp mes om de plakenting mee te snijden

Copuleren
(Copulatie, plakgriffelen) Hiermee wordt een methode van enten (plakgriffel) bedoeld. Meer info: zie Fruit ABC

Cordon
Een schuinstaande snoer (Afkomstig uit Engeland)  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Coöperatief enthoutpark 
Enkel de aangesloten leden kunnen hier enthout bekomen. In België is er een enthoutpark te Destelbergen en te St.Truiden.

Cristaat
Zo heten de vormen van gewassen met abnormale groei, die aan fasciatie of bundeling van weefsels is te wijten. Komt o.a. voor bij Celosia

Cultigen
(Cultigenus) Een plantengeslacht dat enkel nog in cultuur voorkomt en waarvan geen voorouders meer in het wild gekend zijn. (O.a. Phaseolus en Musa)

Cultivar, CV
(Ras) Een afkorting van cultuurvariëteit (ook wel aangegeven als cv.) Cultuurvariëteit. Een cultuurvorm; een door kweken van de oorspronkelijke vorm afwijkende boom of struik. guy.dekindernospam@bigfoot.com  Meer info: zie Fruit ABC

Cultivargroepen
(Ras- groepen) Een groepering van diverse cultivars. Deze groepen zijn gebaseerd op kenmerken die voor gebruikers van belang zijn.

Cultivator 
Gereedschap om de grond los te maken als er een harde korst aanwezig is. Handcultivators hebben meestal een lange steel en 3 of 5 tanden met ganzevoet of lanspunt.

Cultuur van planten
(Teelt) De teelt van gewassen of planten. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Cultuurmaatregelen
(Teelt- maatregelen) Teeltmaatregelen met een gewasbeschermend of plaagbestrijdend effect. Ze hebben tot doel de weerstand van de plant tegen ziekten en plagen te verhogen. Meer info: zie Fruit ABC

Cultuurplanten, cultuurgewassen
(Voedsel- gewassen) Cultuurplanten [Latijnse cultura = verzorging, aanbouw, veredeling] zijn uit wilde soorten ontstane voedingsplanten voor de mensen.

Cultuurplantencode
Een boek waarin de richtlijnen voor de naamgeving van cultuurplanten worden gegeven. (International Code of Nomenclature for Cultivated Plants)

Cultuurvariëteit: zie cultivar
(cv, ras) Kweekvariëteit of ras dat niet via zaad, maar door stekken of enten te vermeerderen is. Zie ook cultivar.

Cultuurvlieder
Plantensoort die verdwijnt met het oprukken van de cultuur van de mens. De omstandigheden zijn niet meer geschikt voor de soort om zich te handhaven.

Cultuurvolger
Plantensoort die zich vestigt op terrein of in gebied nadat dit door de mens in gebruik is genomen. Veel akkeronkruiden zijn cultuurvolgers.

Curatief
(Genezend) Genezend  van ziekte- of plaag-aantastingen. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Curatieve bestrijding
(Genezende bestrijding) De aantasting wordt bestreden wanneer deze al aanwezig is. Preventieve bestrijding is het voorkomen van de aantasting.

Cuticula
(Opperhuid- deklaag) `Huidje`. Het laagje vet- of wasachtige stoffen, dat de opperhuid bedekt en beschadigingen en vochtverlies tegengaat.

Cv.
(Ras) Zie cultivar of ras

Cyclische belichting
(Afwisselende belichting) Men gaat afwisselend per afdeling de planten elk half uur 6 minuten belichten en laat ze dan 24 minuten in het donker staan. Wordt o.a. bij snijchrysanten `s winters toegepast om de groei te verbeteren.

Cytokinine
Een plantenhormoon dat o.a. de celdeling stimuleert.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Daglengte
(Lichturen per dag) De bloemknopaanleg is bij veel planten afhankelijk van de daglengte. Men heeft korte dagplanten, lange dagplanten en dagneutrale planten. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Dagneutrale planten
(Indifferente planten.) Het licht heeft geen invloed op de bloemaanleg. Bloemaanleg vindt plaats onafhankelijk van de daglengte. O.a. tomaten, rozen en Gerbera.

Dakberegening
(Daksproeiers, bovenberegening) Een beregening op het dak van een kas (serre).

Dakpansgewijs
Elkaar dicht overlappend; gewoonlijk gebruikt voor schubben, schutbladen of bladeren. Het toebinden van een enting gebeurt ook dakpansgewijs, van beneden  naar boven.

Dalgrond
De grondsoort die onder het afgegraven hoogveen zit. Vermenging van de bovenste laag mosveen met het dekzand.

Dauwpunt
De temperatuur, waarbij waterdamp begint te condenseren. Bij het condenseren gaat de waterdamp van de gasvorm over naar de vloeibare vorm (water).

Decoratief groen
Groenvoorziening met als hoofddoel een sierlijke achtergrond.

Decoratieve plant
(Sierplant.) Een plant die louter om zijn sierwaarde wordt geteeld en niet voor voedsel of economisch gewin.

Dekheesterrand
Dekheesters moeten zo snel mogelijk een terrein of ruimte afsluiten. Deze grote heesters moeten inkijk voorkomen en de ruimte afbakenen.

Dekken
(afdekken) Het afdekken van een plant als bescherming tegen vorst (of tegen licht).

Dekschubben
Schubben van een kegel, die bij de naaldhoutsoorten de zaden beschermen.

Dekstro
Stro dat gebruikt wordt om de bollen en planten tegen vorst te beschermen. 

Dekvrucht
Een gewas waaronder een ander gewas groeit. Dit kan tevens een bodembedekker zijn of een groenbemester. Onder een dekvrucht (bvb. graan) wordt bijvoorbeeld de ondervrucht rode klaver gezaaid. Onder appelbomen kan je als ondervruchten Tagetes en Tropaeolum laten groeien. Sommige ondervruchten kunnen nuttige insecten lokken, zodat de dekvrucht gezonder kan opgroeien.

Delen
Zie scheuren.

Dendrografie
(Bomen- beschrijvende studie) De studie van bomen of het beschrijven van bomen.

Dendrologie
Boomkunde. Een deel van de botanische wetenschap die zich speciaal richt op de studie van houtige gewassen.

Denitrificatie
(Stikstofomzetting) Omzetting van nitraat in stikstofgas door bodembacteriën.

Dennenappel
(Dennenappel, sparappel) Vrouwelijke, houtige kegel van een den, waarin zich tussen de zaadschubben zaden kunnen bevinden. Typisch voor de naaktzadigen. 

Desinfecteren
(Ontsmetten) Het grondig schoonmaken van grond, planten of gereedschap om bacteriën, schimmels en ander ongedierte te doden.

Determinatie
Het bepalen tot welke soort of welk ras een bepaald exemplaar (plant, dier, vrucht) behoort. Zie determineerschema`s.

Determineren
(Naamsbepaling) Het uitzoeken met welke plant of fruitras je te maken hebt en hoe die soort heet. Dat doe je door de kenmerken die je aan de plant ziet in een determineer-schema op te zoeken. Zie ook biologielinks

Dichogamie
De vrouwelijke en mannelijke bloemen bloeien niet tegelijk. Het voorkomen van zelfbestuiving doordat meeldraden en stamper niet gelijk rijp zijn. (Daarom moet men bij de meeste hazelaars en okkernoten twee verschillende rassen planten.)

Dichtslaan
(Dichtslempen) Het oppervlak van kleiige, humusrijke grond kan t.g.v. zware slagregens of gieten dichtslaan, d.w.z. dat er een harde korst op gevormd wordt.

Dichtslibben.
Verstopt raken door slib of modder. (Draineringsbuizen kunnen bijv. dichtslibben) guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Dicotylen
(Dicotyledonen) De klasse van tweezaadlobbigen planten (Dicotylen) Planten waarbij het kiemplantje twee bladeren vormt. Zie ook tweezaadlobbigen. Enkel de klasse tweezaadlobbigen  kunnen op elkaar geënt worden. Meer info over bij weblinks plantenvermeerdering.

Diep ingesneden
Met insnijdingen, die zover reiken, dat de algemene bladvorm erdoor wordt gewijzigd.

Diepspitten
(Diepdelven) De grond zeer diep, tot 2-3 steken, bewerken. Het doel van dit werk is de harde, ondoordringbare lagen te doorbreken zodat een betere grondstructuur ontstaat. Regenwater kan zodoende gemakkelijker doorzakken.  Tracht hierbij de verschillende grondlagen op dezelfde diepte te houden. (Zie figuur) 

Dierlijke mest
De als bemesting gebruikte uitwerpselen van dieren. Deze mest voegt humus, stikstof en soms fosfor toe aan de grond. Het bodemleven wordt hiermee geactiveerd.

Dieven
(Zijscheuten) Het wegnemen van `dieven`, de uitlopers of zijscheuten die niet gewenst zijn omdat ze voedsel en water onttrekken aan belangrijke delen van de plant. Bij Vitis vinifera (druiven) worden de onderste dieven op één blad ingenepen. Dieven is tevens het verwijderen van okselscheuten bij tomaten. Zelftoppende (determinate) tomaten moet men niet dieven, terwijl bij de indeterminate rassen de dieven meestal wel verwijderd worden.  Zie ook tomaten in diverse vormen en kleuren  

Diffuus licht
(Verspreid licht) Het licht komt van alle kanten. Diffuus licht is belangrijk als er bewolking is.

Dihybride kruising
Een kruising waarbij op twee verschillende eigenschappen van de ouders wordt gelet.

Diktegroei
(Breedtegroei) Groei in de dikte (breedte) bij een plant. Deze groei vindt plaats onder invloed van het cambium. Bij het ouder worden verdwijnt het cambium, maar niet bij struiken en bomen.

Diploïd
(diploïde) Elke cel bezit in dat geval van overeenkomstige chromosomen twee exemplaren, waarvan er een van de vaderplant en een van de moederplant afkomstig is. Diploïde appelrassen hebben meestal goed stuifmeel, in tegenstelling tot triploïde rassen. Triploide appelrassen kunnen geen andere appelrassen bestuiven. guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Dipmethode
Of concentrated dip method. Bij deze methode worden de stekken met de basis drie tot vijf seconden in een zeer geconcentreerde groeistofoplossing gedoopt. De beworteling van de stek wordt hiermee bevorderd.

Directe koeling
De verdamper van de koelinstallatie bevindt zich in de koelcel.

Dissimilatie
(ademhaling) Een afbraakproces waarbij suikers worden verbrand tot CO2 , waterdamp en energie. De ademhaling gebeurt dag en nacht, boven en onder de grond. Te natte gronden bevatten te weinig lucht, bemoeilijken de ademhaling en maken de planten vatbaar voor schimmelziekten. Zie ook bij ademhaling.

Distelolie
(Saffloerolie) Gemaakt van de zaden van een bepaald soort distel. Bevat 72% essentiële vetzuren.

Diversiteit in de rassen
Het telen van meerdere rassen of cultivars. De verbruikers van tegenwoordig vragen een grotere verscheidenheid van fruit- en groenterassen. Door meerdere rassen te telen is de verspreidingskans van ziekten en plagen kleiner en verloopt de bestuiving van pitfruit en steenfruit meestal beter. De natuurlijke vijanden kunnen zich beter in standhouden als er een grote diversiteit is. Meer info: zie Fruit ABC en fruitlinks .

Dolomietmergel
(Dolomietenkalk) Een kalkmeststof (calciummagnesiumcarbonaat) die afkomstig is uit de Dolomieten (gebergte) en die gegeven wordt ter verbetering van de structuur van de grond en om de pH te verhogen. Deze kalkmeststof moet 6 maanden op voorhand toegediend worden, omdat ze slechts zeer traag werkt. Dolomiet heeft een slakkenwerende effect.

Dominantie van de kop/ top
Regulerende invloed van de eindknop (a) op de groei van een stengel, waardoor de ontwikkeling van de zijknoppen (b) wordt geremd. Als de top verwijderd wordt is de dominantie doorbroken. Jonge rozenoculaties worden getopt boven het 5de echte blad om meerdere  vertakkingen te krijgen.

Dominantie- verschuiving
Een dominerend voorkomende (planten)parasiet wordt teruggedrongen door een sterk aangroeiende soort.

Dominerende eindknop
De eindknop groeit harder dan de andere aanwezige knoppen. (Zie bij `dominantie van de kop`).

Dompelen (stekken)
De stekken gedurende enkele seconden geheel in een groeistofoplossing onderdompelen om de beworteling te verbeteren. guy.dekindernospam@bigfoot.com  Zie weblinks vermeerdering 

Donkerkiemers
De meeste zaden moeten in het donker zitten om optimaal te kunnen kiemen. (o.a. Salvia en Actinidia). Na de ontkieming hebben de jonge zaailingen wel veel licht nodig. 

Dons (druiven)
(Donslaag, dauwlaag) Op de druivenbessen en blauwe bosbessen komt van nature een donslaag voor. Het dons ontstaat door het afschilferen van de beshuid, waardoor deze een matte kleur krijgt. Kwaliteitsdruiven vertonen bij aankoop deze dons.

Doorbloeiend, remontant
(Remontant, remonterend, herbloeiend.) Planten die meerdere keren per groeiseizoen bloeien, bijvoorbeeld de meeste moderne rozen en sommige aardbeirassen zoals `Rapella` en `Selva`. Soms ook herbloeiend of remonterend genoemd.

Doordraaien
Planten, bloemen, groente en fruit worden vernietigd als er geen kopers zijn, of als de geboden prijs op de veiling te laag is.

Doordragende aardbeien
(Remonterende aardbeien) Deze geven onafgebroken vruchten vanaf half juni tot en met half september en nog langer als ze worden beschermd met een plastic tunnel of kas. `Rapella` en `Ostara` zijn doordragende rassen.

Doordringbaarheid (grond)
De doordringbaarheid van de grond is goed als de wortels diep in de grond kunnen groeien. Lupinen als groenbemester verbeteren sterk de doordringbaarheid van de grond. Sommige planten (1) kunnen bijzonder diep doordringen met hun wortels en doorstaan beter droge periodes. De bewortelbare zone (a) is afhankelijk van de grond- en plantensoort.

Doorgaande selectie
Bij elke teeltcyclus een selectie van planten met de beste eigenschappen kiezen om verder te kweken. Kies daaruit de beste planten en gebruik die als uitgangsmateriaal.

Doorgedraaide producten
Onverkochte producten. Producten welke men niet kan verkopen aan een vooraf vastgestelde minimumprijs.

Doorlatendheid (grond)
De hoeveelheid water die de grond kan opzuigen en doorlaten.

Doorn
Een scherp, puntig, houtig plantendeel, ontstaan uit een veranderd takje, steunblad, bladsteel of blad. O.a. bij meidoorn (Crataegus). guy.dekindernospam@bigfoot.com

Doorplukken, tussenplukken
(Overplukken) Een manier van oogsten waarbij niet alles in één keer wordt geplukt. Het appelras `Jonagold` moet in meerdere keren geplukt worden.

Doorschieten
(Opschieten) Het te vroeg produceren van bloemen en zaad kan veroorzaakt worden door een koudeperiode. Andijvie en witloof zijn erg gevoelig voor vroegtijdig opschieten.

Doorspoelen, uitlogen
(Uitspoelen) Het overmatig beregenen van de serregrond, met de bedoeling van overtollige zouten door te spoelen. Voor de teelt van aardbeien of kropsla na tomaten is doorspoelen meestal noodzakelijk.