Tuinbouwtaal

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884


Boslijn
De verschillende handelingen op een bedrijf om bloemen bij elkaar te binden.

Bosmaaier
Een grasmaaier voor een ruig terrein.

Bosperceel
Een stuk grond beplant met bomen en struiken. (Meestal inheemse gewassen)

Bosplantsoen
(bosplanten  ) Bomen en struiken om in een bos te planten. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Bosrand
(woudrand, woudzoom) De grenslijn met plantengroei tussen bos en niet met hout bedekt gebied.

Bosrandplantsoen
Planten die goed groeien aan de rand van een bos. (Halfschaduw).

Bosschade
Hiermee wordt de schade aan een bos of aan afzonderlijke bomen in een bos bedoeld. De schade kan zichtbaar zijn op verschillende manieren.

Bossen
Bloemen of groente bij elkaar binden. (Busselen)

Bossige groeiwijze
Een plant met een compacte groeiwijze (vb. roos)

Bossterfte
Met bossterfte wordt het afsterven van grotere delen bos in verschillende regio`s bedoeld.

Bostuin
Een tuin die onder (meestal bladverliezende) bomen is aangelegd in de halfschaduw of soms zelfs diepe schaduw.

Bosweide
Een bosweide is een landschap waar breedkruinige bomen in groepjes bij elkaar staan. Vroeger dreef men het vee in bossen om eten te zoeken en zo ontstonden open plekken.

Botanica
Plantkunde

Botanical nomenclatuurcode
Internationale richtlijnen voor correcte naamgeving van wilde planten. De botanische code  (`International Code of Botanical Nomenclature`) regelt deze naamgeving.

Botanicals (gewasbescherming)
Extracten gehaald uit natuurlijke producten, welke kunnen gebruikt worden voor de biologische gewasbescherming.

Botanicus
Een botanicus is een plantkundige, iemand die veel van planten afweet of planten bestudeert.

Botanische naam
Geslacht- en soortnaam.

Botanische plantensoorten
Planten die in hun natuurlijk midden zaden vormen.  Ze komen in de vrije natuur voor.

Botanische rozen
(parkrozen  ) Botanische rozen zijn wilde soorten (niet-veredeld, niet-geënt), die winterhard zijn en als bloemheester, sierheester behandeld worden.

Botanische tekens
In de tuinbouw en in de plantkunde gebruikt men gedefinieerde symbolen en tekens voor bloemvorm, levensduur, groeivorm, verzorgingseisen, giftigheid en bruikbaarheid.

Botrytis cinerea
(Grijsrot, smeul(t)) Een veel voorkomende schimmel. O.a. bij aardbeien.

Bottel, bottels
De vlezige holle vrucht van een roos. (Rosa) Zie ook artikel `Rozebottels, bron van vitaminen`

Botulisme
Clostridium botulinum is een gevaarlijke bacterie, vertegenwoordiger van het geslacht Clostridia. Het gaat om sporenvormende, anaërobe gram-positieve bacteriën.

Bouché-Thomas-platte boomvorm
Een platte boomvorm bij appel; zo diep geplant, dat de ent eigen wortel gaat vormen. Het 2de kenmerk is dat de takken van naast elkaar staande bomen aan elkaar worden geënt.

Bouwafval
De resten van bouwmateriaal, zoals stukken steen en beton.  Verwijder voor het aanplanten van een tuin alle bouwafval.

Bouwlaag
Bestaat uit kiezelaarde- zand, klei, kalk, humus en voedingselementen. De meeste steenfruitsoorten vragen een dikke bouwlaag voor een optimale productie.

Bouwvoor
De bovenste, veel bewerkte en vaak met humeus materiaal verrijkte laag van de grond. De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. De bovenste 25 cm.

Bovengreep
Een bepaalde houding- manier waarop je gereedschap vasthoudt.

Bovengronds
Wat boven de grond groeit; het bovengrondse deel van de plant.

Bovenlaag
De bovenste laag grond.

Bovenlaagverversing
De bovenlaag van potplanten vernieuwen zonder ompotting.

Bovenlip
Lip van een tweelippige kroon of kelk, naar boven gericht.

Bovenoog
Deze knop (oog) is naar boven gericht. Tot hier snoeien geeft een groeistimulans. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Bovenstandig
Vruchtbeginsel dat geen geheel vormt met de bloembodem, meestal van boven af in de bloem zichtbaar.

Braakgrond
(Braakland) Niet in gebruik zijnde (braakliggende) landbouwgrond. Braakland noemt men akkeroppervlakten die één of meerdere jaren niet gebruikt worden om de grond te laten herstellen.

Braam
Een kleine beschadiging aan ijzeren gereedschap. Het komt door het slijpen of stoten op een ander hard voorwerp.

Braamstruik
(braambes) Een doornige struik, vooral langs bosranden in het wild voorkomend, waaraan de braambessen groeien. Rubus fruticosus. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Bractee
(schutblad   ) Schutblad, een omgevormd blad onder een bloem.

Brandhaar
Een haar, bestaande uit één grote, knotsvormige cel, die gevuld is met een giftige vloeistof.

Brandnetelblad
Een virusziekte, vooral bij zwarte bessen, die onvruchtbaarheid en bladmisvorming veroorzaakt.

Breedkapper
Een kas met een hogere en bredere kap dan 3,20 meter van de Venlokas. Bijvoorbeeld 6,40 meter, 9,60 meter of 12,80 meter.

Breedwerpig zaaien
Het gelijkmatig verdelen over het zaaibed (dus niet op rijen). Het zaad in wijde bogen uitstrooien.

Broedbolletje
(klister   ) Een kleine, onvolgroeide bol, vaak gevormd aan de basis van volgroeide bollen of aan de stengels boven de grond, zoals bij sommige soorten Lilium.

Broedknop
Zich in de bladoksel ontwikkelende knop waaruit een nieuwe plant kan ontstaan. (o.a. bij lelies)

Broeibak
Een constructie waarin een voldoende vochtige atmosfeer en warmte heersen om zaailingen en stek zich goed te laten ontwikkelen en bewortelen.

Broeibed
Warmteontwikkelende hoop stalmest (paardemest) bedekt met teelaarde.

Broeien
Gewassen (kasteelten) door warmte sneller laten groeien. (Zie ook bij broeivoor!)

Broeikas
Een broeikas is een meestal platte bak waar planten in voorgetrokken worden (broeien) om later uitgeplant te worden.

Broeikaseffect (milieu)
Een bijkomende opwarming van het lagere deel van de atmosfeer en het aardoppervlak, doordat sommige gassen in de atmosfeer de invallende zonnestraling doorlaten

Broeikaseffect (serre)
Kortgolvig licht kan door het glas heen. Het langgolvig licht (vb. infrarood) kan er bijna niet doorheen.

Broeistoof
Verwarmd bakje waarin men kan zaaien of stekken. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Broeivoor
Een voor of put waarin veel natgemaakt stro wordt gedaan, samen met ammoniaknitraat. De vertering zorgt voor een verhoogd CO2 -gehalte en de nodige bodemwarmte.

Broek van de boom
Deze zit binnenin en onderin de boom. Er is geen rechtstreekse zonlichtpenetratie (zonlicht-doordringing) mogelijk. Een aangepaste snoei van fruitbomen, laat lichttoetreding tot beneden toe.

Broekbos
Dit is een bos op een vochtige bodem die laag gelegen is. Broekbossen liggen meestal in de uiterwaarden. De meest voorkomende plantensoorten zijn Els, Wilg en Es

Broektwijgen
(broekscheuten.   ) Deze twijgen of scheuten ontstaan in de broek van de boom.

Broes
(broeskop   ) Onderdeel van een gieter. Het uiteinde van een gieter of tuinslang, met veel kleine gaatjes.

Broezen
Het met een broes - broeskop nat maken van planten, kasvloeren e.d. Een broes is een op een waterslang of gieter te plaatsen hulpstuk dat fijne gaatjes heeft.

Bronskleurige druiven
Soms kleuren de druiven minder goed; ze hebben bij rijpheid een kleur tussen roze en groen i.p.v. donkerblauw. De druiven zijn dan brons gebleven.  Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Buis (bloemdeel)
(bloembuis) Het vergroeide deel van de bloemdek-, kelk- of kroonbladen.

Buisbloem
(Lintbloem) Een van de kleine bloempjes in het hart van de bloemhoofdjes van vele planten (o.a. margriet, zonnebloem) uit de familie der Asteraceae (Compositae).

Buisrailsysteem
Verwarmingsbuizen in de kas als rails gebruiken. Hier kunnen buisrailwagens op rijden.

Buiten areaal
Het betreft ingeburgerde soorten die zich onder invloed van de mens in ons land hebben gevestigd.

Buiten de oevers treden
Een rivier- waterloop treedt buiten de oevers als het land door hoog water onder loopt.

Buitenomwindselblad
(omwindselblad) Kleine, bij de voet van het omwindsel aangehechte blaadjes.

Buitenoog
(buitenknop) Een buitenoog zit aan de buitenkant van een tak- twijg. Door tot hier terug te snoeien zal de boom of struik een meer open groeiwijze krijgen. Meer info: zie Fruit ABC

Bunder
(bunders) Oude vlaktemaat, 100 vierkante roeden, 1 hectare. (In sommige streken was de `oude bunder` gelijk aan 1,3 ha)

Buurbestuiving
(Geitonogamie) Bestuiving met stuifmeel van een andere boom, maar van hetzelfde ras. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

CA-bewaring
Gecontroleerde atmosfeer in een koelcel. De temperatuur, O2 en het CO2 - gehalte wordt hierbij geregeld. In een plastic zak kan dit klimaat nagebootst worden.

Cabriolet-kas
(cabriokas) Een kas waarvan het dak volledig opengezet kan worden.

Callus
(wondweefsel) Een los, witachtig weefsel dat ontstaat bij verwondingen van planten en bij het stekken.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Cambium
Een deelweefsel tussen de schors (bast) en het hout. Een groeiweefsel in planten waardoor, via celdeling de diktegroei plaatsvindt. Bij het enten moeten de cambiumlagen van ent en onderstam elkaar goed raken. Meer info: zie Fruit ABC

Capillair water
Boven het grondwater bevat de grond grotere en kleinere ruimten. Hoe kleiner de korrel hoe groter de stijghoogte.

Capillariteit
(capillair) Haarbuiskracht. Water kan via de grondporiën omhoog stijgen.

Caroteen
(provitamine A) Oranje pigment in de planten (bijv. in wortels). Ook kersen, abrikozen, perzik en kweeperen zijn tamelijk rijk.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Carpologie
(vruchtenleer) Studie of de leer van de vruchten van planten.

Cel
Kleinste plantenonderdeel met nog alle typische eigenschappen van een plant. (Ook onderdeel van dieren)

Celdeling
Het proces waarbij, na kerndeling, uit één cel twee, zelden meer, cellen ontstaan.

Celkern
Bevat de genetische kenmerken. guy.dekindernospam@bigfoot.com

Celwand
Extracellulaire derde laag rondom de cel bij planten, schimmels en bacteriën.

Chamaefyt 
(chamaefiet, chamaephyt) Een plant die knoppen draagt lager dan 25 (50) cm. Hierdoor kunnen dit soort planten in de winter door sneeuw worden beschermd. O.a. laagblijvende Vaccinium-soorten.

Champignonmest
Een organische meststof welke veel kalk bevat. Een restproduct van de champignonteelt dat soms veel zouten bevat.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Champost
Een mengeling van champignonmest en compost.

Chelaat
Een organische verbinding die bijv. ijzer (Fe) of mangaan (Mn) bevat en alleen vrijkomt in een basische grond. Chelaten worden niet vastgelegd en zijn gemakkelijk opneembaar door de plant.

Chemisch herbicide 
(Scheikundig herbicide) Het geformuleerde fabriekmatige product waarin één of meer als herbicide werkzame stoffen verwerkt zijn.

Chemische bestrijding
(Scheikundige bestrijding) Scheikundige producten om schimmels en plagen te bestrijden. Worden in de geïntegreerde bestrijding ingezet ter correctie.

Chemische gewasbescherming
(Scheikundige pesticiden) Scheikundige producten voor de bescherming van gewassen. Men kan deze indelen in herbiciden, fungiciden, insecticiden en nematiciden.

Chemische meststof 
(kunstmeststof ) Het zijn meestal snel oplosbare zouten die door contact met het bodemvocht volledig en in één keer oplossen. Er bestaan ook traagwerkende scheikundige meststoffen.

Chemische onkruidbestrijding
Met giftige stoffen (herbiciden) onkruid dood maken. Zie ook bij chemisch herbicide.

Chimaere
Een entbastaard; een plant, waarin weefsel van 2 verschillende soorten verenigd zijn.

Chipbudding
(Oogenten) Een veredelingsmethode (entwijze), waarbij men slechts 1 knop (oog) gebruikt. Meer info: zie Fruit ABC Zie ook artikel `Oogenten of chipbudden`

Chlorofyl 
De groene kleurstof van planten die ze in staat stelt koolhydraten op te bouwen uit koolzuur en water door zonne-energie te gebruiken,

Chlorose
(Geelzucht, bladverkleuring) Het ontbreken van de normale groene kleur van bladeren en andere plantendelen. Een gele bladverkleuring ontstaat meestal door een tekort aan één van de sporenelementen (Mg, Mn, Fe, ...). Een rode bladverkleuring kan ontstaan door koude (anthocyaan) en door fosforgebrek. Nuttige weblink: bladchlorose en bladverbranding bij blauwe bosbessen

Chromosomen
(kernlissen ) Zeer kleine lichaampjes, ook wel kernlissen genoemd, in de kern van plantencellen.  guy.dekindernospam@bigfoot.com

Chrysantengaas
(Chrysanthemumgaas.  ) Materiaal met grote gaten voor het ondersteunen van snijchrysanten. (Chrysanthemum indicum) guy.dekindernospam@bigfoot.com

Cicaden
Een verzameling van insecten die zich voeden met plantensappen. Ze kunnen zoveel wegzuigen dat het bladgroen geheel verdwijnt;

Cichorei
Vroeger werden de wortels van deze plant gebrand en gebruikt als koffie. Deze plant is zeer nauw verwant aan witloof.

Ciderappelen
Saprijke appelrassen, alleen geschikt voor verwerking tot een appelwijn met een laag alcoholgehalte.

Cirkelmaaier
Een maaimachine met ronde messen. (Horizontaal draaiende messen)

Citrusfruit
De citrusvruchten ontwikkelen zich uit een bovenstandig vruchtbeginsel. (Hesperidium)

CO2-installatie
(CO2-brander) Verbrandingstoestel waarvan het uitlaatgas (vooral CO2) als voeding voor de plant gebruikt wordt. CO2 kan ook apart aangevoerd worden.