Tuinbouwtaal

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884


Voorraadbemesting
De grond bemesten vóór de teelt, zodat het gewas er langere tijd mee kan doen.

Voorsortering
Het uitzoeken van (te) grote en (te) kleine vruchten, plus sterk beschadigde vruchten voor de opslag, zodat deze niet in de koelcel komen.

Voorteelt
Een gewas dat wordt geteeld voordat het belangrijkste gewas wordt geteeld.

Vormbomen
Bomen in strenge geometrische vormen gesnoeid, volgens de methode van beredeneerde snoei.

Vormsnoei
Men streeft een bepaalde vorm na bij bomen, die nog niet in (volle) productie zijn. - Beredeneerde snoei bij vormbomen.

Vorstbestendig
Plant die temperaturen tot -5°C kan verdragen.

Vorstschade
Het afsterven van weefsel bij planten en dieren door ijsvorming binnen of buiten de weefselcellen. Over het algemeen onttrekt de ijsvorming water, waardoor uitdroging volgt.

Vorstscheuren
- Door een plotse en snelle temperatuurdaling, krimpt het spinthout veel sneller dan de binnenste houtdelen. 

Vorstzak
Een laag gelegen perceel grond, waar in een nacht met nachtvorst de koude lucht naar toe stroomt.

Vrije spil
Een spilvorm waaraan in principe niet wordt uitgebogen. Te steil groeiende takken of twijgen worden weggesnoeid.

Vrijmaken
Een boom maakt zich vrij door wortelvorming boven de entplaats. Hierdoor gaat het groeiverzwakkend effect van de onderstam verloren.

vrouwelijke bloem
alleen stampers bevattend

Vruchtbaarheidsgordel
Een band, best van blik, zeer stevig bevestigd aan de voet van de stam (draad erom). Moet de vruchtbaarheid van de boom vergroten of vervroegen.

Vruchtbaarheidsknip
Men snoeit bij een tweejarige tak, tot op de bovenste gemengde knop in.

Vruchtbeurs of vruchtklier
Dit is een verdikking waar een pitvrucht heeft aangehangen. Het aantal vruchtbeurzen geeft een idee van de vorige dracht.

Vruchtboom
Een gekweekte boom waaraan fruit groeit. Bijvoorbeeld appelboom en perenboom.  guy.dekinder@bigfoot.com

Vruchtdunnen, uitdunnen
Het verminderen- wegnemen van een aantal knoppen, bloemen of vruchten met de bedoeling de vruchtkwaliteit te verbeteren. De vruchten- zaden zijn groter en bij uitzaaien heeft men meestal een betere groeikracht. Bloesemdunning en een vroege dunning van de jonge vruchtjen kan beurtjaren voorkomen.

Vruchthout
Het vruchthout draagt vruchten en wordt al dan niet vervangen, afhankelijk van het snoeisysteem.

Vruchthoutsnoei
Korte snoei, vooral toegepast op vormbomen. Wordt in de moderne fruitteelt verricht in de vorm van uitdunnen van vruchthout.

Vruchthouttak
Deze staan op de gesteltakken- harttak en zijn niet-blijvend. In moderne appelaanplantingen spreekt men van vruchttakken i.p.v. gesteltakken. (Jaar 2001)

Vruchtspoor (druivelaar)
Een zijtak van de gesteltak van de druivelaar waarop de vruchttak groeit. Het vruchtspoor verlengt elk jaar omdat de vruchttak op twee ogen wordt gesnoeid.

Vruchtzetting
Het moment waarop de vruchten gaan groeien.

Waardplant, Voedsterplant
Voedsterplant of gastheer voor een parasiet.

Waarmerkstrookje of plombe
Dit is een officieel kwaliteitscertificaat. Het geeft een extra waarborg voor rasechtheid, virusvrijheid en kwaliteit van het teeltmateriaal.

Warme kasplant
Een plant die een warme klimaat in de winter moet hebben.

Warmte-aanduider
Aanduiderplant, die warme plaatsen nodig heeft om te groeien, en deze dus aantoont.  guy.dekinder@bigfoot.com

Warmtebehandeling
Thermobehandeling van plantmateriaal bij 36 °C. om virussen te verwijderen.

Water
Heel belangrijke groeifactor voor de plant. Bij een tekort aan water kan de plant verwelken, kan er bladverbranding optreden en kan neusrot ontstaan bij tomaten. Nuttige weblink: Water geven bij aanhoudende droogte. (Tips om water te sparen.)

Waterhuishouding
1. Het opnemen, verwerken en weer afgeven van water door een plant.  2. Systeem van sloten, vaarten, kanalen, boezems enz. die met elkaar in verbinding staan.

Waterlot, waterscheuten
Lange, verticale scheut (o.a. bij fruitbomen), die ontstaat uit het slapende oog van een oudere tak. Schieten gewoonlijk op rond snoeiwonden.

Waterplant
Een plant die in het water leeft, hetzij geheel ondergedoken, of met op de oppervlakte drijvende bladeren en bloemen. (Habitat `W`)

Watt
De huidige straling of lichtsterkte. (Zichtbare + onzichtbare lichtstralen). De lichtsterkte die er op één bepaald ogenblik is.

Weefselkweek
Opkweek van jonge planten uit een aantal cellen. Gebeurt meestal op een kunstmatige voedingsbodem.

Werkingsduur
Periode waarin een werkzame stof in een organisme of het milieu werkzaam blijft.

Werkingsspectrum
De reeks van soorten waartegen een chemisch of ander bestrijdingsmiddel werkzaam is.

Werkzame stof, (actieve stof)
Deel van een gewasbeschermingsmiddel dat de ziekte echt bestrijdt, dus bijvoorbeeld niet het water waarin het middel opgelost is.

Wetenschappelijke naam (Bot.)
Botanische naam. Wetenschappelijke naamgeving van planten. Veelal in het Latijn of Grieks. Soms ook in andere talen (Duits, Engels, Frans, ..)

Wieden
Het met de handen verwijderen van onkruid, inclusief de wortels. In de biologische teelt van fruit en groenten neemt het wiedwerk heel wat tijd in beslag.

Wijkers
Bomen, die in een blijver-wijker-beplanting na een aantal jaren (5-10) moeten worden verwijderd, omdat men niet meer met werktuigen door de aanplant kan rijden.

Wijnstok, Druif
Druif. Vitis vinifera.  Sommige druivenrassen zijn ook geschikt voor teelt in openlucht. Plant steeds op een warme, zonnige plaats in de tuin. Een muur die naar het oosten of zuiden gericht, is ideaal. Plant steeds aangepaste rassen die voldoende aangepast zijn aan ons klimaat en die weinig vatbaar zijn voor de belangrijkste schimmelziekten. Sommige rassen zijn niet geschikt voor openluchtteelt, maar kunnen enkel in kas- serre gekweekt worden. Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Wilde plantentuin en -parken
Zien er inzake vormgeving en aanleg hetzelfde uit als klassieke tuinen en parken, maar de beplanting bestaat uitsluitend uit inheemse wilde planten.

Wilde scheuten
Scheuten die zich ontwikkelen uit slapende of adventieve knoppen onder de schors van een boom of struik; vaak schieten ze op naast snoeiwonden op boomstammen of takken.

Wilde vruchten
Wilde vruchten zijn eetbare vruchten van planten die in de vrije natuur groeien, zoals de rozenbottel, de bosbes en de vlier (Zie vlier). Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Wildopslag (Rosa)
Takken die uit de onderstam groeien in plaats van uit de ent; wordt ook `wild` genoemd.

Wilgentenen
Wilgentenen zijn speciale dunne wilgentwijgjes, hun diameter gaat tot zo`n 8 à 9 mm. Ze zijn bijzonder buigzaam, je kunt ze onder elke gewenste hoek buigen zonder ze te breken. Ze worden o.a. in bloemschikken gebruikt voor kransen te vlechten. Vooral de Salix alba (schietwilg) is bijzonder geschikt voor dit gebruik.

Windbestuiver
Planten die bestoven worden door stuifmeel, met de wind meegevoerd. Windbestuivers zijn o.a. Juglans regia (walnoot, okkernoot), Castanea sativa (tamme kastanje) en Corylus avellana (hazelaar). Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Windende stengel
Stengel die zich rond een steun omhoog slingert; bijv. Blauwe Regen (Wisteria)

Windgevoelig
Beschutting tegen krachtige wind is noodzakelijk.

Windschade
De schade die ontstaat aan planten onder invloed van sterke wind.

Windscherm
Schutting rond een veld om de planten tegen de wind te beschermen. O.a. Alnus incana (Italiaanse els, Grijze els) is hiervoor heel geschikt.

Windsingel
Een boomaanplanting als windscherm.

Windvorst
Transportkoude. De aanvoer van polaire lucht, waardoor het `s nachts vriest. Vooral bij NO-wind kan deze situatie zich voordoen.

Windworp
Ontwortelen door hevige stormwinden.

Winterbedden
Gewenten. Grond die op bedden ligt voor een goede ontwatering. Een winterbed is meestal 1,75 (1,80) m breed, terwijl de vorden ca 50 cm breed en 20 cm diep zijn.

Winterbescherming
Kan zijn beschermen tegen de zon, zodat planten niet te vlug uitlopen. Beschutting tegen de morgenzon en tegen uitdrogende wind. Afdekken bij strenge vorst.

Winterbloeier
Deze planten bloeien `s winters en kunnen flink wat koude verdragen, maar liefst geen tocht. O.a. Cornus mas, Corylus avellana `Contorta`, Hamamelis mollis, Jasminum nudiflorum, Prunus spinosa, Prunus subhirtella `Autumnalis`. Tracht deze opvallende winterbloeiers nabij je terras of keukenvenster te planten, zodat je van hun opvallende aanwezigheid kan genieten. Van sommige winterbloeiers kan je later nog lekkere vruchten plukken. Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Wintergroen
Bomen of heesters die `s winters hun blad behouden.

Winterhard
Planten, die zonder speciale bescherming tegen de jaarlijks terugkerende vorst bestand zijn, noemt men winterhard.

Winterhardheid
De mate waarin de plant (boom of struik) vorst kan verdragen.

Winterkenmerk
Eigenschap van een boom of struik waaraan je takjes zonder bladeren kan herkennen. Bijvoorbeeld aan de vorm van de knoppen of aan het bladlitteken.

Winterknoppen
Winterknoppen zijn knoppen aan de top van korte uitlopers. Deze knoppen kunnen losraken los en zinken dan naar de bodem.

Winterland aanleg
De tuingrond wordt verdeeld in bedden. Tussen de bedden zijn er voren of greppels. De bedden worden bedekt met organisch materiaal en nadien met grond uit de voren afgedekt. Dit werk wordt veelal in november-december uitgevoerd.

winterrassen
Rassen met een lange koelhuisbewaring, bijv. tot eind mei - juni - juli.

Winterrust
overwinteringsfase (onder invloed van korte daglengte en lage temperatuur)

Wintersnoei
Het insnoeien en- of verwijderen van twijgen en takken in de rustperiode. (Winter). De wintersnoei heeft tot doel een mooiere boomvorm of struikvorm te geven en een gezondere groei te geven. Luchtig gesnoeide bomen & struiken zijn minder vatbaar voor schimmelziekten. Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Winterstek, hout-/ twijgstek
Kiest men stekken zonder bladeren, dan noemt men die winterstek. Slechts een beperkt aantal gewassen is via winterstek te vermeerderen. O.a. toe te passen bij peer- en pruimonderstammen, trosbessen, vlierbessen en kruisbessen. Ook een groot aantal sierheesters kunnen door winterstekken vermeerderd worden. Tijdstip: november - maart. Teeltinfo

Wisselstandige bladeren
Bladeren die om en om op verschillende hoogtes aan een stengel groeien.

Woekeren
Heel snel over alles heen groeien.

Wondafdekmiddel
Speciale boomverf waarmee het snoeivlak na de snoei wordt bestreken; tegenwoordig niet meer standaard aanbevolen.

Wondafgrendeling
Het mechanisme waardoor de boom beschadigingen geneest.

Wortel
Ondergronds gedeelte van een plant. Deel van een plant dat onder de grond zit en waarmee de plant water en voedsel uit de grond haalt.

Wortel schieten
Wortels krijgen. Meestal van een stek gezegd.

Wortelblad
Of wortelstandig blad. Bladeren die niet aan een stengel, maar direct uit een bol of een wortelstok groeien.

Wortelconcurrentie
Het onttrekken van voedingsstoffen aan een plant (boom of struik), door wortels van nabij staande planten. (Vaak onkruid)

Worteldoek, antiworteldoek
Een kunststof-uitspoelweefsel gebruikt om onkruid te weren tussen planten of om onder grind (siergrind) te leggen. Ook bepaalde groenten zoals ajuin en prei kunnen op anti-worteldoek met gaten van ca 5 cm groot gekweekt worden. De grond droogt minder uit en het wieden van onkruid vraagt veel minder werk.

Worteldruk
De kracht waarmee de wortels het water bovenin de plant brengen.

Wortelhaar
Een zeer kleine wortel, die in staat is om via osmose water met daarin het opgeloste voedsel op te nemen.

Wortelhals, wortelkraag
Plaats waar de onderzijde van de stam in de wortels overgaat. Op deze plaats zal men struikrozen oculeren.

Wortelkluit, potkluit
Potkluit (potgrond + wortels)  guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Wortelknobbelbacterie
Dit zijn bacteriën van de soort rhizobium die in staat zijn uit de lucht stikstof te binden. Hun leefgebied bevindt zich in kleine knollen van peulgewassen.

Wortelknol
Zie knol. (Gezwollen worteldeel, dat meestal dient voor de opslag van voedsel, bijv. bij de aardappel.

Wortelknolletje
Dit zijn bacteriën van de soort rhizobium die in staat zijn uit de lucht stikstof te binden. Hun leefgebied bevindt zich in kleine knollen van peulgewassen.

Wortellijsten, Wortelvelden
Uitgegroeide wortelaanzetten aan de stamvoet.

Wortelonkruid
Onkruid dat zich voortplant met wortelstokken.

Wortelopslag of wortelbroed
Scheuten- loten en twijgen ontstaan uit knoppen die zich op de wortels bevinden. Zie ook opslag.  guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Wortelpoeder
Chemisch middel dat de aanmaak van wortels stimuleert.

Wortelrozet (bladrozet)
Planten met een zeer korte stengel, waarop alle bladeren op ongeveer hetzelfde punt, vlak boven de wortel, staan ingeplant.

Wortelsnoei
1. Bij het planten is het soms nodig de vorming van nieuwe wortels te bevorderen, door wat van de oude, eventueel door transport en rooien beschadigde wortels in te snoeien.

wortelstek
Het nemen van stekken van wortels. Sommige gewassen hebben het vermogen scheuten te vormen uit slapende knoppen op de wortels. Zie ook artikel `wortelstekken van planten`

Wortelstelsel
Alle wortels aan één plant: hoofdwortels, zijwortels en haarwortels.

Wortelstenten, Wortelstekenten
Een scheut of een twijg op een wortelstukje enten. guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Wortelstok (Rhizoom)
Een horizontaal kruipende ondergrondse stengel, die tevens dient voor opslagorgaan.

Xanthine
Bepaalde gele kleurstof voorkomend in planten. Krapgeel (kleurstof van de meekrapwortel)

Xanthium
Geel; de naam van een plant die gebruikt werd voor het geel verven van de haren.

Xanthocarpa
Met gele vruchten.  guy.dekinder@bigfoot.com

Xanthofyl
Bepaalde kleurstof in de bladeren.

Xanthosoma
Geel- lichaam; bij een aantal vormen van het geslacht is het lichaam, d.w.z. de dikke wortelstok, van binnen geelachtig.

Xenofilie
Voorliefde voor alles wat uitheems is.

Xerofyt, Droogte-resistent
Een plant, die aangepast is aan het doorstaan van lange droge perioden. Een plant, afgestemd op het leven in een zeer droog milieu.

Xeromorph, xeromorf
Morfologisch aangepast aan droogte; met een structurele bouw die wijst op aanpassingen aan een droge groeiplaats zie: xerofyt