Tuinbouwtaal
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884
Multiculturele perenboom
Een leivorm van Aziatische- Japanse peren en Europese peren die elkaar goed bestuiven of die zelfbestuivend zijn. Bijvoorbeeld een combinatie van Conference, Hosui en Nijissei.
Multiplaat
Een plaat met ronde kuiltjes voor het zaaien- stekken van bijvoorbeeld perkplanten. In elk gaatje wordt een zaadje- stek gestopt.
Multipot
Plastic potjes die in platen zijn uitgeperst. Worden gewoonlijk gebruikt bij perkplanten. (setjes van 4 of 6)
Mutatie, mutant
Een verandering van eigenschappen van een plant, meestal verkregen door een actieve tussenkomst van de mens, bijv. na bestraling of in-vitroteelt. Men noemt dit somaklonale variatie.
Mycelium
Zwamvlok. Alle hyfendraden bij elkaar, noemt men mycelium.
Mycologie, Zwammenleer
Ontleend aan het Griekse woord mykos ( = schimmel of zwam) en `logos` De leer of studie van de zwammen.
Mycorrhizen, mycorriza
Schimmels die in symbiose leven op de wortels van diverse gewassen. O.a. bij Vaccinium corymbosum, Alnus glutinosa, Fagus, .. (Zie ook bij entaarde)
Naakt zaad
Zaad zonder laagje klei.
Naakte wortel (planten)
Planten zonder (pers)pot.
Naaktzadigen (taxon.)
(Gymnospermae) Planten gekenmerkt door zaadknoppen die open op de vruchtbladeren liggen.
Naald
Een smal, meestal taai blad bij naaldbomen. (Naaktzadige)
Naaldbomen (taxon.), Coniferae
Taxonomisch kan men deze onderverdelen in o.a. Taxusachtigen, Denachtigen (Abies, Picea, Larix, Pinus) en Cipresachtigen (Juniperus, Thuja).
nabloei
Bloemen welke veel later verschijnen dan de eerste bloemen aan een boom.
Nachtlengte
De lengte van de nacht. De nachtlengte speelt een rol bij de bloemknopaanleg.
Nachttemperatuur
In het algemeen moet deze temperatuur onder de dagtemperatuur blijven. Bij bepaalde teelten (o.a. paprika) houdt men gedurende een periode de nachttemperatuur bovende dagtemp.
Nakomelingen
De jonge plantjes van een moederplant bekomen door bijv. zaaien.
Napje
Een hard, bekervormig gedeelte van een vrucht, waarin het zaad zit. (Quercus)
Nateelt
Het gewas dat wordt geteeld nadat het belangrijkste gewas is geoogst.
Natuurbeheer
Het werk dat nodig is om de natuur in evenwicht te houden.
Natuurmest
Organisch materiaal van dierlijke oorsprong (vaak gemengd met stro), wordt stalmest genoemd.
Natzandtablet
Tablet met bevochtigd en eventueel bemest zand waarop planten in pot worden geplaatst.
NAZ, NAA
naphtylazijnzuur - groeihormoon (bewortelingshormoon)
Necrose
Afsterving of afgestorven weefsel na infectie door een schimmel of andere parasiet.
Nectar
Een zoete vloeistof afgescheiden door klieren (honingklieren of nectariën). Deze worden gewoonlijk in bloemen aangetroffen.
Nederlandse naam
Naam voor planten (Niet de Latijnse naam)
Nematicide, aaltjesdodend
Nematode- of aaltjes dodend middel. Een scheikundig product om aaltjes te doden.
Nematoden
Aaltjes, microscopisch kleine wormpjes. Men heeft bladaaltjes en ook wortelaaltjes (bodemaaltjes).
Nervatuur
Het geheel van de nerven of bladaders.
Neutrale pH
Een aanduiding voor grond, die noch zuur, noch basisch is. In de scheikunde een pH van 7. Voor plantenteelt een pH tussen 6 en 6,5 (7)
Nevelinstallatie
Een technische inrichting die water zeer fijn verdeelt (vernevelt). Vooral toegepast boven stekken.
Nevenknoppen of bijknoppen.
Bij- of nevenknoppen staan naast de zijknop.
Nevenwerking
Effect van een bestrijdingsmiddel of omzettingsprodukt daarvan naast het bedoelde.
NH3
ammoniak, verbinding van waterstof en stikstof
Niet-wintergroen
Aanduiding voor (vaste)planten welke in de winter hun blad verliezen.
Niet-winterhard
Een plant is niet-winterhard als ze zelfs lichte vorst niet overleeft.
Niet-zaadvaste planten
(Cultivars) De eigenschappen van de moederplanten blijven niet behouden bij het zaaien. Planten die niet hetzelfde blijven als ze via zaad worden vermeerderd.
Nitraat, NO3
Een stikstofmeststof die snel door de planten wordt opgenomen.
Nomenclatuur
Wetenschappelijke naamgeving, in dit geval van de houtige gewassen.
Noord-Hollandse snoei
Een speciale aangepaste snoeimethode voor intensieve plantsystemen (drierijensysteem) welke rond 1980 opgang vond.
Noord-Hollandse spil
Een harttak bekleed met lichte horizontale vruchttakken, bezet met kort vruchthout. Guy.DeKinderNOSPAM@advalvas.be
Noordpijl
De pijl op een tekening die de windrichting aangeeft. (Die het noorden aanwijst)
noot
een harde droge vrucht. Zie ook Fruit ABC
Noot: (plantk.)
Het vruchtvlees is verhard tot hout. Het beschermt het zaad.
nootje, nootvrucht
een kleine, droge, eenzadige vrucht of de pit van een vlezige vrucht
Normale langloten,
gewone twijgen. Normale langloten: (gewone- of houttwijg). Lengte 30-40 (60)cm. Guy.DeKinderNOSPAM@advalvas.be
Normale takken.
Deze is meerjarig en heeft een doorsnede van minstens 3 cm.
Normale vruchttwijg.
Is eenjarig. Lengte 20-30 (40)cm. (= middelmatige ontwikkeling). Bij de basis staan er 2-3 stippelogen en verder over zijn lengte flinke bladogen.
noten
Verzamelgroep van planten met droge vruchten. Tot deze groep behoren Corylus avellana (hazelnoten), Juglans regia (okkernoten- walnoten) en Prunus dulcis (amandelnoten). Noten zijn rijk aan eiwitten, onverzadigde vetten en aan de vitaminen B, E en foliumzuur. Voor meer informatie zie Fruit ABC - online fruitencyclopedie
NPK
Hoofdvoedingselementen welke de plant nodig heeft. N = (nitrogen) Stikstof, P = fosfor (phosphor), K = kalium (potas) Guy.DeKinderNOSPAM@advalvas.be
Nuttige insecten (Benefical-)
Niet-schadelijke insecten.
Oculatie, Schildgriffel
Veredelingsmethode (entmethode) waarbij de onderstam als een T wordt aangesneden.
Oculatiehout
Twijgen- scheuten welke men gebruikt om ogen uit te snijden bij het oculeren. Het moeten eenjarige scheuten zijn, die goed belicht zijn door de zon. Het middendeel is best.
Oculeren
Ook wel oogenten genoemd. Het bevestigen van een stukje bast met een knop (oog) aan een boom of op een onderstam, op een zodanige wijze dat ze met elkaar kunnen vergroeien.
Oculeren met schietend oog
Oculeert men in maart-april, dan loopt het oog in hetzelfde voorjaar uit. Men moet oculatiehout gebruiken dat in de winter (januari) verzameld werd.
Oerlaag, IJzerhoudende laag
Een ijzerhoudende laag, die op verschillende diepte in bepaalde typen zandbodems gevormd wordt.
Oeverplant(en)
Een plant, die een voortdurende vochtige of natte grond vereist en het beste groeit aan de rand van een vijver. (Habitat: `O`)
Oïdium, Echte meeldauw
Echte meeldauw. Belangrijkste schimmelziekte op druiven.
Oksel
De hoek tussen een bladsteel en een twijg, een twijg en een tak of een zijnerf en de hoofdnerf van een blad.
okselknop
de knop die in de bladoksel groeit
Okselstandig
Ingeplant in de oksel (Meestal de bladoksel)
Omenten
d.m.v. enten veranderen van ras- cv. Een op oudere bomen plaatst men een aantal enten.
Omhuld zaad
Gelijkmatig dun omhuld zaad, waarbij de vorm en de afmetingen van het zaad nagenoeg behouden blijven.
Omzetten
Dit is het terugsnoeien (terugkomen) tot op een lager gelegen tak of twijg.
Onder glas
In een kas of in een serre.
Onderafdeling, (subdivisio)
De 2de hoogste rangorde in het plantenrijk. Men kan de afdeling zaadplanten indelen in de onderafdelingen bedektzadigen en naaktzadigen.
Onderbeplanting
Laagblijvende planten die onder hoger planten groeien.
onderfamilie, subfamily
Onderfamilie. (subfamilia)
Ondergrond
1. De grond onder de bovenste laag grond. (Grondlaag onder de bouwvoor; dieper dan 30 cm) 2. De basis
Ondergronds
Alle organen van de plant, die onder de grond blijven.
Onderhoudssnoei
De gevormde bomen worden gesnoeid.
Onderklasse (subclassis)
Een verdere onderverdeling van de klasse (Taxonomische indeling)
Onderplanten
Groter planten omgeven door kleinere, die er tussenin komen te staan. Zie ook bodembedekkers.
Ondersnijmes
Werktuig met U-vormig mes voor het doorsnijden van wortels van houtige gewassen, die na een of meer jaren verplant moeten worden.
Onderstam , Onderlaag
Dit is het deel dat onder de entplaats zit.
Onderstammen (E)M-:
Afkorting van East-Malling in Engeland, waar een zeer vermaard proefstation is gelegen. Zie ook artikel `Gebruik van onderstammen in de fruitteelt`
Onderstammen (slapende ogen)
In de winter, volgend op het oculeren in augustus, worden de onderstammen gerooid en als `slapende ogen` geleverd.
Onderstandig vruchtbeginsel
Een vruchtbeginsel, dat zijdelings met andere bloemdelen (meestal de bloembodem) is vergroeid.
Onderwaterplanten
Zuurstofplanten. Ze worden soms ook `echte waterplanten` genoemd. Door het fotosyntheseproces brengen ze zuurstof in het water.
Ongeslachtelijk, vegetatief
Een manier van voortplanting. Niet door zaad, maar door een deel van de plant, bijvoorbeeld het blad, de stengel of de wortel.
Onkruid
In principe iedere plant, die uit zich zelf terecht is gekomen op een plaats waar men hem niet wenst. Men kan ze indelen in wortelonkruiden en zaadonkruiden.
Onkruid, onkruiden
In principe iedere plant, die uit zich zelf terecht is gekomen op een plaats waar men hem niet wenst. Men kan ze indelen in wortelonkruiden en zaadonkruiden. Weblink meer informatie
Onkruidbestrijding
Het kan nodig zijn van pas geplante bomen en struiken de eerste jaren te helpen, door het bestrijden van onkruid, teneinde wortelconcurrentie te voorkomen.
Onkruidborstel
Een werktuig met draaiende borstels om onkruid weg te halen.
Ontbladeringsmiddel
Een geformuleerde werkzame stof of mengsel van stoffen gebruikt om planten voortijdig te ontbladeren.
Ontbotten
Je dunt veel of alle bloemknoppen weg om plaatselijk of algemeen een sterkere groei te verkrijgen.
Ontsmetten, desinfecteren
Grond, planten of gereedschap heel goed schoonmaken met een chemisch middel. Om ziekten te doden.
Onverenigbaarheid
Onvoldoende of niet kunnen vergroeien van ent en onderstam.
Oog, knop
Een ander woord voor knop, vooral gebruikt voor knoppen waaruit, na snoei of enting een nieuwe scheut moet ontstaan. (oculus = oog)
oogenten
zie oculeren
Oogstek, Eenoogstek
Zomerstek of winterstek met slechts één oog- knop. Een stek van een stuk stengel met één oog erop.
Oogstlijn
Een lopende band waar je de geoogste producten op legt. De lopende band brengt ze naar een andere plaats waar ze worden verwerkt.
Oogstrijp
Klaar om te worden geoogst.
Oogsttijdstip
Het moment waarop wordt geoogst.
Oogstzekerheid
De fruitbomen moeten elk jaar dragen, om het bedrijfsinkomen van de fruitteler te verzekeren.
Op eigen wortel
Elke niet-geënte plant staat op eigen wortel, in tegenstelling tot een geënte, die op vreemde wortel staat.
Op schaal
Niet op ware grootte. Schaal 1: 100 wil zeggen, 1cm op de tekening is 100 cm in werkelijkheid.
Opbinden
Het omhoogbinden van twijgen of vruchttakken die te laag hangen. Slappe planten met een touwtje of een ringetje aan iets vastmaken, zodat ze niet omvallen.
Openbaar groen
Bomen en struiken in parken en plantsoenen waar iedereen in mag.
Openspringende zaaddozen
Het proces waarbij zaaddozen bij rijpheid openspringen.
Opkomen
Het moment waarop de gezaaide plantjes uit de grond komen.