Tuinbouwtaal

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884


jam [(d)zjem] (de; -s) 
gelei van met suiker tot moes gekookte vruchten

Jan Kale`bas (de (m)) 
onbeduidend persoon; 

jar`gon; -s (het) 
1 kromtaal, koeterwaals; 2 duistere vaktaal of andere kringtaal; minder juist voor bargoens

jas`mijn (de; -en) 
plantengeslacht (Jasmimum), behorende tot de familie van de Oleaceae

jas`mijnthee (de (m)) 
naar jasmijn geurende en smakende thee, soms met gedroogde jasmijnbloesems erin

je`neverbes (de; -sen) 
1. struikachtige boomsoort uit de cipresfamilie (Juniperus communis), in Nederland en België beschermd, jeneverstruik; 2. bes van de jeneverstruik, waaruit olie wordt bereid, gebruikt bij het aromatiseren van jenever

jelly [`dzjellie] (de (m)) 
gelei, dril

Jericho (het :),
Als Roos van Jericho worden er 3 verschillende plantensoorten verhandeld.  De 1ste en `echte Roos van Jericho` is Anastatica hierochuntica L. (Brassicaceae, kruisbloemigen).

jonquille [zjõ`kiej…] (de; -s) 
sterk geurende, veelbloemige gele narcis

joop (de; jopen) 
haagdoorn; haagappel; soort appel

Juk
Elk paar tegenoverstaande blaadjes van een geveerd blad.

Juksporen, Zygosporen
Generatieve vermeerdering via zygo- of juksporen. Juksporen werden in sporen (vrucht-) lichaampjes gevormd. Een spore ontstaat door versmelting van 2 gametangiën. Verm.: generatief Klas: lagere draad schimmels. Schimmel: Zygomyceten. (Zie Zygospore!)

jungle [`dzjung…l] (de (m)) 
Met bamboe, laag hout enz. begroeide vlakte in tropische landen, wildernis, rimboe, oerwoud; 

Junirui, Vruchtrui
Het te vroeg afvallen van de vruchten. Sommige appelrassen zijn hiervoor erg gevoelig. (vb. `James Grieve`). De vruchtrui kan veroorzaakt worden door te sterke groei (overdadige stikstofbemesting, te prikkelende wintersnoei, ..). Een slechte bestuiving wordt meestal gevolgd door een grote vruchtrui.

jut (de; -ten) 
kleine sappige peersoort

Juveniel, jeugdfase
Planten die een duidelijk afgegrensd vroeg ontwikkelingsstadium hebben; jong, onvolgroeid. De vorm van de hele (jeugdige) plant, of de bladvorm of een ander kenmerk verschilt van die van volwassen planten. De klimop (Hedera) vormt zowel juveniele klimmende stengels met handvormige bladeren, als volwassen niet-klimmende stengels met ovale of lancetvormige bladeren en bloemen. Op jonge bomen (jeugdfase- juveniele fase) heeft men de minste bloemknoppen. Deze bomen zijn beter geschikt om oculatiehout- enthout van te nemen. Vooral bij kersen is dit zeer belangrijk!

Kader, frame of gestel.
Dit frame ( bij een fruitboom) bestaat uit meerdere (2 tot 4) gesteltakken. Het gestel zit minstens 50 - 60 cm (kniehoogte) boven de grond.

Kalibreren, Calibreren
Het zaad van hetzelfde gewicht-grootte bij elkaar leggen.

kalium, potas, kali, K
Een van de hoofdelementen die de planten nodig hebben. Zorgt o.a. voor de stevigheid van de plant.

Kalk, Calcium
Een belangrijke chemische stof in de tuinbouw. Kalk kan gebruikt worden om zure grond te neutraliseren. Zie ook `Bekalken van gronden`

Kalkhatend, Kalkvliedend
Wordt gezegd van planten die in een zure bodem (een bodem met een lage pH) moeten groeien.

Kalkminnend
Wordt gezegd van planten die een kalkhoudende bodem (een bodem met een hoge pH) nodig hebben om goed te groeien.

Kalkresistentie (druiven)
De mate waarin de druivelaar of de onderstam ongevoelig is voor kalk in de bodem. Gevoelige soorten zijn onderhevig aan kalkchlorose.

kalkstikstof, cyanamide
Meststof, onkruidbestrijdingsmiddel en bodeminsecticide. (Calciumcyanamide)

kamerplanten
Planten die men in potten opkweekt voor gebruik in de huiskamer. Planten die in de huiskamer staan. Meestal zijn deze planten bestand tegen moeilijke groeiomstandigheden, vooral weinig licht, droge lucht, stof en vervuilde lucht. Aspidistra en Sansevieria zijn uitzonderlijk goed tegen zo`n vijandige omgeving opgewassen. Voor meer info zie weblinks nomenclatuur.

Kandelaberen
Alle hoofdtakken zwaar inkorten tot op 50 cm bovenaan, en tot op 1 meter onderaan van de basisstam, in dit dus zodanig in een pyramidale vorm naar boven toe.

Kattenruggen
Dit zijn te diep uitgebogen (doorgebogen) takken of twijgen. Hierop komen veel rugtwijgen

kern
een zaad binnen een harde schaal, of het eetbare deel van en noot

Kernhout
Binnen de hout-cilinder van de stam; verzorgt geen watertransport meer; doet enkel dienst als steunweefsel.

Kerven zaden,
Het beschadigen van de schaal van hardschalige zaden, zodat ze water kunnen opnemen om de kieming te versnellen.

Kerven, ringen
Het kerven gebeurt met een mes bij de bladknoppen. Je doorkerft een- tot tweemaal de schors, tot op het hout. Het resultaat is steeds plaatselijk beperkt.

Kiem
Aanleg voor een nieuwe plant, ingesloten in het rijpe zaad.

Kiemenergie
Het percentage zaden die na een bepaald aantal dagen (vb. 4 dagen) gekiemd is. De energie of kracht die in het zaad zit om te kunnen kiemen.

Kieming
Het eerste stadium in de ontwikkeling van een plant uit zaad. Het moment waarop het jonge plantje uit het zaad komt.

Kiemingsduur
De tijd die het zaad nodig heeft om te beginnen met groeien.

Kiemkracht
Het percentage zaden die in totaal kiemt, na een langere periode. (vb. na 10 dagen). Het percentage zaden dat binnen een bepaalde tijd kiemt. (Zie ook `kiemvermogen`)

Kiemrust
De rusttijd die het zaad nodig heeft voordat het kan kiemen.

Kiemschimmels
De schimmels die tijdens de kieming het zaad al aantasten.

Kiemsnelheid
De snelheid waarmee het zaad kiemt, nadat het is gezaaid.

Kiemvermogen
De levensduur van bewaarde zaden. (Sterk afhankelijk van de bewaarsomstandigheden). Zaden moeten koel, droog en luchtig opgeslagen worden.

kiemwortel
de in de kiem aanwezige wortel die na de ontkieming uitgroeit tot een wortelgestel

Klasse, (Classis) (Nomenclatuur)
Een belangrijke taxonomische groep, tussen orde en afdeling. Bij de planten heeft men de klasse tweezaadlobbigen en eenzaadlobbigen.

kleinfruit, houtig kleinfruit
De groep van bessendragende heesters: aalbessen-trosbessen, kruisbessen, frambozen, bramen, taybessen... Vooral kleine tuinen zijn heel geschikt voor de teelt van houtig kleinfruit. Zelfs in potten kunnen een aantal zachtfruitsoorten goed groeien. Om teleurstellingen te voorkomen kies je  best rassen uit die weinig vatbaar zijn voor schimmels. Voor meer teeltinfo zie Fruit ABC en fruitboek

Kliefbeitel, Entbeitel
Soort mes gebruikt om de onderstam te splijten als voorbereiding op het enten d.m.v. de spleetgriffel.

Kliksnoei
Bij het perenras `Conference` wordt de eenjarige verlengenis van de gesteltakken en harttak op 1 cm ingeknipt.

Klimaatscomputer
Procescomputer voor het klimaat te regelen in kassen en andere besloten ruimten.

Klonenselectie
Bij één en hetzelfde ras gaat men op zoek naar een plant met betere eigenschappen, die men dan verder zal kweken. O.a. bij Prunus domestica `Altesse Simple` (kwetspruimen) zoekt men naar betere klonenselecties die opvallen door hun productiviteit, smaak en zwakke groei. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Kloon 
Een organisme waarvan de nakomelingen, door de wijze waarop het organisme is vermenigvuldigd (vegetatief) dezelfde genetische eigenschappen bezitten als het organisme zelf. 

Kluitplant
Veelal wordt door boomkwekers het plantsoen met kluit geleverd. De wortels worden met de omringende grond verpakt en bijeengehouden met bijvoorbeeld jute. O.a. Vaccinium corymbosum (blauwe bosbes) kan beter als kluitplant geplant worden. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Knipboom
Het is een tweejarige boom, waarbij alle twijgen ontstaan uit het bovenste oog van de 1-jarige boom in de kwekerij. Wordt o.a. bij Malus domestica (appelbomen) toegepast.

Knol
Reserveorgaan bestaande uit een gezwollen stengel, zoals bij Crocus, of wortel zoals bij Dahlia. Dik, vlezig, gewoonlijk onderaardse deel van stengel of wortel.

Knoop
Het meestal iets verdikte gedeelte van de stengel, waar bladeren, knoppen en zijtakken ontspringen. De plaats aan de stengel, waar de bladeren zijn ingeplant. (EN.: node)

Knop, Oog
Een dichtopeengedrongen spruit, gewoonlijk beschermd door dicht over elkaar liggende schubben.

knopval
Het laten vallen van de bloemknoppen

Knotten
Het regelmatig terugsnoeien van bomen en struiken tot een vast punt boven de grond. Zo ontstaat een kroon met een beperkte omvang.

Kolomboom
Bomen met een afwijkende groei; groeien haast niet in de breedte en hebben een geremde groei in de hoogte.

Koolhydraten, sacchariden
Organische verbindingen met als algemene formule C (H O), overwegend van plantaardige oorsprong, gevormd bij de fotosynthese.

Koolzuurgas, Kooldioxide
Verbinding van koolstof met zuurstof. CO2 . Een bestanddeel van de lucht dat de planten nodig hebben om te groeien.

Kop van de boom
De kop is het bovenste deel van de boom.

Kopstek
Stek van een stuk stengel met bladeren. Komt van de kop van de moederplant.

Korrelstructuur v.d. grond
Bij korrelstructuur heeft men geen samenhang tussen de korrels. De ruimte tussen de korrels is groter, naarmate de korrel groter is. (vb. zandgrond met weinig of geen humus)

Korte snoei
Je snoeit (wintersnoei) veel in het hout (vruchthout-en gesteltakken) om zo een betere vruchtmaat te krijgen en om de groei te prikkelen.

Kortedagplanten, K.D.
Bloemaanleg bij minder dan 12 (14) uren licht. (Of als de nachten langer worden). Planten die bloeien bij minder dan 8 of 12 uur licht per dag.

Kortloten
Dit zijn korte twijgen welke: wel (meestal) of niet gebot zijn, of gekroond zijn .

Koudebehandeling
Behandeling van zaden of planten om kieming of bloei te bekomen. Ook nuttig om tweejarige planten het eerste jaar te laten bloemen. Blauwe bessenstruiken, rode bessenstruiken en fruitbomen moeten voldoende koude gekregen hebben om te kunnen bloemen. Meer info

Koudekiemers
Zaden die alleen (regelmatig) kiemen, wanneer ze voldoende koude hebben gekregen.

Krenten, knippen (druiven)
Zodra de besjes de grootte van een erwt bereikt hebben, worden de kleine en slecht geplaatste bessen met een knipschaar weggeknipt zodat de overblijvende beter kunnen dikken.

Krijten, afkrijten
Het wit maken van de kas, zodat er minder zonlicht binnenkomt.

kringloopcyclus
De cyclus die planten doorlopen: groeien, afsterven en verteren in de grond.

Kroon, kruin (boom)
Alle takken van een boom tezamen noemt men de kroon of kruin.

Kroonbreuk
Een situatie waarbij, meestal als gevolg van harde wind, zware takken in de kroon doormidden breken of van de stam afscheuren.

Kroongriffel, (Kroonenting)
Een entmethode, vooral gebruikt voor het omenten. geplaatst. De beste periode voor de kroongriffel is april-mei.

Kroonsnede, Rozetknip, 
(syn. Wase Knip) Terugknippen tot op 1-2 cm van het eenjarige hout. De slapende ogen aan de basis lopen minder sterk uit.

Kruidachtig
Een kruidachtige plant is een plant die geen blijvende houtige stengel vormt. Eenjarige, tweejarige of vaste planten, die in de winter tot de grond toe afsterven.

Kruiden: Aromatische -
Geurende kruiden. Nuttige weblinks

kruiden: Geneeskrachtige-
Medicinale kruiden. Kruiden die een geneeskrachtige werking kunnen hebben.

kruiden: keuken-
Kruiden welke bijzonder geschikt zijn voor gebruik in de keuken. (Peterselie, kervel, bieslook, …) Zie ook Groente- en Fruit Encyclopedie

kruidenboek, herbarium
Een boek over kruiden. Een verzameling van gedroogde kruiden.

Kruimelstructuur
Structuur van de bodem, waarbij de brokjes humus en zandkorrels elkaar afwisselen. Ertussen bevinden zich kleine ruimten met lucht.

Kruipend
Wordt gezegd van een stengel die op de grond ligt en op de knopen wortelt.

Kruisbes, Stekelbes
Ribes uva-crispa. Familie Grossulariaceae. Een houtige kleinfruitsoort. Oudere rassen zijn meestal heel vatbaar voor de gevreesde schimmelziekte Amerikaanse Kruisbessenmeeldauw. Er bestaan ook een aantal rassen die niet of nauwelijks vatbaar zijn voor deze schimmelziekte.

Kruisbestuiving
Bestuiving door een ander ras. Bestuiving door de wind of door insecten van de ene bloeiende plant op de andere. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

kruisen
het aanbrengen van stuifmeel van een bloem van de ene plant op de stamper van een bloem van de andere plant

kruising
Hybride. Een plant verkregen door kruising van bijvoorbeeld twee verschillende varieteiten, ondersoorten, soorten of, bij uitzondering, geslachten.

Krukstek
Een winterstek welke onderaan een groot stuk meerjarig hout heeft (4 cm).  guy.dekindernospamplease@bigfoot.com

Kuipplanten
Planten die in pot, bak of kuip zijn geplant, daar ze in de winter niet buiten kunnen blijven staan, omdat ze niet winterhard zijn. Ook oranjerieplanten genoemd. Asimina triloba (Pawpaw), Ficus carica (vijg), Vitis vinifera (druif) en Vaccinium corymbosum (blauwe bosbes) kunnen best als kuipplant geplant worden. De hergroei verloopt als kuipplant meestal beter. 

kunstmatige bestuiving
Met de hand (penseel) bestuiven.  Dit kan nodig zijn bij de Asimina triloba (Pawpaw) om vruchten te bekomen. Meer info: zie Fruit ABC en fruitboek

Kunstmeststoffen, Kunstmest
Anorganische meststoffen. Scheikundige meststof. Dit zijn zouten of mineralen, hetzij van natuurlijke oorsprong, hetzij een product of bijproduct van de industrie.

Kunstsnoeien (vormsnoeien)
Aloud gebruik om bomen en heesters in kunstige vormen te knippen. Dit kunnen geometerische vormen zijn, bijv. bollen, maar ook vogels en andere dieren.

Kunstzaad, vegetatief zaad
Vegetatief zaad. Zaad gevormd uit een willekeurige plantencel. De hele generatieve fase van bloem, stuifmeel, stamper, bevruchting en zaadvorming wordt overgeslagen.

kuratieve bestrijding
(eradicant). Een product dat de ziekte stopt na infectie.

Kwekersrecht
Aan een bepaald ras is er een kwekersrecht verleend en het ras is ingeschreven in het Nederl. Rassenregister. Nederlandse Raad voor het kwekersrecht: www.kwekersrecht.nl  Sommige rassen hebben een Europees kwekersrecht: www.cpvo.fr 

Laagstam
Meestal zal men deze bomen op een hoogte van 5 tot 10 cm boven de grond veredelen.

Laagveen
Een grondsoort ontstaan achter de duinen. Zie ook veengrond.  guy.dekinder@bigfoot.com

Lagere planten
Planten die geen bloemen kunnen vormen. Zij planten zich voort met sporen of door celdeling.

Lagere zwammen.
Hieronder verstaat men meestal de zwammen die microscopisch klein zijn.

Lange snoei
Je snoeit veel selectiever en beperkter. De verlengenis wordt niet ingeknipt. Afgedragen hout wordt helemaal verwijderd.

Langedag planten, L.D.
Bloemaanleg bij meer dan 12-14 uur licht. (Een plant die bloeit bij meer dan 14 u licht per dag)

Langloten
Uit krachtige eindogen ontstane loten met een steeds toenemende lengtegroei. Men onderscheidt hierin: o.a. normale langloten of gewone houttwijgen.

Langzaam werkende mest
Een meststof die over een langere periode langzaam de werkende bestanddelen afgeeft.