Tuinbouwtaal
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884
Opkronen
De kroon van een boom bijsnoeien, zodat deze zich sierlijk ontwikkelt.
Opkuilen, Inlegeren
Het tijdelijk planten van bomen na het rooien in de kwekerij en voor het definitief planten in de aanplanting. Planten voor een korte tijd in de grond zetten.
Opkweken
Het in een kas of binnenshuis verzorgen van jonge planten, voordat deze buiten worden uitgeplant.
Opneembaar
In water opgeloste stoffen zijn opneembaar als plantenwortels het kunnen opzuigen.
Oppervlakkig
Niet diep. Bijvoorbeeld de grond oppervlakkig- ondiep bewerken.
Oppervlaktewater
Het water in sloten, grachten, kanalen, meren, ..
Oppotmachine
Een machine om jonge planten in pot te zetten.
Oppotten
Oppotten is het plaatsen van plant en grond in een pot of iets dergelijks, waarin hij tijdelijk of permanent gekweekt zal worden. Jonge planten in ene pot zetten.
Opschieten, doorschieten
Eenjarige groenten en bloemen die vlug overgaan naar het bloei.
Opschikken
Een gedeelte van de wortels en bladeren inkorten voor de planting.
Opslaan, opslag
Het spontaan uitspruiten van jonge scheuten uit de wortels of stamvoet, soms ook na terugsnoeien of afhakken.
Opslag
1. Jonge planten die niet door de mens zijn gezaaid of geplant. 2. Het bewaren van spullen.
Opslag of wildopslag (fruitt.)
1. De onderstam kan soms scheuten vormen onder de entplaats. Er zijn 3 soorten: onderstamscheuten, onderstambasisscheuten en wortelscheuten.
Opslaggevoelig
Planten welke gemakkelijk wortelopslag geven.
Opsleunen, Opsnoeien
De onderste zijtakken verwijderen. Bijvoorbeeld bij een onderstam, welke men wil oculeren.
Opwas
Dit is het gedeelte van de onderstam boven de oculatie of ent.
Orde (Ordo)
Een taxonomische groepering van nauwverwante families.
Organic, biologisch
Tuinieren zonder gebruik van scheikundige producten. (Meststoffen- pesticiden)
Organische bestanddelen
Alle levende en dode planten en dieren in de grond.
Organische mest
Een meststof die komt van resten van planten en- of dieren.
Organische stofgehalte
Het percentage blijvende humus in de grond.
Osmose
Uitwisseling van twee oplossingen met een verschillende concentratie, door een halfdoorlatende wand. Dit proces speelt zich o.a. in de plantenwortels af.
Overbemesten, bijbemesting
Geen bemesting voor het planten of voor het zaaien. Na het planten (of zaaien) wordt af en toe een kleine bijbemesting gegeven (Meestal met scheikundige meststoffen)
Overblijvende plant
Iedere plant, die een onbepaalde tijd blijft leven. Meestal gebruikt voor niet-houtige planten.
Ovicide, Eidodend middel
Een eidodend middel. Bijv. vruchtboomcarbolineum; het doodt bladluiseitjes.
Pallet
Een houten laadbord om goederen op te stapelen die verplaatst moeten worden. Sommige pallets zijn gemaakt van kunststof.
Palletkist
Een kist met pallet als bodem.
Palmet
Een leiboom met een verticale hoofdtak en één of meer paar tegenover elkaar staande horizontale takken, gesteltakken genoemd, op onderlinge afstanden van 30-40 cm.
PAR-straling
Het zichtbare licht komt bijna overeen met de PAR (photosynthetic active radiation), het deel dat gebruikt wordt door de plant voor de fotosynthese (400- 700 nm).
Paradijsappel
Een zwakgroeiende appelonderstam; `Gele Metzer Paradijs` is `M9`
Parallelnervig blad
Kromnervig. Met een groot aantal nerven, die min of meer evenwijdig lopen.
parasiet
Een organisme dat in of op een ander organisme leeft en er voedingsstoffen aan onttrekt zonder zijn gastheer daarvoor iets terug te geven,
Pareltjes (bij druivelaar)
Op de vruchtscheuten en de bladeren komen kleine (1 mm doorsnee), wit-doorschijnende pareltjes voor.
Parthenocarpie
De groei van vruchten zonder dat er sprake is geweest van bevruchting. Bijvoorbeeld bij komkommer.
Pathogeen, Ziekteverwekker
Ziekteverwekkende micro-organismen.
Penetrometer, drukmeter
Een toestel om de hardheid van het vruchtvlees (fruit) te meten.
Penwortel
De forse, verticaal omlaag groeiende, diep reikende wortel, die zich uit het kiemworteltje ontwikkelt en de boom stevig in de bodem verankert. (Paalwortel)
Pergola
Open bouwsel van steen, metaal en- of latwerk, bestemd om er klim- en leiplanten langs te laten groeien.
Perk
Een stukje tuin met bloeiende planten.
Perken
Vlakken in de tuin, die met gelijksoortige sierplanten of bloemen zijn beplant. Meestal hebben deze perken strakke, geometrische vormen (vierkanten, rechthoeken, cirkels, ..)
Perkgoed, (perkplanten)
Eén-, twee- of meerjarige planten voor perken, borders en bloembakken.
Perkplant
Eenjarige, tweejarige of overblijvende plant. Wordt gebruikt voor tijdelijke tuinversiering, veelal in perken.
Perlite, perliet
Kleine korrels van een vulkanische gesteente, welke verhit werd. Ze zijn zeer poreus en luchtig. Ze worden in potgronden vermengd.
Perskluitplant
Kluitplant die in samengeperste grond of ander bewortelingsmeium is opgekweekt.
Persoonlijk beschermingsmiddel
Werkkledij die je draagt om ongelukken te voorkomen. Ook beschermende kleding.
perspot
Een kluitje dicht op elkaar gedrukte grond waar een jong plantje in gezet kan worden.
Pesticide
Chemisch middel dat ziekten en insecten bestrijdt.
pH - waarde
De pH - waarde is een waarde voor de mate waarin een oplossing zuur danwel alkalisch is.
pH, Zuurtegraad
Zie zuurgraad. De negatieve logaritme van de concentratie van waterstofionen in een oplossing. Een aanduiding voor zuurgraad. Geeft de concentratie H-ionen aan.
Pijlvormig
Vorm van een blad met aan de voet twee achterwaarts gerichte, spitse lobben.
Pikeren, Verspenen
Zie verspenen. Het verspenen of verplanten en wijder zetten van jonge, pas uit zaad opgekomen of pas gestekte planten.
Pillenzaad
Precisiezaad dat door ene stof is omgeven, waardoor bolletjes van gelijke grootte zijn gevormd.
Pilleren
Het helemaal bedekken van kleine zaden met klei, zodat ze gemakkelijker met een machine kunnen worden gezaaid.
Pilzaden
Kleine zaden die een omhulsel hebben gekregen om ze makkelijker op de juiste afstand te kunnen zaaien.
Piramidale vorm
Dit is een boom die onderaan breed uitgegroeid is en die in de top smal blijft.
Piramide
Leivorm voor een fruitboom waarbij elke laag takken bestaat uit kortere takken dan de laag eronder.
Pitfruit, appelachtigen
Tot de onderfamilie Pomoideae, Maloideae of appelachtigen behoren o.a. appel, peer, kwee, mispel, meidoorn, krentenboompje, meidoorn en appelbes. Zie ook Fruit ABC
Pitvrucht
Stevige, vlezige vrucht waarbij het zaad in een klokhuis in het midden zit, zoals bij Malus en Pyrus.
Plant
In het algemeen een levend organisme dat door fotosynthese in staat is uit anorganische stoffen organische op te bouwen. (v. Lat. planta = stek, ent)
Plantafstand
De (nodige) afstand tussen planten (bomen en struiken) van een soort. De ruimte die je open moet houden tussen twee of meer planten als je ze in de grond zet.
Plantdichtheid
Hoe dicht planten bij elkaar mogen geplant worden. (Minimaal en maximaal aantal planten per m²). In kleinere tuinen zal men het maximale aantal per m² planten.
Plantdiepte
De diepte van de kuil waarin je de plant, boom of heester zet.
Planten (werk)
Het in de grond brengen van meestal jonge planten (bomen of struiken). Bij het aanbrengen van grond kan men de plant hierbij af en toe wat op en neer bewegen, opdat de grond goed tussen de wortels zou zakken. De grond vervolgens goed aandrukken rondom de plant. Bij het planten van fruitbomen moet de entplaats boven de grond blijven zitten. Voor het planten van fruitbomen, droge vruchten, druiven en houtig kleinfruit zie online `Fruit ABC` Zie ook artikel `nazorgen bij het planten`
Plantenbescherming
Plantenbescherming omvat maatregelen ter bescherming van cultuurplanten (land- en bosbouw, tuinbouw) tegen ziekten en ongedierte.
Plantenhormonen
Groei- en remstoffen, die in bepaalde plantendelen gevormd worden en meestal elders in de plant hun effect hebben.
Plantenjargon, -lexicon
Jargon: 1. Voor oningewijden moeilijk verstaanbare taal. Voor oningewijden moeilijk verstaanbare taal i.v.m. planten.
Plantenkwekerij
Een bedrijf dat jonge planten aan andere kwekers verkoopt die ze verder opkweken.
Plantennaam (Botanische -)
Met een plantennaam wordt een plant met een bepaalde identiteit, met bepaalde eigenschappen aangeduid. Bovendien zegt een naam iets over de verwantschap met andere planten. Zie weblinks nomenclatuur en plantendatabases
Plantennaamgeving (cv)
Het geven van een juiste naam aan een plant. Hiervoor zijn er een aantal regels, die in de cultuurplantencode beschreven staan. Zie weblinks nomenclatuur
Plantenrijk: (taxonomisch)
Taxonomisch overzicht: afdeling, onderafdeling, klasse, onderklasse, orde, onderorde, familie, onderfamilie, stam, onderstam, geslacht, soortaanduiding, ondersoort, variëteit,
Plantentaxonomie
De wetenschap die zich bezig houdt met de naamgeving, indeling en beschrijving van planten. De basis voor de huidige botanische naamgeving komt van Linnaeus. Zie ook weblinks nomenclatuur
Plantenteelt
De plantenteellt probeert de genetisch bepaalde eigenschappen van de cultuurplanten voor het welzijn van de mensheid verder te verbeteren.
Plantenvoeding
Plantenvoeding bestaat uit ionenverbindingen (zouten), die voor de autotrofe planten als voeding dienen.
Plantenziekten
Verschillende organismen kunnen een plantenziekte veroorzaken. Gewoonlijk wordt een aantasting van schimmels, bacteriën en virussen een ziekte genoemd. Meer informatie nodig? Zie weblinks plantenziekten en plagen
Plantregel, plantlijn
Een lijn waarlangs je de planten in de grond zet.
Plantsoen
Het (van de boomkweker- tuincenter) afkomstige plantgoed. Veelal met kluit geleverd.
Plantspiegel
De ruimte rondom de voet van de boom of struik.
Plantverband
De wijze waarop de planten (bomen en struiken) onderling t.o.v. elkaar staan. Ze kunnen in rijen staan of in groepen.
Plukemmer
Een emmer met aan het lichaam aangepaste vorm. De emmer hangt voor de buik van de plukker- plukster. De plukemmer hangt met banden aan de schouders.
Plukslede
Een tafeltje met sleepoten, waarop een kist staat, waarin de vruchten worden geplukt.
Plukwagen (tje), plukslede
Handwagen- slede met kist- mand waarin direct wordt geplukt.
Pomologie, ooftkunde
De studie van de diverse vruchtenteelten. De leer van het fruit en de fruitsoorten. (Griekse Godin Pomona)
Poot: (lange- of korte-)
Een poot is het ondergrondse deel van de onderstam.
Pootgoed
Plantmateriaal dat je in de grond zet. (Bijv. jonge plantjes om uit te planten). Planten in perspot of met naakte wortel.
Pootstok, Planthout.
Een stokje met een stompe punt, gewoonlijk van hout, gebruikt om gaten in de grond te maken, bij het uitplanten van zaailingen.
potjeslatijn, keukenlatijn
Oorspronkelijk Latijn dat op apothekerspotjes te vinden is. Figuurlijk is dit slecht Latijn gaan betekenen.
Potplant
In een pot gekweekte plant.
Potpourri
Droog of vochtig mengsel van kruiden, bloemblaadjes, specerijen en fixatief; bedoeld als lang werkzame bron van aangename geur.
Potten
Een meestal ronde container om planten in te telen, met een bodem die voorzien is van een of meerdere afvoergaten. Meestal gemaakt in klei of in plastic, maar er bestaan ook turf-, papier- en rijstvezelpotten. Voor meer teeltinformatie van groenten en fruit in pot: zie Groente & Fruit Encyclopedie
ppm, parts par million
Parts per million. Delen per milioen. (1-1.000.000 )
Precisiezaad
Zaden die een aantal bewerkingen hebben ondergaan, waardoor het beter met een precisiezaaimachine kan uitgezaaid worden. Het zaad is gezeefd of gekalibreerd.
Precisiezaaimachine
Een machine die de zaden één voor één in de grond legt met een regelmatige afstand daartussen.
preventief (fungicide)
Het voorkomen van bijvoorbeeld een schimmelziekte. Voorbehoedend. Nuttige weblink: preventie van ziekten en plagen
Prieelbomen
Lage treurbomen. De hangende takken worden op een hoogstam geënt. De stam wordt nog nauwelijks hoger. Volwassen prieelbomen zien eruit als een groene fontein.
Pruimenboom
Zeer gemakkelijke steenfruitsoort. Wetenschappelijke naam Prunus domestica. De meeste pruimenrassen hebben kruisbestuiving nodig. (Stuifmeel van een ander gelijkbloeiend ras). Meer info zie fruit ABC
Psychrometer
Uit een droge en natte thermometer bestaand apparaat voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid.
quadrangulat.a, -us, -um
Met vier hoeken. Vierhoekig of vierkantig.
quadricolor
Vierkleurig
quadriflorius, -a, -um
Met vier bladen
quadripetalus, -a, -um
Met vier kroonbladen