Toneelwoordenboek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Kunst, muziek en cultuur > Toneel
Datum & Land: 04/01/2010, NL
Woorden: 659


ensceneren
(=) mise-en-scène

engelenbak
vroeger de hoogste en goedkoopste zitplaats.

en ronde
publiek zit rondom het speelvlak

Epische structuur
In de 20e eeuw is naast de aristotelische structuur ook de open structuur van het episch drama gekomen. Het "epische" betekent dat het toneel verhalender wordt. De Duitse toneelschrijver Bertolt Brecht (1898-1956) is de theatermaker geweest die ieder meebeleven wilde voorkomen omdat volgens hem het gesloten systeem zou hinderen goed na te...

epiloog
naspel, afsluiting. In een Grieks treurspel de slotrede. Vaak gebruikt om een samenvatting te geven van wat je gezien en gehoord hebt.

extemporeren
(=) schmieren

farce
(=) klucht, dolkomische vertoning

festival
feestelijk veel verschillende voorstellingen achter elkaar.

figurant
iemand die mee mag spelen maar niets hoeft te zeggen.

fits
een scharnier om 2 vakken mee aan elkaar te maken door middel van een krommer

fond
achterdoek

fries
een smalle lange lap dat boven het toneel hangt, zodat het publiek in de zaal niet alle buizen en lampen boven het toneel zien hangen.

fresnel
theaterlamp, heeft als voordeel een egale lichtverdeling van de bundel, vooral wanneer er meerdere spots nodig zijn om één vlak uit te lichten.

freeze
stokstijf staan, alsof je bevroren bent.

fysiek spel
Het in houding, beweging en gebaar omzetten van een rol of een begrip. Men loopt en beweegt als de rol en gaat dus niet zomaar wat staan praten, maar geeft er middels het eigen lijf vorm aan.

garderobe
bewaarplaats voor jassen, tassen enz. (=)vestiaire

gaasdoek
is een doek met mazen in verschillende grote en kleuren, de meest gebruikt kleuren zijn wit, zwart en grijs. Het publiek ziet je niet als het licht vanuit de zaal erop schijnt. Met tule of gaasdoek kun je leuke effecten of sferen creëren.

Gesticuleren
gebaren maken.

genre
type toneelstuk, bijv. komedie, klucht, tragedie, commedia dell'arte, enz.

generale repetitie
de laatste repetitie voor de première

gobo
een dun stukje lood, waarin bijv. een hartje uitgesneden is en gestopt in de gleuven van een schijnwerper.

grimeren
iemands gezicht beschilderen. (=schminken) Zie ook: grime.nl

grimeur
degene die grimeert.

grid
stelsel van buizen tegen het plafond, waaraan licht, decor of doeken zijn bevestigd.

hals-und-beinbruch
(=) toi toi toi, merde en break a leg. Succeswens

halen
uitroep die betrekking heeft op het doek. "Gordijn open!"

horizondoek
een rechthoekig hangend doek, meestal lichtblauw. Hangt meestal aan de achterzijde van het podium en wordt gebruikt om diepte te creëren. Op een horizondoek kan men leuke projecties maken met licht en gobo's.

horizonbak
een spot zonder lens die ontworpen is om een horizondoek zo egaal mogelijk aan te lichten.

hoofdrol
De speler waar het verhaal omdraait.

ijsberen
heen en weer lopen van het kast naar de muur en van de muur naar het kastje. Als je, je bijvoorbeeld wil concentreren voordat je opkomt kun je gaan ijsberen.

improvisatie
gaan spelen zonder van te voren wat af te spreken. (Zie ook Theatersportoefeningen)

impresario
iemand die theatervoorstellingen verkoopt aan theaters.

imitatie
nadoen van een persoon

intrige
het verhaal, de voornaamste gebeurtenissen in een verhaal, film, toneelstuk; verwikkeling, plot.

interlude, interludium
een kort tussenspel (intermedium) tussen de delen van een toneelstuk of tijdens de pauze van een banket of hoffeest. In historisch opzicht volgden de interludes op de moraliteiten. (Lat. interludere: spelen tussen)

interactie
de manier waarop je omgaat, beïnvloedt, reageert op je medespeler - publiek.

inspiciënt
iemand die zorgt voor alle spullen op het toneel.

inspelen
al spelend de slag, de juiste toon te pakken krijgen. Na een aantal (proef)voorstellingen moet een stuk 'ingespeeld' zijn.

innerlijke regie
Het interpreteren van het stuk. Ieder (toneel)stuk telt een of meer thema´s, en het is de taak van de regisseur tot een eigen visie te komen, die aan de thematiek de grootst mogelijke zeggingskracht verleent. De visie van de regisseur is bepalend voor alle elementen van de voorstelling (spel, decor, geluid, belichting, kostumering, enz.) en f...

ingénue
een jonge actrice, die lief en onschuldig kan overkomen.

italiaantje
tekstrepetitie door alle teksten zonder pauze, intonatie en schijnbaar zonder er verder bij te hoeven nadenken op te zeggen

jardin
de rechterkant van het podium, gezien vanuit de zaal

jeugdtoneel
toneel voor de jeugd, Bij 't Speeltoneel te Pijnacker vanaf 9 jaar. (Helaas wordt er gewerkt met wachtlijsten, dus..)

jeugdtheater
theater voor iedereen vanaf ongeveer vier jaar.

jeune premier
jonge mannelijke hoofdrol

kamertoneel
salon fermé. Ontstond in de 19e eeuw door het toneel geheel af te sluiten met drie wanden en een plafond.

kijkkasttoneel
zie lijsttoneel

kleurfilter
gekleurd stuk glas of plastic dat voor de lens van een schijnwerper gezet kan worden om de kleur van het licht te veranderen.

klassiek
de Griekse of Romeinse Oudheid betreffend.

kluiten
(=kloten) zware metalen blokken met een gleuf erin. Ze worden gebruikt om het decor op zijn plaats te houden. (Een contra gewicht voor de trekkenwand)

kluitenwagen
waar je de kluiten in stopt als contra gewicht voor de trek

klucht
toneelgenre bedoeld om leuk te zijn. Meestal persoonsverwisselingen, verwarringen en vele problemen die gedurende het stuk toenemen. Loopt positief af. Al in Griekenland bekend en populair (Aristophanes, ca. 445-ca. 385 v.C.). De Romeinen vonden, behalve in een eigen kluchttraditie, de zgn. Atellaanse klucht, afkomstig uit het stadje Atella in Camp...

kloten
(=) zware metalen blokken met een gleuf erin. Ze worden gebruikt om het decor op zijn plaats te houden. (Contragewicht voor de trekkenwand

knikkende knieën
wiebelende knieschijven bij plankenkoorts, niet te zien bij het publiek

komedie
toneelgenre: realistischer vorm van de klucht. Het verhaal over echte mensen die geconfronteerd worden met een probleem en daardoor een karakterontwikkeling doormaken. Loopt meestal positief af.

kostuum
pak.

krommer
een soort schanierpen om decors mee te monteren

lijsttoneel
podium hoger dan de eerste rijen in de zaal en en zit een lijst van muren omheen, zodat het toneel eruit ziet als een schilderij. 't Speeltoneel speelt in le Carillon te Pijnacker, een soort van lijsttoneel.

lichttafel
een apparaat dat speciaal is ontworpen voor het bedienen van de theaterlampen tijdens een theatervoorstelling

lichtplan
een uitgewerkt plan waarop staat aangegeven waar welke schijnwerpers moeten hangen en wanneer ze aan of uit moeten.

Lichaamstaal
communicatie door middel van lichaamshouding en-of gezichtsuitdrukking.

loge
in ouderwetse theaters afgescheiden groepje stoelen met eigen ingang.

locatie
de plek waar het toneelstuk gespeeld wordt. Dit hoeft niet het theater te zijn, kan ook een fabriekshal, winkelcentrum, dorpsplein, zwembad, oude kerk, enz. zijn. Voorbeeld van een theatergroep die gebruik maakt van locatietoneel is "Dogtroep"

massaregie
de vorm van regie met veel figuren. In stukken met veel figuren (zwijgende rollen), bijvoorbeeld opstandig volk, ontwerpt de regisseur een passend bewegingspatroon.

masque
maskerade of maskerspel is een toneel-, muziek- en dansspektakel dat hoofdzakelijk in de 16de en 17de eeuw in aristocratische kringen populair was.

masker
attribuut voor een acteur om zijn ware gezicht te verbergen.

maquette
een klein houten of kartonnen model van wat het decor moet worden.

manteau
lijst, zie lijsttoneel

matinee
middagvoorstelling

merde
Frans voor poep. In Vlaanderen gebruiken ze dat op dezelfde manier als toi-toi in Nederland.

melodrama
toneelgenre; bijzonder treurig verhaal dat soms triest, soms hoopvol eindigt. "Het leven is een groot tranendal."

mise-en-scène
alle afspraken over de manier waarop de toneelspelers zich tijdens een voorstelling op het toneel bewegen; het zichtbare gedeelte van de regie.

mirakelspel
een middeleeuwse vorm van toneel die voortkwam uit het liturgisch drama. De mirakelspelen draaiden vooral om de verbeelding van heiligenlevens. Maria en andere heiligen speelden daarom een hoofdrol in de ontknoping In het Nederlands is Mariken van Nieumeghen (uit het begin van de 16e eeuw) het bekendste voorbeeld.

mimus
(Gr. mimos: toneelspeler) Een van oorsprong Grieks toneelgenre (5e eeuw v.C.) dat in Rome al vroeg populair werd. Het dagelijks leven stond erin centraal. Het succes ervan berustte vooral op de obscene inhoud. De voorvallen werden voornamelijk door gebaren (pantomime) uitgebeeld. Herodas (ca. 3000-ca. 250 v.C.) gaf deze kluchten een literaire vorm....

mimiek
gezichtsuitdrukking, maar ook gebarentaal.

mimespeler
iemand die het gebarenspel beoefent = mimicus, pantomimespeler

mime
toneelgenre; gebarenspel zonder woorden, gebaar om gedachten, emoties e.d. uit te drukken. mimelariseren lijkt op mime, maar te klein, onecht. (bijv. telefoneren met duim en pink aan oor als hoorn)

Moraliteit
de benaming voor een middeleeuws toneelspel uitgevoerd in de volkstaal. Kenmerkend voor de moraliteit is het optreden van allegorische personages, die de verpersoonlijking zijn van (on)deugden, en een didactische strekking, d.w.z. met het doel een morele les te leren.

monoloog
een gesprek met jezelf. Hardop.

muziektheater
theaterproducties met muziek, vaak musicals

mysteriespel
behoort tot de vroegste vormen van toneel in Europa Het spel ontstond in de kerk uit een vorm van aanschouwelijk onderwijs, waarbij geestelijken een gebeurtenis uit de bijbel verbeeldden via dialoog en beurtzang

nagalm
echo die soms hinderlijk kan zijn in een theater, maar ook soms kunstmatig gemaakt wordt voor bijzondere effecten.

nooduitgang
elk theater heeft extra uitgangen die alleen gebruikt mogen worden bij brand en paniek.

no spel
of kortweg no (Jap.: no ), is een belangrijke vorm van klassiek Japans muzikaal drama dat sinds de 14e eeuw wordt uitgevoerd

nulpunt
vast punt op het toneel, nuttig om te weten waar het midden is voor het zetten van decorstukken.

opkomst
tussen de coulissen door het podium oplopen.

opera
toneelstuk waarom alle teksten gezongen wordt en muziek de handeling begeleidt.

openluchttheater
is een met zorg uitgekozen plek, waar de toeschouwers een voorstelling in de buitenlucht kunnen bijwonen. De oudste nog bestaande theaters vindt men in de landen rond de Middellandse Zee. Hier werden veelal religieus getinte voorstellingen gespeeld.

open doekje
applaus midden in een voorstelling, omdat het publiek iets goed gespeeld of mooi gezegd of gezongen vindt.

opbouwen
het decor en de rekwisieten op het toneel zetten.

overacting
overdreven spel, te grote gebaren, teveel emoties, te .... enz.

ovationeel, ovationele
het karakter dragend van een ovatie: een ovationeel applaus.

ovatie
slotapplaus van grote omvang van een kennelijk zeer tevreden publiek.

oyama
(of onnagata) is een man die een vrouwenrol speelt. Dit gebruik komt uit Japan. Het gebruik stamt uit 1629 toen onder het shogunaat van Tokugawa besloten werd dat vrouwen niet meer mochten meespelen in de kabuki toneelvorm. Toendertijd werden de vrouwenrollen hoofdzakelijk waargenomen door prostituee's, hetgeen door dit shogunaat als slecht voor de...

pathosspeler
De eerste of hoofdrolspeler en daarmee de belangrijkste van de drie dramatische personae in het Griekse drama. Algemeen neemt men aan dat de Griekse dichter Thespis (2e helft 6e eeuw v.C.) als eerste deze rol tegenover het koor geplaatst heeft en daarmee de schepper van het toneel werd. Aeschylus voegde hier de deuteragonist of antagonist (tegenspe...

passiespel
een soort toneelvoorstelling over het lijden van Jezus Christus voor en tijdens de kruisiging Van oorsprong een uit de middeleeuwen stammend mysteriespel. Deze spelen waren een in de volkstaal gespeelde populaire vorm van de kerkelijke vieringen rond Goede Vrijdag en Pasen. Het gebruik duurde voort tot in de 16e eeuw. In de 17e eeuw leefde de tradi...

parodie
toneelgenre; het belachelijk maken van alle andere genres, behalve de parodie zelf, door de eigenschappen van het te parodiëren genre enorm te vergroten. (verhaallijn, personages of onderwerp)

parabase, parabasis
vast onderdeel van de Griekse oude komedie. Het is een intermezzo halverwege het stuk, waarin het koor zich rechtstreeks tot het publiek wendt om, uit naam van de schrijver, ongezouten kritiek te leveren op gebeurtenissen en personen. Vooral politieke figuren moesten het ontgelden. (Gr. parábasis: het overschrijden.)

papieren theater
Theater dat gemaakt is uit een bouwplaat. Daarbij horen prenten met figuren en decors. Na het knip- en plakwerk kan het spel beginnen. Het papieren theater was vooral in de negentiende eeuw zeer in zwang. In de huiselijke kring werden meestal populaire toneelstukken opgevoerd, die drastisch waren ingekort. De figuurtjes worden op het miniatuurtonee...

pantomimespel
('l'art du silence') zie mime