Toneelwoordenboek
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Kunst, muziek en cultuur > Toneel
Datum & Land: 04/01/2010, NL
Woorden: 659
mirakelspel
een middeleeuwse vorm van toneel die voortkwam uit het liturgisch drama. De mirakelspelen draaiden vooral om de verbeelding van heiligenlevens. Maria en andere heiligen speelden daarom een hoofdrol in de ontknoping In het Nederlands is Mariken van Nieumeghen (uit het begin van de 16e eeuw) het bekendste voorbeeld.
mimus
(Gr. mimos: toneelspeler) Een van oorsprong Grieks toneelgenre (5e eeuw v.C.) dat in Rome al vroeg populair werd. Het dagelijks leven stond erin centraal. Het succes ervan berustte vooral op de obscene inhoud. De voorvallen werden voornamelijk door gebaren (pantomime) uitgebeeld. Herodas (ca. 3000-ca. 250 v.C.) gaf deze kluchten een literaire vorm....
mimiek
gezichtsuitdrukking, maar ook gebarentaal.
mimespeler
iemand die het gebarenspel beoefent = mimicus, pantomimespeler
mime
toneelgenre; gebarenspel zonder woorden, gebaar om gedachten, emoties e.d. uit te drukken. mimelariseren lijkt op mime, maar te klein, onecht. (bijv. telefoneren met duim en pink aan oor als hoorn)
Moraliteit
de benaming voor een middeleeuws toneelspel uitgevoerd in de volkstaal. Kenmerkend voor de moraliteit is het optreden van allegorische personages, die de verpersoonlijking zijn van (on)deugden, en een didactische strekking, d.w.z. met het doel een morele les te leren.
monoloog
een gesprek met jezelf. Hardop.
muziektheater
theaterproducties met muziek, vaak musicals
mysteriespel
behoort tot de vroegste vormen van toneel in Europa Het spel ontstond in de kerk uit een vorm van aanschouwelijk onderwijs, waarbij geestelijken een gebeurtenis uit de bijbel verbeeldden via dialoog en beurtzang
nagalm
echo die soms hinderlijk kan zijn in een theater, maar ook soms kunstmatig gemaakt wordt voor bijzondere effecten.
nooduitgang
elk theater heeft extra uitgangen die alleen gebruikt mogen worden bij brand en paniek.
no spel
of kortweg no (Jap.: no ), is een belangrijke vorm van klassiek Japans muzikaal drama dat sinds de 14e eeuw wordt uitgevoerd
nulpunt
vast punt op het toneel, nuttig om te weten waar het midden is voor het zetten van decorstukken.
opkomst
tussen de coulissen door het podium oplopen.
opera
toneelstuk waarom alle teksten gezongen wordt en muziek de handeling begeleidt.
openluchttheater
is een met zorg uitgekozen plek, waar de toeschouwers een voorstelling in de buitenlucht kunnen bijwonen. De oudste nog bestaande theaters vindt men in de landen rond de Middellandse Zee. Hier werden veelal religieus getinte voorstellingen gespeeld.
open doekje
applaus midden in een voorstelling, omdat het publiek iets goed gespeeld of mooi gezegd of gezongen vindt.
opbouwen
het decor en de rekwisieten op het toneel zetten.
overacting
overdreven spel, te grote gebaren, teveel emoties, te .... enz.
ovatie
slotapplaus van grote omvang van een kennelijk zeer tevreden publiek.
ovationeel, ovationele
het karakter dragend van een ovatie: een ovationeel applaus.
oyama
(of onnagata) is een man die een vrouwenrol speelt. Dit gebruik komt uit Japan. Het gebruik stamt uit 1629 toen onder het shogunaat van Tokugawa besloten werd dat vrouwen niet meer mochten meespelen in de kabuki toneelvorm. Toendertijd werden de vrouwenrollen hoofdzakelijk waargenomen door prostituee's, hetgeen door dit shogunaat als slecht voor de...
patineren
kleren of decorstukken vies maken, zodat ze er gebruikt uitzien.
pathosspeler
De eerste of hoofdrolspeler en daarmee de belangrijkste van de drie dramatische personae in het Griekse drama. Algemeen neemt men aan dat de Griekse dichter Thespis (2e helft 6e eeuw v.C.) als eerste deze rol tegenover het koor geplaatst heeft en daarmee de schepper van het toneel werd. Aeschylus voegde hier de deuteragonist of antagonist (tegenspe...
passiespel
een soort toneelvoorstelling over het lijden van Jezus Christus voor en tijdens de kruisiging Van oorsprong een uit de middeleeuwen stammend mysteriespel. Deze spelen waren een in de volkstaal gespeelde populaire vorm van de kerkelijke vieringen rond Goede Vrijdag en Pasen. Het gebruik duurde voort tot in de 16e eeuw. In de 17e eeuw leefde de tradi...
parodie
toneelgenre; het belachelijk maken van alle andere genres, behalve de parodie zelf, door de eigenschappen van het te parodiëren genre enorm te vergroten. (verhaallijn, personages of onderwerp)
parabase, parabasis
vast onderdeel van de Griekse oude komedie. Het is een intermezzo halverwege het stuk, waarin het koor zich rechtstreeks tot het publiek wendt om, uit naam van de schrijver, ongezouten kritiek te leveren op gebeurtenissen en personen. Vooral politieke figuren moesten het ontgelden. (Gr. parábasis: het overschrijden.)
papieren theater
Theater dat gemaakt is uit een bouwplaat. Daarbij horen prenten met figuren en decors. Na het knip- en plakwerk kan het spel beginnen. Het papieren theater was vooral in de negentiende eeuw zeer in zwang. In de huiselijke kring werden meestal populaire toneelstukken opgevoerd, die drastisch waren ingekort. De figuurtjes worden op het miniatuurtonee...
pantomimespel
('l'art du silence') zie mime
pauze
het stoppen. Rustpoos bij een toneeluitvoering. Bijv.: veertig minuten pauze, kleine pauze. (Lat. ´pausa´)
Perspectief
1. plaats van waaruit een object bekeken of in beeld gebracht wordt; onderscheiden worden het vogelvluchtperspectief, kikvorsperspectief en ooghoogteperspectief ; zie daar; 2. in literatuur: personage van waaruit een verhaal verteld wordt. Het perspectief kan bij een ik-, jij- of hij-verteller en bij een alwetende verteller liggen; 3. in beeldende ...
Personificatie
persoonsverbeelding, levenloze dingen en begrippen als een persoon voorstellen op grond van een overeenkomst.
personage
de rol die een acteur vertolkt
Persiflage
spottende imitatie; een persiflage overdrijft enkele kenmerken van het origineel met de bedoeling dit belachelijk te maken.
Performance
voorstelling waarin een kunstenaar zijn eigen lichaam als materiaal gebruikt om een idee te verbeelden.
pente
hellend podium, daardoor heeft het zittende publiek goed zicht op al wat zich afspeelt.
pipo
soort schijnwerper, een hele ouderwetse profielspot(snijder)
pijpen
aan de onderkant van een fond-fries-gaas een stalen pijp stoppen, zodat het betreffende fond-fries-gaas strak hangt.
pierrot
personage afgeleid van Pedrolino uit de commedia dell´arte; type van de knecht (valet), die Harlekijn als grote tegenspeler had (bij Flaminio Scala). Pierrette, de vrouwelijke Pierrot, was clownesker.
pias
zie paljas
plotloos drama
In de loop van de twintigste eeuw zijn er diverse theaterrichtingen ontstaan die geen gebruik maken van de klassieke plot of verhaalstructuur. Sommige symbolische of absurdistische stukken missen een plot. Evenals in de romanliteratuur zocht men in het theater naar een vorm die vrij was van iedere anekdotiek.
plot
verhaalstructuur, de handeling in grote lijn
plastiek
het uitdrukken van gevoelens door middel van je lichaam. ('body language'-lichaamstaal)
plano-convex spot
(p.c.) is een spot met een lens waarvan de bundel in grootte verstelbaar is.
plankenkoorts
Dat je niet op het podium durft te staan. Dat je dat eng vindt.
pose plastique
stokstijf blijven staan. (=freeze)
poot
verticale delen van de afstopping in het theater. Het zijn hoge gordijnen, meestal van zwarte of donkerblauwe stof. hangen achter elkaar, zowel links als rechts op het toneel, en hebben een vergelijkbaar effect als lamellen. Ze zorgen ervoor dat het publiek niet kan zien wat zich in de coulissen afspeelt. Een acteur kan tussen de poten gaan staan, ...
podiumkunsten
de artistieke disciplines die op een podium worden beoefend.
podium
verhoging om voor publiek op te treden. (=) bühne
protagonist
iemand die de hoofdrol (voorvechter: hij is "pro"- voor, hij wil iets) vervult; vroeger in het oude Griekenland was hij ook de baas over de andere spelers en organisatie.
proscenium
het voorste gedeelte van de toneelvloer, (Zie plattegrond)
props
zie rekwisieten
proloog
voorspel, meestal een monoloog die dient als inleiding op het te spelen stuk.
programma
boekje, folder of origineel gevormd stuk papier dat het publiek krijgt-koopt. Hierin staan de namen van de spelers, medewerkers.
profielspot
theaterlamp, ook wel genoemd als de "effectschijnwerper", vooral gebruikt om speciale belichtingseffecten te bereiken in een voorstelling.
productieleider
leider van de technische, organisatorische en financiële problemen van een of meerdere opvoeringen.
proceniumtrek
een trek die voor de manteau hangt
procenium
voorste ruimte van het toneelvlak. zie plattegrond
proagon:
rondgang voor alle deelnemers (acteurs, musici, choreutai) op de eerste dag van de in het voorjaar te Athene gehouden Grote Dionysiën - het belangrijkste feest ter ere van Dionysus.
première
eerste voorstelling voor een publiek.
praktikabel
plaatselijke verhoging van speelvlak bestaande uit een (meestal opvouwbare) kooi met daar overheen een dekplaat. een podium op een podium.
publiek
belangstellende, geïnteresseerde mensen die naar een voorstelling komen kijken. Vaak familie en donateurs.
publiciteit
affiches, berichten in kranten of dorpsblaadjes om mensen te laten weten dat er een voorstelling gemaakt is en gegeven wordt.
quartzlamp
kwartslamp, lamp met glas uit bergkristal dat tegen grote hitte kan.
raccord
snelle technische doorloop om de lichtstanden, cues en changementen te checken.
reprise
herhaling, heropvoering van een vroeger gegeven toneelstuk.
repetitieruimte
de ruimte waar gerepeteerd wordt. 't Speeltoneel oefent - repeteert in Pinkeltje te Pijnacker.
repetitie
het instuderen van een voorstelling.
repertoire
alle stukken die een toneelgezelschap ingestudeerd heeft.
repair
afplakken
rekwisiteur
iemand die de rekwisieten bij elkaar zoekt
rekwisieten (requisieten)
alle voorwerpen die in een voorstelling worden gebruikt.
regisseur
iemand die een idee heeft over hoe een voorstelling moet worden, die de rollen verdeelt en de toneelspelers begeleidt tijdens de repetities, oftewel die de verantwoordelijkheid heeft voor de inhoudelijke en artistieke inhoud van een programma.
regieassistent(e)
assistent(e) van de regisseur. Scriptgirl. Schrijft alles op wat de regisseur vastlegt.
regie
de manier waarop een toneelstuk wordt uitgevoerd, de taak van de regisseur.
revue
toneelstuk bestaande uit een aaneenschakeling van losse toneeltjes en voordrachten waarin allerlei activiteiten aan bod komen, meestal afgewisseld met zang en dans.
recette
al het entreegeld dat voor een voorstelling door het publiek is betaald.
recensie
beoordeling van een voorstelling in een krant of tijdschrift, ook bespreking genoemd.
recensent
iemand die een recensie (beoordeling-bevinding) schrijft over een voorstelling.
realistisch toneel
toneelgenre; toneel over de dagelijkse gang van zaken, met allerlei elementen als komisch, hilarisch, triest, spannend, romantisch.
reading
het lezen) Eigenlijk play-reading. Het door een toneelgezelschap gezamenlijk hardop lezen van een op het repertoire te nemen toneelstuk, waardoor de acteurs zowel een eerste indruk van het gehele stuk als van hun eigen rol krijgen. Doorgaans geeft de regisseur tijdens de reading zijn eerste aanwijzingen betreffende de dictie , die de spelers dan in...
richtmicrofoon
Microfoon met een gerichte gevoeligheid.
rondhorizon
gebogen blauw achterdoek met grote ruimtelijke werking
rol
de persoon die je in een toneelstuk speelt. Kan ook een dier - ding zijn.
script
boek met de tekst van een toneelstuk, (=) brochure.
scoren
(=) decoderen. Onderdeel van een toneelstuk: coderen, stapelen en scoren.
schuiftoneel
een wijze van toneel waarbij naar het voor het publiek zichtbare decor zich onzichtbaar reeds het decor voor de volgende scène bevindt. Het principe van deze verschuifbare decors was in de klassieke oudheid bij de Grieken al bekend onder de naam ´ekkyklèma´.
schouwburg
een plek waar je toneel kan spelen of naar kan kijken. Er zijn diverse type schouwburgen ontstaan in de loop der eeuwen.
schminken
(=) grimeren
schmieren
andere spelers aan het lachen proberen te maken terwijl je op het toneel staat. Het is ook overdreven spelen om de aandacht van het publiek te trekken (=) cabotineren.
scène a faire
soort scène in 19e-eeuwse toneelstukken, onder invloed van de Romantiek, voorkomende grote speelscène waarin de acteurs zich geheel konden laten gaan.
scène
een afgerond gedeelte van een toneelstuk.
set
toneelopbouw
sketch
kort toneelstuk, meestal luchtig van karakter
souffleur
een fluisteraar. Vroeger zat de souffleur in een hokje half onder het podium, tussen de voetlichten. Als een toneelspeler zijn tekst niet meer wist fluisterde de souffleur die voor. Nu zijn er haast geen souffleurs meer.
solo
in je eentje
spelstroom
Er is sprake van een spelstroom wanneer de spelers ontspannen vanuit hun rol in de gespeelde werkelijkheid reageren. Het kost even voordat een spelstroom op gang komt
spelschakel
een omslag in het spel. Spelschakels zitten bijvoorbeeld bij het ontstaan van een idee, schrik, een emotionele reactie, enzovoort. Na een spelschakel verandert de spelrichting vaak. Het advies is om de spelschakel overwegend fysiek te spelen, dus niet alleen met tekst tot stand te brengen
speelvlak
de plek waarop toneel gespeeld wordt.
straattheater
een voorstelling die op straat, plein gespeeld wordt.