Toneelwoordenboek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Kunst, muziek en cultuur > Toneel
Datum & Land: 04/01/2010, NL
Woorden: 659


tragi-komedie
toneelgenre; een mengvorm, vaak meer een komedie die tragisch afloopt, dan een tragedie die komisch afloopt.

tragedie
toneelgenre; een verhaal over een held die een gouden toekomst tegemoet lijkt te gaan, maar door het noodlot achtervolgd wordt en uiteindelijk verschrikkelijk ten onder gaat.

track
geluidsband speciaal voor een voorstelling gemaakt.

try-out
proefvoorstelling voor de première om na te gaan hoe het publiek reageert.

troubadour
middeleeuws minnedichter, -zanger, een zingende en componerende dichter in Zuid-Frankrijk in 12e en 13e eeuw. Troubadours waren of van ade, of verbleven, wanneer ze uit de gelederen van het volk kwamen, lange tijd achtereen aan hetzelfde hof. In hun poëzie komt voor het eerst de hoofse liefde voor en ook het ideaal van de onbereikbare geliefde...

type
persoon, figuur die wordt gespeeld

uitvoering
hoort niet bij het toneel maar bij andere gezelschappen die iets aan het publiek willen laten zien. Vaak verward met voorstelling.

uiterlijke regie
de mise-en-scène (het regelen van de opkomsten en afgangen en verdere bewegingen van de personages), het creëren van het toepasselijke handelingen, een goede uitspraak en intonatie en afwisseling in tempo. De regisseur geeft aanwijzingen aan de decorontwerper, costumier en rekwisiteur. Het decor, kostuums, toneelaankleding en ook belich...

uit de rol vallen
tijdens het spelen iets zeggen of doen wat niet bij de rol hoort

underacting
zeer ingetogen manier van (toneel)spelen. Het tegenovergestelde van overacting.

Vaudeville
luchtig muzikaal toneelstuk

verhalend theater
toneelgenre; door vorm en effecten wordt het publiek duidelijk gemaakt dat zij naar iets 'gemaakt' kijkt. Intellectueel betrokken raakt, niet emotioneel. Vaak met vertellers die de verhaallijn onderbreken met terug- of vooruitblikken.

vet spelen
overdreven spelen

vestiaire
(=) garderobe

vierde wand
in een lijsttheater spelen de acteurs alsof ze in een kamer zijn met vier wanden. De vierde wand is dan de doorzichtige wand van lucht tussen de spelers en het publiek.

voorstelling
vertoning van toneel-theaterkunsten aan het publiek.

volgspot
een schijnwerper die een persoon op toneel volgt.

voetlicht
lichtbakken vooraan op de podiumvloer.

vrijkaartjes
gratis kaartjes.

vrije secor
ongesubsidieerd toneel, zogenaamde commerciële producties die vaker gespeeld moeten worden om investering terug te verdienen. Zoals musicals.

wagenspel
in de middeleeuwen en de zestiende eeuw werd er straattheater gegeven op een stilstaande kar door rondtrekkende wagenspelers, komedianten, kwakzalvers, muzikanten en toneelspelers. Zingend, springend, musicerend en mallotige gebbetjes uithalend, werd in een mum van tijd een plek in beslag genomen. Behendig toverden ze speelplek en wagen om tot bos,...

wacht
afgesproken woord of gebaar dat goed onthouden moet worden omdat er daarna iets speciaals moet gebeuren, bijvoorbeeld een verandering van het licht of de opkomst van een andere speler.

werklicht
licht dat boven het podium brandt als de spots niet aan zijn, vaak tijdens de opbouw

witje
pauzes in de tekst, (gedachtenpauze, effectpauze, enz.). Ook betekent dit vrijkaartje.

zetstuk
een los décorstuk, decorelementen die meestal bestaan uit een frame waarover doek gespannen is. De vakken kunnen met elkaar verbonden worden door fitsen (een soort scharnieren) en krommers die in de plaats komen van de scharnierassen. Ze worden in evenwicht gehouden door schoren en verzwaard met kluiten (gewichten) ook toneelbroden genoemd

zichtlijn
de plek in de zaal waar net nog goed-slecht zicht is op het podium

zug-um-zug
de te nemen stappen van het toneelspelen, je rolfiguur reageert volgens de vijf stappen, te weten observeren, incasseren, overwegen, besluiten-schakelen en reageren.

zwarte doos
vlakke vloertheater, binnenkant zwart geschilderd.

Absurdistische structuur
Dit zijn stukken waarbij men bewust de klassieke verhaallijn loslaat om met ongerijmdheden van de structuur te laten zien hoe ongerijmd men de samenleving vindt. Sommige absurdistische stukken kennen een cyclische (cyclus: tijdskring) structuur: het eindigt net zoals het begonnen is waarmee aangetoond wordt dat er niets wez...

abele spelen
(abel betekent 'edel') moet beschouwd worden als het tegenovergestelde van 'religieus'. De abele spelen zijn inderdaad de oudst bekende nederlandstalige toneelstukken van wereldlijke (niet religueuze) aard. Ze gaan namelijk allemaal over de Liefde. De vier nog bewaarde stukken zijn: Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemerken, Vanden Winter ende v...

actualisering
aanpassen van de tekst, personages, omstandigheden naar een meer hedendaagse situatie

Actiemoment, speelmoment
moment in een toneelstuk dat in directe verbinding staat met een voorafgaand en volgend speelmoment. Het kan bovendien verbonden zijn met een moment in het verleden, heden of toekomst, of met de werkelijkheid buiten het toneelstuk.

acteur/actrice
toneelspeler-toneelspeelster

acteren
toneelspelen, zonder dat je ziet dat er toneel gespeeld wordt. Meestal door een acteur-actrice. zie ook de startpagina voor acteurs.

achterdoek
Een meestal zwart gordijn dat op het podium hangt. Ook Fond*. Ervoor wordt de voorstelling gegeven.

accessoires
spullen die bij het kostuum van een toneelspeler horen. Bijv. een hoed, sjaaltje enz.

afbreken
Het opruimen van decors, rekwisieten* en wat er verder voor een voorstelling gebruikt is.

Afschermen
(=) Wanneer een speler het publiek het zicht ontneemt op een medespeler die de focus zou moeten hebben, spreekt men van ´afschermen´. Kinderen hebben soms niet de publieksgerichtheid en het ruimtelijke inzicht om ervoor te zorgen dat de toeschouwers ook daadwerkelijk de belangrijkste informatie kunnen volgen, hebben n...

afplakken
(=)x De plek waar tijdens een toneelstuk decor en attributen komen te staan.

afgang
als een toneelspeler het toneel verlaat, wordt dat een afgang genoemd. Als de speler ondertussen struikelt is dat een dubbele afgang.

affiche
reclameboodschap bij theatervoorstellingen

afdekken,
Op het toneel voor iemand anders gaan staan. (=) coucheren, afschermen

akoestiek
De geluidskwaliteit van een zaal. Als de spelers niet overal hoorbaar zijn of het galmt erg, is de akoestiek slecht.

akte
(=)bedrijf

amfitheater
Een soort theater dat is uitgevonden door de Romeinen. Het lijkt wat op een stadion: beneden in het midden wordt gespeeld en de zitplaatsen eromheen lopen trapsgewijs op.

amateurtoneel
toneelspel door liefhebbers van toneelspelen. 't Speeltoneel beoefent amateurtoneel met professionele insteek.

amateurs
liefhebbers, mensen die graag toneelspelen zonder er geld voor te krijgen.

antiheld
Personage in toneelstuk (of roman) dat qua beschrijving, gedrag, opvattingen enz. afwijkt van wat gebruikelijk is in deze genres. Personages uit absurde toneelstukken worden vaak als antihelden betiteld.

anticlimax
opeenvolging van steeds zwakkere woorden of uitdrukkingen: schreeuwen - roepen - zeggen - fluisteren. In dramatisch werk wordt de anticlimax vaak toegepast om een zekere ontspanning te verkrijgen, waarna het hoogtepunt (de climax) des te meer indruk maakt.

antagonist
een tegenspeler op toneel, tegenspeler van de hoofdrolspeler (protagonist). Door de Griekse tragedieschrijver Aschylus (5e eeuw v.C.) ingevoerd. Eerst deuteragonist genoemd, oftewel tweede speler.

applaus halen
Als het publiek klapt, komen de spelers op het podium en buigen nederig als dank voor de spontane, of beleefde waardering van getoond spel.

applaus melken
De spelers komen weer naar voren als het publiek net wil ophouden met klappen. Zo zorgen ze ervoor dat het applaus langer duurt.

artiestenfoyer
een bar bij de kleedkamers waar alleen de mensen die aan de voorstelling meewerken mogen komen.

Aristotelische structuur
De gesloten dramastructuur, naar de Griekse theoreticus Aristoteles (384-322) geldt voor vrijwel de hele westerse toneelliteratuur vanaf de oude Grieken tot het begin van de 20e eeuw en meestal tot op heden. Een toneelstuk is geconstrueerd volgens de wet van de drie eenheden: eenheid van tijd, eenheid van plaats en eenheid van handeling. De eenheid...

arenatoneel
Toneel in het midden waar de stoelen voor het publiek in een rondje omheen staan

articuleren
Duidelijk en nauwkeurig uitspreken, waardoor iedereen het goed verstaat.

auteur
een schrijver. (=)toneelschrijver.

auditie
voorspelen om te laten zien wat je kan. Zie ook: audities.nl

avant-première
voorstelling die plaatsvindt voor de eerste publieke voorstelling, vaak voor insiders.

bars
zie trek

barndoor
verstelbare kleppen aan een spot, zodat je het licht kan sturen - uitlichten.

balkon
platform met balustrade bovenaan in de schouwburg, deze zitplaatsen zijn vaak het goedkoopst gezien de afstand naar het toneel toe.

bakkie
een schijnwerper in de vorm van een bakkie, spot.

bezetting
de rolverdeling

bedrijf
vroeger waren de toneelstukken in drie bedrijven verdeeld. Twee voor, en een na, de pauze. Tussen de bedrijven ging het doek dicht en konden ze het decor verwisselen. Tegenwoordig zijn er niet duidelijke bedrijven meer en gaat het doek niet altijd meer tussendoor dicht.

bedieningspaneel
een regeltafel met rijen knoppen en schuiven om het licht of het geluid te regelen, bij voorbeeld: de geluidstafel.

bijrol
een rol die niet de hoofdrol betreft. Er zijn kleine en grote bijrollen, allen zeer belangrijk. ("geen kleine rollen, wel kleine mensen." )

bijgeloof
nogal veel bij het toneel, zoals niet fluiten op het podium. (vroeger was dat het signaal om de trekken ingang te zetten, dus er zou wat uit de lucht kunnen vallen.) zie ook toi toi toi

bijfiguur
minder belangrijk personage of karakter in een toneelstuk.

blijspel
positief, vrolijk toneelstuk, komedie

blank staan
voor een zaal toeschouwers op het podium staan en dan niet meer weten wat je moet zeggen. Tekst vergeten. (=Black out)

blacklight
ultraviolet licht in combinatie met witte verf of fluorescerende verf.

black out
(=)blank staan. Even totaal niets meer weten. Kan komen door overgeconcentreerd zijn. Kan ook donkerslag betekenen.

broodje
zwaar metalen blok. (=)kluiten Vaak gebruikt om (losstaande) panelen te verstevigen, zodat deze niet omvallen.

brochure
een toneeltekst. (=)script.

break-a-leg
Een succes wens. (=toi toi toi)

brandscherm
ijzeren wand tussen podium en zaal om te voorkomen dat de acteurs niets overkomt (of het publiek)

burleske
(of: burlesque) een kluchtig gedicht of blijspel, dat door het - met opzet aangebrachte - grote verschil tussen onderwerp en stijl karikaturaal en onnatuurlijk overkomt. Meestal wordt een hoogdravend onderwerp (goden, helden, geliefden) in zeer platte taal behandeld.De burleske is in de zestiende eeuw ontstaan in Italië. Het...

buiging
als dank voor het applaus nemen de toneelspelers deze nederige houding aan.

Casting
(Eng.), rolbezetting, rolverdeling: rolbezetting in een film, show, televisie, of theaterstuk.

cast
(Eng.) alle spelers samen vormen de cast.

cabotineren
overdreven spelen. (=)schmieren*

cabaret
theatervorm, kleinkunstvorm met sketches, conférences en chansons waarbij op een satirisch-humoristische wijze politieke of actuele gebeurtenissen bekritiseerd worden. vaak is er sprake van direct contact met het publiek

chronos
in de Oudgriekse literatuur de personificatie van de tijd, voorgesteld als een oude, grijze man.

choreutai
koorleden in Griekse klassieke tragedie, aangevoerd door een koorleider (exarchos).

changement à vue
verandering van decor met open doek

changement
(sjansjement) verandering van decor tijdens de voorstelling.

clown
(Eng.) komische toneelfiguur, hansworst, voortgekomen uit de ´stupidus´ van het klassieke Romeinse theater, de middeleeuwse hofnar en de Arlecchino uit de commedia dell´arte. In de loop van de 18e eeuw werd de clown populair in het circus, vervolgens ook in de pantomime.

climax
hoogtepunt wanner de spanning tussen publiek en spel het hoogst is.

claus
passage (één woord of meerdere volzinnen) in een stuk voor een acteur na elkaar gesproken.

clacque
groepje mensen die speciaal komen om voor iemand te klappen. Soms worden ze ervoor betaald.

coulissen
zwarte gordijnen of schotten aan de zijkant van het toneel. Toneelspelers die op of afgaan lopen er tussendoor.

coucheren
afdekken - afschermen

comedia dell' arte
Renaissancetoneel, afkomstig uit Italië. Vaste personages met vastgelegde karaktertrekken. Teksten vanuit een verhaallijn die geheel improviserend wordt gespeeld; fysiek toneel. Enkele karakters zijn:Arlecchino (Harlekijn), Brighella, Colombina, Isabella, Dottore, Capitano, Pantalone, Pulcinella

cour
term voor de linkerkant van het podium vanuit de zaal gezien

couperen
in de tekst knippen, iemand couperen: iemand zijn tekst niet laten uitspreken

coup de théatre
verrassende, onverwachte, zeer belangrijke wending in het handelingsverloop van een toneelstuk. Werd veelvuldig toegepast in het burgerlijk drama.

coulissensysteem
decorvorm van beweegbare zijpanelen die aan de achterkant verbonden zijn met het doek. Het coulissensysteem ontstond in de 17e eeuw en heeft als voordeel dat het diepte in het decor brengt, doordat de panelen schuin achter elkaar staan en beschilderd zijn.

coderen
verwachting wekken, bijv. de telefoon gaat, die pak je op.

crux
omslagpunt in het verhaal