MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668
geluidssterkte
ook wel geluidsvolume. De eenheid is decibel (dB).
geluidstrilling
verandering in luchtdruk die zich in een golfbeweging door de lucht voortbeweegt. Dit is een beweging rond een evenwichtstoestand, met een bepaalde frequentie en uitwijking (amplitude).
gen
deel van een chromosoom, dus een stukje van het DNA met een code: informatie over één erfelijke eigenschap.
geneesmiddelen
middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen.
genetische modificatie
kunstmatige verandering van het DNA van een bepaald organisme, waarbij genen met positieve eigenschappen van bijvoorbeeld bacteriën of planten worden toegevoegd aan een andere organisme.
genetische variatie
bestaan van verschillen in genetisch materiaal van een populatie of een soort. Deze verschillen ontstaan doordat (1) bij geslachtelijke voortplanting het genetisch materiaal van twee ouders wordt gecombineerd en er bij voldoende verschillende allelen in de populatie een groot aantal combinaties mogelijk is, en (2) door mutaties.
genotype
de verzameling genen; de genetische of erfelijke informatie van een individu
geslachtelijke voortplanting
voortplanting waarbij bevruchting (= versmelting van geslachtscellen) plaatsvindt. Bij planten smelt een eicel samen met een stuifmeelkorrel. Bij dieren (en mensen) smelt een eicel samen met een zaadcel.
geslachtscellen
voortplantingscellen met in de celkern een enkele set chromosomen (de helft van het aantal chromosomen in een lichaamscel)
geslachtshormonen
hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.
gestreepte spieren
spieren die aan het skelet vast zitten en botten kunnen laten bewegen.
geur
stofeigenschap die samenhangt met kleine moleculaire deeltjes van een stof die verdampen of vervluchtigen
gevoel
tastzintuigen, drukzintuigen, warmtezintuigen en koudezintuigen, o.a. in de huid, geven informatie door aan het zenuwstelsel over gevoel
gewervelde dieren
dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben. Van het inwendige skelet bestaan de rug en nek uit wervels, de zogenaamde wervelkolom of ruggengraat. Groepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
gewrichten
beweeglijke verbinding tussen twee botten/beenderen
gezondheid
toestand waarbij je je goed voelt en geen sprake is van een lichamelijke of geestelijke ziekte
gif
stof die schadelijk of dodelijk is waarmee sommige planten en dieren zich beschermen tegen vraat of predatie (vorm van adaptatie). Bijvoorbeeld: adder.
giftige stoffen
stoffen met een nadelige invloed op organen, bijvoorbeeld alcohol
glucagon
hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verhoogt (door glycogeen (voorraad) af te breken)
gladde spieren
spieren die bewegen zonder dat je er bewust over nadenkt, o.a. de spieren in de darmen.
griep
ziekte veroorzaakt door een virus
grootte van een kracht
kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van snelheid kan veranderen. Het effect is afhankelijk van de grootte, richting en het aangrijpingspunt van de kracht. Het wordt gemeten in Newton (N) en weergegeven door een pijl. De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
grote bloedsomloop
deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofrijk bloed door het lichaam stroomt naar alle organen (behalve de longen).
grote hersenen
orgaan van het zenuwstelsel; grootste deel van de hersenen, waar signalen van zenuwen worden verwerkt en de beweging van je lichaam wordt geregeld. Is ook het regelcentrum voor o.a. plannen, redeneren, emotie en het geheugen.
grote schaamlippen
buitenste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina
haarvat
allerkleinste bloedvaten in de organen. De wand is heel dun, zodat het bloed en orgaan stoffen gemakkelijk kunnen uitwisselen.
halfschaduw
schaduw waar nog enig licht op valt, naast de kernschaduw. Dit treedt op bij een lichtbron met een bepaalde minimale grootte of wanneer sprake is van meer dan één lichtbron. Loopt van donker naar licht.
hart
een spier die regelmatig samentrekt en zorgt voor het stromen van het bloed door het bloedvatenstelsel.
herbivoren
planteneters; eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.
herbivoor
planteneter of plantenetend; benaming voor organisme dat alleen plantaardig voedsel eet. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.
hemoglobine
kleurstof in rode bloedcellen, bindt en vervoert zuurstof en koolstofdioxide (koolzuurgas)
hoek van inval
hoek die de invallende lichtstraal maakt met de normaal
hoek van terugkaatsing
hoek die de teruggekaatste lichtstraal maakt met de normaal
holle lens
een lens die in het midden dunner is dan aan de randen (negatieve lens) die de lichtstralen in een lichtbundel van één (gemeenschappelijk) punt af laat bewegen (= divergerende werking)
holtedieren
ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.
horen
het waarnemen van geluid (hoog/laag, hard/zacht) met de oren (gehoorzintuig)
hormonen
stoffen die organen of speciale hormoonklieren afgeven aan het bloed om lichaamspocessen te reguleren. Bijvoorbeeld: de eierstokken produceren oestrogeen en progesteron, die ervoor zorgen dat een vrouw vrouwelijke vormen krijgt en vruchtbaar wordt.
hormoonklier
orgaan dat hormonen aan het bloed afgeeft. Bijvoorbeeld: hypofyse, alvleesklier.
hormoonstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.
hout
bestanddeel van houtige planten, kan bijvoorbeeld dienst doen als brandstof
houtvaten
transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen
huid
buitenste bekleding van het lichaam van dieren en mensen. Heeft o.a. als functies: bescherming tegen schadelijke bacteriën en temperatuurregeling (o.a. door het uitscheiden van vocht (zweet)). De huid is het grootste orgaan en een belangrijk zintuig (voelen)
huidademhaling
uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide door de huid heen, bijvoorbeeld bij amfibiën, zoals kikkers.
huidmondje
opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan
huisjesslakken
voorbeeld van een weekdier, met een slakkenhuis als uitwendig skelet
hypofyse
hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt.
hygiëne
alles wat je doet om ervoor te zorgen dat organismen (planten, dieren en mensen) gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden of uit te schakelen.
ijzel
vorm van neerslag die bestaat uit onderkoelde regen die als ijs wordt afgezet op voorwerpen en organismen
imago
volwassen insect na metamorfose. In deze levensfase kan het insect zich voortplanten.
immuniteit
weerstand tegen een bepaalde ziekte of ziekteverwekker; je wordt na besmetting niet (erg) ziek.
in verband bouwen
het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden. Bijvoorbeeld: bij metselen van stenen en leggen van bestratingen.
indampen
scheidingstechniek voor een oplossing van een vaste stof in een vloeistof. Het oplosmiddel verdampt en de vaste stof blijft achter. Bijvoorbeeld: winning van zeezout.
ingrediënt
bestanddeel waaruit materialen of producten zijn gemaakt
inktvis
voorbeeld van een weekdier, koppotige, acht armen bevinden zich in een kring rond de mond
innesteling
vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap
insectbestuiving
overbrengen van stuifmeel door insecten van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper)
insecten
groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.
insuline
hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verlaagt
invoer
deel van een regelsysteem dat een meting doet
inwendige bevruchting
vorm van geslachtelijke voortplanting waarbij de eicel in het lichaam van het vrouwtje wordt bevrucht, bijvoorbeeld bij zoogdieren en vogels.
iris
het gekleurde deel van het oog
isolatie
scheiding van soortgenoten, waardoor er langere tijd geen voortplanting plaatsvindt tussen individuen van verschillende populaties en dus geen uitwisseling van genen.
jaarringen
ook wel groeiringen genoemd; door groei gevormde lagen hout, bestaande uit lichte en donkere banden als gevolg van groeiverschillen in warmere en koudere perioden van het jaar. Goed te zien in de dwarsdoorsnede van een stam van een houtachtige plant (boom of struik).
jacht
het jagen op een prooi
kelkblad
buitenste, meestal groen gekleurde, bladeren van een bloem die de bloemknop beschermen
kernenergie
energie die wordt opgewekt in een kerncentrale, door kernsplijting van uranium of plutonium. De warmte die ontstaat, wordt via bewegingsenergie omgezet in elektrische energie.
kernschaduw
donkere schaduw waarin een eventuele waarnemer volledig is afgeschermd van de achterliggende lichtbron(nen). Dit treedt op bij een lichtbron met een bepaalde minimale grootte of wanneer sprake is van meer dan één lichtbron.
kiemblad
eerste blaadje van een kiemplantje
kiemingsfactoren
(zoals licht, temperatuur, water) een zaadje kan gaan kiemen en is daarbij afhankelijk van licht, temperatuur en water.
kieuwen
ademhalingssorgaan van waterdieren, bijvoorbeeld vissen en kikkervisjes (larven van kikker)
kleine bloedsomloop
deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk kan worden: zuurstofarm bloed stroomt van het hart door de longslagader naar de longen. Van de longen stroomt het zuurstofrijke bloed via de longader terug naar het hart.
kleine hersenen
orgaan van het zenuwstelsel, zorgt o.a. voor coördinatie van bewegingen.
kleine schaamlippen
binnenste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina
kleur
stofeigenschap die samenhangt met de weerkaatsing van licht door het oppervlak
klimaat
gemiddelde weerstoestand over een periode van minimaal dertig jaar
klonen
(vorm van) ongeslachtelijke voortplanting; de nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Klonen kan zowel natuurlijk (bollen, knollen, stekken, uitlopers) als kunstmatig (bij planten: cel in petrischaal groeit uit tot plantenweefsel; bij dieren: kern van lichaamscel wordt ingebracht in eicel zonder kern en in draagmoeder geplaatst).
knollen
vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten. Bijvoorbeeld: aardappel.
knopvorming
planten vormen knoppen (eindknoppen, zijknoppen, bladknoppen en bloemknoppen) die als ze uitlopen nieuwe bloemen en/of scheuten (= nieuwe stengel met bladeren of met bladeren en bloemen) geven.
koken
het proces waardoor een vloeistof overgaat in gas als warmte wordt toegevoegd.
kolen
fossiele brandstof (vast), ook wel steenkool genoemd; in een ver verleden uit plantenresten gevormd.
kookpunt
de temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vloeibare fase naar de gasvormige fase. Het kookpunt van water is 100°C (bij een luchtdruk van 1 atmosfeer).
kookpunt
de (grens)temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vloeibare fase naar de gasvormige fase. Het kookpunt van water is 100°C.
koolhydraten
voedingsstoffen die vooral dienen als brandstof, maar ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden. Koolhydraten zijn ontstaan uit glucose. Bijvoorbeeld: suiker, zetmeel en cellulose.
koolzuurgas
ook wel koolstofdioxide genoemd, molecuul bestaat uit één koolstof en twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij verbranding. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding in cellen van organismen (verbrandingsproduct) en wordt opgenomen door planten voor de fotosynthese.
koorts
verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking
koppotigen
voorbeeld van een weekdier, met acht of tien vangarmen en goed ontwikkelde ogen. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus).
korstmossen
vorm van symbiose tussen een schimmel en een alg. Beide organismen hebben voordeel van deze samenlevingsvorm.
kraakbeenvis
vis waarvan het skelet uit kraakbeen bestaat, in tegenstelling tot de beenvissen. Kraakbeenvissen zijn
krabben
voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; geen zichtbare staart
kreeftachtigen
groep van geleedpotigen waarbij aan de segmenten tien tot veertien poten zitten. Bijvoorbeeld: krabben, kreeften en garnalen.
kreeften
voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; wel een zichtbare staart
krimpen
kleiner worden van een voorwerp doordat moleculen dichter naar elkaar toe gaan. Dit ontstaat door afkoeling (afname temperatuur). De enige uitzondering is water: water zet uit als het bevriest.
kringlopen van mineralen en gassen
het doorgeven en omzetten van stoffen door organismen en milieu (leefomgeving). Bijvoorbeeld: waterkringloop, zuurstofkringloop en koolstofkringloop.
kroonblad
binnenste, vaak fel gekleurde, bladeren van een bloem die meestal als functie het aantrekken van insecten hebben
kruisbestuiving
bestuiving, waarbij stuifmeel van één bloem wordt overgebracht naar de stempel van een ándere bloem van dezelfde soort.
kunstmatige selectie
selectie op grond van menselijke voorkeur. Bijvoorbeeld: fokken van dieren en veredelen van planten.
kwal
voorbeeld van een holtedier
kWh
(Kilowattuur) kilowattuur; eenheid van elektrische energie (energieverbruik). Het is afhankelijk van het vermogen van een apparaat (in kilowatt) en de tijdsduur (in aantal uren) dat je het apparaat gebruikt.
larve
eerste levensfase nadat het dier uit het ei gekomen is en waarbij het uiterlijk en de levenswijze afwijkt van het volwassen dier. Bijvoorbeeld een kikkervisje, made, emelt, rups of engerling.
legering
mengsel van een metaal met één of meer andere metalen. Bijvoorbeeld: brons (koper en tin) en soldeertin (tin en lood).