MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668


lengte van darmkanaal
lengte van darmkanaal, ook wel spijsverteringsstelsel, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.

lens
deel van het oog (achter de pupil) dat ervoor zorgt dat lichtstralen naar elkaar toe gebogen worden en op het netvlies terecht komen

lens
doorzichtig voorwerp met één of meer ronde oppervlakken, waardoor lichtstralen kunnen worden gebroken

levendbarend
dieren waarbij een jong zich in de moeder ontwikkelt en uit de moeder wordt geboren.

levenscyclus kikker
ei (kikkerdril) - larve (kikkervisje) - volwassen dier (kikker); ook deze ontwikkeling wordt metamorfose of gedaanteverwisseling genoemd.

levenscyclus paddenstoel
levenscyclus champignon: versmelting van schimmeldraden uit twee mycelia (= meervoud van mycelium) die met elkaar verstrengeld zijn - versmolten schimmeldraden groeien uit tot een paddenstoel (= vruchtlichaam van de schimmel) met een steel en een hoed - onder de hoed vormen zich sporen - sporen rijpen - sporen vallen op de grond of worden door de wind verspreid - onder gunstige omstandigheden vormen de sporen een nieuw mycelium.

levensgemeenschap
alle organismen in een ecosysteem

lever
orgaan dat o.a. bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding is betrokken. De lever maakt gal aan.

lever
orgaan dat een belangrijke rol speelt bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding

lichaamscellen
gewone' cellen met in de celkern een dubbele set chromosomen (chromosoomparen)

licht
een golfverschijnsel; de kleur van licht die het oog kan waarnemen hangt af van de golflengte

lichtbreking
Als lichtstralen vanuit een medium (bijvoorbeeld lucht) naar een ander medium (bijvoorbeeld water of plexiglas) gaan, worden de lichtstralen gebroken. Breking wordt veroorzaakt door het verschil in snelheid van licht in beide media en de kleur van het lic

lichtbron
voorwerp dat licht uitzendt. Bijvoorbeeld: lamp, zon en kaars.

lichtbundel
verzameling lichtstralen. Een lichtbundel kan convergent zijn (stralen bewegen naar elkaar toe), parallel (stralen bewegen evenwijdig) of divergent (stralen bewegen uit elkaar).

lichtsnelheid
snelheid waarmee licht zich verplaatst. De lichtsnelheid is afhankelijk van het medium (= de tussenstof waar licht doorheen gaat). In vacuüm en lucht is de lichtsnelheid ongeveer 300.000 km/s. De lichtsnelheid in glas of water is lager.

lichtstralen
lijn waarmee wordt aangegeven hoe licht door een medium beweegt. Licht beweegt zich langs rechte lijnen (rechtlijnig).

lichtstralen
licht beweegt zicht langs rechte lijnen (rechtlijnig)

longblaasje
deel van de longen waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt tussen lucht en bloed

longen
organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.

los-vast verbinding
verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden dat ze gemakkelijk weer los te halen zijn. Bijvoorbeeld: ritssluiting, klittenband.

luchtdruk
natuurkundige grootheid om het gewicht dat de lucht uitoefent op de aarde aan te geven aanfgegeven in bar (eenheid). De officiële (SI) eenheid van druk is Pascal (Pa)

luchtkolom
(bij muziekinstrument) met lucht gevulde ruimte in een blaasinstrument. Door de lengte van de kolom te veranderen kan de toonhoogte worden aangepast.

luchtledige
ook wel vacuüm genoemd; een ruimte zonder druk en stoffen

luchtpijp
buis met kraakbeenringen die de mondholte verbindt met de bronchiën, waardoor lucht naar binnen en buiten stroomt

lymfevatenstelsel
orgaanstelsel dat ervoor zorgt dat weefselvloeistof van overal in het lichaam via lymfevaten wordt teruggevoerd en uiteindelijk weer wordt opgenomen in het bloedvatenstelsel. Daarnaast speelt het lymfevatenstelsel een belangrijke rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.

maag
orgaan van het spijsverteringsstelsel dat aansluit op de slokdarm. Dient om voedsel te kneden, een deel van het voedsel te verteren en om met behulp van maagzuur schadelijke organismen uit te schakelen (o.a. bacteriën).

maagsappen
verteringssap, aangemaakt in maagsapklieren (in de maag), bevat o.a. zoutzuur

maan
een hemellichaam dat om een planeet heen draait. Onze planeet aarde heeft één maan.

maansverduistering
wanneer de zon, de aarde en de maan op één lijn staan (met de aarde in het midden). De aarde staat in de weg en de maan ontvangt daardoor geen zonlicht van de zon.

magneet
voorwerp van magnetisch of gemagnetiseerd materiaal, dat ijzer, nikkel en andere magnetische materialen aantrekt of afstoot.

magnetisch
stofeigenschap; verschijnsel waarbij twee magneten of andere gemagnetiseerde voorwerpen elkaar aantrekken door een magnetische kracht. De kracht wordt opgewekt door een magnetisch veld, dat de voorwerpen zelf opwekken of een elektrische stroom (elektromagnetisme).

magnetisch veld
een gebied rondom een magneet waar de magnetische krachten werken

magnetische kracht
kracht die wordt veroorzaakt door een magnetisch veld. Bijvoorbeeld: bij een magneet of een elektromagneet.

man
mannelijk organisme, met alleen mannelijke geslachtskenmerken

massa
grootheid die aangeeft uit hoeveel materie een bepaald voorwerp of lichaam bestaat, uitgedrukt in de eenheid g (gram) of kg (kilogram). Vaak wordt de term 'het gewicht' hiervoor gebruikt, maar dat is natuurkundig onjuist. Gewicht wordt uitgedrukt in de eenheid N (Newton). De massa van een voorwerp hangt af van het volume en de dichtheid, het gewicht hangt af van de massa en de zwaartekracht.

materiaal-eigenschap relaties
een materiaal wordt bij een ontwerpvoorstel geselecteerd op basis van zijn eigenschappen, met het oog op een bepaalde toepassing. Bijvoorbeeld: voor elektriciteitsleidingen wordt meestal koper gebruikt, omdat dit materiaal de elektrische lading goed geleidt en daarbij buigzaam en sterk is.

materialen
voorbeelden van materiaalgroepen zijn metaal, kunststof, hout, glas, steen, textiel. Materiaalgroepen hebben overeenkomstige eigenschappen.

menstruatiecyclus
vrij regelmatige reeks van processen in het lichaam van een vruchtbare vrouw. Tijdens de menstruatiecyclus vindt de ovulatie en menstruatie plaats. Het baarmoederslijmvlies wordt tijdens de cyclus dikker om eventueel een bevruchte eicel te laten innestelen. Hormonen regelen de menstruatiecyclus. De menstuatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen.

mengsel
combinatie van twee of meer stoffen die van elkaar gescheiden kunnen worden door een scheidingstechniek

menstruatie
maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).

Melkweg
strook van een grote verzameling sterren; benaming van het sterrenstelsel waarin ons zonnestelsel zich bevindt.

meeldraad
mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat

meiose
kerndeling waarbij geslachtscellen ontstaan, met de helft van het oorspronkelijke aantal chromosomen. Ook reductiedeling genoemd. Het vindt plaats in de geslachtsorganen. Tijdens de meiose zijn de chromosomen zichtbaar.

medium
drager van materie of golven (licht of geluid). Ook wel tussenstof genoemd waar licht of geluid doorheen gaat.

mechanische afweer
eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden. Voorbeelden bij de mens: huid en slijm(vlies).

mechanische spijsvertering
kauwen en kneden, kleiner maken van voeding door o.a. het gebit en bewegingen in maag en darmen (maag- en darmperistaltiek)

mist
kleine waterdruppeltjes die zweven in de lucht (= laaghangende bewolking) en belemmeren het zicht

mitose
proces van (gewone) kerndeling die aan de (gewone) celdeling vooraf gaat

mineralen
stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.

mineralen
ook wel voedingsstoffen of -zouten genoemd; stoffen die een plant opneemt uit de bodem. Een organisme heeft ze nodig voor de opbouw en groei.

mimicry
verschijnsel dat een organisme in kleur, gedrag of vorm lijkt op een organisme van een andere soort, die niet gewild is als prooi. Vorm van adaptatie om het organisme te beschermen tegen predatie of vraat. Bijvoorbeeld: zweefvlieg lijkt op wesp.

milt
orgaan dat is betrokken bij het afweersysteem

mier
(koningin, werkster) insecten die veelal in kolonies leven (sociale dieren), die nesten bouwen in de bodem of holle bomen. Een kolonie betstaat uit één (of enkele) koningin(nen) en werksters. In bepaalde periodes komen ook jonge mannetjes voor.

microfoon
een apparaat dat geluid kan omzetten in een elektrisch signaal

middenrif
spier, scheiding tussen borstholte en buikholte, belangrijk bij de ademhaling

moleculaire afweer
derde afweer: antistoffen (gemaakt door witte bloedlichaampjes) schakelen ziekteverwekkers uit. Elke antistof is specifiek gericht op een ziekteverwekker.

molecuul
kleinste deeltje van een stof dat nog de chemische eigenschap van de stof bezit

mond
ook wel mondholte genoemd, met functies in onder andere het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

mond
ook wel mondholte genoemd; onderdeel van het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

mossen
landplanten die een vochtige leefomgeving nodig hebben; ze hebben geen echte wortels, maar nemen water op via dunne, eenvoudige blaadjes. Voorbeeld van een sporenplant.

mutatie
willekeurige verandering in erfelijke aanleg in een cel

mycelium
ook wel zwamvlok genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.

naaktslakken
voorbeeld van een weekdier; omdat ze geen huisje hebben en snel uitdrogen kunnen ze alleen leven in een vochtige omgeving

naaktzadigen
zaadplanten waarbij de zaden onbedekt op de schub van een kegel liggen; bijvoorbeeld naaldbomen zoals een den (de dennenappel is een kegelvrucht).

naaldvormig
bladeren in de vorm van opgerolde bladeren (naalden). De meeste naaldbomen hebben in de zomer en winter naalden. Door het oprollen van de bladeren vindt er minder verdamping van water plaats.

nageboorte
vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten.

natuurlijke selectie
verschijnsel dat individuen met een beter bij de omgeving passend fenotype een grotere overlevings- en voortplantingskans hebben en daardoor hun genen vaker doorgeven aan hun nakomelingen. Na verloop van tijd zullen de genen die coderen voor voordelige eigenschappen in grotere aantallen in de populatie voorkomen.

navelstreng
verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader.

neus
een zintuig; orgaan met reukzintuigcellen die geuren kunnen waarnemen, waardoor je kunt ruiken

neus
ook wel neusholte genoemd; onderdeel van het ademhalingsstelsel

nestvlieders
de jongen van een dier zijn bij de geboorte al genoeg ontwikkeld om de plaats waar ze zijn geboren te verlaten en op eigen kracht hun ouder(s) te volgen.

netvlies
de binnenste laag van het oog dat bestaat uit zintuigcellen (staafjes en kegeltjes), die beelden omzetten in elektrische signalen. Deze signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.

nesteldrang
instinctief (= erfelijk vastgelegd), vaak door hormonen gestuurd gedrag van dieren en mensen ter voorbereiding op het krijgen van jongen

nestblijver
de jongen van een dier zijn bij de geboorte nog niet ver genoeg ontwikkeld en moeten langere tijd in hetzelfde nest of hol doorbrengen, waar hun ouders ze verzorgen.

nestbouw
gedrag dat vooraf gaat aan de voortplanting (paring): opbouwen van een nest om jongen in groot te brengen (o.a. bij vogels, insecten en vissen).

negatief geladen
wanneer een voorwerp negatief (elektrisch) geladen is trekt het positief geladen voorwerpen aan en stoot het negatief geladen voorwerpen aan. Een atoom is negatief geladen wanneer er een overschot is aan (negatieve) elektronen rondom de kern van het atoom (met protonen en neutronen)

nieren
organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine)

noordpool en zuidpool
delen van een magneet waar de magnetische kracht het grootst is. Gelijksoortige polen (noord-noord en zuid-zuid) stoten elkaar af, ongelijksoortige (noord- zuid) trekken elkaar aan.

normaal
denkbeeldige lijn, loodrecht op een (spiegel)oppervlak getekend. De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval. De hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal heet de hoek van terugkaatsing.

normaal
denkbeeldige lijn, loodrecht op een oppervlak getekend. De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval. De hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal heet de hoek van breking.

octopus
voorbeeld van een inktvissoort

oestrogeen
vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

olie
fossiele brandstof (vloeibaar), ook wel aardolie genoemd; in een ver verleden uit plantenresten gevormd.

omgeving
milieu, niet-levende factoren zoals water, licht, temperatuur en bodem

omnivoor
alleseters of allesetend; benaming voor organisme dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet .

onderhuidse vetlaag
een aanpassing om in koude omstandigheden te overleven door reservestoffen (vetten) onder de huid aan te leggen. Bijvoorbeeld: ijsbeer, zeehond.

onderlinge interactie
wisselwerking tussen organismen

ongeslachtelijke voortplanting
voortplanting waarbij geen bevruchting plaatsvindt: uit (een deel van) één organisme ontstaat een nieuw organisme. De nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Bijvoorbeeld: bollen, knollen, stekken, uitlopers, wortelstokken. Ander vormen: voortplanting door deling (bij bacteriën en eencellige planten en dieren) en maagdelijke voortplanting (vrouwtjes van bepaalde diersoorten kunnen nakomelingen krijgen zonder dat hier mannetjes aan te pas komen, bijvoorbeeld bladluizen).

ongewervelde dieren
dieren zonder wervelkolom of ruggengraat, zoals holtedieren, sponzen, wormen, weekdieren, stekelhuidigen en geleedpotigen

ontkiemen
ook wel kiemen genoemd; proces van groei van een zaad waarin uit een embryo (= kiem) een kiemplantje groeit.

ontlading
als in een voorwerp door statische elektriciteit een hoge elektrische lading is opgebouwd, kan dit heel snel zijn lading kwijtraken doordat elektronen in korte tijd overspringen van het negatief geladen voorwerp naar het positief geladen voorwerp. Je ziet dan vonken. Bijvoorbeeld: bliksem, vonkende trui.

ontsteking
plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte.

onvolledige metamorfose
ook wel onvolledige gedaanteverwisseling; de larve lijkt op het volwassen dier, maar heeft nog geen vleugels. Bijvoorbeeld: sprinkhaan.

oog
een zintuig; orgaan met zintuigcellen die licht registreren/waarnemen, waardoor je kunt zien

oor
een zintuig; orgaan met zintuigcellen die geluidstrillingen registreren/waarnemen, waardoor je kunt horen

oplosbaarheid
stofeigenschap; de mate waarin een stof kan oplossen in een andere stof (oplosmiddel)

oplossing
helder mengsel van een vloeistof met een vaste stof of twee vloeistoffen. Bijvoorbeeld: suiker in een glas thee of limonadesiroop in water.

optisch midden
midden van een lens. Lichtstralen die op het optische midden van een lens vallen, gaan rechtdoor en worden dus niet gebroken.

opwaartse kracht
ook wel archimedeskracht genoemd; omhooggerichte kracht die wordt uitgeoefend door vloeistoffen en gassen, als je er een voorwerp in plaatst. Wet van Archimedes: de opwaartse kracht die een voorwerp in een vloeistof of gas ondervindt, is even groot als het gewicht van de verplaatste vloeistof of het gas.

opwaartse kracht
ook wel archimedeskracht genoemd: omhooggerichte kracht die wordt uitgeoefend door vloeistoffen en gassen, als je er een voorwerp in plaatst. Wet van Archimedes: de opwaartse kracht die een voorwerp in een vloeistof of gas ondervindt, is even groot als het gewicht van de verplaatste vloeistof of het gas.