MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668


organische stoffen
stoffen die voornamelijk uit koolstof- (C), zuurstof- (O) en waterstof- (H) atomen bestaan. Organismen zijn opgebouwd uit organische stoffen.

organisme
een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen (levenskenmerken), zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.

orgaan
deel van een organisme met een specifieke vorm en functie. Een orgaan bestaat vaak uit verschillende weefseltypes.

ouderzorg
de zorg die één of beide ouders verlenen aan hun jongen, bijvoorbeeld voeden (eten geven) en opvoeden (leren).

overblijvers
ook wel overblijvende planten of vaste planten genoemd; kunnen tijdens hun levenscyclus meerdere malen bloeien. Bijvoorbeeld: margriet, maar ook bomen en struiken.

overbrenging
krachten kunnen worden overgebracht door (tand)wielen, hefbomen en katrollen. Krachten kunnen hiermee worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen kunnen worden versneld, vertraagd of van richting worden veranderd.

ovulatie
eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht.

paddenstoel
voortplantingsorgaan (vruchtlichaam) van een schimmel; paddenstoelen staan boven de grond, het andere deel van de schimmel, de schimmeldraden, bevinden zich onder de grond

paddenstoel
een paddenstoel is het vruchtlichaam van een schimmel; het is maar een klein deel van de schimmel. De rest zit onder de grond of in een ander organisme, zoals een boomstam.

parallelschakeling
wanneer delen van een schakeling zo zijn geschakeld dat de stroom wordt gesplitst en daarna weer bij elkaar komt

parasiet
organisme dat in of op een organisme van een andere soort leeft en zich in stand houdt ten koste van dat andere organisme. De soort die nadeel ondervindt is de gastheer. Bijvoorbeeld: hoofdluis, lintworm.

paringsdrang
instinctief (= erfelijk vastgelegd), door hormonen gestuurd gedrag van dieren en mensen om te paren, zich voort te planten

penis
mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap.

permanente verbindingen
verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden, dat geen beweging meer mogelijk is. Bijvoorbeeld: lassen, lijmen en schroeven.

pees
verbinding tussen een spier en een bot

plaag
wanneer een bepaald soort organisme veel voorkomt en zich snel voortplant, vormt het een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten.

placenta
ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder.

planeten
ronde hemellichamen die zich bevinden in een baan rond de zon

planten
organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).

plantencel
ook wel een plantaardige cel genoemd; een cel met celwand en celkern. Plantencellen bevatten meestal bladgroenkorrels.

pop
levensfase waarbij de larve zich ontwikkelt tot een volwassen dier. Verpoppen is een proces bij de volledige metamorfose van veel insecten, zoals vlinders, vliegen en kevers. Het dier eet niet, beweegt niet, terwijl van binnen nieuwe organen ontwikkelen (bijvoorbeeld vleugels).

populatie
groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten

positief geladen
wanneer een voorwerp positief (elektrisch) geladen is trekt het negatief geladen voorwerpen aan en stoot het positief geladen voorwerpen aan. Een atoom is positief geladen wanneer er een tekort is aan (negatieve) elektronen rondom de kern van het atoom (met protonen en neutronen)

potentiële energie
ook wel zwaarte-energie genoemd; energie die vrijkomt bij het laten zakken van een voorwerp (massa) en die nodig is bij het ophijsen van een voorwerp. Deze energie is afhankelijk van de massa, de zwaartekracht en het hoogteverschil.

predator
natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie)

predator
roofvijand, dier dat actief op zoek gaat naar een prooi. Bijvoorbeeld: tijger, haai, spin.

predator-prooi relatie
voedselrelatie tussen predator en prooi(dier), waarbij predator en prooi de grootte van elkaars populaties beïnvloeden; zij houden elkaar in (dynamisch) evenwicht.

primaire geslachtskenmerken
kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.

primaire lichtkleuren
de drie basiskleuren van licht: rood, groen en blauw. Door deze te mengen kunnen alle andere kleuren licht worden gemaakt. Rood, groen en blauw geven samen wit licht

primaire verf- of inktkleuren
de drie basiskleuren van verf of inkt: rood, geel en blauw. Door deze te mengen, kunnen alle andere kleuren verf of inkt worden gemaakt.

prisma
driehoekig stuk glas of plexiglas. Als wit licht (dat bestaat uit alle kleuren licht) hierop valt, worden de kleuren verschillend gebroken. Daardoor wordt het witte licht 'uit elkaar' gehaald en zijn de kleuren van de regenboog te zien.

producenten
organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide, water en zonlicht.

proeven
het waarnemen van smaken met een tong (smaakzintuig)

profielen
met profielen worden constructies gemaakt, die krachten goed kunnen opvangen en tegelijk licht van gewicht zijn. Bijvoorbeeld: H-profiel, I-profiel en U- profiel.

progesteron
hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

prooi
dier dat als voedsel dient voor een predator

prostaat
deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen.

puberteit
levensfase waarin jongens en meisjes onder invloed van geslachtshormonen secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen en geslachtsrijp worden. Leeftijdsperiode van circa 12 tot 18 jaar

pupil
opening in het midden van de iris, waardoor licht het oog binnenkomt

randaarde
extra veiligheid op apparaten met een metalen buitenkant en in geaarde stopcontacten, die zorgt dat een apparaat bij een storing niet onder stroom komt te staan. Op de buitenkant is een aardedraad aangesloten die (via elektrische bedrading) de grond in gaat. Stroom kiest de weg van de minste weerstand en zal dus bij een storing via de aarde wegstromen.

recessief
een recessieve eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) alleen tot uiting als beide allelen op het chromosomenpaar recessief zijn. Wanneer een dominant allel aanwezig is, overheerst de dominante eigenschap en zal de recessieve eigenschap niet tot uiting komen.

reflectie van licht
licht dat op een materiaal of voorwerp valt, kan worden gereflecteerd of geabsobeerd. Reflectie betekent dat de energie van de straling wordt teruggekaatst. Wit reflecteert alle kleuren licht.

reflex
een zeer snelle reactie van het zenuwstelsel, waarbij het signaal in eerste instantie niet via de hersenen verloopt, maar alleen via het ruggenmerg

regenboog
gekleurde cirkelboog die je aan de hemel kunt waarnemen en ontstaat door de breking van licht in waterdruppels als het regent en tegelijkertijd de zon schijnt of als de luchtvochtigheid hoog is en de zon erg fel.

regenmeter
meetinstrument dat wordt gebruikt om de hoeveelheid gevallen neerslag gedurende een tijdsperiode te meten. 1 mm op de schaal van de regenmeter komt overeen met 1 liter gevallen neerslag per vierkante meter.

regulerende stoffen
ook wel regelstoffen; stoffen zoals hormonen, die een regulerende rol spelen bij belangrijke lichaamsprocessen. Bijvoorbeeld: geslachtshormonen bij de voortplanting.

reptiel
gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen

reservestoffen
voedingsstoffen die dienen als reservestof. Bijvoorbeeld: vetten

residu
vaste stof die achterblijft in een filter of zeef bij filtreren

richting van een kracht
kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van snelheid kan veranderen. Het effect is afhankelijk van de grootte, richting en het aangrijpingspunt van de kracht. Het wordt gemeten in Newton (N) en weergegeven door een pijl. De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.

rijpen
faseovergang van gas naar vast (warmte vrij)

rivier
voorbeeld van biotoop; waterloop, afvoer van water uit gebied, zoet water

rode bloedlichaampjes
rode bloedcellen, die hemoglobine bevatten en een functie hebben bij het vervoeren van zuurstof in het bloed

ruggenmerg
deel van het zenuwstelsel dat binnen in de wervelkolom ligt, speelt een rol bij het doorgeven van signalen in het zenuwstelsel.

rui
een aanpassing van vogels of zoogdieren waarbij zij veren of de vacht vervangen. Veel vogels hebben een zomerkleed en een winterkleed. Door het winterkleed zijn de vogels klaar voor een trektocht en/of om de winter te overleven. Vogels ruien ook om een opvallend verenkleed te krijgen voor de balts en de voortplanting. Zoogdieren hebben een zomer- en een wintervacht als aanpassing aan wisselende temperaturen.

ruiken
het waarnemen van geur met een neus (geurzintuig)

rups
larve van een vlinder, een rups groeit

rust
een voorwerp is in rust wanneer de snelheid (v) = 0 en de resulterende kracht (F0) = 0

saprofyt
organisme dat zich voedt met dode (delen van) andere organismen. Bijvoorbeeld: bepaalde soorten bacteriën en schimmels.

schaduwvorming
Schaduw treedt op wanneer een voorwerp licht (deels) blokkeert. Bij een puntbron (1 lichtpunt) ontstaat een scherpe schaduw.

schakelaar
poortje' tussen de geleidende delen van een stroomkring dat de stroom kan doorlaten of onderbreken.

schakeling
ook wel circuit genoemd; allerlei elektrische delen in een stroomkring (bestaat bijvoorbeeld uit een spanningsbron, elektrische bedrading, een lampje en een schakelaar)

scheidingstechnieken
scheidingsmethode om de ingrediënten van een mengsel van stoffen te scheiden

schelpen
voorbeeld van een weekdier met een uitwendig skelet, bij schelpdieren bestaande uit twee kleppen

schijf van vijf
hulpmiddel opgesteld door het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken bij het kiezen van gezonde voeding. Eet elke dag iets uit alle vijf vakken; van de grootste vakken moet je het meeste eten.

schijngestalten van de maan
gedaanten van de maan: volle maan, laatste kwartier, nieuwe maan en eerste kwartier

schimmels
organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, maar geen bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (gist) als meercellige schimmels (zoals paddenstoelen).

schutkleur
een vorm van camouflage: de kleur (of vorm) valt weg tegen de achtergrond of het landschap. Vorm van adaptatie om het organisme te beschermen tegen predatie of vraat. Bijvoorbeeld: wandelende tak.

seizoensinvloed
de levenscyclus van veel planten is afhankelijk van de verschillende jaargetijden (seizoenen). Bijvoorbeeld: kieming van zaden en bloei van sommige planten kan alleen plaatsvinden bij bepaalde groeivoorwaarden (minimumtemperatuur, voldoende vocht en licht). Deze groeivoorwaarden doen zich niet in alle seizoenen voor.

seizoen
ook wel jaargetijde genoemd; jaarlijks terugkerende periode van drie maanden. De seizoenen zijn lente, zomer, herfst en winter. Seizoenen komen alleen voor boven en onder de evenaar. Dit komt door de hellingshoek van de aardas ten opzichte van de as van de baan rond de zon.

secundaire geslachtskenmerken
geslachtskenmerken van jongens en meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei bij jongens en borsten en bredere heupen bij meisjes.

sensor
deel van een regelsysteem dat zorgt voor de invoer. Een geautomatiseerd systeem ontvangt informatie via één of meer sensoren en zet een temperatuur, geluid, licht of iets anders wat gemeten moet worden, om in een elektrische spanning.

serieschakeling
wanneer delen van een schakeling zo zijn geschakeld dat de stroom door alle delen stroomt

skelet
geraamte, botten- of beenderenstelsel, met als functies: stevigheid, bescherming, aanhechting van spieren en aanmaak van bloedcellen

skelet
orgaanstelsel dat zorgt voor stevigheid en bescherming van een organisme en ook beweging mogelijk maakt door spieraanhechting. Bijvoorbeeld: het geraamte bij gewervelde dieren (inwendig skelet) en het pantser (uitwendig skelet) bij geleedpotige dieren (bijvoorbeeld insecten)

slagader
bloedvat waardoor zuurstofrijk bloed van het hart wegstroomt om de verschillende organen van zuurstof te voorzien. Een slagader heeft een dikke wand, is elastisch en de bloeddruk in de slagaders is hoog. Alleen de longslagader bevat zuurstofarm bloed.

slakkenhuis
deel van het binnenoor, gevuld met vloeistof. Het ontvangt geluidstrillingen van de gehoorbeentjes en zet deze om in elektrische signalen. Zintuigcellen in het slakkenhuis geven de signaaltjes door aan de gehoorzenuw.

slokdarm
gespierde 'buis' van de mondholte naar de maag; peristaltische bewegingen in de slokdarm zorgen voor het vervoer van voedsel richting de maag.

sloot
voorbeeld van biotoop; zoet stromend water

smelten
overgang van vast naar vloeibaar (warmte nodig)

smeltpunt
de temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vaste fase naar de vloeibare fase. Het smeltpunt van water is 0°C (bij een luchtdruk van 1 atmosfeer).

smeltpunt
de (grens)temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vaste fase naar de vloeibare fase. Het smeltpunt van water is 0°C.

sneeuw
vorm van neerslag die bestaat uit ijskristallen

snelheid
snelheid van een organisme kan belangrijk zijn om aan predators te ontsnappen. Bijvoorbeeld: haas.

soort
groep organismen (individuen) die in staat zijn zich onderling voort te planten en waarbij de nakomelingen vruchtbaar zijn.

soort
groep organismen die zich samen geslachtelijk kunnen voortplanten en dan vruchtbare nakomelingen krijgen. Dat betekent dat de nakomelingen ook weer nakomelingen kunnen krijgen.

spanning
kracht' of 'druk' waarmee elektronen een bepaalde kant opgeduwd worden

spanningsbron
apparaat dat tussen twee punten (= polen) een bepaalde spanning zet. Een spanningsbron brengt elektronen in beweging (= elektriciteit) tussen de polen en geeft ze energie mee. Met welke kracht de elektronen in beweging worden gebracht, wordt spanning genoemd, uitgedrukt in Volt. Voorbeelden van spanningsbronnen: batterij, accu en stopcontact (230 Volt).

speeksel
verteringssap, aangemaakt in speekselklieren; bestaat uit water, slijm en enzymen voor de vertering

spermacel
zaadcel van dier of mens, mannelijke voortplantingscel

spiegelbeeld
beeld dat je ziet als je in een spiegel of spiegelend oppervlak kijkt. Het is een virtueel (= niet echt) beeld

spiegelwet
hoek van inval = hoek van terugkaatsing: als een lichtstraal op een spiegelend oppervlak valt, is de hoek die de weerspiegelde lichtstraal met de normaal maakt hetzelfde als de hoek die de invallende straal met de normaal maakt.

spierstelsel
orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.

spierweefsel
weefsel dat bestaat uit spiercellen

spijsverteringsstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.

spinachtigen
groep van geleedpotigen met acht poten, bijvoorbeeld hooiwagens en teken

sponzen
groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.

sporen
voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten

sporenplanten
planten die zich voortplanten met behulp van sporen. Ze hebben geen bloemen, vruchten en zaden.

staafjes
zintuigcellen op het netvlies (vooral rondom de gele vlek), die zwart-grijs-wit en contrasten kunnen waarnemen; ze worden vooral gebruikt in schemer en donker en nemen geen kleuren en details waar