MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668
vruchtbeginsel
onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht
vruchtverspreiding
zaadverspreiding door vruchten. Door plant zelf: zaden 'springen' uit rijpe vruchten. Bijvoorbeeld: springzaad Door dieren: dieren eten vruchten met zaden en poepen ze ergens anders weer uit. Bijvoorbeeld: zoete kers. Door water: sommige vruchten zijn hol van binnen en drijven op het water naar een andere plek. Bijvoorbeeld: waterlelie, kokosnoot
vruchtvliezen
vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen
warmbloedig
warmbloedige dieren houden door verbranding van voedingsstoffen hun inwendige lichaamstemperatuur vrijwel constant.
warmtegeleiding
de beweging van warmte door een voorwerp heen. Metalen zijn goede warmtegeleiders, kunststof en hout slechte.
warmtegeleiding
de beweging van warmte door een voorwerp heen: de beweging van de moleculen aan één kant van een voorwerp worden van molecuul tot molecuul doorgegeven tot aan de andere kant van het voorwerp. Bijvoorbeeld: metalen zijn goede warmtegeleiders, piepschuim is een slechte warmtegeleider.
warmteisolatie
tegengaan van warmtegeleiding, warmtestroming en warmtestraling en de materialen die daarvoor worden gebruikt. Bijvoorbeeld: piepschuim is een slechte geleider.
warmtestraling
ook wel infraroodstraling genoemd; warmteoverdracht tussen twee lichamen, die niet met elkaar in aanraking zijn, dus zonder gebruik van een tussenstof en zonder verplaatsing van moleculen. Dit kan ook in vacuüm optreden. Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de hoeveelheid straling.
warmtestroming
hierbij verplaatsen moleculen zich van de ene naar de andere plaats, waardoor zij de warmte meenemen.
water
molecuul bestaat uit twee waterstof atomen en één zuurstof atoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.
water
belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en die nodig is voor de fotosynthese van planten
waterkracht
een energiebron, energie kan worden opgewekt met behulp van waterkracht (in een waterkrachtcentrale), vaak samen met een stuwmeer: water stroomt van een hooggelegen plaats naar een laaggelegen plaats, waarbij bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.
waterverspreiding
zaadverspreiding door water. Vruchten/ zaden blijven drijven en/of worden meegevoerd met het water. Bijvoorbeeld: kokosnoot, waterlelie.
weefsel
groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype)
weekdieren
groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig of geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus), mossel en slak.
weerstand
eigenschap van een voorwerp die aangeeft hoe goed het voorwerp spanning 'weerstaat'. Een grote weerstand betekent dat bij een grote spanning weinig stroom gaat lopen.
weide
voorbeeld van biotoop; open grasland
wiel en as
een wiel draait om een as. Een as is een (soms denkbeeldige) staaf of ronde balk waaromheen iets anders draait.
wind
een energiebron, energie kan worden opgewekt met behulp van wind: een windturbine zet de bewegingsenergie van wind om in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.
windbestuiving
overbrengen van stuifmeel door de wind van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper)
windmeter
meetinstrument dat gebruikt wordt om de windsnelheid te meten
windrichting
ook wel kompasstreek of windstreek genoemd, om aan te geven uit welke richting de wind waait: noord, oost, zuid of west. Bijvoorbeeld: een oostenwind waait vanuit het oosten
windsnelheid
natuurkundige grootheid om de snelheid van de wind aan te geven, in meters per seconde of kilometers per uur. Ook wel windkracht genoemd. De snelheid wordt aangegeven op de schaal van Beaufort. Bijvoorbeeld windkracht 9 = storm
windvaan
ook wel windwijzer genoemd; instrument om de richting van de wind mee te bepalen
windverspreiding
zaadverspreiding door de wind. De zaden hebben dan speciale vleugels (bijvoorbeeld 'helicopterzaadjes' van de esdoorn) of pluisjes (bijvoorbeeld paardenbloem) of ze zijn heel licht zodat de wind ze gemakkelijk mee kan voeren.
winterslaap
een periode waarbij een dier een lage lichaamstemperatuur heeft, langzaam ademhaalt en een laag hartritme heeft, om de winter te overleven zonder te zoeken naar voedsel. Bijvoorbeeld: vleermuis en egel.
wisselwerking
de invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar
woestijn
voorbeeld van biotoop; gebied met weinig neerslag en grote verschillen in temperatuur
wolken
waterduppeltjes (of ijskristallen) in de lucht, te zien als witte of grijze wolk.
wormen
groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben
wortel
ondergronds deel van een plant met de functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant vastzetten in de grond.
wortel
ondergronds deel van een plant met als functies om water en mineralen uit de bodem op te nemen, reservestoffen op te slaan en de plant vast te zetten in de grond. Bij kieming van een zaad groeit eerst het worteltje.
wrijving
weerstand die optreedt wanneer een voorwerp in of over een ander medium (vaste, vloeibare of gasvormige stof) beweegt
wrijvingskracht
kracht die ontstaat wanneer twee oppervlakken (van een vaste, vloeibare of gasvormige stof) langs elkaar schuiven. Hierbij ontstaat warmte of verandert de vorm. Bijvoorbeeld: bij het glijden van een glijbaan.
zaad
bij (bloem)planten: bevruchte en gerijpte eicel, waaruit een nieuwe plant kan groeien. Ontwikkelt zich in het zaadbeginsel. Bij dieren (en mensen): mannelijke, onbevruchte voortplantingscel.
zaad
(kiem, reservevoedsel) deel van een plant dat een embryo (kiem) bevat en kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Een zaad is ontstaan uit een zaadbeginsel na versmelting van de eicel en een stuifmeelkorrel. Zaad bevat reservevoedsel voor de kieming en de eerste groei van het kiemplantje, voordat de fotosynthese op gang komt.
zaadbeginsel
deel van het vruchtbeginsel, waarin zich een eicel bevindt die kan worden bevrucht. Uit het zaadbeginsel kan na bevruchting een zaad ontstaan.
zaadleider
afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat
zaadplanten
planten die zich voortplanten met behulp van zaden. Zaadplanten hebben wortels, stengels, vaatbundels en bladeren.
zaadplanten
planten die zich geslachtelijk kunnen voortplanten door zaden
zaadverspreiding
verspreiding van zaden over een groter gebied, met kans op een gunstigere standplaats om uit te groeien tot (kiem)plant. Kan op verschillende manieren: door wind (zie windverspreiding), water (zie waterverspreiding), dieren (zie dierverspreiding) of mensen (bijvoorbeeld in tuin- en akkerbouw, graszaad aan schoenen) of door de plant zelf (bijvoorbeeld springzaad).
zee
voorbeeld van biotoop; zout water
zeeanemoon
voorbeeld van een holtedier
zeester
voorbeeld van een stekelhuidige, met een stervormig lichaam, bestaande uit een centrale schijf en meestal vijf 'armen'
zekering
beveiliging in een elektrische installatie of een elektrisch apparaat tegen oververhitting als gevolg van een hoge stroomsterkte: een smeltzekering of een automatische zekering 'brandt door' ('springen de stoppen' = zekeringen) als er te veel stroom door loopt en laat dan geen stroom meer door. Grote stromen kunnen optreden bij overbelasting (teveel vermogen ingeschakeld) en kortsluiting (te grote stroom door te weinig (of geen) weerstand in de stroomkring).
zenuwcellen
specifieke cellen van het zenuwstelsel, die bestaan uit een cellichaam en heel lange uitlopers. Ze ontvangen signalen en informatie en geven die door.
zenuwstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij het waarnemen van en reageren op prikkels uit de omgeving en uit het lichaam zelf. Organen van het zenuwstelsel zijn o.a. zintuigen, hersenen en ruggenmerg.
zeven
scheidingstechniek voor een suspensie of een mengsel van twee vaste stoffen met behulp van een zeef. Het berust op een verschil in korrelgrootte of vaste deeltjes in een vloeistof.
ziek
zich niet gezond voelen of zijn
zien
het waarnemen van licht (kleuren, diepte, licht/donker) met de ogen (gezichtszintuig)
zintuig
orgaan dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).
zon
een energiebron, energie van de zon in de vorm van warmte en licht kan door zonnecellen worden omgezet in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.
zogen
melk geven uit de borst of uier van een moeder aan haar kind of van een ander zoogdier aan haar jong(en).
zon
dichtstbijzijnde ster van de planeet aarde
zonsverduistering
wanneer de zon, de maan en de aarde op één lijn staan (met de maan in het midden). De maan staat in de weg en een klein stukje van de aarde ontvangt daardoor geen zonlicht van de zon.
zoogdier
gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met haren, levendbarend, zoogt de jongen, haalt adem met longen
zuigeling
ook wel baby genoemd; eerste levensfase van een mens, van 0 tot circa 1 jaar. Letterlijke betekenis: kind dat nog gezoogd wordt.
zuivere stof
een stof die geheel bestaat uit één soort molecuul, dus niet gemengd is met andere stoffen. Heeft specifieke stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, dichtheid en oplosbaarheid).
zuurstof
molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding
zwaartekracht
kracht waarmee voorwerpen door andere voorwerpen worden aangetrokken. In het dagelijks leven is één van deze voorwerpen de aarde.
zwamvlok
ook wel mycelium genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.
zweet
uitscheidingsproduct dat een functie heeft bij het regelen van de temperatuur van het lichaam
zwellichaam
orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt.
zwezerik
ook wel thymus genoemd; orgaan dat betrokken is bij het afweersysteem
s-t-diagram
een diagram waarbij de versnelling van een voorwerp (y-as) is uitgezet tegen de tijd (x-as)
v-t-diagram
een diagram waarbij de snelheid van een voorwerp (y-as) is uitgezet tegen de tijd (x-as)
X-chromosoom
vrouwelijk geslachtschromosoom; een vrouw heeft in een lichaamscel twee X-chromosomen
Y-chromosoom
mannelijk geslachtschromosoom; een man heeft in een lichaamscel een X- en een Y-chromosoom