MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668


stad
voorbeeld van biotoop; plaats waar mensen wonen en werken

stamper
vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel

statische elektriciteit
elektriciteit die voorkomt in niet- of slecht geleidende stoffen, waarbij geen stroom loopt, maar wel een hoge spanning aanwezig is, door een ongelijke verhouding tussen elektronen en protonen. Omdat er geen stroom loopt, wordt elektrische lading opgebouwd. Statische elektriciteit kan ontstaan door wrijving tussen voorwerpen van verschillende materialen of door wrijving met lucht.

stekelhuidigen
groep van ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Bijvoorbeeld: zeester, zee-egel en zeekomkommer.

stekken
vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten waarbij een stukje blad of stengel van een plant uitgroeit tot een nieuwe plant. Bijvoorbeeld: wilgentakken.

stemband
twee delen in het strottenhoofd waarmee een stemgeluid gevormd wordt. De stembanden gaan trillen bij het uitademen.

stempel
bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving

stengel
hoofdas van een plant die bladeren en eventueel bloemen draagt en water, mineralen en suikers vervoert.

ster
een bolvormig hemellichaam dat veel energie uitzendt in de vorm van straling (met verschillende golflengten). Bijvoorbeeld: de zon.

sterrenstelsel
soms ook wel melkwegstelsel genoemd; grote verzameling sterren die zich op geringe onderlinge afstand bevinden.

stofwisseling
een lichamelijk proces bij alle levende organismen, waarbij verschillende processen voedingsstoffen omzetten in energie

stollen
overgang van vloeibaar naar vast (warmte komt vrij)

straling
ook wel infraroodstraling genoemd; warmteoverdracht tussen twee lichamen, die niet met elkaar in aanraking zijn, dus zonder gebruik van een tussenstof en zonder verplaatsing van moleculen. Straling kan ook in vacuüm optreden. Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de hoeveelheid straling.

stroomkring
een aantal onderdelen die er samen voor zorgen dat de elektrische stroom kan rondstromen. Stroom kan alleen blijven stromen in een gesloten stroomkring en stroomt van een pluspool naar de minpool.

stroomsterkte
verplaatsen van elektronen door een geleider (onder invloed van een spanningsbron). Het aantal elektronen per seconde geef je aan in Ampère (eenheid).

stuifmeel
mannelijke voortplantingscellen van zaadplanten

sublimeren/vervluchtigen
faseovergang van vast naar gas (warmte nodig)

suikers
bijvoorbeeld glucose en saccharose. Suikers zijn koolhydraten.

suspensie
troebel mengsel van kleine deeltjes van een vaste stof in een vloeistof. Bijvoorbeeld: modderwater.

symbiose
langdurig samenleven van twee organismen van verschillende soorten, waarbij de samenleving minstens één van de organismen voordeel biedt. Bijvoorbeeld: parasitisme.

takel
verschillende katrollen die samen werken als een set

tandwielen
getand wiel dat wordt gebruikt in machines. Hiermee kunnen bewegingen overgebracht worden en van snelheid of richting veranderen.

teelballen
mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt.

temperatuur
natuurkundige grootheid om aan te geven hoe warm of koud iets is. De temperatuur is een maat voor de snelheid van moleculen. Warmte is de energie die nodig is of vrijkomt als die snelheid wordt verhoogd of verlaagd. De eenheid: graden Celsius (of Kelvin of Farhrenheit).

territorium
een gebied van een dier om voedsel te zoeken en jongen te verzorgen. Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.

testosteron
mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren)

thymus
ook wel zwezerik genoemd; orgaan dat betrokken is bij het afweersysteem

thermometer
meetinstrument dat gebruikt wordt om de temperatuur te meten

thermostaat
feedbacksysteem, schakelaar om een bepaalde temperatuur in een ruimte te handhaven (behouden).

tong
een zintuig; orgaan met smaakzintuigcellen die smaken kunnen waarnemen, waardoor je kunt proeven

toonhoogte
ook wel frequentie genoemd; weergegeven door het aantal trillingen per seconde. De eenheid is Hertz (Hz). Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon.

tracheeën
ademhalingsbuisjes, ademhalingsorganen bij insecten

transportweefsel
weefsel van een plant dat als functie heeft om water, mineralen en suikers te vervoeren. Bijvoorbeeld: houtvaten en bastvaten.

trekkracht
kracht die gericht is in de richting waarin het voorwerp wordt getrokken, zodat het materiaal waar de trekkracht op werkt, de neiging heeft uit te rekken. Bijvoorbeeld: bij een tuibrug (in de tuien) of bij touwtrekken.

trilharen
haartjes' op slijmvliescellen, o.a. neusslijmvlies, die ervoor zorgen dat vuil, slijm en ziekteverwekkers naar buiten worden gewerkt. Bijvoorbeeld in de luchtpijp: ziekteverwekkers komen via de trilharen in de mondholte, waar je ze inslikt. In de maag worden de ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt

trommelvlies
deel van het oor; het vlies gaat trillen door geluidstrillingen en geeft deze trillingen door aan de gehoorbeentjes

tussenstof
medium

twaalfvingerige darm
eerste deel van de dunne darm dat direct na de maag komt.

twee-eiige tweeling
voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA).

tweejarigen
planten die hun levenscyclus in twee jaar volbrengen, dus van kieming tot zaad in twee jaar, waarna de planten afsterven. Bijvoorbeeld: stokroos, wortel.

tweeslachtig
plantensoort met mannelijke en vrouwelijke bloemen (voortplantingsorganen) op dezelfde plant.

uitlopers
vorm van ongeslachtelijke voortplanting waarbij bovengrondse stengels worden gevormd. Aan deze stengels groeien nieuwe planten. Bijvoorbeeld: aardbei.

uitscheidingsstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die samen schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam verwijderen. Uitscheidingsorganen zijn o.a. de nieren, lever en huid.

uitscheidingsstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het verwijderen van schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam. Uitscheidingsorganen zijn o.a. nieren, lever en de huid.

uitvoer
deel van een regelsysteem dat een actie uitvoert

uitwendige bevruchting
vorm van geslachtelijke voortplanting waarbij de eicel buiten het lichaam van het vrouwtje wordt bevrucht. Bijvoorbeeld bij kikkers en vissen.

uitzetten
groter worden van een voorwerp doordat moleculen verder van elkaar af gaan. Dit ontstaat door verwarming (toename temperatuur). De enige uitzondering is water: het volume van ijs krimpt als het smelt.

urinebuis
afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.

vast
fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen zitten op een vaste plaats ten opzichte van elkaar en zijn aan elkaar gebonden. De moleculen trillen op hun plek.

van zaad tot plant
een zaad kan uitgroeien tot een volwassen plant (een volwassen plant kan zich voortplanten).

van vruchtbeginsel tot vrucht
een vruchtbeginsel (deel van de stamper van een bloem) kan na bevruchting uitgroeien tot een vrucht.

vagina
deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam.

vacuole
ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.

vaccinatie
ook wel inenting genoemd; inspuiting met een vaccin, waardoor iemand actief onvatbaar wordt gemaakt voor een bepaalde ziekteverwekker.

vaccin
een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte.

vaatplanten
landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten)

veerkracht
(tegen)kracht die wordt uitgeoefend op een voorwerp als het wordt vervormd. Bijvoorbeeld: bij het uittrekken van een veer.

verdampen
overgang van vloeibaar naar gas (warmte nodig)

verdediging
afweer, beschermen tegen vijanden en gevaar

vergroting(sfactor)
verhouding tussen de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp: vergroting = beeldafstand : voorwerpsafstand

versmelting
samensmelten van twee celkernen bij bevruchting

versnelling
verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid toeneemt, uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2

verstoring
gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert

vertraging
verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid afneemt, uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2

verwerking
proces tussen invoer en uitvoer in een regelsysteem

vetten
voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.

virus
een stukje DNA met eiwit eromheen dat organismen ziek kan maken. Een virus is geen organisme, omdat het geen levensverschijnselen vertoont.

vis
gewerveld dier, koudbloedig, huid bedekt met schubben, legt eieren zonder schaal in het water, haalt adem met kieuwen

vitamines
stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.

vloeibaar
fase waarin een stof zich kan bevinden; moleculen bewegen kriskras door elkaar, maar 'kleven' nog wel aan elkaar.

vloeibaar
fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen bewegen kriskras door elkaar, maar blijven nog wel met elkaar in contact.

voeding
eten, voedsel

voedingsstoffen
bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen

voedselketen
een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.

voedselkeuze
de voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Het lichaam is aangepast aan de voedselkeuze. Bijvoorbeeld: de lengte van het spijsverteringsstelsel en het gebit verschillen bij herbivoren en carnivoren.

voedselpiramide
een grafische afbeelding waarin verschillende organismen van een voedselketen zijn weergegeven, met de producenten (planten) onderaan en predatoren (roofdieren/carnivoren/vleeseters) bovenin. De piramidevorm geeft het verlies van organische stoffen en energie aan in iedere stap van de keten.

voedselweb
geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap

voelen
het waarnemen van aanraking, druk, warmte of kou (tastzintuig en drukzintuig, warmte- en koudezintuigen)

vogel
gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen

vogeltrek
de trektocht die (trek)vogels ondernemen om de winter door te brengen op een warmere plaats en de terugkeer hiervandaan bij het begin van het volgende broedseizoen. Bijvoorbeeld: boerenzwaluw en tjiftjaf.

volledige metamorfose
ook wel volledige gedaanteverwisseling genoemd; overgang van larve of rups via een popstadium naar volwassen stadium. De larve lijkt niet op het volwassen dier. Bij een vlinder of kever kent deze metamorfose de volgende fases: ei, rups/larve, pop en volwassen dier (imago).

Voltmeter
appraat om de spanning te meten dat parallel geschakeld moet worden in een stroomkring

volume
ook wel inhoud; grootheid die aangeeft hoeveel ruimte een bepaald voorwerp, lichaam of een stof inneemt, uitgedrukt in de eenheid dm3 (kubieke decimeter) of L (liter). Het volume van 'iets' hangt af van de fase, de temperatuur en de ruimte die het krijgt.

voorbehoedsmiddelen
ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen

voorhuid
voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt

voortdurende snelheidsafname
de snelheid van een voorwerp neemt met een vaste hoeveelheid per tijdseenheid af. Het v-t-diagram ziet eruit als een schuine rechte lijn omlaag.

voortdurende snelheidstoename
de snelheid van een voorwerp neemt met een vaste hoeveelheid per tijdseenheid toe. Het v-t-diagram ziet eruit als een schuine rechte lijn omhoog.

voortplanting
het proces waarbij organismen zorgen voor nakomelingen

voortplantingscellen
geslachtscellen. Bij planten: stuifmeelkorrels (man) en eicellen (vrouw); Bij dieren en mensen: spermacellen/zaadcellen (man) en eicellen (vrouw)

voortplantingsstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

voorwerp(safstand)
afstand tussen een voorwerp en de lens, aangegeven met v in meters (of cm)

vorm kiezen
kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.

vorm poten
poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.

vorm snavel
bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.

vorm van blad
de bouw van een blad is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: in het regenwoud (veel neerslag) staan vaak planten met heel grote bladeren, die veel water kunnen verdampen en cactussen (in droge omgeving) hebben vaak doornvormige bladeren en verdampen juist weinig water.

vorm van lichaam
vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen

vorm van stengel
de bouw van een stengel is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: cactussen (in droge omgeving) hebben sterk verdikte stengels waarin zij water kunnen opslaan.

vorm-functie relaties
bij een ontwerpvoorstel is de vorm van het te ontwerpen product gebaseerd op de te vervullen functie. Vorm en functie zijn op elkaar afgestemd, net als in de natuur, waardoor ontwerpers zich graag laten Bijvoorbeeld: de vorm en stand van een vliegtuigvleugel zorgen ervoor dat de lucht op een bepaalde manier langs de vleugel gaat stromen, waardoor het vliegtuig kan vliegen.inspireren.

vrouw
vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken

vrucht
deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en één of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.