blinken werkw. Uitspraak: [ 'blɪŋkə(n) ] Afbreekpatroon: blin·ken Vervoegingen: blonk (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geblonken (volt.deelw.) 1) erg glanzen Voorbeelden: 'blinkende schoenen' , 'Na de schoonmaak staat het huis te blinken.' Synoniem: glimmen 2) schoon en glimmend maken Voorbeeld: 'schoenen ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/blinken