glinsteren werkw. Uitspraak: [ ˈxlɪnstərə(n) ] Afbreekpatroon: glin·ste·ren Vervoegingen: glinsterde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geglinsterd (volt.deelw.) fel en beweeglijk licht geven Voorbeelden: 'De gouden koepel van de kerk glinsterde in de zon.' , 'Ze was heel blij en haar ogen glinsterden.' Synoniemen: : fonkelen, sc... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/glinsteren
felle lichtjes uitstralen die bewegen vb: de steentjes in mijn armband glinsteren Synoniemen: schitteren flonkeren fonkelen sprankelen Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=glinsteren