de tegenstroom zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: te·gen·stroom Verbuigingen: tegenstromen (meerv.) Verbuigingen: tegenstroompje (verkleinwoord) 1) stroom die zich voortbeweegt in tegengestelde richting dan die waarin men zich beweegt 2) stroom van een vloeistof of een gas in omgekeerde richting dan die van een andere
1) Ellende 2) In omgekeerde richting lopende stroom 3) Neer 4) Tegentij 5) Tegenvloed 6) Wantij 1) Neer 2) Tegentij 3) Wantij 
tegenstroming, reactie - Voorbeeld: ‘In die redeloze vrees kwam nu plotseling een tegenstroom: de voorstelling van de mogelijkheid dat het een verheugend nieuws kon zijn, - een erfdeel misschien’
1> stroming, tegengesteld aan de normale stroomrichting. Gerelateerde term: neer. 2> stroming van het water, tegen de vaarrichting in.