vermeerderen werkw. Uitspraak: [ vər'merdərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·meer·de·ren Vervoegingen: vermeerderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft vermeerderd (volt.deelw.) groter in aantal maken of laten worden Voorbeelden: 'Voor de mouw vermeerder je het aantal breisteken met twee per twee naalden.' , 'een gewas vermeerderen' Anto... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/vermeerderen
Uit `De lagere vaktalen: De vogelvangerstaal` 1914 eene kleine maasch die men bijmaakt als men eene rei maschen ten einde gebreit heeft.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10742