Tuinbouwtaal

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren
Datum & Land: 15/02/2007, BE
Woorden: 1884


hark, rijf, (gritsel)
Werktuig om de grond zaaiklaar te leggen; werktuig om onkruid bijeen te doen

Harken, rijven
Met een hark- rijf gras en bladeren op een hoop brengen, of de grond gelijk maken.

Hars
Het kleverige sap, dat door veel coniferen en steenfruit (Prunus-soorten) wordt afgescheiden.

Hart, groeipunt
Het binnenste van een plant. (Het groeipunt)

Harttak
Dit is de centrale tak of as in de boom. Bij sommige appel- en perenrassen kan de harttak zeer sterk groeien.

hechtrank
Plantendeel (bij sommige klimplanten), door modificatie van een plantendeel (stengel, blad, ..) Druiven hechten zich vat met hechtranken aan het steunmateriaal.

Hechtwortels
Korte wortels, die aan klimmende stengels groeien en in staat zijn zich aan dode materialen vast te hechten.

Heempark
Een park waar planten en soms ook dieren van dit land te zien zijn en waarvan je kunt leren.

Heermoes
Akkerpaardestaart. (Kattenstaart). Een moeilijk te verdelgen onkruid. (Wet.naam: Equisetum ..).

Heester, Struik, sierstruik
Een vertakte meerjarige plant met overblijvende houtige stengels. Verwar het begrip heester niet met struik: een struik is, evenals een boom, een groeivorm van een heester.

Heggenschaar, haagschaar
Een grote schaar voor het knippen van heggen en hagen.

heksenkringen
De zgn. heksenkringen in gazons is niet meer dan een schimmelziekte veroorzaakt door de weidekringzwam Merasmius oreades. Zeer kenmerkend is een geelachtige kring.

Herbicide,
Een middel om onkruiden te bestrijden; middel met plantendodende werking, meestal onkruiden. Regelmatig hakken en het gebruik van bodembedekkers is een goed alternatief van herbiciden.

Herfstrassen (fruit)
Fruitrassen met een beperkte koelhuisbewaring, bijv. bewaarbaar tot eind december.

Hergroei
Het opnieuw groeien in een andere pot of andere grond. Bomen en heesters die in november - december geplant worden hergroeien meestal ptimaal.

hermafrodiet
tweeslachtig, benaming voor een bloem, die zowel meeldraden als stamper(s) bevat

Herplantplicht
De door de overheid opgelegde verplichting om na velling van bomen op dezelfde plaats nieuwe aan te planten.

Herstelvermogen 
Het vermogen van een organisme om zich te herstellen van een verzwakking of beschadiging wanneer de oorzaak daarvan is weggenomen.

Het derde blad.
Het derde blad betekent dat de boom drie jaar effectief oud is.

Heterofilie
De eigenschap bij sommige planten, twee soorten bladeren te bezitten. O.a. Ilex en Hedera.

Heterozygoot
In de geslachtscellen erfelijke factoren van verschillende aard hebbend.

hibernaculum
Een winterrustknop, gevormd als de hoofdplant afsterft, waaruit de plant onder geschikte omstandigheden weer opgroeit, Vaak is dit orgaan wortelloos. Ook een bouwseltje waarin sommige insecten overwinteren.

Hielstek (winterstek)
Een winterstek- houtstek met onderaan een voetje meerjarig hout. Bovenaan afgeknipt boven een oog. Onderaan wordt het voetje iets ingekort. Deze stekmethode wordt toegepast bij kruisbessen, peer-, pruim- en kersonderstammen. Hielstekken wortelen beter dan gewone winterstekken.

Hieltje, Voetje
Het uitstekende basisstuk van oud hout of van de stam aan een zijscheut, die van de hoofdstam wordt afgetrokken of afgesneden bij het maken van een stek. Het hieltje is meerjarig.

Hofkoord, pootlijn
Gereedschap dat je gebruikt om langs een rechte lijn te planten. Wordt veel gebruikt in groentetuinen om op rechte rijen te zaaien of te planten.

Hogedrukrugspuit
Op de rug gedragen spuit, die voor het begin van het spuiten op druk wordt gebracht.

Hogedrukspuit
Het apparaat waar een harde straal water uit komt.

homoniem, (homonym)
Eén naam voor verschillende plantensoorten.

Honingdauw 
Een kleverig afscheidingsproduct van bladluizen dat in kleine druppels valt op de voorwerpen die zich onder de boomkroon bevinden. 

Hoofdelement
Een voedingsstof waarvan de plant veel nodig heeft. De hoofdelementen zijn N, P, K en Mg

Hoofdnerf
De meest in het oog springende nerf van het blad, die van de bladvoet naar de top loopt.

Hoofdras
Een ras dat voor algemene of vrij algemene teelt in aanmerking komt.

Hoofdstam
Het stamgedeelte van een boom tussen het grondoppervlak en de eerste zijtak.

Hoofdtak
Het deel van een tak dat de verlengenis en het eindpunt vormt.

Hoofdteelt
Het belangrijkste gewas in een teeltseizoen.

Hoogstam
Een boom met een minimum 2 meter onvertakte stam voor de kroon begint. In de meeste Vlaamse gemeenten wordt voor het aanplanten van meerdere hoogstammige fruitbomen  een subsidie gegeven. Normaal worden hoogstammige bomen op minimum 2 meter van de scheidingslijn geplant. De onderlinge plantafstand is meestal 8-12 meter. Appels, kersen en okkernoten vragen de grootste plantafstand.

Hoogveen, (veengrond)
Een grondsoort van zeer oude verkoolde plantenresten. Zie ook veengrond.

Hormonen, herbicide
De onkruidbestrijdingsmiddelen (herbiciden) die men inzet tegen bepaalde tweezaadlobbigen in grassen en granen bevatten groeibevorderende middelen als actieve stof.

Houdbaarheid
De tijd dat producten goed blijven na de oogst.

Houtachtig gewas
Een grote stevige plant met stammen en takken. Bijvoorbeeld een boom of een heester.

Houtstralen
Mergstralen; op dwarse doorsnede straalsgewijs in het hout verlopende rij of rijen cellen; zorgen voor het transport van voedingsstoffen in horizontale richting.

Houtvaten, xyleem
Deze zorgen voor het vervoer van ruw sap naar boven.

Houtwal
Met kreupelhout beplante, langgestrekte ophoping van grond. In een houtwal kunnen geplant worden: Corylus avellana, Castane sativa en Prunus spinosa.

Huidmondjes, stomata
Poriën in de opperhuid van bladeren of naalden; bij naaldhout vaak aan de onderzijde van de naalden als lichte strepen. De huidmondjes spelen een belangrijke rol in de ademhaling en fotosynthese.

Huls van de bats
Het deel van de bats waar de steel in zit.

Humus
De donkerbruine organische stof, die het eindresultaat is van de afbraak van dood plantaardig en dierlijk materiaal.

Humusafbraak
Humus wordt door de micro-organismen verder afgebroken.

Hybride, hybriden, bastaard,
Kruising. Een natuurlijk of opzettelijk kruisingsproduct van twee verschillende soorten. Planten die allemaal dezelfde eigenschappen hebben. Bijv. bloemkleur en steellengte.

Hydraulisch
Door de kracht van water (vloeistof) in beweging gebracht.

Hydrocultuur, watercultuur
Een methode van plantenteelt in water met voedingsstoffen. (Zonder grondsubstraat). De teelt op water.

Hydrofyten
Waterplanten. Planten die of in water groeien of in een bodem, die met water doordrenkt of volledig met water verzadigd is. De planten, die langs de waterkant staan (en met hun voeten in water staan) behoren ook tot de hydrofyten.

Hygrometer
Een toestel om de Relatieve luchtvochtigheid te meten. (RV) Een voorwerp dat de vochtigheid van de lucht meet.

Hyperparasitisme
Een insect dat een ander insect aantast, of een micro-organisme dat een ander m.o. parasiteert.

Hyperplasie
Een abnormale weefselaangroei, door toename van het aantal cellen.

Hypertrofie
Abnormale weefselaangroei door vergroting van de cellen.

hypocotyl, wortelhals
De wortelhals, het gedeelte van de stengel onder de zaadlobben. Het is het overgangsgedeelte van wortel naar stengel. Struikrozen en okkernoten- walnoten (Juglans regia) worden op de wortelhals geënt.

Hypogeïsche ontkieming
Kieming waarbij de zaadlob onder de grond blijft.

IAZ
indolyazijnzuur - groeihormoon. Zorgt voor de beworteling bij het stekken. Voor de meeste planten bruikbaar. (IAA)

IBZ
indolylboterzuur - groeihormoon. Bewortelingshormoon welke voor een kleiner aantal planten bruikbaar is. (IBA)

ijsheiligen
Deze staan op de kalender vanaf 11 tot 14 mei. Na deze dagen komt meestal geen nachtvorst meer. Mamertus 11 mei, Pancratius 12 mei, Servatius 13 mei, Bonifatius 14 mei

ijzer, Fe
1. Metaalsoort 2. Meststof (sporenelement).

Imago, Volwassen insect
Volwassen insect (wesp, vlieg, kever)

Immuniteit
Onvatbaar voor een parasiet. (Zie ook `tolerantie`)  guy.dekinder@bigfoot.com

Impregneren
Het onder druk inbrengen van een houtbeschermingsmiddel, met als doel de duurzaamheid van het hout te verbeteren.

In bloei trekken
Planten bij een temperatuur van 12 tot 18°C kweken, zodat ze eerder gaan bloeien. Bijvoorbeeld tulpen of seringen.

in-vitrocultuur
De opkweek van planten in laboratoria en op kunstmatige voedingsbodems.

in-vivocultuur, in-vivoteelt
De teelt in volle veld of de teelt buiten het labo in een serre (kas).

Inboeten
Het opnieuw inplanten op plaatsen waar andere planten zijn weggevallen.

inboetplicht
Planten die niet groeien worden gratis vervangen. (Begrip in de tuinaanleg)

Incubatietijd
Tijd die verloopt tussen het begin van een infectie en het zichtbaar worden van de ziektetekens.

Infectiedruk
Het aantal infectiehaarden en de weersomstandigheden bepalen samen de infectiedruk.

Ingraven potten
Een poreuze pot tot aan de rand ingraven in de grond of in een speciaal bed met sintels, turfmolm of zand.

inheems
Niet door de mens geïmporteerd. Afkomstig uit de eigen streek. Streekeigen planten.

Inhoud
1. Onderdelen van de praktijkopdracht. 2. Maat voor volume. Bijvoorbeeld de inhoud vn een fles melk is een liter.

Inkapselen
Formuleringswijze waarbij de werkzame stof omhuld wordt met een inerte stof, waardoor enerzijds het directe contact met de gebruiker met het middel verminderd wordt …

Inkuilen, Inlegeren
Wijze van opslag van een aantal knolgewassen of bomen en heesters. Bewaren van plantenmateriaal in een smalle kuil op een beschutte plaats.

Inleggen
Het in de grond vastzetten van een tak voor vermeerdering door afleggen. Vooral bruikbaar voor klimplanten, maar ook voor andere planten welke moeilijk zijn te stekken.

Inmodderen, pralineren
De wortels bedekken met een dunne brij van 1-3 koemest en 2-3 leem.

Innijpen
Zie toppen

Inplantinghoeken (twijg/ tak)
Takken en twijgen kunnen een op verschillende manieren ingeplant staan op de harttak of op een gesteltak.

Inrollen
Na het zaaien moet het zaad met een laag grond bedekt worden. Dit kan voor gazons gebeuren door met een zware rol aan te drukken.

Insecten: vretende, zuigende
Kleine diertjes met zes poten en meestal met twee paar vleugels. Veel insecten zijn schadelijk voor planten. Twee groepen: vretende insecten en zuigende insecten.

Insectenferomonen
Afscheidingen van insecten die als stoffen in de atmosfeer komen en als signaalstoffen door soortgenoten worden opgevangen. (Communicatiemiddel voor insecten)

Insecticide
Een middel ter bestrijding van insecten; insectendodende werking.

Insecticide zeep
Een speciaal geformuleerde zeep, welke weinig schadelijk is voor de planten, dat bepaalde insecten kan doden.

Insectivoor, Vleesetend
Zie vleesetend. Insectenetend.  guy.dekinderNOSPAM@bigfoot.com

Insnoeien of inknippen
Je snoeit in het eenjarige hout voor een betere vertakking en groeiprikkeling of dracht.

Internodium of lid
Dit is de afstand tussen 2 bladeren of ogen (knoppen). Het gedeelte van een stengel dat tussen twee knopen zit.

Intracellulair
In de cellen

Invoegingsgriffel
Een methode waarbij men de onderstam eerst splijt, vooraleer er een kleine driehoek uit te kerven. In de driehoek komt dan een driehoekig aangesneden ent.

Irrigatie
Akkers of een perceel water geven.

ja`lon [zjaa-] (de (m); -s) 
bakenstok, rood-wit geschilderde stok gebruikt bij terreinopmetingen

Jaarlijks
Elk jaar één keer. Elk jaar een plant eens snoeien.

jaarling (de (m); -en) 
Een plant van één jaar.

Jaarringen
Jaarlijks ringen ontstaan door de werking van het cambium. Het zijn bijkomende hout- of schorslagen die men op de dwarsdoorsnede van een stam of tak kan tellen, zodat men de ouderdom ervan kan bepalen. (Een kring op de dwarsdoorsnede van een boom, die de jaarlijkse houtaanwas aangeeft.)

Jaarrondvermeerdering
1, Op 1 jaar een verkoopbaar product. 2, Een bepaalde plant het ganse jaar kunnen telen. (vb. Snijchrysanten, Snijrozen, ..)

jachtakte
Het bewijs dat men het recht heeft te jagen

jachtdelict (het; -en) 
Een overtreding van de jachtwet

jachtopziener (de (m); -s) 
De persoon die toezicht houdt op de naleving van jachtbepalingen

jachtseizoen (het; -en) 
De tijd van het jaar waarin de jacht (bet. 1) geopend is