Glossarium Nederlands Landschap

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 1072


Windveer
Sierplank langs de kanten van een rieten of pannendak om de voorrand af te dekken.

Windsingel
Bomenrij om de windkracht te breken

Windkuil
Verlaging in het duin ontstaan door winderosie, vaak een voorstadium van een duinvallei en een paraboolduin

Wildwissel
Breed en begroeid viaduct waar wild een snelweg kan oversteken, bijvoorbeeld over de A50 tussen Apeldoorn en Arnhem.

Wildwal
Opgeworpen aarden wal op een landgoed om het wild buiten te houden. Onder andere te zien bij Kasteel Maarsbergen.

Wildkansel
Hoge uitkijkposten aan de rand van voor het publiek toegankelijke wildgebieden.

Wildgraven
Aarden wallen en sloten aangelegd in de eerste 500 jaar van de jaartelling, om bouwland tegen loslopende dieren te beschermen, komt o.a. in Garderen voor.

Wildbaan
Omheind jachtgebied.

Wijstgronden
Natte, meestal venige bodems gelegen op het hogere deel van de Peelrandbreuk, waar vlak onder het oppervlak ondoorlatende kleien voorkomen. De Peelrandbreuk is een geologische breuktrede: een trede in het oppervlaktereliëf van de aarde die is ontstaan als gevolg van verticale bewegingen in twee naast elkaar gelegen schollen van de aardkorst.

Wijk
Vestigingsplaats, dorp

Wijk
Zijkanalen van een hoofddiep in het veenkoloniaal landschap, tussenliggende afstand 50 à 200 meter, daartussen weer zwetsloten

Wijde
Ondiep meer

Wierdijk
Dijk op het voormalige eiland Wieringen waarvan het aarden dijklichaam aan de zeekant versterkt is met een zogeheten wierriem, een dikke laag zeegras. Dit zeegras, dat geen wier, maar een zaadplant is, werd op het wad aan de noordkust van Wieringen geoogst. Het `wier` werd onder water met aan elkaar gekoppelde zeisbladen afgemaaid en opgevangen met een net waarna het aan boord werd gebracht, en in de haven afgeleverd. Het materiaal werd daarna in sloten gewassen en ontzilt, en vervolgens gedroogd. De Wierdijk betreft een bijzonder stukje cultuurhistorie, nergens ter wereld zijn wierdijken dermate zichtbaar als op Wieringen (waarvan de naam overigens niets te maken heeft met de wierdijken).

Wierde
Groningse benaming voor een terp.

Wiel
Plaats waar na een dijkdoorbraak het water met grof geweld het land uitholde en een diepe put achterliet, waar later een weer nieuwe dijk omheen werd gelegd. In het rivierengebied ook waai genoemd, daarbuiten ook kolk of, rond Amsterdam, breek. Het grootste is het Wiel van Bassa bij Leerdam.

Wiek
Zijkanaal in het Veenkoloniale landschap

Wieden
Onder water gelopen verveend laagveen (Kop van Overijssel)

Witveen
Veenlaag onder de bonkaarde in hoogveengebieden. Hieruit wordt het zogenoemde bolsterturf gemaakt dat alleen geschikt is als aanmaakturf of turfstrooisel. Wordt ook wel grauwveen genoemd. Zie droge vervening.

Witte wieven
Witte nevel boven de velden. In Twenthe en de Achterhoek werden hierin spookachtige grafheuvelbewoonsters gezien. Komen veel in sagen voor.

Witte schimmel
Nieuwe woonwijken rondom oude dorpskernen, vaak witgeschilderd en zonder relatie met het omliggende landschap.

Woonpad
In sommige streken liepen direct achter de boerderijen zogenaamde woonpaden. Ze vormden de voorgangers van de wegen die later de boerderijen met elkaar verbonden. De woongedeelten van de boerderijen staan aan deze paden.

Wold(e)
Bos van elzen en wilgen in laaggelegen land (o.a. in Groningen)

Woerd
Huiskamp

Woerd(e)
Terp in het rivierengebied (b.v. Woerden)

Worth, wurt
Zie huiskamp.

Zandverstuiving
Tijdens en na de laatste ijstijd (Weichselien) werd er in de oostelijke en zuidelijke delen van Nederland veel zand door de wind verplaatst. Er heerste toen een toendraklimaat in Nederland, waar de wind vrij spel had. Het zand werd als dekzand afgezet. Met het warmer worden van het klimaat, raakte deze zandruggen begroeid met ijl berkenbos. In de Middeleeuwen werden deze zandgronden ontgonnen. Door overbegrazing werd de ijle vegetatie steeds meer aangetast en verzandden de gebieden. De toenmalige bevolking trachtte dit onheil te keren door het planten van hagen en bosschages om het stuivende zand vast te houden. Dat lukte maar voor een deel, zandverstuivingen met plaatselijk hoge duinen waren het gevolg. In de negentiende eeuw stelde men alles in het werk om de stuivende duinen weer tot rust te brengen door middel van bebossing. Veel zandverstuivingen zijn toen voorgoed verdwenen, ze werden omgezet in bossen zoals bij het Kröller-Müllermuseum op de Hoge Veluwe. De twintig meter hoge duinen aldaar zijn de beboste restanten van een zandverstuiving. Andere gebieden, zoals de Loonsche en Drunensche Duinen in Noord-Brabant, ontsnapten aan bebossing. Zandverstuivingen zijn in Europa zeldzaam, ze worden hier ook wel Atlantische woestijnen genoemd. De ecologische omstandigheden komen in hoge mate overeen met die in woestijnen. De temperatuurverschillen zijn heel groot en er komen allerlei zeldzame planten en dieren (boompieper, tapuit en boomleeuwerik) voor die helemaal aangepast zijn aan deze extreme omstandigheden.

Zandpad, zandweg
Onderdeel van een in vroegere tijden uitgebreid stelsel transport- en verbindingswegen op de zandgronden. Door verharding en ruilverkaveling zijn in de 20e eeuw veel zandwegen verdwenen.

Zandlandschap
Landschap dat bestaat uit hogere delen, zoals stuwwallen en dekzandruggen, en lagere delen, zoals beekdalen en afvoerloze dekzandlaagten.

Zanderijvaart
Vaart aangelegd om afgegraven zand te transporteren. Komen voor in de duinen en in de omgeving van Naarden. Om Naarden Vesting te voorzien van een vrij schootsveld is veel zand afgegraven, dat vervolgens gebruikt werd bij de bouw van Amsterdam (ophoging veenpolders).

Zand
Zie opwas

Zand
Verweringsmateriaal, minerale deeltjes met doorsneden van 0,05-2 mm. Bestaat voor het merendeel uit kwart

Zand
Grondsoort; al naar gelang de korrelgrootte worden zand- en klei als volgt ingedeeld:
grind: > 2000 mu;
grof zand: 200 – 2000 mu;
fijn zand: 50 – 200 mu;
leem: 16 – 50 mu;
slib: < 16 mu;
lutum (klei): < 2 mu.

Zak-
Doodlopend.

Zachthout ooibos
Rivierbegeleidend, meestal laag gelegen bos met boomsoorten als wilg en populier (bomen met zacht hout). Zie ook hardhout ooibos.

Zavel
Grondsoort, meestal bestaande uit klei en 60-80% zand, zware zavel heeft een groter percentage klei dan lichte zavel, zie slib

Zathe, zate
Ondergrond waarop een dijk gebouwd wordt, of het terrein dat gebruikt wordt voor de constructie van een zinkstuk.

Zetwal
Smalle strook land tussen petgaten of weren waarop uitgestoken turf te drogen werd gelegd in Noordwest-Overijssel, elders ook wel ribben of legakkers genoemd

Zelling
Gedeelte van een rivierbodem aan de dijk waar zich slib afzet, ondiep stuk van een rivier.

Zegge
Rietgras

Zeeuwse stolp
Boerderijtype op Schouwen Duiveland, verdwenen sinds de watersnoodramp van 1953.

Zeeuwse schuur
Schuurtype op Goeree Overflakkee met alle deuren in de lange gevel. In de grote deur zit nog een kleine witomrande deur (klinket).

Zeereep
Eerste rij (jonge) duinen achter de zee, met een zeewerende functie, begroeid met helm en biestarwegras.

Zeekleipolder
Door landaanwinningen ontstane polders in het noorden en zuidwesten van Nederland. Zie ook (laag)veenpolder en droogmakerij.

Zeeg
Zie tocht.

Zeedijk
Dijk die direct grenst aan de zee en het achterliggende land tegen overstromingen door de zee moet beschermen. Vanaf de Middeleeuwen heeft met op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden steeds nieuwe zeedijken aangelegd om zo eerder verloren gegaan land terug te winnen. Nog steeds is op veel plaatsen een netwerk van oude zeedijken te vinden in het landschap. Op veel zeedijken in Zuidwest-Nederland zijn rijen bomen geplant. Door de kalkrijke klei die vaak voor het dijklichaam werd gebruikt, groeien op het talud vaak speciale kalkplanten (zoals meidoorns en egelantiers). Voorbeelden zijn de West-Friese Zeedijk die met een boog om Schagen heenloopt en de Slachterdijk in Friesland. Deze laatste dijk heeft langs een nu verlande oude zee-arm gelegen. Zie ook bij dijken.

Zeeboezem
Gebieden waar land is weggeslagen of overstroomd door een stormvloed

Zijlvest(enij)
Oude Groningse term voor waterschap.

Zijl
Uitwateringssluis in Noord-Nederland, elders ook wel spuisluis genoemd. Zie verder bij sluis.

Zijkade
Dwars op een rivier aangelegd dijkje dat dient ter bescherming van stroomafwaarts gelegen land. Wordt ook wel dwarsdijk en zijd(e)wende genoemd.

Zijd(e)wende
Dijkje stroomopwaarts van het dorp waarvoor hij dienst doet, dwars op de hoofddijk, over enige afstand richting kom opgestrekt. Zie ook zuwe en ziendijk.

Zige zage
Zie slangenmuur.

Zien(dijk)
Verbastering van zijdewende zijdewende

Zoutgat
Trechtervormige depressie als gevolg van ingestorte zouttunnels in de driehoek Enschede - Hengelo - Boekelo.

Zoom
Rand

Zompenvaart
Vaart die al in de 17e eeuw werd gebruikt door zogenaamde zompen, kleine vrachtzeilscheepjes (Twente)

Zomerhuis
Klein bijgebouw achter de boerderij dat in de zomermaanden in gebruik is.

Zomerdijk
Lage dijk of kade aan weerszijden van de rivier, die het gebied erachter beschermt tegen een overstroming in de zomer. De gebieden tussen de zomerdijken en de hogere winterdijken worden de uiterwaarden genoemd. Zie verder bij dijken.

Zomerbed
Laagwaterbed van een rivier, tussen de zomerdijken, waarbij de uiterwaarden droogstaan.

Zoeven
Bevloeiingsgreppels in een vloeiweide.

Zoetwaterzak
Ondergrondse zoetwatervoorraad, die het zoute zeewater dat ook in de ondergrond doordringt, op grotere diepte houdt. Hiermee wordt verzilting van het hoger gelegen grondwater tegengegaan.

Zoetwaterlens
Zoet regenwater dat door een lagere soortelijke massa drijft op zout water in de duinen

Zouttoren, zouthuisje
Vanaf de jaren ‘30 werden in de driehoek Enschede - Hengelo - Boekelo met de buurtschap Twekkelo als centrum hoge donker geteerde houten boortorens gebouwd voor de zoutwinning. Inmiddels zijn deze torens vervangen door lage, houten, groene `zouthuisjes` (bijgenaamd `hondenhok`) met een mobiele boorinstallatie. Bij de zoutwinning stroomt lauw water via kilometers lange leidingen naar de boorlocaties. Onder de `zouthuisjes` zoekt het pompwater 400 meter diep contact met de 50 meter dikke zoutlaag. Met een zoutgehalte van 300 gram per liter water keert het mengsel terug naar de fabriek, alwaar grote verdampingsketels zorgen voor het scheidingsproces van zout en water.

Zouttong
Zout water dat bij vloed terecht komt onder het lichtere afstromend rivierwater

Zudden
Als brandstof gestoken heideplaggen (Noord-Nederland)

Zuwe
Dijk dwars op de hoofddijk (o.a. Baambrugse Zuwe bij Vinkeveen), zie ook zijdewende en ziendijk

Zwetsloot
Kanaaltje tussen wijken in hoogveenontginningslandschap

Zwerfkei, -steen
Steen die door gletsjers tijdens de ijstijden is aangevoerd. De meest zwerfkeien in Nederland komen oorspronkelijk uit Scandinavië.

Zwerfkei
Door het landijs uit Scandinavië aangevoerde grote steen

Zwartveen
Veenlaag in hoogveengebieden onder de grauwveen - witveen laag, levert zwarte turf of steekturf en is geschikt als brandstof. Wordt ook veenmosveen genoemd. Zie droge vervening.

Zwarte turf
Veenlaag in hoogveengebieden die als brandstof geschikt is. Wordt ook steekturf genoemd. Zie droge vervening. Zie droge vervening.

Zwaag
Weiland (West-)Friesland), b.v. Beetsterzwaag

Zwin
Getijdegeul.