Wereld Natuur Fonds - WNF dierenbibliotheek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Dierenbibliotheek
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 747


das
De das komt in grote delen van Eurazië voor. Ter onderscheiding van de Amerikaanse das, wordt hij ook wel Europese das genoemd. Dassen komen ook in Nederland voor, maar worden slechts zelden door mensen gezien, omdat ze uitsluitend `s nachts op pad gaan. Overdag verblijven ze in hun burcht.
Dassen leven in kleine groepen van doorgaans één mannetje (de beer), enkele vrouwtjes (zeugjes) en hun jongen. Ze hebben een groot territorium, van vaak wel 100 hectare, dat generaties lang door een dassenfamilie bezet blijft. In hun gebied gebruiken ze vaste paden (wissels), die ze ook blijven gebruiken als die doorsneden worden door een nieuwe autoweg.
Het verkeer vormt een bedreiging voor dassen. Het is een van de redenen waardoor er nog maar weinig dassen in ons land voorkomen (enkele honderden). Met dassentunnels onder drukke wegen probeert men dit probleem op te lossen. (das < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

degoe
De degoe is een knaagdier uit het Zuidwesten van Zuid-Amerika: van de kust tot hoog in het Andesgebergte. 
Degoes leven in kolonies en zijn vooral overdag actief. Ze graven uitgebreide gangenstelsels en leggen daarin ook een wintervoorraad aan. Ze kunnen bij gevaar het uiteinde van hun staart loslaten, net als hagedissen. De staart groeit echter nooit meer aan.
De degoe is bruingrijs en heeft vaak een geel-achtige `halsband` en oogleden. Afgezien van zijn behaarde staart lijkt de degoe wel wat op een grote huismuis maar is meer verwant aan de chinchilla. Ze krijgen 3 tot 10 jongen per worp. Bij de geboorte zijn deze al geheel behaard en de ogen gaan al na korte tijd open. Degoes worden veel als huisdieren gehouden. (degoe < cavia-achtigen < knaagdieren < zoogdieren)

Dendronephtya
Dendronephtya is een opvallend rood-oranje boomvormig vertakt zacht koraal. `s Nachts strekt de kolonie zich volledig uit tot een aanzienlijke omvang. De poliepen steken dan elk hun acht tentakels uit om plankton te vangen. De kalknaalden (ter versteviging) liggen in uitgestrekte toestand verspreid in de doorschijnende `huid` van het vlezige weefsel. Als de kolonie zich samentrekt, puilen de naalden plaatselijk uit. (Dendronephtya < bloemdieren < neteldieren < ongewervelde dieren)

Diadema savignyi
Deze donkergekleurde zee-egel is herkenbaar aan een licht iriserend stervormig patroon aan de bovenkant.
Hij heeft erg lange dunne stekels die bedekt met een dun laagje giftige huid. Dit maakt het extra pijnlijk als je in deze zee-egel trapt, vooral doordat de stekels dan vaak afbreken en er delen in je huid achterblijven. (Diadema savignyi < zee-egels < stekelhuidigen < ongewervelde dieren)

diamantratelslang
De diamantratelslang dankt zijn naam aan de lichtomrande bruine ruitvormige vlekken op zijn rug. Het is de grootste en gevaarlijkste ratelslang van de VS, nog een maat groter dan de nauw verwante Texaanse ratelslang, waar hij veel op lijkt. Net als andere ratelslangen is deze soort levendbarend. Het vrouwtje brengt per keer ongeveer tien jongen van ruim 30 cm ter wereld. (diamantratelslang < slangen < reptielen)

dianameerkat
Deze meerkat is een slanke aap met een zeer lange staart en vaak een baardje die in de boomkruinen leeft. Ze eten vooral vruchten en leven in middelgrote groepen met één volwassen mannetje.
Doordat steeds meer oerwoud in West-Afrika verloren gaat, neemt ook het aantal Dianameerkatten sterk af. (dianameerkat < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

dikbekfuut
Voor een fuut heeft deze Amerikaanse soort een opvallend korte en vooral dikke (hoge) snavel. Midden over de lichte snavel loopt een donkere dwarsband.
Dikbekfuten leven vooral in zoet water. Het mannetje en vrouwtje verdedigen in de broedtijd samen een territorium. Daaruit verdrijven ze soortgenoten maar ook andere watervogels . Na het verjagen van een indringer voeren beide partners een overwinningsdans uit, waarbij ze zich in het water oprichten en met de kop zwaaien. (dikbekfuut < futen < vogels)

dikhoornschaap
Deze Amerikaanse schapen danken hun naam aan de massieve hoorns van de mannetjes. Het gewicht van de hoorns is soms bijna even groot als dat van de rest van het skelet.
In november en december vechten de mannetjes met elkaar. Ze lopen van elkaar weg om zich vervolgens om te draaien en met enorme kracht met de koppen tegen elkaar te slaan. De schedel is erop gebouwd om de klappen zonder schade op te vangen. (dikhoornschaap < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

dikkopschildpad
De dikkopschildpad (vaker `onechte karetschildpad` genoemd) is een zwaargebouwde zeeschildpad. Zijn kaken zijn sterk genoeg om schelpen te kraken. Deze soort komt ook in subtropische zeeën voor.
Dankzij een actie van de Nederlandse WNF-Rangers kon het belangrijkste legstrand van de Middellandse Zee (op het Griekse eiland Zakynthos) beschermd worden. (dikkopschildpad < zeeschildpadden < reptielen)

dikstaartgalago
Deze halfaap is de grootste van de galago`s. Het zijn nachtdieren met grote ogen en oren, waarmee ze in het duister prima insecten kunnen opsporen. Galago`s eten ook stuifmeel van bloemen en zorgen daarbij voor de bestuiving van diverse plantensoorten. (dikstaartgalago < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

dingo
Dingo`s zijn verwilderde huishonden. Dit kan al 10.000 jaar geleden gebeurd zijn, in ieder geval lang voordat Westerlingen Australië ontdekten en koloniseerden.
Dingo`s leven in vergelijkbare groepen als wolven. Een groep jagende dingo`s kan kleine kangoeroes vangen en ook schapen. Dat laatste maakt ze niet erg geliefd bij de Australiërs. Om hun vee te beschermen heeft men enkele delen van Australië hermetisch afgesloten voor dingo`s met eindeloos lange rasters.
Dingo`s vervullen ook een nuttige taak in Australië doordat ze helpen om het konijnenoverschot enigszins te beperken. (dingo < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

discusvis
De dicusvis is een bekend aquariumvis met rode lengtestrepen en donkere dwarsbanden. Van oorsprong komt hij uit de gote rivieren van Zuid-Amerika. Hij behoort tot de cichliden, een soorten- en vormenrijke familie.
Discusvissen vertonen een bijzondere manier van broedzorg. De volwassen vissen scheiden huidslijm af waar de jonge dieren zich circa vijf weken mee kunnen voeden. Daarvoor hechten de jongen zich als ze drie dagen oud zijn aan het lichaam of de vinnen van een oudervis. (discusvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

dodaars
Kleine, schuwe fuut, die bij vennen, kleine meren en moerassen leeft. In Nederland komen naar schatting zo`n tweeduizend broedparen voor. Hun drijvende nest van waterplanten en modder ligt verscholen tussen het riet. Ook de vogels zelf blijven meestal goed verborgen. Aan hun geluid zijn dodaarzen beter te onderscheiden: een hinnikend bibibibi.
Dodaarzen vliegen vaker dan andere futen. In de winter zijn ze duidelijk lichter van kleur dan in het broedseizoen. Vanaf augustus tot eind april is er een groter aantal in ons land als doortrekker of wintergast. (dodaars < futen < vogels)

doejong
De doejong is een vrij slanke zeekoe, die in kustwateren leeft. Doejongs grazen op bedden met zeegras. Daarbij trekken ze vaak de hele plant met wortels en al uit de bodem en maken ze herkenbare kale stroken in de zeegrasbedden.
Doejongs hebben een sikkelvormige staart (dus duidelijk anders dan de ronde staart van de lamantijnen) en kunnen verrassend snel zwemmen: tot 20 km-uur. Dit houden ze echter niet lang vol.
Doejongs zijn al heel lang bejaagd door de oorspronkelijke bewoners van Australië, de Perzische Golf en Micronesië. In een aantal gebieden wordt de jacht nu gereguleerd en zijn veelal met steun van het Wereld Natuur Fonds reservaten ingesteld (Kenia, Papoea Nieuw-Guinea, Australië). Omdat de doejong grote zeegrasvelden nodig heeft, is het belangrijk dat de reservaten behoorlijk uitgestrekt zijn. (doejong < zeekoeien < zoogdieren)

dolfijn van Cuvier
De dolfijn van Cuvier is een stevig gebouwde spitssnuitdolfijn, bruinig van kleur met kleurpatronen en vlekken over het hele lichaam. De onderkaak is zwaargebouwd en bij mannetjes steken er twee tanden uit aan de voorkant. Soms groeien er zeepokken op deze tanden, waardoor ze wat op borstels lijken. (dolfijn van Cuvier < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

dolfijn van Fraser
Dit is een krachtig gebouwde dolfijn. Hij heeft een korte maar duidelijke snuit en erg korte flippers. De rugvin is klein en licht gebogen. Ook de staartvin is vrij klein en heeft een inkerving in het midden. Vanaf het oog loopt een donkere veeg naar achteren, omlijnd door een crémekleurige smallere streep. Op de rug heeft deze dolfijn een donkere `mantel``, de buik is wit of roze.
Fraser-dolfijnen zijn erg actief, maar maken geen speelse indruk. Ze leven in groepen van gemiddeld honderd individuen. (dolfijn van Fraser < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

dolfijn van Peale
Deze krachtig gebouwde dolfijn lijkt veel op de donkergestreepte dolfijn, waarmee hij ook verwant is. Hij heeft een donkere kop en rug en opvallende witte oksels.
Peale-dolfijnen rijden graag op de boeggolf van een schip mee. Ze leven in groepen van 5 tot 30 individuen.
Er wordt illegaal op deze dolfijnen gejaagd om hun vlees (als aas). (dolfijn van Peale < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

donkervin barracuda
Deze middelgrote barracuda is zilverkleurig met ongeveer 20 geknikte donkere strepen op zijn flanken. De onderkaak heeft een vlezig spits uiteinde.
Donkervin barracuda`s leven in, vaak grote, scholen op het buitenrif. Bij voorkeur op plaatsen met helder, stromend water. (donkervin barracuda < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

doodshoofdaapje
Het doodshoofdaapje dankt zijn naam aan de witte randen om zijn ogen, maar het is juist een erg aantrekkelijk beestje (bekend als meneer Nilsson van Pipi Langkous).
Deze aapjes leven over het algemeen in groepen van zo`n 50 leden, maar soms zijn het er wel 300. Doodshoofdaapjes zijn overdag actief en struinen dan hoog door de bomen. Af en toe komen ze ook naar beneden om voedsel te zoeken.
Ze kunnen hun staart gebruiken tijdens het klimmen om de balans te houden door hem om een tak heen te slaan. Ze vallen vaak ten prooi aan wilde katten, roofvogels en pythons. Er bestaan nog vier andere soorten doodshoofdaapjes die in het Noorden en midden van Zuid-Amerika leven. (doodshoofdaapje < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

doopvontschelp
De geribbelde witte doopvontschelp werd vaak gebruikt in kerken als bak voor het doopwater (een doopvont). Het is het grootste en zwaarste schelpdier.
Hoewel de doopvontschelp zeewater filtert, komt hij voor het grootste deel op een andere manier aan zijn voedsel. In zijn vlezige mantel leven microscopisch kleine algjes. Overdag stulpt de schelp zijn kleurige mandel zo ver mogelijk uit zodat de algen zonlicht kunnen opvangen. De algen groeien en vermenigvuldigen zich binnen het weefsel van het schelpdier. Een deel wordt door de doopvontschelp gebruikt als voedsel, maar de relatie tussen de alg en de schelp mogen we toch wel een geval van symbiose noemen.
De doopvontschelp is gewild om zijn vlees en schelpen. Vooral grote exemplaren zijn daardoor op veel plaatsen verdwenen. Doordat de schelp doorgaans tussen het koraal zit ingegroeid, brengt het verzamelen ook veel schade aan het rif toe. 
Dat doopvontschelpen gevaarlijk zijn voor duikers die vast zouden grijpen is een misverstand. (doopvontschelp < schelpdieren < weekdieren < ongewervelde dieren)

Doornenkroon
Deze grote zeester heeft 15 tot 21 armen en is bedekt met lange scherpe giftige stekels. Hij eet uitsluitend koraalpoliepen die hij vooral `s nachts gaat `grazen`. Per nacht kan één doornenkroon een stuk koraal half zo groot als zijn eigen diameter kaalvreten.
Als ze in grote aantallen voorkomen kunnen doornenkronen riffen ernstige schade toebrengen. Vanaf de jaren `60 treden regelmatig plagen op. De oorzaak daarvan is niet duidelijk. Er is lang gedacht dat het kwam door overbevissing van de tritonshoorn: een grote zeeslak met een mooie, waardevolle schelp. Maar mogelijk vinden de plagen al duizenden jaren plaats en vormen ze een natuurlijk verschijnsel waar het rif zich op ingesteld heeft. (Doornenkroon < zeesterren < stekelhuidigen < ongewervelde dieren)

dorcasgazelle
Een vrij kleine gazelle met een gelig roodbruine vacht en een onopvallende streep op de flank. Op de snuit heeft de dorcasgazelle een opvallende streep. Deze soort leeft in droge Sahel-savanne en halfwoestijnen, waar hij door de jacht uit grote delen verdwenen is. (dorcasgazelle < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Douglaseekhoorn
  (Douglaseekhoorn < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

dove varaan
Deze hagedis heeft geen uitwendige ooropeningen. Hij leeft de meeste van zijn tijd onder de grond of in het water. Met zijn korte poten en stompe snuit is deze varaan aan een gravende levenswijze aangepast. Hij graaft vooral holen langs beekoevers. Als hij zijn doorzichtige oogleden sluit, kan hij onder water goed zien. Onder water sluit hij ook zijn neusgaten met klepjes.
De dove varaan houdt niet van daglicht. Hij is vooral `s nachts actief en wordt zelden gezien. (dove varaan < hagedissen < reptielen)

drieband anemoonvis
Deze anemoonvis met drie duidelijke witte banden op zijn fel oranje gekleurde lichaam en zwartgerande vinnen is het bekende visje Nemo dat de hoofdrol speelt in de Walt-Disneyfilm.
Net als andere anemoonvissen  (circa 30 soorten) leven ze samen met een zeeanemoon. Ze houden zich meestal op tussen de van netelcellen voorziene tentakels, waar ze veilig zijn tegen aanvallen van roofvissen. Hun huidslijm zorgt ervoor dat ze zelf niet gestoken worden door de zeeanemoon: de anemoon herkent de vis namelijk niet als `lichaamsvreemd` en zet bij contact daardoor niet de netelcellen in werking.
De drieband anemoonvis jaagt zelf op kleine kreeftachtigen en andere beestjes die hij met een snelle uitval vanuit de anemoon te pakken neemt. (drieband anemoonvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

driedoornige stekelbaars
Het driedoornige stekelbaarsje komt algemeen voor in slootjes in Nederland. De kleine visjes leven ook in allerlei andere zoete wateren en ondiepe zeeën. Voor de lepelaar en diverse andere vogels is het stekelbaarsje een belangrijke voedselbron.
Stekelbaarjes zijn bekend vanwege hun broedzorg. Het mannetje maakt een nestje van algen en waterplanten, waarin het vrouwtje eieren afzet. Daarna verzorgt het mannetje de eieren door steeds vers water door het nest te waaieren met zijn borstvinnen.
In de paaitijd heeft het driedoornig stekelbaarsmannetje een felrode buik en blauwe ogen. Ze zijn dan veel beter te onderscheiden van de tiendoornige stekelbaarsjes, waarvan de mannetjes in de broedtijd een bruine tot zwarte borst krijgt.  (driedoornige stekelbaars < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

driehoornkameleon
Deze kameleon dankt zijn naam aan de drie opvallende hoorns op de kop van het mannetje. Deze gebruiken ze bij onderlinge territoriumgevechten. Om aan roofdieren te ontkomen vertrouwen ze vooral op hun camouflage. Als ze ontdekt worden kunnen ze hun lichaam opblazen en dreigend sissen.
Het vrouwtje heeft slechts één weinig ontwikkelde hoorn. Ze is eier-levendbarend en brengt jaarlijks twee worpen van elk maximaal 50 jongen ter wereld. (driehoornkameleon < hagedissen < reptielen)

drievingerige luiaard
Er bestaan 5 soorten luiaards, waarvan 3 `drievingerige` en 2 `tweevingerige`. De drievingerige luiaard wordt ook wel aï genoemd.
Net als andere luiaards brengen ze bijna hun hele leven ondersteboven hangend in de bomen door. Aan hun poten hebben ze enorm sterke haakvormige klauwen, drie aan elke voor- en achterpoot, waarmee ze eindeloos kunnen blijven hangen. Een roofdier dat er in slaagt om een luiaard te vinden, kan ontdekken dat een luiaard zijn machtige haakhand ook snel kan uithalen en flinke verwondingen kan veroorzaken. (drievingerige luiaard < miereneters < luiaards < gordeldieren < zoogdieren)

dril
De dril is verwant met de bavianen en vooral met de mandril, die deels in hetzelfde gebied leeft. Dril-mannen zijn gemakkelijk van mandrillen te onderscheiden doordat hun gezicht niet fel gekleurd is maar overwegend zwart.
De dril is een zeer zeldzame soort die met uitsterven bedreigd wordt. Ze leven in groepen van 14 tot 200 exemplaren. Per 20 vrouwtjes is er één mannetje. (dril < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

dromedaris
De dromedaris is een kameel-achtige met één bult. Deze soort is in het wild uitgestorven, maar wordt nog wel algemeen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten als last- en rijdier gehouden.
De dromedaris is een echt woestijndier, met vergelijkbare aanpassingen aan de hitte en periodieke watertekorten als de kameel. Dromedarissen leven ook in haremgroepen met een volwassen man, enkele vrouwen en hun kinderen. De mannen gaan elkaar soms te lijf door te duwen, te bijten en te spuwen. (dromedaris < kamelen en lama`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

dubbelhoornige neushoornvogel
Dit is de grootste neushoornvogel. In de vlucht maken zijn vleugels een suizend geluid en zijn roep klinkt erg ver. Boven op zijn enorme snavel zit een `helm`.
De veren zijn zwart en wit, maar de witte verkleuren vaak geel door de gele olie uit de stuitklier waarmee de neushoornvogel zich insmeert.
Zoals veel neushoornvogels broedt ook deze in holle bomen. Met modder en mest wordt de ingang op een kleine opening na dichtgemetseld. Het vrouwtje blijft bijna drie maanden binnen om te broeden. In die tijd krijgt ze voedsel door het mannetje aangereikt. Nadat ze is uitgebroken, wordt de opening weer grotendeels dichtgemaakt. Het jong blijft dan nog ongeveer een maand binnen voor het uitvliegt. In die tijd voeren beide ouders het voedsel aan. (dubbelhoornige neushoornvogel < ijsvogels < neushoornvogels e.v. < vogels)

dwerggriend
De dwerggriend is verwant met de witlipdolfijn. Hij staat als tamelijk agressief te boek, in ieder geval wanneer geprobeerd werd ze te vangen en te temmen. Ondanks hun geringe lengte maken ze ook wel eens jacht op andere dolfijnachtigen. (dwerggriend < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

dwergmuis
Dit bijzonder kleine knaagdiertje gebruikt zijn staart bij het klimmen. Hij maakt een bolvormig nest hoog in gras- of korenhalmen of in een struik. Hierin worden de meestal 2  tot 6 (tot soms 12) jongen grootgebracht. (dwergmuis < muisachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

dwergmuismaki
De dwergmuismaki is met het formaat van een flinke muis een van de kleinste lemuren (halfapen). Net als de meeste andere dwerglemuren is het een solitair nachtdier dat met zijn grote ogen ook bij weinig licht nog voldoende kan zien. (dwergmuismaki < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

dwergnijlpaard
Het dwergnijlpaard is een stuk kleiner dan het gewone nijlpaard en heeft zijn ogen meer aan de zijkant van zijn kop zitten. Dwergnijlpaarden leven  in de bossen van Westelijk Afrika en verblijven meer op het land dan hun grotere `neven`. Dwergnijlpaarden zijn ook een stuk zeldzamer dan gewone nijlpaarden. (dwergnijlpaard < nijlpaarden < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

dwergooruil
Dit kleine uiltje heeft twee veerpluimen op zijn kop. Soms zijn die `oren` nauwelijks te zien, maar bij onraad zet hij ze rechtop.
Zijn grijze tot roodbruine verenkleed overdekt met een fijne zwarte tekening maakt hem overdag vrijwel onzichtbaar tegen boombast. Bij gevaar rekt hij zich uit en wiegt zachtjes heen en weer om zoveel mogelijk op een tak te lijken.
De dwergooruil jaagt vanuit een zitplaats, voornamelijk op insecten, die hij met een duikvlucht vangt. Hij heeft een lage, fluitende roep die hij met tussenpozen herhaalt. (dwergooruil < uilen < vogels)

dwergotter
Dit is de kleinste ottersoort. Hij heeft korte nagels en wordt daarom ook `kleinklauwotter` genoemd.
In vergelijking met andere otters eet de dwergotter weinig vis. Hij zoekt met zijn behendige, gevoelige vingers vooral naar schelpdieren, kreeftachtigen en kikkers.
Een mannetje en vrouwtje vormen een hechte band en zorgen samen voor de jongen. Daarnaast leven ze in een los groepsverband van ongeveer 12 dieren die met geluiden en geuren met elkaar communiceren. (dwergotter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

dwergvinvis
  (dwergvinvis < baleinwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

dwergwalvis
Deze kleine aan de noordkaper en zuidkaper verwante walvis heeft een kleine rugvin. Bij de noord- en zuidkaper ontbreekt die helemaal. Er is heel weinig over deze walvis bekend. Het dier wordt zelden in het wild gezien. De meeste gegevens komen van gestrande dieren, uit Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. (dwergwalvis < baleinwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

edelhert
Het edelhert is een van de bekendste hertensoorten. Ze komen ook in Nederland in het wild voor: op de Veluwe en Zuid-Flevoland (Oostvaardersplassen). Edelherten zijn wijd verspreid over de wereld, maar in diverse landen zijn ze (opnieuw) uitgezet voor de jacht.
In totaal onderscheidt men 28 ondersoorten, waaronder ook de wapitiherten uit Noord-Amerika. Het edelhert is in de zomer roodbruin en soms goudkleurig. In de winter is hun vacht doorgaans grijsbruin gekleurd. Tijdens de bronst (paartijd: bij ons september-oktober) hebben de bokken grote, sterk vertakte geweien waarmee ze elkaar te lijf gaan. Ook laten ze dan een doordringend gebrul horen, dat burlen wordt genoemd. (edelhert < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

edelpapegaai
Anders dan bij de meeste andere papegaaien zien bij de edelpapegaai het mannetje en het vrouwtje er duidelijk verschillend uit: het vrouwtje is overwegend helder rood, soms met blauwe buik en ondervleugels en heeft een zwarte snavel, het mannetje is voornamelijk helder groen met rode flanken en ondervleugels en heeft een gele snavel. Vroeger werden ze zelfs voor verschillende soorten gehouden.   (edelpapegaai < papegaaien < vogels)

eetbare zee-egel
Dit is een grote zee-egel met korte stekels. Tussen de stekels steken beweeglijke tentakels uit met zuignapjes aan de uiteinden. De schaal is roodachtig, de stekels kunnen wit of paars zijn, soms in combinatie met rood.
Zoals zijn naam aangeeft is deze zee-egel eetbaar, al is hij tegenwoordig niet meer zo in trek. De dieren worden levend gegeten: de bovenkant wordt opengeknipt en de grote geslachtsorganen worden eruit gelepeld. (eetbare zee-egel < zee-egels < stekelhuidigen < ongewervelde dieren)

ekster
De ekster is een bekende kraaiachtige in ons land. Hij is opvallend zwart en wit. Het zwart heeft een metaal-achtige glans: blauw op de vleugels, groen, paars en blauw op de zeer lange staart. Zijn geluid is een opvallend `getjakker`.
Eksters maken een bolvormig nest van takken in een boom. Het dak dient vooral om de eieren en jongen te beschermen tegen zwarte kraaien. Zelf lust de ekster ook wel eieren en jongen van andere vogels. (ekster < zangvogels < vogels)

ekstergans
Binnen de eendachtigen neemt de ekstergans een eigen plaats in. Bijzondere kenmerken zijn onder andere: onvolledige zwemvliezen, erg lange achtertenen en het feit dat de poten tijdens de vlucht voorbij de staart steken. Ook uitzonderlijk is dat ze vaak een `broed-trio` vormen van een mannetje met twee vrouwtjes.
Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door zijn grotere formaat en de opvallende knobbel op zijn kruin. Zijn naam dankt hij aan zijn zwart-witte verenkleed. (ekstergans < eendachtigen < vogels)

eland
De eland is de grootste hertachtige. Elanden leven in bossen in de buurt van moerassen, meren of ander water.
In het zomerhalfjaar eten ze vooral kruidachtige planten waaronder waterplanten die ze soms van enkele meters diepte opduiken. In de winter eten ze overwegend wilgentwijgen, populierentakken en boomschors.
Elanden hebben een schoffelvormig gewei met veel takken, dat wel 2 meter breed kan worden. Ze hebben een lange kop met een overhangende bovenlip. (eland < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

elandantilope
Vooral de Engelse naam (eland) is nogal verwarrend, want het gaat hier om een Afrikaanse antilope. Samen met de verwante reuzeneland is de elandantilope de grootste antilope-soort: de mannetjes kunnen een gewicht van een ton bereiken. Hun postuur doet meer aan een rund denken. Ook hebben ze net als veel runderen een schouderbult en een halskwab (bij de mannetjes het grootst).
Zowel de vrouwtjes als de mannetjes hebben schroefvormig gedraaide horens. Die van de vrouwtjes worden hoogstens 60 centimeter, de horens van de mannetjes halen het dubbele. Over hun rug lopen fijne witte strepen. (elandantilope < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

elandgeweikoraal
Dit steenkoraal vormt stevige boomvormige kolonies met horizontaal afgeplatte takken (als het gewei van een eland) die zich uitstrekken naar het zonlicht. Het is veel robuuster dan het verwante hertshoornkoraal (Acropora cervicornis) en groeit dan ook minder snel maar is ook minder kwetsbaar. Dit koraal vormt op ondiepere delen van het koraalrif soms een aaneengesloten `bosje`. (elandgeweikoraal < bloemdieren < neteldieren < ongewervelde dieren)

emerald honingzuiger
Dit is één van de ruim 120 soorten honingzuigers: vogels met een lange kromme snavel waarmee ze nectar uit boemen zuigen (niet vliegend zoals kolibries maar zittend en hangend) en insecten vangen.
Zoals bij de meeste honingzuigers heeft ook bij deze soort het mannetje in het broedseizoen een kleurig verenpak met een metaalglans. Hij is helder groen (emerald is een andere naam voor smaragd: een groene half-edelsteen) en heeft lange centrale staartveren. (emerald honingzuiger < zangvogels < vogels)

emoe

(emoe < kasuarissen en emoes < loopvogels < vogels)

Europees konijn
Het Europees konijn is de stamvader van het tamme konijn. Oorspronkelijk kwam hij alleen in Zuidwest Europa en Noord-Afrika voor, maar is op veel plaatsen ingevoerd. In de middeleeuwen is hij ook in Nederland uitgezet voor de jacht en sindsdien een van onze meest algemene zoogdieren geworden.
Konijnen zijn nachtdieren die in familiegroepen leven. De dag brengen ze doorgaans in hun uitgebreide gangenstelsel (burcht) door. (Europees konijn < haasachtigen < zoogdieren)

Europese aal
Deze bekende Europese vis is vooral bekend onder de naam `paling`. Hij heeft een slangachtig lichaam. De rug- en buikvinnen zijn vergroeid tot een doorlopende zoom. Zijn huid is slijmerig en niet met schubben bedekt.
De paling heeft een opmerkelijke levenscyclus. De volwassen dieren ondernemen een lange tocht naar de Sargassozee: een wierrijk deel van de westelijke Atlantische Oceaan. Daarbij zwemmen ze op grote diepte. Ze eten niet maar teren in op hun vet. Na het paaien sterven de volwassen dieren. De larven zijn doorzichtig en hebben de vorm van een wilgenblaadje. Ze drijven gedurende bijna 3 jaar met de stroom mee richting Europa. Daar krijgen ze de rolronde vorm, maar zijn de eerste tijd nog steeds doorzichtig (glasaal). Ze trekken rivieren op en groeien verder op in zoet water, waar ze hun kleur krijgen, groeien en vet opbouwen. (Europese aal < tarpon- en aalachtigen < beenvissen < vissen)

Europese bever
De Europese bever is na de capibara het zwaarste nog levende knaagdier. Met hun zwemvliezen, platte zwemstaart, afsluitbare neusgaten en waterdichte vacht zijn bevers bijzonder goed aangepast aan het waterleven.
Bevers kunnen waterlopen aan hun wensen aanpassen door dammen op te werpen en burchten te bouwen. Anders dan de meeste andere knaagdieren krijgen bevers maar één nest van 3 tot 4 jongen per jaar.
De Europese bever kwam ooit in geheel Europa en een groot deel van Azië voor, maar is door de jacht op hun kostbare pels op veel plekken verdwenen. In Nederland zijn onder andere met hulp van het Wereld Natuur Fonds sinds 1988 bevers uitgezet, waardoor er nu weer bevers in ons land leven, met name in de Biesbosch en de Gelderse Poort. (Europese bever < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

Europese boomkikker
De Europese boomkikker is een klimmende kikker met kleverige poten. Deze boomkikkers zijn doorgaans felgroen met donkeren strepen. Hun keel vormt de kwaakblaas (dus niet de wangen, zoals bij de groene kikker). Ze zijn meestal `s nachts actief en leven in struiken, bomen of riet. In Nederland is het inmiddels een zeldzame soort. (Europese boomkikker < kikkers en padden < amfibieën)

Europese egel
Er bestaan ongeveer 15 verschillende soorten egels. De egel die bij ons voorkomt is de Europese. Met `de egel` wordt doorgaans deze soort bedoeld. Egels leven bij voorkeur in halfopen landschappen, soms ook in de buurt van mensen, zoals in parken en tuinen.
Egels zijn bekend om hun stekels op hun rug en kop. Als er gevaar dreigt rollen ze zich tot een stekelige bal. Een egel heeft ongeveer 6000 stekels.In Nederland is de egel een beschermde diersoort. Het verkeer vormt echter een groot gevaar. Veel egels worden het slachtoffer omdat ze zich oprollen als er een auto nadert. De natuurlijke vijanden van de egel zijn grote roofvogels, de bunzing en ratten. Daarnaast worden ze wel gedood door honden en katten.
De egel is overwegend `s nachts actief. De dag brengen egels door verstopt in een nest van bladeren of op een andere donkere plek. In de winter houden ze een winterslaap. In ons land is dat van eind oktober tot eind maart of begin april. Sommige egels slapen het hele stuk door, terwijl andere egels in december af en toe de winterslaap onderbreken.  (Europese egel < insecteneters < zoogdieren)

Europese meerval
De Europese meerval, vaak kortweg meerval genoemd, is een bijzonder grote zoetwatervis. Er is wel eens een exemplaar van 5 meter gevangen.
In Nederland komen ook meervallen voor. Met name in de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de daaraan grenzende Westeinder- en Kagerplassen. Die zijn echter zelden groter dan 1,5 m.
Meervallen zijn doorgaans `s nachts actief en jagen dan op bijna alles wat ze te pakken kunnen krijgen. Grote exemplaren grijpen ook watervogels of zwemmende zoogdieren. Ze vinden hun voedsel voornamelijk op de reuk. Overdag houden meervallen zich schuil in holen in de oever. (Europese meerval < meervallen en karperachtigen < beenvissen < vissen)

Europese nerts
De Europese nerts leeft altijd in de buurt van water. Hij jaagt in de schemering, maar in de zoogtijd ook overdag. De Europese nerts werd in het verleden veel bejaagd om zijn vacht.
Nertsen worden ook gefokt voor hun pels. Daarvoor wordt vooral de Amerikaanse soort gebruikt, ook in Europese pelsfokkerijen. Omdat ontsnapte exemplaren zich in het wild hebben gevestigd, leven er nu Amerikaanse nertsen in Europa. Ze vormen een bedreiging voor de Europese nertsen omdat ze hun leefgebied overnemen. (Europese nerts < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Europese zeehond
De Europese zeehond is de ondersoort van de gewone zeehond die ook in Nederlandse wateren voorkomt. De kleur van de vacht is variabel: grijs tot bruin, met zwarte vlekken.
De pups verliezen al in de baarmoeder hun witte vacht en worden geboren met de karakteristieke gevlekte vacht. Ze kunnen vrijwel direct na de geboorte zwemmen. In de Waddenzee worden ze geboren op zandplaten die bij hoog water droog blijven.
In sommige gebieden (Noorwegen, IJsland) wordt er op de zeehond gejaagd. In Nederland is de jacht op deze soort sinds 1962 verboden. Toen was het aantal zeehonden al drastisch afgenomen. De populatie kreeg daarna last van vervuiling met PCBs, waardoor geen herstel optrad.
Rond 1975 waren er minder dan 500 zeehonden in de Nederlandse Waddenzee. (Oorspronkelijk waren er rond 3000 zeehonden). Daarna trad herstel op en in 1987 waren er rond 1000 zeehonden in de Nederlandse Waddenzee.
In 1988 brak een virus infectie uit die aan veel zeehonden het leven kostte. In 1989 waren er nog maar 500 zeehonden over. Sindsdien is het aantal zeehonden flink gegroeid. (Europese zeehond < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

ezelspinguïn
Deze vrij grote pinguïn dankt zijn naam aan zijn balkende geluid. Hij is herkenbaar aan de witte `koptelefoon` op zijn zwarte kop.
In het noordelijk deel van hun verspreidingsgebied - dus verder van de Zuidpool af - is de ezelspinguïn een standvogel. Ze blijven ook buiten de broedtijd in de buurt van de kolonie. De ezelspinguïns die op het vaste land van Antarctica broeden, trekken na de broedtijd naar het warmere noorden.
De ezelspinguïns broeden in kleine kolonies. Het vrouwtje legt twee eieren die door beide ouders worden uitgebroed. Als ze een maand oud zijn, verzamelen de jongen zich in crèches zodat de ouders meer tijd hebben om voedsel, vooral krill, te zoeken. (ezelspinguïn < pinguïns < vogels)

fazant
Deze kleurrijke hoenderachtige komt oorspronkelijk uit Azië, maar is in veel landen uitgezet voor de jacht. Ook in Nederland komt de fazant veel voor, vooral in duingebieden.
Het mannetje heeft een lange staart en een opvallende donker groene kop met een knalrode, naakte huid rond de ogen. Het vrouwtje heeft en onopvallende lichtbruine kleur en een veel kortere staart. (fazant < hoenderachtigen < vogels)

fennek
De fennek wordt ook wel woestijnvos genoemd. Het is de kleinste van alle vossen en leeft inderdaad in woestijnen, met name in de Sahara. Hij heeft in verhouding wel de grootste oren van alle vossen: zo`n 15 cm lang. Anders dan andere vossen leeft de fennek in groepen van maximaal tien dieren. (fennek < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Filippijns spookdiertje
Het Filippijns spookdiertje lijkt erg op het westelijk spookdiertje, maar hij is meer grijsachtig van kleur en heeft een pluimpje aan het einde van zijn staart.
Deze halfaapjes leven hoofdzakelijk alleen en heel af en toe in groepen van niet meer dan vier stuks. Ze zijn niet echt bang, ook niet voor mensen. Meestal zijn ze vastgeklemd aan een boomstam te vinden. (Filippijns spookdiertje < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

flamingo
Deze lichtroze flamingo uit zuidelijk Europa, Afrika en Zuidwest Azie wordt tegenwoordig als aparte soort gezien naast de verwante rode flamingo (Phoenicopterus ruber) uit Amerika.
Flamingo`s zoeken bij voorkeur voedsel in ondiep zout water waaruit ze met hun gespecialiseerde snavel diertjes en algen filteren. Met hun lange poten kunnen ze in relatief diep water foerageren. In dieper water zwemmen ze waarbij ze met de snavel over de bodem grondelen.
De flamingo`s die niet in de tropen leven trekken `s winters naar warmere streken.
  (flamingo < flamingo`s < vogels)

flamingotong
Deze zeeslak is meestal te vinden op zachte koralen waarvan hij de poliepen `graast`. De mantel (zacht weefsel) stulpt vanaf beide zijkanten grotendeels over de harde gladde schelp en heeft een opvallend panter-patroon. (flamingotong < slakken < weekdieren < ongewervelde dieren)

Floridakonijn
Het Floridakonijn is een van dertien konijnensoorten die in Amerika voorkomen. Oorspronkelijk komt deze soort vooral in het Zuidoosten van de Verenigde Staten voor, maar ze zijn inmiddels op meerder plaatsen in Noord-Amerika uitgezet en ook in Europa.
Het Floridakonijn wordt ook wel katoenstaartkonijn genoemd vanwege de pluizige staart die wel wat op een bolletje katoen lijkt. Hij heeft een voorkeur voor open bossen en struikgewas. Floridakonijnen kunnen snelheden van 30 kilometer per uur halen in een korte sprint. Ze graven zelf geen holen, maar gebruiken holen van andere dieren. (Floridakonijn < haasachtigen < zoogdieren)

Floridarotsrat
De Floridarotsrat is veel nauwer verwant aan een hamster dan aan een bruine rat. Ze hebben een stompe snuit, kleine oogjes en vrij grote oren. Ze komen voornamelijk in de Verenigde Staten voor. Het zijn nachtdieren die bijna nooit drinken; ze halen voldoende vocht uit de planten die ze eten. (Floridarotsrat < muisachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

fluwelen zeemuis
Deze merkwaardige worm behoort tot de zogenaamde zeerupsen. Hij is in verhouding tot zijn lengte erg dik en doet inderdaad aan een muis (zonder staart) denken. Zelfs zijn rug is bedekt met een vilt-achtige `vacht`. Langs elke rand zitten stekelige borstels en aan de flanken heeft hij langer zilvergrijs haar met een mooie iriserende glans.
De zeemuis leeft ingegraven in de zandige of modderige bodem waar hij op andere bodemdieren jaagt. Een enkele keer is een zeemuis op het strand te vinden als de bodem na een storm is losgewoeld.
  (fluwelen zeemuis < ringwormen < wormen < ongewervelde dieren)

franciscana
De franciscana of La Platadolfijn leeft bij de monding van de rivier La Plata op de grens van Argentinië en Uruguay. Hij komt ook verder stroomopwaaats van deze rivier voor.
Deze dofijnen hebben een driehoekige rugvin en zijn bruinig van kleur, maar sommige exemplaren zijn spierwit.
Ze zoeken hun voedsel op de bodem. (franciscana < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

franciscushaai
Deze soort behoort tot de familie van de stierhaaien. Deze trage bodembewonende haaien hebben een brede vierkante kop. Ze hebben twee rugvinnen, elk met een stevige doorn aan de voorzijde. De eieren zijn spiraalvormig.
De franciscushaai is `s nachts actief. Hij is grijs of bruin, meestal met kleine donkere stippen. Deze haai legt per keer twee eieren die elk apart in een rotsspleet worden vastgezet. Het duurt 7 tot 9 maanden voor ze uitkomen. De jonge dieren zijn helderder van kleur. (franciscushaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

franjehaai
De franjehaai leeft in diepe zeeën en heeft geen recente verwanten. De bouw van deze haai is ongebruikelijk: aalvormig met een reptielachtige kop. De rugvin is vrij klein en staat ver achter op zijn lichaam. Zijn tanden hebben drie naaldvormige punten. Hij dankt zijn naam aan de franje aan zijn kieuwspleten.
Net als veel andere haaien is deze soort eierlevendbarend: de eieren komen al in het lichaam van de moeder uit. (franjehaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

Franse keizersvis
Franse keizersvissen zwemmen vaak als echtpaar bij de rand van het rif. Uiterlijk verschillen het mannetje en het vrouwtje niet.
De hoogte van het lichaam deze sierlijke rifvis is bijna even groot als de lengte. Hij heeft zwarte schubben die elk een gele achterrand hebben. De jonge vissen hebben een heel ander kleurpatroon, zoals vaker voorkomt bij keizersvissen. Bij hen zijn vooral de twee gele verticale strepen over het voorste deel van het donkergekleurde lichaam opvallend. (Franse keizersvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

fretkat
De fretkat of fossa is het grootste roofdier van Madagaskar. Er is niet veel bekend over deze dieren, terwijl er veel in dierentuinen worden gehouden. Het dier ziet er als een kat uit en werd in eerste instantie ook onder de katachtigen geplaatst. Nu valt hij onder de civetkatten. (fretkat < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

fuut
Anderhalve eeuw geleden was de fuut in Nederland en veel andere Europese landen een zeldzame vogel geworden. Dat kwam vooral door de jacht om zijn kopveren voor op modieuze hoedjes. Tegenwoordig is hij gelukkig weer algemeen en komt zelfs in stadsgrachten voor. In de winter hebben ze niet zo`n mooi verenkleed en verblijven ze vaak op zee. (fuut < futen < vogels)

gaai
Deze kraaiachtige was tot voor kort bekend onder de naam `Vlaamse gaai`. Ook voor Nederland is het echter een algemene en wijd verbreide vogel.
De gaai heeft een kleurrijk verenkleed: roze-bruin, een witte stuit en een zwarte staart. Meest opmerkelijk zijn de blauw-met-zwart gestreepte vleugeldekveertjes.
Hoewel hij steeds vaker in (stads)tuinen te zien is, is het van nature een echte bosbewonder. Een belangrijk deel van zijn voedsel bestaat uit eikels. Hiervan legt hij in het najaar in zijn territorium een omvangrijke voorraad aan: soms verstopt hij meer dan 10.000 eikels. De meeste daarvan weet hij maanden later nog terug te vinden. Een deel zal echter ontkiemen. Op deze manier hebben gaaien hele eikenbossen aangeplant. (gaai < zangvogels < vogels)

gaffelbok
De gaffelbok of gaffelantilope uit Noord-Amerika is geen familie van de antilope maar vormt een eigen familie ( de gaffelhoornigen) binnen de evenhoevigen. Ze zijn wel net zo snel als de echte antilopen die in Afrika en Azië leven. Gaffelbokken kunnen een topsnelheid halen van 85 km-uur en hebben een groot uithoudingsvermogen.
De horens van het mannetje hebben net als die van de antilopen een kern van bot omgeven door een stevige hoornlaag. Net als het gewei van de herten zijn ze echter vertakt (slechts twee takken) en worden ze elk jaar afgeworpen waarna ze weer aangroeien. (gaffelbok < gaffelhoornigen < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Galápagos-reuzenschildpad
Deze enorme landschilpad leeft op de Galápagos-eilanden. Op de verschillende eilanden komen verschillende ondersoorten voor die zich onder andere onderschewiden in de vorm van hun schild. De mannetjes verdedigen in de paartijsd een eigen territorium. De vrouwtjes leggen hun eieren in een zelf gegraven kuil. De eieren en jonge dieren hebben vooral te lijden onder de geïntroduceerde katten, ratten, geiten en varkens. (Galápagos-reuzenschildpad < overige schildpadden < reptielen)

Galápagoszeebeer
De Galápagos zeebeer is een van de kleinste oorrobben.
Deze zeeberen komen voornamelijk voor op rotsachtige kusten met grotten. Ze jagen meestal `s nachts op een diepte van 10 tot 50 meter.
Er is in het verleden veel op gejaagd, maar is nu wettelijk beschermd. (Galápagoszeebeer < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

gangesdolfijn
Deze rivierdolfijn heeft brede flippers en een lange, smalle bek die naar het uiteinde is verbreed. Hij heeft dunne, scherpe tanden waarvan de voorste buiten de bek steken. Zijn nek is voor een dolfijn lenig.
De gangesdolfijn leeft in kleine groepen. Verder is er weinig over deze dolfijn bekend. De soort is erg bedreigd. (gangesdolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

gaur
De gaur is een erg fors gebouwd wild rund uit tropische bossen en graslanden van Azië. De stieren zijn aanmerkelijk groter dan de koeien.
Gaurs hebben een roodbruine tot zwarte vacht en licht gekleurde poten. De hoorns kunnen meer dan een meter lang worden. Bij de koeien zijn ze omhoog gericht, bij de stieren naar binnen gebogen. Onder hun hals zit een losse huidplooi (`kossem`) die helpt bij het afkoelen van het lichaam. De stier heeft een bult achter zijn schouders die hem (nog) groter doet lijken. (gaur < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

gaviaal
De gaviaal is een grote krokodil met een opmerkelijk lange, smalle bek en veel dunne, scherpe tanden. Hij komt met name voor in de Ganges en is gespecialiseerd in het vangen van vis. De eieren van de gaviaal zijn erg groot (150 gram, formaat tennisbal).
Rond 1970 was de gaviaal bijna uitgestorven. Samen met anderen heeft het Wereld Natuur Fonds ervoor gezorgd dat belangrijke leefgebieden van de gaviaal (zoals het Chitwan-reservaat in Nepal) beschermd werden. Het aantal gavialen is nu weer aanzienlijk toegenomen. (gaviaal < krokodillen < reptielen)

geelbuikmarmot
De geelbuikmarmot dankt zijn naam aan zijn geelbruine buik. Deze knaagdieren leven voornamelijk onder de grond in holen op ongeveer één meter diepte. Gedurende de winterslaap, die wel acht maanden kan duren, verblijven ze in holen die tot zeven meter diep zijn. De tunnels naar deze holen toe kunnen wel 70 meter lang zijn. (geelbuikmarmot < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

geelkopkaakvis
Dit visje heeft een halfdoorschijnend wit tot blauwachtig lichaam, witte tot blauwe vinnen en een stompe gele kop. Hij bewoont een holletje in de zandbodem van ondiepe koraalzeeën. Meestal ligt hij half in of vlak voor de opening te wachten tot er een prooi binnen zijn bereik komt.
De geelkopkaakvis is een muilbroeder: het mannetje bewaart de eieren in zijn mond tot ze uitkomen. (geelkopkaakvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

geeloogpinguïn
Deze middelgrote pinguïn met helder gele ogen komt vooral rond Nieuw-Zeeland voor. Hij broedt niet in kolonies, zoals andere pinguïns, maar als geïsoleerde paren in struikgewas of bos langs de kust. De paarband is hecht.
Geeloogpinguïns jagen overdag op vis en pijlinktvis. Ze overnachten op een vaste plek op een zandstrand.
De geeloogpinguïn is een van de zeldzaamste pinguïnsoorten. (geeloogpinguïn < pinguïns < vogels)

geelsnaveltok
Deze kleine Afrikaanse neushoornvogel heeft (uiteraard) een helder gele, kromme snavel, een lange zwarte staart en zwarte met wit gevlekte vleugels.
Geelsnaveltoks bouwen hun nesten meestal in holle bomen. Insecten jagen ze doorgaans op de grond. Hierbij kunnen ze een bijzondere samenwerking aangaan met dwergmangoesten. Als deze roofdiertjes op de savanne naar voedsel zoeken, jagen ze sprinkhanen op. De toks maken daar dankbaar gebruik van. Als wederdienst letten de vogels op de omgeving. Bij gevaar slaan ze alarm waarna de mangoesten snel naar hun holen vluchten. (geelsnaveltok < ijsvogels < neushoornvogels e.v. < vogels)

geelstaart snapper
Snappers (familie Lutjanidae) zijn opvallende, in de (sub)tropen algemene vissen. De geelstaart snapper is op de koraalriffen van de Caribische Zee vaak te zien, vooral ook omdat hij niet schuw is en vaak met duikers meezwemt. Naast de gele, diepgevorte staart is de gele lijn die in de lengte van zijn lichaam loopt een duidelijk kenmerk.
Geelstaart snappers gaan vooral `s nachts op zoek naar voedsel. Ze zwemmen alleen of in (kleine) scholen. (geelstaart snapper < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

geelvleugelara
Deze mooie, grote papegaai heeft onmiskenbare kleuren: overwegend rood, stuit en vleugelpunten blauw en een geel vlak op elke vleugel.
Hij is vooral bekend als kooivogel, maar hoort thuis in de regenwouden van Midden- en Zuid-Amerika. Het zijn luidruchtige vogels die meestal in paren of familiegroepen bij elkaar zijn. Ze nestelen in boomholtes. (geelvleugelara < papegaaien < vogels)

geelvoetkangoeroe
De geelvoetkangoeroe is een rotskangoeroe. Het zijn kleine kangoeroes die in rotsachtige gebieden leven en erg goed kunnen klimmen en springen. Ze hebben speciaal aangepaste voeten om niet van de rotsen af te glijden. Bij de geelvoetkangoeroe zijn de van ruwe eeltkussens voorziene voeten geel gekleurd. (geelvoetkangoeroe < buideldieren < zoogdieren)

gelada
De gelada is nauw verwant aan de bavianen. Het is een opmerkelijke apensoort die op de hoogvlakte van Ethiopië leeft. Daar voeden ze zich vooral met gras dat ze met hun handen afplukken, terwijl ze zittend langsschuifelen. Het is de enige apensoort die graast.
Gelada`s leven in grote groepen. Soms zit er wel een `kudde` van 500 dieren op de winderige, vlakte gras te plukken. Binnen de groep zijn duidelijke harems te onderscheiden: een stel vrouwtjes met een volwassen man die flink opvalt met zijn lange, wapperende manen op de schouders en felle rode vlekken op de borst. (gelada < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

gele baviaan
Dit is een vrij slanke ondersoort van de gewone baviaan. De volwassen mannetjes hebben hebben wat langer haar op de schouders en onbehaarde, glanzend zwarte stukken op de heupen. De gele bavianen uit de laagland van Oost- en Midden-Afrika hebben een geel-grijze vacht. Maar die van het hoogland van Oost-Afrika zijn olijfgroen. Er is ook een donkergrijze variant uit zuidelijk Afrika die tot de gele bavianen gerekend wordt. (gele baviaan < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

gele schorpioen
Deze schorpioen is groter dan de andere van soort die op de Benedenwindse Eilanden voorkomt: de zwarte. Hij houdt zich overdag verborgen onder stenen en in spleten. Zijn steek is pijnlijk maar niet gevaarlijk: vergelijkbaar met die van een wesp.
Het vrouwtjes draagt haar jongen - tot 40 exemplaren - ter bescherming een tijd lang op haar rug mee. (gele schorpioen < schorpioenen < spinachtigen < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

gemarmerde sidderrog
Sidderroggen kunnen elektrische schokken opwekken. Die gebruiken ze om prooidieren te verlammen of om belagers af te schrikken. Ook voor een mens is het geen pretje om in aanraking te komen met een sidderrog.
De gemarmerde sidderrog leeft in zeegrasvelden, bij rotsen en op zandbodems. Ze liggen de meeste tijd doodstil op de bodem, vaak half onder het zand. Maar zowel overdag als `s nacht zijn ze alert om een nietsvermoedende prooi een stroomstoot toe te dienen en op te eten.
Sidderroggen zijn levendbarend. (gemarmerde sidderrog < roggen < kraakbeenvissen < vissen)

gems
De gems leeft in de hooggebergtes van Europa en West-Azië. In de beschermde delen van de Alpen zijn ze `s zomers geregeld te zien op een bergwei of tussen de rotsen. In gebieden waar gejaagd wordt, zijn ze erg schuw. Ze staan bekend om hun springkracht en hun scherpe gezichtsvermogen en gehoor. Gemzen kunnen 2 meter hoog en 6 meter ver springen. (gems < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

genetkat
De genetkat is een roofdier dat ook in Zuidwest-Europa voorkomt. Hij behoort niet tot de katten maar tot de civetkatten. De genetkat heeft een licht vacht met scherpe donkere vlekken en een langgerekt lichaam met korte poten. Genetkatten houden zich overdag meestal schuil en jagen `s nachts. Het zijn uitstekende klimmers met half-intrekbare nagels. (genetkat < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

Geoffroy-kat
Deze Zuid-Amerikaanse kat komt vaak voor in bergachtig terrein met een struikachtige begroeiing. Het is een uitstekende klimmer die vaak in bomen slaapt en jaagt vanaf een tak. Maar ze kunnen ook prima jagen op de grond of in het water. (Geoffroy-kat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

geoorde fuut
Een kleine fuut met in de broedtijd een opvallende zwarte hals en goudgele oorpluimen. Geoorde futen broeden in Nederland bij ondiepe vennen en duinmeren.
Buiten de broedtijd hebben ze een voorkeur voor zout water en verblijven dan in grote groepen aan de kust, echter niet in Nederland.
Het aantal waarnemingen van de geoorde fuut tijdens de trek en de winter is vrij beperkt. (geoorde fuut < futen < vogels)

gerenoek
Deze gazelle heeft een uitzonderlijk lange nek. Daarmee komt hij wel niet zo hoog als een echte giraffe, maar wel een stukje hoger dan de meeste andere gazellen. Staand op zijn achterpoten kan hij bladeren van bomen en struiken afknabbelen tot een hoogte van 2 meter. (gerenoek < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

gesterde geleikorst
De gesterde geleikorst bestaat uit een kolonie manteldieren (zakpijpen). De individuen zijn in groepjes van 3 tot 12 in een stervorm gegroepeerd. Zo`n groep heeft een diameter van ongeveer een halve centimeter.
De individuen zijn ontstaat door afsplitsing en vormen dus een kloon. De kolonie vormt een zachte korst van enkel centimeters doorsnede op harde ondergrond in zout water, zoals steen, wier of soms op grote zakpijpen. De kleur varieert van geel, blauw, paars tot groen en bruin. (gesterde geleikorst < overige ongewervelden < ongewervelde dieren)

gestreepte dolfijn
Dit is een slanke dolfijn met een lange snuit en een bol voorhoofd. Hij heeft een brede, ingekerfde staart en spits toelopende flippers. Hij heeft een contrastrijke tekening. De rugzijde is donker blauw-grijs, de buik wit en de flanken lichtgrijs. Tussen het wit en het grijze deel loopt een donkere lijn en vanaf de ogen twee of drie donkere strepen richting flippers.
Deze dolfijn leeft vaak in grote groepen, soms met meer dan 1000 individuen. De soort komt nog veel voor, maar vooral als bijvangst bij de tonijnvisserij vallen er veel slachtoffers. (gestreepte dolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

gestreepte grondeekhoorn
De gestreepte grondeekhoorn dankt zijn naam aan de lijnen die op zijn rug lopen. De Engelse naam geeft aan dat het 13 lijnen moeten zijn. Het opmerkelijke aan deze grondeekhoorn is dat hij soms vlees eet. Er zijn gevallen bekend dat ze zelfs kippen hebben aangevallen. Ze zijn meestal in het lange gras te vinden. (gestreepte grondeekhoorn < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

gestreepte horsmakreel
De gestreepte horsmakreel heeft een opvallende zwarte en blauwe lijn die in een boog over zijn rug loopt en overgaat in de onderste staartlob. De jonge vissen hebben 7 zwarte banden over hun lichaam. Gestreepte horsmakrelen zwemmen vaak in gezelschap van zeebarbelen, die in de bodem wroeten. In de paaitijd vormen ze grote scholen.
Deze snelle tropische roofvis is geen naaste verwant met de makreel maar behoort tot de zogenaamde stekelmakrelen, waartoe ook de in de Noordzee voorkomende horsmakreel behoort. Deze doorgaans zilvergekleurde vissen hebben op het achterste deel van hun lichaam een rij stekelvormige schubben tot aan de basis van de gevorkte staart. (gestreepte horsmakreel < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

gestreepte hyena
Hyena`s staan bekend als echte aaseters. Ze eten vaak restanten van prooien van andere jagers. Behalve aas eet de gestreepte hyena ook insecten, kleine zoogdieren en vruchten. Ze jagen meestal alleen, maar in de paartijd vormen ze soms familiegroepjes.
De gestreepte hyena heeft manen op zijn rug die hij kan opzetten. Ze zijn vooral `s nachts actief en leggen dan enorme afstanden af om voedsel te zoeken: gemiddeld 20 km. Overdag houden ze zich schuil in een hol. (gestreepte hyena < hyena`s < roofdieren < zoogdieren)