Wereld Natuur Fonds - WNF dierenbibliotheek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Dierenbibliotheek
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 747


rood saterhoen
Saterhoenders of tragopanen zijn gedrongen vaak mooi gekleurde schuwe fazantachtigen. Hun staart is vrij kort. Het rood saterhoen is één van de vijf soorten.
De mannetjes van deze soort zijn rond de borst en hals diep oranje-rood gekleurd met witte donker omrande `druppels`. Het rood saterhoen leeft in de bergwouden van de Himalaya op een hoogte tussen 1800 en 3900 meter. Ze zoeken hun voedsel vooral in bomen maar vliegen niet graag. (rood saterhoen < hoenderachtigen < vogels)

roodborst
Dit zangvogeltje met zijn oranje borst en gezicht is bekend uit tuinen, maar oorspronkelijk is het een echte bosvogel. Hij komt in vrijwel heel Europa voor.
De mannetjes proberen elk een territorium te bezetten en te behouden. Ze doen dit vooral met luid gezang dat als een watervalletje klinkt. In het voorjaar zingen ze het uitbundigst, maar - anders dan de meeste zangvogels - in de andere jaargetijden laten ze zich ook vaak horen.
Vreemd genoeg heeft het vrouwtje een net zo fel gekleurde borst als het mannetje. Doordat ze zich duidelijk anders gedraagt dan een mannelijke roodborst, onder ander met bedelgedrag, wordt de agressie van het mannetje onderdrukt. Mannetje en vrouwtje dragen samen zorg voor de eieren en jongen. Na het broedseizoen wordt de paarband weer verbroken. (roodborst < zangvogels < vogels)

roodkeelanolis
Deze hagedis heeft een lange staart en hechtschijven onder zijn tenen, waardoor hij goed kan klimmen. Normaal is hij groen, maar in de schaduw verandert zijn kleur in bruin.
Zowel het mannetje als het vrouwtje kan in een fractie van een seconde een rode huidplooi onder de keel uitklappen. Het mannetje maakt daar het meest gebruik van, als signaal naar andere mannetjes als deze in de buurt van zijn territorium komen of juist om een potentiële partner aan te trekken.
Het vrouwtje legt in de voortplantingstijd met tussenpozen steeds één ei in de strooisellaag. (roodkeelanolis < hagedissen < reptielen)

roodkeelduiker
Deze watervogels leven langs de zeekust maar broeden langs meren en moerassen bij noordelijke bossen. Ze danken hun naam aan de roodbruine keel die ze in zomerkleed hebben.
De balts van de roodkeelduiker is spectaculair. Ze zwaaien met hun snavels, spetteren, duiken en spurten zij aan zij door het water. (roodkeelduiker < duikers < vogels)

roodwitte celspin
Celspinnen zijn nachtelijke jagers. Ze danken hun naam aan het het gesponnen kamertje (een `cel`) waarin ze de dag doorbrengen. Ze hebben zes ogen.
De roodwitte celspin heeft een onbehaard roodbruin voorlijf met poten van dezelfde kleur. Het eveneens onbehaarde achterlijf is glimmend grijs tot roze-bruin en heeft aan de voorkant twee putjes.
Deze spin is ook in tuinen te vinden, meestal onder houtblokken en stenen. Als een van de weinige spinnen jaagt hij op pissebedden, die hij met zijn grote horizontaal gerichte gifkaken te pakken neemt. (roodwitte celspin < spinnen < spinachtigen < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

rotgans
De rotgans is vernoemd naar het geluid dat hij maakt: `rrot- rrot`. Het is de kleinste en donkerste ganzensoort die in ons land overwintert. Deze ganzen verblijven vooral in de kustgebieden - de wadden en Zeeland - waar ze in groepen van soms wel duizend dieren op de weilanden grazen.
Vroeger leefden de rotganzen vooral van de zeegrasvelden voor onze kust, maar die zijn rond 1930 massaal afgestorven en komen slechts mondjesmaat terug. Vandaar dat de ganzen nu zijn aangewezen op cultuurlanden. De schade die boeren ondervinden van de grazende ganzen wordt door de overheid vergoed. Op Texel is een apart rotganzenreservaat ingesteld. De graslanden worden zo gunstig mogelijk ingericht voor de ganzen in de hoop dat ze de omliggende boeren weilanden met rust laten.
Rotganzen trekken in april-mei naar het Hoge Noorden, waar ze in kolonies nestelen op hooggelegen rotsachtige toendra`s en eilanden, bijvoorbeeld op Spitsbergen.  (rotgans < eendachtigen < vogels)

rotsduif
Overwegend grijze duif met twee donkere banden over de vleugels en metaal-groene glans op de nekveren. Van deze duif stamt de stadsduif af, die tegenwoordig overal ter wereld de steden bevolkt. Oorspronkelijk komt de rotsduif uit Zuid-Europa, Azië en Noord-Afrika. Daar broedt hij voornamelijk op rotsen langs de kust en in de bergen.
Hoewel hij ook de voorouder is van de postduif, trekt de rotsduif in zijn natuurlijke omgeving niet. (rotsduif < duiven < vogels)

rotspinguïn
Dit is de kleinste pinguïn die in het Zuidpool-gebied broedt. Hij dankt zijn naam aan de manier waarop hij bij zware branding heelhuids aan land van rotsige kust kan komen. Daarna klimt en springt hij - vaak met twee voeten tegelijk en de vleugels naar achteren - over de rotsen naar zijn nestplaats. De nestplaatsen zijn vaak al vele generaties in gebruik en in de rotsen zijn paden uitgesleten.
Wanneer de rotspinguïns hun eieren leggen hangt af van de temperatuur van het zeewater. (rotspinguïn < pinguïns < vogels)

rotspython
De rotspyton uit Afrika is een van de grootste pythonsoorten. In tegenstelling tot de meeste pythons leeft hij op het land en niet in de buurt van water. Soms kan een rotspython een antilope vangen en in zijn geheel inslikken. Op zo`n maaltijd kan hij dan weken teren. (rotspython < slangen < reptielen)

roze kaketoe
De roze kaketoe is een papegaai met een roze buik en borst, witte kuif en grijze rug, staart en vleugels. Als hij vliegt, lijkt het net of bij steeds van kleur verandert. Hij heeft het formaat van een duif.
Deze soort heeft geprofiteerd van de landbouw en is tegenwoordig in heel Australië een algemene vogel. (roze kaketoe < papegaaien < vogels)

rubberboa
Deze donker gekleurde slang voelt aan als rubber. Hij heeft een stevig lichaam. De staartpunt is stomp en lijkt veel op de kop. Als de rubberboa zich moet verdedigen rolt hij zich op en richt zijn staart op alsof het zijn kop is. Als hij alsnog wordt aangevallen, blijft zijn kwetsbare kop ongedeerd.
De rubberboa leeft vooral verborgen onder de grond of tussen strooisel en jaagt op kleine gewervelde dieren die hij in hun eigen holen volgt.
Rubberboa`s houden een lange winterrust. Het vrouwtje is levendbarend. Ze krijgt 2 tot 8 roze of geelbruine jongen per keer. (rubberboa < slangen < reptielen)

rugstreeppad
De rugstreeppad is ook in Nederland niet zeldzaam. Hij heeft korte achterpoten en een wratachtige huid. Hij is bruin of grijzig met donkeren vlekken. De streep op zijn rug - waaraan hij zijn naam dankt - is felgeel.
Het is een nachtdier dat bij de schemering actief wordt. Dan laat hij ook zijn rollende gekaak horen, dat klinkt als een oud wagenwiel en steeds maar één of twee seconden aanhoudt. (rugstreeppad < kikkers en padden < amfibieën)

ruitkrokodil
De ruitkrokodil komt alleen voor in Cuba in de Zapata moerassen en op de Isla de la Juventud. Het is een vrij kleine maar stevige en agressieve soort. Hij kan ver uit het water omhoog springen en op die manier langsvliegende vogels uit de lucht pakken. (ruitkrokodil < krokodillen < reptielen)

ruwe haai
Deze middelgrote haai komt ook in de Noordzee voor. Hij is slank en heeft een lange snuit. De kleur van de rugzijde is grijs, de buikzijde wit. De lob onder aan het uiteinde van de staart is opmerkelijk groot. Jonge dieren hebben zwarte vlekken op de vinnen.
De ruwe haai is een actieve zwemmer die grote afstanden af kan leggen. Vaak zwemmen ze in een kleine school.
Deze soort plant zich traag voort. De vrouwtjes zijn pas vruchtbaar na het tiende levensjaar. Zwangere vrouwtjes trekken naar ondiepe baaien om te bevallen (de ruwe haai is levendbarend). De jongen blijven daar ongeveer twee jaar. (ruwe haai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

sakervalk
Deze grote valk is grotendeels bruin - in Centraal Azië meer roodbruin - met een licht gekleurde kop. De borst is zwaar gestreept en op de flanken zitten donkere vlekken. Het mannetje en het vrouwtje verschillen weinig in uiterlijk.
Hij cirkelt vaak op grote hoogte met rechte vleugels en een samengevouwen staart. Ook zit hij regelmatig op palen en masten op vlaktes.
De westelijke populaties overwinteren rond de oostelijke Middellandse Zee en in Noord-Afrika. (sakervalk < roofvogels < vogels)

scheermesvis
Het scheermesvisje is een afgeplatte zeevis met een doorzichtige bepantsering. Door de vorm en de hardheid doen ze aan een ouderwets scheermes denken.
Scheermesvissen leven in kleine schooltjes, waarbij de dieren allen op dezelfde manier bewegen, als perfecte synchroonzwemmers. Meestal zwemmen ze daarbij verticaal met de lange snuit naar beneden tussen de takken van koralen en andere uitsteeksels. Daarbij `scheren` ze ook tussen de lange stekels van zeeëgels om kleine kreeftjes die zich daar tussen verschuilen op te zuigen.  (scheermesvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

schoenbekooievaar
Het meest opvallend aan de schoenbekooievaar is zijn bijzonder brede snavel. Deze vogels leven in de ondoordringbare papyrusmoerassen in centraal Afrika.
Ze maken vooral jacht op longvissen, maar ook op andere vissen, amfibieën en kleine zoogdieren. Als ze een prooi zien, storten ze hun lichaam met een klap omlaag, grijpen het en knippen het dier vervolgens met hun krachtige snavel in hapklare stukken. Hun nest maken schoenbekooievaars op drijfplanten. Bij warm weer koelen ze de eieren of jongen met water dat ze met hun snavel opscheppen. (schoenbekooievaar < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

schol
De schol is een platvis die ook in de Noordzee voorkomt, net als de bot en de tong.Schollen zijn herkenbaar aan de oranje stippen. Een schol kan zijn kleur aanpassen aan de omgeving. Zo kan hij zich op verschillende ondergronden onzichtbaar maken voor prooien en vijanden.De eerste zes weken van zijn leven is een schol nog geen platvis. Hij wordt geleidelijk plat door een gedaanteverandering, waarbij zijn rechter zijkant de gepigmenteerde bovenkant wordt en de linkerzijde de pigmentloze onderkant. Daarbij verschuift het linkeroog naar de andere kant. (schol < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

schroefhoorngeit
De schroefhoorngeit is de grootste geitensoort. Ook hun spiraalvormige hoorns zijn bijzonder groot: bij de mannetjes kunnen ze wel 1,6 m lang worden, bij de vrouwtjes worden de hoorns hooguit 25 cm. Vanwege hun indrukwekkende hoorns worden ze bejaagd en zijn ze behoorlijk zeldzaam geworden.
In de zomer leven de schroefhoorns hoog in de bergen en eten ze gras. In de winter dalen ze af naar de bossen en bestaat hun maaltijd meer uit blad. (schroefhoorngeit < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

schuitbekreiger
Deze reiger heeft een merkwaardige brede, afgeplatte snavel en een opvallende zwarte kuif.
Schuitbekreigers zoeken `s nachts naar voedsel. Daarbij wachten ze ineengedoken of waden langzaam door het water. Soms gooien ze een prooi van zijn plaats door hun brede snavel als schep te gebruiken. Tijdens het foerageren maken ze vaak kikkerachtige geluiden. (schuitbekreiger < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

sergeant-majoor
De sergeant-majoor is een rifbaars die een militaire naam heeft gekegen vanwege de duidelijke strepen op het hoge lichaam. In ondiep water tekenen de donkere strepen zich het duidelijkste af op het gelige lichaam. In dieper water krijgt de sergent-majoor een blauwig lichaam met donkerblauwe banden.
Segeant-majoors leggen hun eieren op een van algen ontdaan stukje van het rif. Het mannetje bewaakt het broed tot het uitkomt. (sergeant-majoor < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

serval
De serval is een kat met lange poten, een slank lijf en een mooie gelige vacht met zwarte stippen. Hij jaagt bij voorkeur in natte gebieden op knaagdieren zoals ratten en muizen. Hij vangt zijn prooien op een vergelijkbare wijze als een vos: met een hoge sprong, waarbij hij met alle vier de voeten tegelijk neerkomt en de prooi met de voorpoten grijpt. (serval < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Siamese kempvis
De Siamese kempvis is tropische zoetwatervis die veel gehouden wordt in aquaria. De populariteit danken ze in Azie aan de territoriumdrift van de mannetjes die in een beperkte ruimte met elkaar vechten tot de dood, waarover publiek weddenschappen kan afsluiten.
Aquarium-kempvissen zijn in diverse kleurvarieteiten gekweekt, waarbij vooral de mannetjes extreem lange vinnen hebben. In het wild zijn de mannetjes kortgevind en bruin of groen gekleurd.
De kempvissen leggen hun eitjes in een nestje van schuim dat het mannetje met zijn mond blaast. De nestjes drijven aan de oppervlakte waar het water iets zuurstofrijker is. (Siamese kempvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

Siamese krokodil
Deze middelgrote Zuidoost-Aziatische krokodil heeft een vrij korte snuit, die bij jonge dieren smaller is en met de jaren breder wordt. De basiskleur is groen tot bruingrijs. Hierover lopen - zowel bij de jonge als de volwassen dieren - grillige zwarte banden. Er komen bij uitzondering gele exemplaren voor met zwarte `luipaard`-vlekken.
Er is weinig over de Siamese krokodil in het wild bekend. Waarschijnlijk geeft hij de voorkeur aan langzaam stromend zoet water en kan hij tegen brak water. Het vrouwtje legt 20 tot 50 eieren in een hoop rottende planten.
Deze soort is in het wild ernstig bedreigd. In gevangenschap plant hij zich redelijk goed voort. (Siamese krokodil < krokodillen < reptielen)

Siamese reuzenkarper
Deze grootste karperachtige ter wereld is een gewilde consumptievis in Zuidoost-Azië. Hij is sterk in aantal afgenomen door overbevissing. De extreem grote exemplaren (300 kg, tot 3 meter) worden al jaren niet meer gevangen, maar de vis op de foto is nog altijd meer dan 100 kilo en 172 cm lang.
De grote exemplaren leven vooral in rustig zoetwater, zoals het grote Tonle Sap meer in Cambodja. De vissen trekken rivieren op om eitjes te leggen. De jonge vissen gaan overstroomde bossen in om voedsel te zoeken.  (Siamese reuzenkarper < meervallen en karperachtigen < beenvissen < vissen)

sidderaal
De sidderaal lijkt wat uiterlijk betreft op een aal, maar behoort tot de karperachtigen en meervallen.
Met hun gespierde lijf kunnen ze krachtige elektrische schokken afgeven, tot 600 Volt. Ze gebruiken deze stroomstoten om peen prooi te verlammen of een belager af te schrikken. Daarnaast kunnen ze ook zwakke stroomstootjes produceren die ze kunnen gebruiken om hun omgeving te verkennen. Hun ogen werken niet erg goed, zeker niet in modderig rivierwater. (sidderaal < meervallen en karperachtigen < beenvissen < vissen)

slechtvalk
Deze roofvogel is waarschijnlijk het snelste dier ter wereld. Tijdens een duikvlucht op een prooi - meestal een vliegende vogel zoals een duif - bereikt hij soms een snelheid van meer dan 200 km-uur. Met zijn zowel brede als puntige vleugels is de slechtvalk snel en wendbaar.
Hoewel de slechtvalk wereldwijd voorkomt, is zijn aantal vooral in Europa en Noord-Amerika door pesticiden (DDT) sterk afgenomen. De laatste jaren herstelt deze soort zich weer. In Nederland broeden sinds 1990 weer enkele paren. (slechtvalk < roofvogels < vogels)

slijkspringer
Slijkspringers leven in ondiepe kustwateren, waarbij ze zich ook boven water begeven. Ze kruipen dan met hun borstvinnen door het slik en over mangrovewortels of springen een eindje omhoog met een afzet van hun staart.
Op het droge halen slijkspringers adem door de huid in hun mond- en kieuwholte. Bovenop hun kop hebben ze uitpuilende ogen.
Er bestaan ook nog andere soorten slijkspringers, zoals de Berberse slijkspringer die voor de westkust van Afrika leeft.  (slijkspringer < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

slijmprik
Slijmprikken leven op de bodem van de zee, meestal op vrij grote diepte in zachte modder. Ze eten vooral van dode of stervende dieren. Vaak eten ze ook van vissen die in visnetten gevangen zitten. Voor de visser blijft dan alleen een leeg omhulsel met graten over.
Slijmprikken kunnen hun lichaam in een knoop leggen en de knoop van hun staart naar hun kop bewegen. Op deze manier kunnen ze kracht zetten om stukken vlees van hun prooien los te trekken. Ook doen ze het om het slijm van hun huid af te stropen. Hun kleverige slijmlaag dient vooral om vijanden af te schrikken. (slijmprik < kaakloze vissen < vissen)

Sloane`s addervis
Deze langgerekte blauwzwarte diepzeevis heeft in vergelijking met zijn lichaam een erg grote bek met lange dunnen tanden. De grootste tanden hebben kleine weerhaakjes en passen steken naar buiten als hij zijn bek gesloten heeft.
Langs de zijkant en rond de bek zitten lichtgevende vlekjes. De voorste straal van de rugvin is sterk verlengd en hangt in een boog naar voren. Hij dient als aas om prooi te lokken.
De addervissen zijn de enige grootbekken met schubben op hun lichaam. (Sloane`s addervis < grootbekken < beenvissen < vissen)

smaragdarassari
De arassari`s horen bij de toekans, maar hun snavel is in verhouding kleiner. Bij de smaragdarassari is de snavel zwart met op de bovensnavel ook geel. Zijn naam dankt hij aan zijn grotendeels smaragdgroene verenkleed.
Smaragdarassari`s leven in paren of kleine groepen in bergbossen. Ze laten zich niet makkelijk zien, maar kunnen wel erg luidruchtig zijn. Ze maken allerlei geluiden, waaronder ook imitaties van andere vogels. Ze broeden in holle bomen, vaak in een spechtenhol. Niet zelden verjagen ze de specht om het hol over te nemen. Mannetje en vrouwtje broeden beiden de 3 tot 4 eieren uit. Bij de jongen groeit de snavel sneller dan de rest van het lichaam. (smaragdarassari < spechten en toekans < vogels)

snaveldolfijn
Snaveldolfijnen worden wel eens de `lelijke eendjes` onder de dolfijnen genoemd. Ze zien er inderdaad een beetje lomp uit en hun kop heft iets reptiel-achtigs. Ook is hun huid vaak beschadigd, soms door het `koekie-monster`: een kleine haai die zuiver ronde `koekjes` uit grote zeezoogdieren en vissen hapt. 
Snaveldolfijnen duiken soms 15 minuten lang onder water en springen slechts zelden. Daardoor zijn ze moeilijk te vinden in open zee. Ze kunnen snel zwemmen, goed leren en vertonen creatief gedrag.
Hun tanden hebben verticale richels en voelen daardoor ruw aan. (snaveldolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

sneeuwhaas
De sneeuwhaas - ook wel Alpensneeuwhaas genoemd - leeft in berggebieden van Europa en lijkt veel op de poolhaas van Noord-Amerika. Ook deze soort heeft `s winters een witte vacht en `s zomers een grijsbruine. (sneeuwhaas < haasachtigen < zoogdieren)

snoek
Snoeken zijn geduchte roofvissen, die soms wel `de haaien van het zoete water` genoemd worden. Ze zijn echter veel te klein om mensen aan te kunnen vallen. Hoogstens grijpen ze wel eens naar een teen die in het water bungelt.
Snoeken jagen vanuit een hinderlaag verborgen tussen waterplanten. Ze hebben helder water nodig om hun prooi te kunnen zien en vangen. Ze hebben gewoonlijk een groenige schutkleur, maar soms zijn ze ook goudachtige kleur.
Snoeken komen ook in Nederland algemeen voor, in plassen, vaarten en slootjes. De vrouwtjes groeien sneller en worden groter dan de mannetjes. (snoek < zalmachtigen < beenvissen < vissen)

snotolf
Deze zeevis heeft een soort zuignap onder zijn buik waarmee hij zich aan zeewieren of rotsen kan vasthouden. Deze aanpassing helpt hem om in de getijdezone te leven. Snotolven komen ook op grotere diepten voor, tot zo`n 300 meter.
Paaien doen de snotolven altijd in ondiep water. Daarbij zet het vrouwtje grote klompen oranje (later naar groen verkleurende) eieren af op de rotsbodem. Het in de paaitijd roodachtig gekleurde mannetje bewaakt de eieren en waaiert ze zonodig zuurstofrijk water toe. Mensen verzamelen de eierklompjes soms om ze als (nep-)kaviaar te verkopen. De knobbelige vis zelf is niet erg smakelijk.  (snotolf < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

spinnerdolfijn
Spinnerdolfijnen draaien bij hun acrobatische sprongen vaak om hun lengteas (`spinnen`). Aan dat `spinnen` danken ze hun naam. De volwassen mannetjes hebben een naar voren gebogen rugvin en een scherp afgetekende lange snuit.
Het zijn typische dolfijnen van de open zee. Ze zwemmen vaak boven scholen tonijn. De tonijnvissers maakten daar gebruik van door hun netten om de duidelijk zichtbare scholen langsnuitdolfijnen te zetten. Daardoor zijn er vele honderdduizenden dolfijnen verdronken. Nieuwe vismethoden hebben de bijvangsten enigszins verminderd. (spinnerdolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

spitssnuitkrokodil
De spitssnuitkrokodil komt in Midden-Amerika en het Caribisch gebied voor. Hij lijkt op de Nijlkrokodil, wordt bijna even groot en is bijna even gevaarlijk. Hoewel deze krokodil vooral in zoet water leeft, kan hij ook in zee voorkomen. (spitssnuitkrokodil < krokodillen < reptielen)

spitsvin barracuda
Deze vrij kleine barracuda leeft bij lagunes en aan de zeezijde van koraalriffen. Net als andere barracuda`s heeft hij een langgerekt lichaam. Laag langs de flanken loopt een smalle donkere lengtestreep, bij de basis van de buikvinnen zit een donkere vlek op het lichaam. De staartvin is donker gekleurd. (spitsvin barracuda < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

springbok
Springbokken zijn middelgrote lichtbruine gazellen met een zwarte band op de flank. Ze springen bij opwinding met stijve poten op en neer, waaraan ze hun naam danken. Hiermee waarschuwen ze elkaar en tonen ze een belager dat ze op hun hoede zijn en dat hun conditie goed is.
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben geribbelde hoorns. Aan de achterkant van hun rug zit een huidplooi met klieren die een gele, kleverige substantie afscheiden. De plooi kan uitgestulpt worden waarbij een kam van witte lange haren waaiervormig omhoog komt. (springbok < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

springtamarin
De springtamarin is een klein, zwart aapje met een kraag van lange haren in zijn nek. Hij behoort tot de klauwaapjes: fijnbehaarde aapjes uit de wouden van Zuid-Amerika die wel wat aan eekhoorns doen denken. In vergelijking met de meeste andere klauwaapjes is de springtamarin zelfs nog groot.
De springtamarin eet naast allerlei vruchten en insecten ook plantensappen en gom. Daarvoor knaagt een groepje aan de bast van een flinke boom en komt dan dagelijks even terug om de gom op te likken. Een groep springtamarins bestaat gemiddeld uit zo`n 10 leden. (springtamarin < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

staartmees
De staartmees heeft een klein rond lichaam met een zeer lange staart die er wel aan vastgeplakt lijkt te zijn. Buiten de broedtijd zwerven de staartmezen vaak in een groep rond, waarbij ze hun hoge tsirrende roep regelmatig laten horen.
Het nest van de staartmees is een bewerkelijk bolvormig bouwwerk met een opening dicht bij de top. De bouw van het nest begint al eind februari. In één nest zijn wel eens 2000 donsveertjes geteld. In het nest moeten de mezen hun lange staart over hun rug vouwen. (staartmees < zangvogels < vogels)

steenarend
De steenarend is een forse roofvogel met zeer krachtige klauwen. Het is een van de grootste roofvogels op het Noordelijke halfrond. Dit is de arend die bij veel adellijke families op het wapen prijkt. Deze arend wordt ook vaak adelaar genoemd.
Steenarenden bouwen een uitgebreid nest (`horst`) van takken op een rotsrichel of in een boomtop. De horst wordt elke jaar uitgebreid en kan een grootte krijgen van twee meter in doorsnede. Helaas is deze machtige roofvogel door de jacht en verstoring op veel plekken in Europa en Noord-Amerika verdwenen. (steenarend < roofvogels < vogels)

steenbok
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes van de steenbok dragen hoorns. Bij de bokken - die zelf ook aanzienlijk groter worden dan de geiten - worden ze enorm: tot een meter lang, naar achteren gekromd en aan de voorkant met dikke ribbels.
De mannetjes leven het grootste deel van het jaar in aparte groepen. Voor de paartijd (december of januari) houden ze gevechten door met de hoorns tegen elkaar te rammen. De winnaar krijgt tijdelijk een harem van soms meer dan twaalf geiten onder zijn hoede.
Er zijn verschillende ondersoorten van de steenbok, zoals de Nubische, de Siberische en de onlangs uitgestorven Pyrenese steenbok, waarvan enkel soms als aparte soort worden beschouwd. De Alpensteenbok komt zoals zijn naam aangeeft alleen in de Alpen voor. Bijna was hij door de jacht uitgestorven. Tot in de 19e eeuw werden aan de hoorns en andere lichaamsdelen (vooral `maagstenen`) van steenbokken medicinale krachten toegedicht. Een groep van ongeveer 60 dieren in de Italiaanse Alpen bleef gespaard. Na strikte bescherming kon de soort zich vanuit deze populatie weer herstellen en is hij in veel delen van de Alpen weer opnieuw uitgezet. (steenbok < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

steenbolk
Net als veel andere kabeljauwachtigen heeft de steenbolk een baarddraad, die dient als tast- en smaakzintuig. Anders dan bij de kabeljauw steekt zijn bovenkaak iets voorbij de onderkaak. De diameter van de grote ogen is even groot als de snuitlengte.
Steenbolken leven langs de kust op matige diepte. In de Oosterschelde en de Waddenzee zijn jonge steenbolken soms talrijk.
Hoewel er niet gericht op deze soort gevist wordt - er is dan ook geen vangstquotum - is de steenbolk smakelijk. Volgens de viswijzer is het verantwoord steenbolk te eten. (steenbolk < kabeljauwachtigen < beenvissen < vissen)

steenmarter
De steenmarter heeft een witte bef (de boommarter een gele) die zich op zijn borst naar zijn voorpoten splitst. De neus van de steenmarter in vleeskleurig (bij de boommarter zwart).
Hij is voornamelijk `s nachts actief. De dag brengt hij door in zijn nest. Hij is te vinden in bossen en rotsige gebieden, vaak in de buurt van menselijke bewoning.
Boerderijen en andere gebouwen vormen prima plekken voor steenmarters om op kleine zoogdieren te jagen, daarnaast bieden verlaten schuurtjes nestgelegenheid. Sinds de jaren tachtig vestigen steenmarters zich in het Oosten van ons land steeds vaker in steden. (steenmarter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

steenuil
In grote delen van Europa, waaronder Nederland, is de steenuil het kleinste uiltje. Hij heeft een wit met bruin gestreept en gevlekt verenpak: de bovenzijde voornamelijk donkerbruin, de buikzijde overwegend licht. Zijn kop is plat met een `frons` waaronder priemende gele ogen.
In ons land broedt hij vaak in knotwilgen maar ook onder rieten daken en in speciale nestkasten. Vooral tussen maart en juni is zijn schelle roep te horen, vaak als duet. Hij is ook regelmatig overdag te zien. Zijn vlucht is golvend. (steenuil < uilen < vogels)

steur
De steur is een eigenaardige, groenachtig-bruine vis met een onderstaande bek en vijf rijen beenschilden op de romp.
Steuren leven gewoonlijk in kustwateren maar zwemmen in de paaitijd rivieren op om hun eieren af te zetten. Soms zwemmen steuren meer dan 1000 km stroomopwaarts om te paaien.
Deze vis kwam vroeger ook veel in de Nederlandse rivieren voor. Na de jaren vijftig is hij uiterst zeldzaam geworden door overbevissing, afname van paaiplekken en barrières in de rivieren. (steur < steuren e.v. < beenvissen < vissen)

stinkdier
Het stinkdier heeft een opvallende zwart-witte vachtkleur: een waarschuwingssignaal dat het stinkdier beter met rust gelaten kan worden. Als ze bedreigd worden kunnen ze een extreem stinkende en bijtende vloeistof in de richting van de aanvaller sproeien.
Stinkdieren komen vrij algemeen in Noord-Amerika voor en zijn regelmatig dood aan te treffen langs de snelweg, al van verre te merken aan de penetrante geur die lang op de plek des onheils blijft hangen. Stinkdieren worden in de VS ook wel als huisdier gehouden. Meestal worden daarvoor de stinkklieren verwijderd. 
Naast het gewone stinkdier, dat ook wel gestreept stinkdier genoemd wordt, komt in het oosten van de VS en Noord-Mexico ook het gevlekte stinkdier voor. (stinkdier < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

stokstaartje
Stokstaartjes zijn kleine roofdieren, verwant met de mangoesten. Ze leven in groepen van maximaal 30 dieren in woestijnachtige delen van zuidelijk Afrika. Overdag trekken ze er op uit om voedsel te zoeken.
Vaak staan enkele leden van de groep op wacht om de rest met een fluitend (`let op`) of blaffend (`vlucht voor je leven`) geluid te kunnen waarschuwen. Bijvoorbeeld voor een naderende roofvogel. `s Nachts verblijven ze in ondergrondse holen, meestal een oude burcht van grondeekhoorns die ze verder uitgegraven hebben. (stokstaartje < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

stompneusaap
Deze bijzondere aap met een dikke goudbruine vacht leeft in de koude bergwouden van China: deels in het zelfde leefgebied als de reuzenpanda. Zijn gezicht is lichtblauw en hij heeft bijna geen neus: de neusgaten zijn gedeeltelijk afgedekt met huidflapjes.
Dankzij zijn dikke vacht en pluimstaart - gebruikt als deken - kan de stompneusaap goed tegen de kou. In de winter daalt de temperatuur in zijn leefgebied tot onder het vriespunt. (stompneusaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

stormbandpinguïn
Deze pinguïn heeft een helder witte buik en gezicht, de rug, vleugels en kruin zijn glanzend blauwzwart. Zijn naam dankt hij aan een dunne, zwarte lijn die vanaf de kruin over de kin loopt, als een band van een pet.
Stormbandpinguïns broeden in dicht opeen gepakte kolonies op ijsvrije delen van de kust. Ze maken een eenvoudig `nest` van steentjes, botjes, veren en andere voorwerpen die ze kunnen vinden. (stormbandpinguïn < pinguïns < vogels)

stormmeeuw
Deze meeuw lijkt met zijn lichtgrijze bovenzijde van de vleugels op de zilvermeeuw maar is een flinke slag kleiner. Bovendien heeft hij geen vleeskleurige poten maar groengele. De snavel is egaal groengeel en heeft geen oranje vlek zoals bij de zilvermeeuw. Het geluid is veel hoger en scheller dan dat van de zilvermeeuw.
De stormmeeuw is een vrij algemene broedvogel in de kuststreek ons land. Ook trekken er veel stormmeeuwen door of zijn hier als wintergast. (stormmeeuw < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

strandleeuwerik
Deze middelgrote rozebruine leeuwerik heeft een kenmerkende geel met zwarte koptekening. Het mannetje heeft bovendien merkwaardige zwarte `horentjes` op zijn kop.  In de winter zijn deze kenmerken minder uitgesproken.
De strandleeuwerik broedt in bergachtige en arctische gebieden van Europa, Azië en Noord-Afrika (Atlas) en Noord-Amerika. Er worden meer dan 40 ondersoorten onderscheiden.
Strandleeuweriken zoeken buiten het broedseizoen vaak langs de kust of bij kwelders naar voedsel. Daarbij worden ze soms pas opgemerkt wanneer ze opvliegen.
In Nederland is het een schaarse doortrekker en wintergast. (strandleeuwerik < zangvogels < vogels)

Sumatraanse neushoorn
Opmerkelijk aan de Sumatraanse neushoorn is zijn beharing. Het is de kleinste van de vijf soorten neushoorns en na de Javaanse de meest bedreigde. Waarschijnlijk zijn er niet meer dan 300 over, met name in de regenwouden van Sumatra. (Sumatraanse neushoorn < neushoorns < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Swainsons toekan
Net als andere toekans heeft deze toekan een grote snavel die desondanks weinig weegt. Het gedeelte van de snavel onder de diagonale lijn tussen het voorhoofd en de punt van de snavel is kastanjebruin, het deel daarboven is geel. Het verenkleed is overwegend zwart. De borst is helder geel met onderaan een rode lijn.
Deze vogel heeft een golvende vlucht, net als andere toekans en net als de verwante spechten. Hij broedt in holle bomen. (Swainsons toekan < spechten en toekans < vogels)

takin
Dit steviggebouwde hoefdier leeft in bergwouden in China. Het heeft korte, dikke poten en brede hoeven. De kleur van de vacht varrieert van geelwit tot zwartbruin. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben horens die met een knik naar boven wijzen.
De takin is schuw. De mannetjes leven meestal alleen maar sluiten zich `s zomers bij een kudde vrouwtjes aan. Het vrouwtje krijgt één jong per keer dat al binnen drie dagen met haar mee kan lopen. (takin < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

tammarwallaby
De tammarwallaby is een kleine kangoeroe (de kleinste wallaby) die in gebieden leeft met lage bomen en struiken. Hun belangrijkste vijanden, naast de mens, zijn de dingo en roofvogels. (tammarwallaby < buideldieren < zoogdieren)

tapirvis
De tapirvis is een van de bekendste van de circa 100 soorten olifantsvissen die in Afrika leven.
Olifantsvissen hebben electrische organen in hun achterlijf warmee ze zwakke electrische signalen produceren die ze kunnen gebruiken om zich in het donker te oriënteren en met soortgenoten te communiceren. Hierdoor kunnen ze leven in dichtbegroeid of modderig water. Ze hebben relatief grote hersenen om de electrische signalen te kunnen verwerken: in verhouding bijna net zo groot als van de mens.
Omdat de electrische signalen die de vis produceert ook aangeven hoe de vis zich voelt, worden deze vissen wel gebruikt om de kwaliteit van water te meten. Als het signaal verandert zit er vermoedelijk een verontreiniging in het water.
De eigenaardige snuit van deze vissen wordt gebruikt om in de bodem voedsel te zoeken. (tapirvis < beentongvissen < beenvissen < vissen)

Tasmaanse duivel
De Tasmaanse duivel is het grootste vleesetende buideldier. Hij jaagt `s nachts in zijn eentje op allerlei kleine dieren, maar eet ook graag aas. Op een groot kadaver komen soms meerdere Tasmaanse duivels bij elkaar. Ze staan ook bekend als rovers van lammeren en kippen en om hun onbehouwen gedrag. Dit dier stond model voor het ruige cartoon-figuur Taz (Tazmanian devil).
Ooit kwam de Tasmaanse duivel ook veel op het Australische vasteland voor. Maar zo`n 600 jaar geleden is hij daar uitgestorven, waarschijnlijk door toedoen van de mens. (Tasmaanse duivel < buideldieren < zoogdieren)

tayra
De tayra heeft in tegenstelling tot alle andere marterachtigen vrij lange slanke poten. Hij heeft een dikke pluimstaart en een brede kop met platte, ronde oren. Zijn vacht is donkerbruin tot zwart met een geel tot witte keelvlek. De tayra is een zeer goede klimmer.
In vergelijking met andere marters heeft de tayra meer plantaardige kost (vooral fruit) op zijn menu. (tayra < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Thomsongazelle
Deze gazelles hebben een bruingele kleur met een witte buik en een zwarte streep langs de flanken. Ze zijn een van talrijkste grazers van de Oost-Afrikaanse savanne.
In de regentijd leven Thomsongazelles in grazige gebieden, in de droge tijd trekken ze naar de struiksavanne. Tijdens de trek sluiten kleine kuddes vrouwtjes en hun jongen zich aan bij groepen manelijke vrijgezellen en solitaire dieren tot een gote kudde. (Thomsongazelle < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

tijgerhaai
De tijgerhaai is een van weinige haaiensoorten die gevaar oplevert voor de mens. Omdat deze grote haaien vaak in kustwateren verblijven en `s nachts ook in de buurt van stranden komen om te eten valt er af en toe een badgast ten prooi aan een tijgerhaai.
De naam dankt deze haai niet alleen aan zijn mensenetende reputatie, maar ook aan de donkere verticale strepen die jonge tijgerhaaien op hun rug hebben. Bij oudere tijgerhaaien is het strepenpatroon nauwelijks meer te zien.
Tijgerhaaien zijn eierlevendbarend, wat wil zeggen dat de eieren in het lijf van de moederhaai tot ontwikkeling komen. (tijgerhaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

tijgerpython
De tijgerpython behoort tot de grootste slangen. Hij heeft een fraaie tekening die in een natuurlijke omgeving een goede camouflage biedt. Het pijlvormige patroon bovenop de kop is kenmerkend voor deze soort. Net als de andere pythons is het een wurgslang: hij doodt zijn prooi door zich er omheen te winden. Overigens kan de python ook bijten, maar hij is niet giftig.
De tijgerpython gaat vooral `s nachts op jacht. In groeven bij de mond heeft hij speciale warmtezintuigen om een prooi in het donker mee op te sporen.
Het vrouwtje wordt groter dan het mannetje. Per keer legt ze 18 tot 55 eieren in een boomholte of kuil. Ze wikkelt zich om het legsel en als dat nodig is trilt ze haar spieren om warmte te ontwikkelen. (tijgerpython < slangen < reptielen)

tijgersalamander
De tijgersalamander is een grote opvallende soort uit Noord-Amerika. Hij heeft een grote kop en een rol-ronde staart. Er bestaan verschillende ondersoorten met verschillende patronen van meestal zwart en geel. Met vlekken maar sommige ook met `tijger-strepen`.
Als volwassen dier leeft de tijgersalamander vooral op het land. Na de winter trekken ze naar het zoet water om te paren. De vrouwtjes kunnen per seizoen 7000 eitjes leggen. Zoals gebruikelijk bij salamanders groeien de larven op in het water waar ze op kleine waterdiertjes jagen. (tijgersalamander < salamanders < amfibieën)

tong
De tong is een platvis die zich op zandige en slikkige bodems van kustzeeën ophoudt. Tongen zijn van de meeste andere platvissen te onderscheiden door hun langwerpig ovale vorm, die wel wat aan een koeientong doet denken.
In restaurants wordt vaak over sliptong gesproken. Dat is geen aparte soort, maar een kleine tong. Hiertoe wordt steeds vaker overgegaan omdat de grote, wat oudere exemplaren schaars zijn geworden door de intensieve visserij.
Tongen jagen net als andere platvissen op bodemdieren. Ze vinden hun prooi vooral op de reuk. Aan de onderzijde van de kop hebben ze kleine draadjes waarvan men denkt dat ze helpen om geuren te onderscheiden. (tong < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

torenvalk
De torenvalk is een kleine roofvogel die vrij vaak te zien is in ons land, vooral langs bermen van wegen. Torenvalken hebben een speciale manier van jagen: het zogenaamde `bidden`. Ze hangen minutenlang klapwiekend stil in de lucht, terwijl ze speuren of er een muis of een ander klein dier rondloopt. Zien ze een prooi dan storten ze zich er bovenop. (torenvalk < roofvogels < vogels)

trompetvis
De trompetvis is een langwerpige roofvis die algemeen voorkomt op koraalriffen. Trompetvissen zijn sluipjagers die uit een verdekte positie razendsnel kunnen toeslaan. Meestal houden ze zich schuil door doodstil in het water te hangen, met de kop omlaag tussen wat takken van koraal. Ook verstoppen ze zich graag achter een grote vis en zelfs achter een duiker.
Door hun verrassingsaanval zijn trompetvissen in staat om visjes of garnalen te vangen voordat die zich in een school of een holletje verschuilen. Hun lange, buisvormige snuit helpt daarbij om de prooien naar binnen te zuigen. (trompetvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

tuimelaar
De tuimelaar is de bekendste dolfijnensoort. Dat komt met name omdat dit de soort is die het meest gehouden wordt in dolfinaria en vanwege zijn hoofdrol in de tv-serie Flipper. Tuimelaars zijn sociale dieren die meestal in kleine groepjes leven (1-10 dieren per groep, in open zee komen soms grotere groepen voor). In de Noordzee is de tuimelaar nu vrij zeldzaam. Het formaat van tuimelaars is erg variabel. (tuimelaar < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

valkparkiet
Kleine, slanke kaketoe met lange, puntige vleugels, waardoor het vliegbeeld aan een valk doet denken. Het mannetje heeft een helder gele kuif, het vrouwtje een grijze. 
In het wild leven valkparkieten in paren of in kleine groepjes. Ze nestelen in boomholtes, waar het vrouwtje 4 tot 7 eieren legt. Valkparkieten worden veel als kooivogel gehouden. Ze zijn in verschillende kleuren gekweekt. (valkparkiet < papegaaien < vogels)

vaquita
Vaquita`s laten zich niet zo gemakkelijk zien. WWF-fotograaf Gustavo Ybarra slaagde er in bovenstaande foto te maken tijdens een veldexpeditie in de Golf van Californië, aan de westkust van Mexico.Voor zover bekend zijn er verder geen foto`s van levende Vaquita`s. Lees meer
De vaquita of Californische bruinvis is een van de allerkleinste walvisachtigen. In verhouding heeft hij een grote driehoekige rugvin als een haai.
Deze bruinvis heeft een zeer beperkte verspreiding: uitsluitend het noordelijk deel van de Golf van California (Mexico). En zelfs daar voornamelijk beperkt tot de ondiepere kustwateren, met name de monding van de Colorado.
In dit gebied werd vroeger veel gevist, waardoor er jaarlijks enkele tientallen verdronken in visnetten. In 1993 is zijn leefgebied uitgeroepen tot biosfeer-reservaat. Ondanks dat is deze soort nog niet buiten gevaar en behoort hij tot de meest bedreigde diersoorten. (vaquita < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

vechtarend
Met zijn grote klauwen is de vechtarend een van de sterkste roofvogels van Afrika. Het is ook de grootste Afrikaanse arend. Hij grijpt middelgrote prooien na een lage vlucht over de savanne of biddend vanuit de lucht. (vechtarend < roofvogels < vogels)

verpleegsterhaai
Deze haai ziet er minder atletisch uit dan de meeste andere haaiensoorten. Hij heeft een stevig, rond lichaam met een platte buik. Zijn snuit is breed en afgerond. Bij elk neusgat hangt een tastdraad. De voorste rugvin zit ver naar achteren, ter hoogte van de buikvinnen. De rugzijde is bruingeel tot bruingrijs. De jonge dieren hebben kleine donkere, witgerande vlekken en vaak een donkere zadeltekening op de rug.
De verpleegsterhaai zoekt `s nachts met behulp van de baarddraden (tast en smaak) op de bodem van kustwateren naar voedsel. De prooi wordt krachtig naar binnen gezogen. Overdag rusten de haaien vaak samen met soortgenoten op de zeebodem, liefst onder een overhangende koraalrots.
De mannetjes zijn met 10 tot 15 jaar volwassen, de vrouwtjes pas op een leeftijd tussen 15 en 20 jaar. Voorafgaand aan de paring zwemmen een mannetje en vrouwtje vlak bij elkaar en volgen elkaars bewegingen. De verpleegsterhaai is eier-levendbarend: de eieren ontwikkelen zich binnen het lichaam van de moeder. Na ongeveer 6 maanden worden de 20 tot 30 jongen geboren. (verpleegsterhaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

vetstaartdwerglemur
Deze kleine halfapen slaan in tijden dat er voldoende eten is vet op in hun lichaam en staart. Op deze vetreserve kunnen ze de circa 8 maanden durende droge tijd overleven in een soort winterslaap. In de natte tijd zijn het solitaire nachtdieren. In de slaaptijd zitten ze vaak in groepjes van ongeveer vijf dieren bij elkaar. (vetstaartdwerglemur < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

vingerdier
Het vingerdier of aye-aye is een merkwaardige halfaap met bijzonder lange, dunne middelvingers. Hij gaat vooral `s nachts op zoek naar in hout levende insecten. Als het vingerdier door te kloppen en te luisteren weet waar de prooi zit, knaagt hij de bast open met zijn knaagdier-achtige snijtanden. Daarna peutert hij de prooi er met zijn lange dunne vinger uit. Op dezelfde manier peutert hij het vruchtvlees uit kokosnoten. (vingerdier < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

vink
De vink is in Nederland een bekende zangvogel. Hij leeft in bossen en inopen landschappen en is ook in tuinen veel te zien en te horen. Het mannetje is met zijn oranjebruine borst en wangen en grijze kap goed te herkennen. Het bruingroene vrouwtje is minder kenmerkend.
De vink heeft een stevige, kegelvormige snavel: een aanpassing om stevige zaden te kunnen kraken. Daarmee is het een duidelijke vertegenwoordiger van de vinken-familie (Fringilidae) die wereldwijd circa 135 soorten omvat. (vink < zangvogels < vogels)

Virginiaanse opossum
De opossum wordt ook wel buidelrat genoemd. De Virginiaanse opossum is de enige van de ongeveer 70 soorten Amerikaanse buideldieren (voornamelijk opossums) die in Noord-Amerika leeft. Het is tevens het grootste Amerikaanse buideldier.
De Virginiaanse opossum leeft vooral in de buurt van mensen. Het is een alleseter die onder andere in afvalbakken zijn voedsel vindt. Als hij in gevaar is, houdt de opossum zich vaak dood. Dit heeft hem in Amerika zelfs spreekwoordelijk gemaakt (`to play possum` = zich dood houden).
Het vrouwtje heeft 13 tepels. Ze krijgt doorgaans meer jongen, maar alleen degene die een tepel bemachtigen overleven. Die jongen blijven ongeveer 50 dagen aan de tepel vastzitten en verlaten de buidel als ze zo`n 70 dagen oud zijn. Als ze groter zijn, rijden ze meestal op moeders rug mee. (Virginiaanse opossum < buideldieren < zoogdieren)

viskat
De viskat heeft een olijfgrijze vacht met donkere vlekken. Deze katten leven in dichte begroeiing van rivieren, meren, kustgebieden en moerassen. Ze jagen veel op waterdieren en vangen die door er naar te duiken en met de bek te grijpen of ze vanaf de kant met hun poot eruit te slaan. (viskat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

vleermuisvis
Vleermuisvissen hebben en bijzonder hoog lichaam waar nog een keer een grote rugvin en anaalvin bovenuit steekt. 
Het vleermuisachtige zit hem vooral in de jonge dieren, die relatief veel langere vinnen dan de volwassenen. Daarnaast hebben ze ook fellere kleuren. Zo lijken ze enigszins op een bepaald soort platwormen die niet in trek zijn bij roofvissen. Dit platwormeffect wordt versterkt door de manier waarop de jongen zwemmen: op hun zij met een golvende beweging. (vleermuisvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

vliegende gekko
Deze hagedis kan niet echt vliegen, maar heeft huidplooien tussen zijn tenen en zijn poten. Als hij van de ene naar een andere tak springt, spreidt hij zijn tenen en gebruikt zijn poten als een soort parachute. De staart heeft langs de rand plat uitstaande schubben waardoor de vliegende gekko tijdens zijn zweefsprong kan bijsturen.
De vliegende gekko is `s nachts actief. Overdag zit rust hij tegen een stam, met zijn kop omlaag. Daarbij vertrouwt hij op zijn schutkleur, maar zit ook direct klaar om met een zweefsprong te ontsnappen. (vliegende gekko < hagedissen < reptielen)

vogelbekdier
Als zoogdier met een snavel is het vogelbekdier onmiskenbaar. Ook zijn manier van voortplanten is eigenaardig: het vogelbekdier legt eieren. Het is een echt waterdier. Hij brengt een groot deel van zijn tijd onder water door en vindt zijn prooi op de tast met zijn gevoelige snavel. De mannetjes hebben bij elke achterpoot een giftige stekel, wat ook uniek is voor een zoogdier. (vogelbekdier < eierleggende zoogdieren < zoogdieren)

vuursalamander
De vuursalamander is duidelijk herkenbaar aan de zwartgele tekening op zijn lichaam, wat een waarschuwing is voor zijn giftigheid en vieze smaak. Hij leeft in bossen. Dit dier heeft een kenmerkende eigenschap. De eieren van het dier ontwikkelen zich namelijk in het lichaam van de moeder. Zodra de larven hier aan toe zijn worden ze in het water uitgezet. Ze verliezen vervolgens hun kieuwen en zetten het bestaan voort op het land. (vuursalamander < salamanders < amfibieën)

waterbuffel
Dit donkergrijze rund kan een enorme omvang bereiken: een gewicht van over de ton en enorme geribbelde hoorns met een spanwijdte van twee meter.
Zoals zijn naam aangeeft heeft hij een voorkeur voor een waterrijke omgeving. Zijn gespreide hoeven voorkomen dat hij te ver wegzakt in drassige grond. Overdag bevinden waterbuffels zich vaak in het water om af te koelen en om lastige insecten te ontlopen. Soms steken alleen hun neusgaten nog boven het oppervlak uit.
Al eeuwen geleden zijn waterbuffels getemd en worden ze vooral in de landbouw als trekdier ingezet. De gedomesticeerde rassen zijn doorgaans kleiner (minder dan 500 kg). Tamme waterbuffels zijn ook naar onder andere Zuid-Amerika en Australië gebracht. (waterbuffel < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

waterree
Dit kleine hert (nog wat kleiner dan `ons` ree) uit China en Korea leeft vooral in moerassen, rietvelden en langs rivieren. Ook het mannetje heeft geen gewei. Wel heeft hij verlengde hoektanden in de bovenkaak. Deze worden gebruikt bij de onderlinge gevechten in de paartijd.
Het vrouwtje krijgt tot vier jongen per keer, de meeste herten krijgen doorgaans één jong per worp. Ze heeft ook vier tepels, vrijwel alle herten hebben er twee.
Het waterree is schuw en verdwijnt bij gevaar snel in het riet. Hoewel ze voornamelijk alleen leven, waarschuwen waterreeën hun soortgenoten bij gevaar met een kort jankend geluid. (waterree < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

waterspitsmuis
De waterspitsmuis jaagt onder water op insecten, visjes en amfibieën. Hij zwemt met krachtige slagen van zijn achterpoten, waaraan lange, stijve haren zitten die als zwemvliezen werken. Onder aan zijn staart zit ook een `kiel` van stijve haren die het sturen vergemakkelijken. Zijn vacht is waterafstotend: door de luchtbellen ziet hij er onder water zilverachtig uit.
Waterspitsmuizen zoeken ook op land naar wormen, kevers en andere kleine dieren. Hun nest maken ze wel altijd op een droge plek. Het vrouwtje werpt 4 tot 7 jongen. Deze worden 6 weken gezoogd. (waterspitsmuis < insecteneters < zoogdieren)

watervleermuis
De watervleermuis komt algemeen voor in Nederland. Watervleermuizen jagen vooral bij beken, plassen en kanalen, waar ze vliegende insecten vangen op een hoogte van 1 tot 2 meter boven het wateroppervlak. Soms scheren ze veel lager over en vangen dan wel eens een klein visje.
Watervleermuizen vliegen van zonsondergang tot zonsopkomst. Overdag slapen ze vaak in holle bomen, oude forten, kerkzolders en onder bruggen. De winter brengen ze slapend door in kelders, grotten, groeven en forten. (watervleermuis < vleermuizen < zoogdieren)

West-Afrikaanse lamantijn
Uiterlijk lijkt deze zeekoe sterk op de Caribische zeekoe. Doorgaans zijn West-Afrikaanse lamantijnen iets `slanker` gebouwd.
De staart van de lamantijn is rond en daarmee duidelijk anders van vorm dan die van de Indische zeekoe (doejong) die ook voorkomt van de Oost-kust van Afrika en die een staart heeft als van een dolfijn. (West-Afrikaanse lamantijn < zeekoeien < zoogdieren)

wild zwijn
Het wilde zwijn of everzwijn heeft een zeer groot verspreidingsgebied. Het komt in de regenwouden van Indonesië voor, maar ook in ons land. Everzwijnen leven voornamelijk in open bos, zijn gek op modderbaden en zijn dan ook vaak in de buurt van modderpoelen te vinden. Hun voedsel vinden ze vooral door met hun neus in de grond te wroeten. Zwijnen zijn zeer snel en kunnen goed zwemmen. Ze leven in groepen van soms wel 50 dieren. (wild zwijn < varkens en pekari`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

wilde hond
De wilde hond heeft grote ronde oren en lange poten. Zijn vacht heeft een warrelig `geschilderde` bruin-wit-zwarte tekening die bij elk individu anders is. Wel hebben de meeste wilde honden een zwarte snuit, zwarte streep over het voorhoofd en witte staartpunt.
Wilde honden leven in groepen van soms meer dan 30 dieren. Daarvan plant alleen het dominante paar zich voort. Een jagende meute kan prooien bemachtigen die zeker tien keer zo zwaar zijn als zijzelf, zoals een gnoe of een zebra. Ze putten hun prooi uit en trekken hem dan naar de grond.
De wilde hond is erg zeldzaam geworden doordat hij wegens een slechte naam zwaar vervolgd is. Een eeuw geleden waren er naar schatting een half miljoen en kwam de soort in grote delen van Afrika voor. Nu zijn er nog hoogstens 5500 exemplaren over in geïsoleerde populaties, voornamelijk in Zimbabwe, Zuid-Afrika (Krugerpark), Tanzania en Zambia. In Zambia bevindt zich op het ogenblik de grootste populatie, namelijk ongeveer 430 exemplaren.
Het Wereld Natuur Fonds steunt een project ter bescherming van wilde honden in Zambia. Hierbij wordt onder andere voorlichting gegeven om dit roofdier van zijn slechte naam af te helpen. Ook moeten er verbindingszones komen tussen geïsoleerde natuurgebieden om inteelt te voorkomen. (wilde hond < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

wilde kat
De wilde kat lijkt veel op een groot uitgevallen (cyperse) huiskat. Een van de ondersoorten van de wilde kat - de Afrikaanse - is de stamvader van de huiskat.
Wilde katten zijn solitaire dieren die op kleine dieren jagen zoals muizen, ratten, lemmingen en konijnen. Vroeger kwamen ze wijdverspreid voor in Eurazië en Afrika, maar tegenwoordig is met name hun leefgebied in Europa sterk beperkt. (wilde kat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

wintertaling
In Europa is de wintertaling de kleinste eend. Het mannetje heeft een fraai getekende kop: kastanjebruin met een witomlijne metaal-groene vlek over de ogen en wangen. Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerde tekening, net als bij de wilde eend. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een groene `vleugelspiegel` (achterrand) en een smalle witte streep op de bovenkant van de vleugel. Het mannetje maakt een fluitend geluid, het vrouwtje kwaakt.
Soms wordt de vorm uit Noord-Amerika als aparte soort beschouwd: de Amerikaanse wintertaling of groenvleugeltaling. (wintertaling < eendachtigen < vogels)

wisent
De wisent is iets minder groot en iets ranker dan zijn directe verwant de Amerikaanse bizon.
De laatste in het wild levende wisent werd in 1919 gedood, maar in Oost-Polen is deze soort weer uitgezet. Hierdoor is hij nu weer te bewonderen in het Bialowieza-reservaat in Polen, waar een kudde van een paar honderd dieren leeft. (wisent < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

withandgibbon
De withandgibbon heeft lange armen waaraan hij aan takken kan slingeren. Zijn duim is klein en staat net boven de pols. Hij heeft geen staart. De huidskleur is zwart, de kleur van de vacht is erg variabel: van roomwit via roodbruin tot bijna zwart. Alleen de rug van de handen is altijd wit.
Deze soort leeft in gezinsverband. Ze beginnen de dag met een tweezang van ongeveer een kwartier lang: het vrouwtje met een aanzwellend en wegebbend geblèr, het mannetje met eenvoudiger trillend gehuil. De rest van de dag vullen ze vooral met voedsel zoeken en eten. Ook vlooien ze elkaar dagelijks ongeveer een kwartier.
Het vrouwtje krijgt één jong na een draagtijd van 7 tot 8 maanden. Het wordt 18 maanden gezoogd en is pas met 9 jaar volwassen. (withandgibbon < gibbons < apen en halfapen < zoogdieren)

witschouder kapucijnaap
De witschouder kapucijnaap heeft behalve witte beharing rond zijn gezicht ook witte schouders.
Kapucijnapen hebben een zeer gevarieerd dieet. Ze eten bijna alles wat ze te pakken kunnen krijgen. Voor het openen van noten en andere zaken gebruiken ze soms werktuigen. (witschouder kapucijnaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

witte neushoorn
De witte neushoorn is na de olifant het zwaarste landdier. Hij onderscheidt zich van de andere Afrikaanse neushoornsoort (de zwarte) door zijn brede mond (de zwarte neushoorn heeft puntige lippen).
De witte neushoorn was in zuidelijk Afrika bijna verdwenen. Door de inspanning van onder andere het Wereld Natuur Fonds heeft deze soort zich daar weer goed hersteld. Door dat succes - maar helaas vooral door de dramatische afname van de andere neushoorns - is de witte neushoorn tegenwoordig met ruim 10.000 exemplaren de meest voorkomende neushoornsoort. (witte neushoorn < neushoorns < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

witte pelikaan
Deze pelikaan leeft altijd in groepen. In april of mei komen verzamelen ze in de broedgebieden, die vaak ver van de foerageergebieden gelegen zijn. De mannetjes hebben dan een merkwaardige zeilvormig uitsteeksel op de bovensnavel, dat ze na het broedseizoen weer kwijtraken. De witte pelikanen houden een gemeenschappelijke balts waarna het vrouwtje het mannetje wegleidt.
Het nest bouwen ze op de grond en bestaan uit een omvangrijke berg stenen, takken en ander materiaal. (witte pelikaan < pelikanen < aalscholvers e.v. < vogels)

witwangkuifgibbon
De witwangkuifgibbon heeft net als de andere gibbons lange armen waaraan hij aan takken kan slingeren en geen staart. Het mannetje is zwart met witte wangen, het vrouwtje lichtbruin met een zwarte kruin.
Deze Indo-Chinese gibbon werd tot voor kort als een ondersoort gezien van de kuifgibbon, waar hij uiterlijk ook veel op lijkt. Tegenwoordig wordt de witwangkuifgibbon als aparte soort beschouwd. Het leefgebied van deze soorten wordt gescheiden door de rivieren Song Ma en Song Bo. Mogelijk zijn er zelfs vijf Indo-Chinese gibbon-soorten.
  (witwangkuifgibbon < gibbons < apen en halfapen < zoogdieren)

woelrat
De woelrat is meer verwant aan de veldmuis dan aan de bruine rat. Het is een planteneter met een stompe snuit en een vrij korte staart: half zo lang als zijn lichaam.
Woelratten leven ook niet in steden of riolen, maar in weilanden, bossen en moerassen, vooral bij bij meren en rivieren. Ze worden ook wel waterratten genoemd. Ze komen in bijna heel Europa voor met uitzondering van enkele zuidelijke landen zoals Spanje en Portugal. (woelrat < muisachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

woestijndwerghamster
Deze hamster is een geliefd huisdiertje met een lichtbruine rug en een witte buik. Hij leeft in de woestijnen van Oost-Azië, zoals de Gobi. Door zijn brede, behaarde voeten kan hij zonder problemen over het hete zand lopen.
Net als andere hamsters verzamelt de woestijndwerghamster voedsel in zijn wangzakken en slaat dat op in zijn hol. Het vrouwtje bekleedt het nesthol met het haar van andere woestijndieren, zoals kamelenhaar. (woestijndwerghamster < muisachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

woestijnkat
De woestijnkat heeft grote oren en een brede kop. Deze katten jagen voornamelijk `s nachts en houden zich overdag schuil. Ze hoeven nauwelijks te drinken omdat ze voldoende vocht uit hun prooidieren halen. Hun stompe nagels komen goed van pas om prooidieren uit het zand uit te graven. (woestijnkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

wolf
De wolf is de stamvader van de hond. In het wild jagen wolven vaak in groepen van een stuk of tien dieren, waardoor ze prooien aankunnen die veel groter zijn dan zijzelf, zoals een eland. Ze jagen ook wel alleen op kleine dieren en eten ook vaak aas. Vroeger kwamen wolven in heel Noord-Amerika en Eurazië voor. Maar de mens heeft ze bijna overal verdreven. In West-Europa zijn nog maar een paar zeer afgelegen gebieden over waar wolven in het wild leven. (wolf < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)