Wereld Natuur Fonds - WNF dierenbibliotheek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Dierenbibliotheek
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 747


mara
De mara wordt wel de Patagonische haas genoemd. Hij is echter geen familie van de hazen, maar van de cavia. Wat uiterlijk betreft lijkt een mara meer op kruising tussen een haas en een hert. Hij heeft lange oren en een korte snuit als van een haas en ongewoon lange poten als een hert. De jongen van verschillende ouders verblijven in één hol. Bij toerbeurt komen ouders langs, de moeder om haar jongen te voeden terwijl het mannetje een oogje in het zeil houdt. (mara < cavia-achtigen < knaagdieren < zoogdieren)

margay
Deze kat lijkt op de ocelot, maar is iets kleiner. Het is een uitstekende klimmer die veel te vinden is in beboste gebieden. Ze jagen vooral op dieren die hoog in de bomen leven. Als een margay via de stam van een boom naar beneden klimt, doet hij dat met zijn kop omlaag. De meeste katten gaan andersom naar beneden. (margay < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

marmerkat
Deze kat uit het Aziatische laagland-regenwoud heeft een lange staart en een zachte vacht met een mooie marmerachtige tekening. Het is een bijzonder goede klimmer, die `s nachts eekhoorns, vogels en andere in bomen slapende dieren weet te vangen. Ze jagen ook op de grond. (marmerkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

maskerwever
Deze zangvogel behoort tot de de wevervogels (waar ook de huismus toe behoort) en binnen die familie tot de onderfamilie van de `zuivere wevers` (ruim 100 soorten). De mannetjes van de wevers bouwen vernuftig in elkaar geweven hangende nesten waarmee ze een vrouwtje lokken.
Bij de maskerwever heeft het mannetje in de broedtijd een gele borst en kop met een zwart masker. Hij nestelt in kleine kolonies in het riet of in bomen, vaak in de buurt van menselijke bewoning. (maskerwever < zangvogels < vogels)

Matschieboomkangoeroe
Boomkangoeroes leven in bossen en kunnen erg goed klimmen. Hun poten zijn vrij dik en de voor- en achterpoten ongeveer van gelijke lengte. Ze `hoppen` dan ook niet, zoals normale kangoeroes, maar lopen meer als apen door de bomen en op de grond. Bijna alle boomkangoeroes worden bedreigd doordat hun leefgebied in snel tempo afneemt door het kappen van oerwoud. Daarnaast worden ze ook wel bejaagd om hun vlees. De Matschieboomkangoeroe komt alleen voor in Nieuw-Guinea. Hij is roodbruin met lichte snuit, staart en poten. (Matschieboomkangoeroe < buideldieren < zoogdieren)

medusester
Medusesterren nemen een bijzonder plaats in binnen de slangsterren. Anders dan veel andere slangsterren leven ze solitair. `s Nachts spreiden ze hun sterk vertakte armen dwars op de stroming uit om zoveel mogelijk plankton uit het water te vangen. Overdag zitten ze als een prop ineengevouwen. (medusester < slangsterren < stekelhuidigen < ongewervelde dieren)

meerkoet
Deze zwarte watervogel met zijn witte snavel en witte `bles` heeft een groot verspreidingsgebied. Ook in Nederland komt hij algemeen voor.
Om zijn voedsel te bemachtigen - voornamelijk waterplanten en kleine waterdieren - duikt de meerkoet veelvuldig. Zijn poten hebben eigenaardige zwemvliezen. Deze zitten niet tussen de tenen maar elke teen heeft aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan klappen de flapjes weer dicht.
In de paartijd zijn meerkoeten vaak agressief naar soortgenoten of belagers. Mannetje en vrouwtje bouwen samen een nest, meestal tussen het riet. Ze broeden om beurten en brengen ook samen de jongen groot. De jongen verlaten al als ze een paar dagen oud zijn het nest. Het zijn dan grappige zwart-donzen bolletjes met een rood gezichtje. Na acht weken zijn ze volledig zelfstandig. (meerkoet < kraanvogels < rallen < trappen e.v. < vogels)

meikever
Deze forse bruine kever is de laatste jaren weer iets vaker in Oost- en Midden-Nederland te zien. Vroeger waren meikevers in het hele land zeer algemeen en vormden soms een plaag door eikenbomen kaal te vreten.
De larven (engerlingen) leven onder de grond van plantenwortels. Ze ontwikkelen zich in 3 tot 4 jaar tot volwassen meikevers. Ze ontpoppen zich meestal in mei en vallen in die maand en in juni het meest op als ze met veel lawaai vliegen.
Het mannetje heeft langere voelsprieten (reukorganen) dan het vrouwtje met 7 bladen (bij het vrouwtje 6) die als een waaier aan het uiteinde staan. (meikever < kevers < insecten < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

merel
Nog niet zo lang geleden was de merel nog een schuwe bosvogel. Inmiddels is deze lijsterachtige is een van onze bekendste tuinvogels.
Het mannetje is zwart met een oranjegele snavel en oogring, het vrouwtjes is wat vlekkerig donkerbruin. Al vanaf januari laat het mannetje zijn melodieuze zang vanaf een hoog punt horen. Bij gevaar klinkt de metaalachtige alarmroep. (merel < zangvogels < vogels)

Mexicaanse wormsalamander
Deze pootloze salamander is grijs, bruin of olijfgroen. Door zijn ringvormige groeven doet hij aan een worm denken. Maar meer nog lijkt hij op de wormhagedissen die in hetzelfde gebied voorkomen. De Mexicaanse wormsalamander graaft door zich met zijn puntige kop een weg door de bodem te banen. Hij leeft vrijwel permanent onder de grond.
De eieren en larven ontwikkelen zich binnen het lichaam van het vrouwtje. Ze brengt volledig ontwikkelde jongen ter wereld. (Mexicaanse wormsalamander < wormsalamanders < amfibieën)

Midden-Amerikaanse tapir
Dit is de grootste van de drie Amerikaanse tapir-soorten. Zijn kortharige vacht is egaal donkerbruin met licht grijs-gele wangen. De randen van de oren zijn wit.
De draagtijd is ruim een jaar. Meestal krijgt het vrouwtje één jong, net als bij de andere tapirs bruin met lichte lengtestrepen. De moeder waarschuwt haar jong met een schrille fluittoon. (Midden-Amerikaanse tapir < tapirs < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

mississippi-alligator
De mississippi-alligator is een grote, donkere krokodil-achtige met een brede, stompe snuit. Het is een echte moerasbewoner en graaft in tijden van droogte zijn eigen poel. De mississippi-alligator legt 25 tot 60 eieren in een enorm nest van planten en modder. Als ze haar jongen hoort roepen, graaft de moeder het nest weer open. Ze bewaakt haar jongen soms nog enkele jaren lang.
Vanwege de jacht om zijn huid dreigde deze soort rond 1950 uit te sterven. Zijn bescherming kwam net op tijd en is succesvol geweest: de soort is buiten gevaar. (mississippi-alligator < krokodillen < reptielen)

moeflon
De moeflon is een wild schaap dat van oorsprong thuishoort op enkele Zuid-Europese eilanden zoals Sardinië en Corsica. Er zijn echter moeflons op diverse plekken in Europa uitgezet, zoals in Nationaal park de Hoge Veluwe en het Wekeromse Zand. De moeflon is het enige wilde Europese schaap dat nog bestaat. De andere schapen die bij ons voorkomen zijn gedomesticeerde vormen.
 
De mannetjes hebben grote gebogen hoorns die ze gebruiken bij gevechten om de harems. Het stoten met de hoorns vindt uitsluitend plaats in de paartijd (rond oktober). Daarbuiten gaan de rammen vreedzaam met elkaar om. Bij schapen (en de andere runderachtigen) blijven de hoorns op hun kop. Ze worden niet afgeworpen zoals bij herten. (moeflon < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

moerasantilope
De moerasantilope of lechwe is zo groot als een ree, maar steviger gebouwd. Het achterlijf is krachtiger ontwikkeld dan het voorlijf. Hij heeft een ruige, vettige vacht.
Deze antilope is aangepast aan het leven in nat terrein en begeeft zich bij voorkeur op overstroomde graslanden langs rivieren en meren. Zijn hoeven zijn verlengd en staan gespreid zodat hij in drassige bodem niet wegzakt. Op het land loopt de lechwe nogal ongemakkelijk, maar bij gevaar vlucht hij naar ondiep water om zijn achtervolger te ontlopen. (moerasantilope < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

moerashert
Dit grootste Zuid-Amerikaanse hert leeft in drassige gebieden. Zijn brede hoeven zorgen dat hij niet in de zachte bodem wegzakt. In de zomer heeft hij een roodbruine vacht, de wintervacht is donkerder. De onderste helft van zijn lange poten is zwart, de snuit is licht met een zwarte neus en lippen.
Dit hert leeft solitair of in een groepje van twee of drie dieren. (moerashert < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

moeraskat
Slanke kat met vrij lange poten die vaak langs oevers van rivieren, kustgebieden en moerassen jaagt. Moerakatten komen ook wel bij sloten en vijvers in de buurt van mensen. Soms vangt een moeraskat zijn prooi zwemmend. Bijzonder voor een kat is, dat het mannetje en het vrouwtje samen voor de jongen zorgen. (moeraskat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

moko
Moko`s worden vaak rotscavia`s genoemd. Ze lijken ook sterk op cavia`s en zijn er nauw aan verwant. Moko`s leven in droge, rotsachtige gebieden in Brazilië. Ze verstoppen zich daar onder rotsblokken of in rotsspleten. Moko`s klimmen in bomen om daar bladeren te eten. (moko < cavia-achtigen < knaagdieren < zoogdieren)

monniksgier
Dit is de grootste roofvogel van Europa en grootste gier van de Oude Wereld (alleen de condors uit Amerika zijn groter). Hij is overwegend bruinzwart. Zijn kop is kaal, maar op zijn nek staan juist lange veren die een brede kraag vormen, als de capuchon van een monnik.
De monniksgier leeft solitair en zoekt vanuit grote hoogte zwevend naar aas. Hij broedt onder andere in Spanje, Griekenland en Turkije, maar ook in op het eiland Mallorca. In Nederland is het een zeer zeldzame dwaalgast. In het voorjaar van 2005 streek een exemplaar in de Oostvaardersplassen neer.
  (monniksgier < roofvogels < vogels)

muurgekko
De muurgekko is een hagedis met een afgeplatte kop en brede klevende kussens aan de tenen. Hierdoor kan hij tegen muren, plafonds en rotswanden lopen.
Muurgekko`s zitten meestal in de buurt van een spleet waar ze zich bij gevaar kunnen terugtrekken. Het zijn nachtdieren die pas  `s avonds tevoorschijn komen om op insectenjacht te gaan. Ze zijn vaak te zien in de buurt van een lamp waar nachtvlinders en andere insecten omheen vliegen. In de koude maanden, als er weinig insecten zijn, gaan ze in winterrust. (muurgekko < hagedissen < reptielen)

nandoe
Deze loopvogel leeft op de pampa`s van Zuid-Amerika. Nandoes zijn overwegend grijs van kleur, maar het mannetje krijgt in de voortplantingstijd een zwarte ring onder aan zijn hals. In de paartijd lokt hij met roepen en baltsen vrouwtjes te lokken. Na de lusten (soms paart een mannetje met 12 vrouwtjes) krijgt hij de lasten. De vrouwtjes leggen allemaal hun eieren in de nestkuil van het mannetje, wat kan oplopen tot 60 stuks. Het mannetje neemt het broeden en later de zorg van de jongen voor zijn rekening. (nandoe < nandoes < loopvogels < vogels)

Nassau tandbaars
Vrij grote baars met een contrastrijke tekening. Vanwege zijn opvallende verschijning is het een geliefde soort voor duikers in het Caribische gebied om te bekijken of te fotograferen. Bovendien zijn ze voor duikgidsen goed te vinden doordat ze een een vaste plek op het rif bezetten.  (Nassau tandbaars < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

negenbandig gordeldier
Bij het negenbandig gordeldier bestaat het pantser op zijn rug uit acht tot tien (meestal negen) gordels. Deze dieren worden in de VS veel door auto`s doodgereden. Ze hebben de eigenaardige eigenschap om in de lucht te springen als er gevaar dreigt. Als de wielen van de auto`s ze niet raken, springen ze vaak zelf tegen de voor- of onderkant van de auto. Het vrouwtje krijgt meestal twee of vier jongen: een één-eiïge twee- of vierling. (negenbandig gordeldier < miereneters < luiaards < gordeldieren < zoogdieren)

neusaap
Neusapen zijn uitsluitend op het eiland Borneo te vinden. Ze hebben een lange staart, een bolle buik en zwemvliezen tussen de tenen. Vooral de augurkvormige kokkerd van een volwassen neusaapman is imposant. De grote neus dient om indruk te maken op rivalen en op vrouwtjes.
Neusapen verdedigen hun groep fel tegen indringers. Daarbij slaken ze een toeterend gebrul. De neus die gewoonlijk slap naar beneden hangt, staat bij het schreeuwen recht vooruit. Waarschijnlijk versterkt hij ook het geluid.
Neusapen leven altijd in de buurt van water. Met name in de mangrovebossen aan de kust, maar ook wel in moeras- en rivierbossen verder landinwaarts. Het zijn uitstekende zwemmers. Er zijn exemplaren `opgevist` die zich kilometers ver op zee bevonden. (neusaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

neushoornleguaan
Deze grote, krachtige hagedis dankt zijn naam aan de drie hoornknobbels op zijn snuit. De mannetjes worden het grootst, hebben grotere hoorns, een hogere rugkam en naarmate ze ouder worden sterk ontwikkelde vetknobbels op het achterhoofd. Ze verdedigen een eigen territorium, waarbij ze hun hoorns tegen elkaar duwen.
Bij gevaar kan een neushoornleguaan zich verdedigen door met zijn staart te slaan, maar meestal zal hij hard wegrennen.
Het vrouwtje legt 2 tot 20 eieren in een hol dat ze goed gewaakt. Ingevoerde varkens, honden en ratten roven desondanks veel eieren waardoor deze soort bedreigd wordt. (neushoornleguaan < hagedissen < reptielen)

nevelpanter
De nevelpanter dankt zijn naam aan zijn prachtige, op wolken lijkende vlekken op de vacht. Deze soort is de `kleinste van de grote katten`. Hij heeft in verhouding erg lange hoektanden. De nevelpanter klimt erg goed en gaat veel in bomen op jacht. Hij vangt echter ook bodembewonende dieren. (nevelpanter < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Nieuw-Zeelandse zeebeer
Zeeberen worden ook wel pelsrobben genoemd. Ze hebben oortjes net als de zeeleeuw en een dikke vacht. Er is vroeger op de Nieuw-Zeelandse zeebeer gejaagd, maar nu is die volledig beschermd. De mannetjes van deze soort zijn veel zwaarder en donkerder van kleur dan de vrouwtjes. (Nieuw-Zeelandse zeebeer < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

nijlbaars
Net als de nijlkrokodil en het nijlpaard heeft deze roofvis een grotere verspreiding dan zijn naam doet vermoeden. Oorspronkelijke kwam hij naast de Nijl ook onder andere in het stroomgebied van de Niger, de Volta en een deel van de Kongo voor. Met hulp van de mens is hij daarnaast ook in veel andere rivieren en meren in Afrika terechtgekomen.
In het Victoria-meer is de nijlbaars in 1962 uitgezet. Hier heeft hij een ware ontwrichting van het ecosysteem veroorzaakt. Vooral de vaak kleine en zeer soortenrijke cichliden hebben zwaar geleden. Het is onbekend hoeveel soorten er door toedoen van de nijlbaars zijn uitgestorven, sommige waarschijnlijk nog voordat ze voor de wetenschap ontdekt waren.
De nijlbaars is doorgaans een paar kilo zwaar, maar sommige exemplaren groeien bij een groot voedselaanbod uit tot bijna 200 kilo. Als consumptievis wordt hij de laatste jaren steeds meer gewaardeerd.
De nijlbaars is zilverkleurig met een blauwe glans. Zijn grote ogen hebben een gele iris rond de gitzwarte pupil. De rugvin heeft lange stekelige vinstralen, zoals kenmerkend voor baarzen. Voor de anaalvin zitten drie stekels. (nijlbaars < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

nijlkrokodil
Deze grote krokodil komt voor in de meeste Afrikaanse rivieren en meren. Ze eten alles wat ze te pakken kunnen krijgen, van kleine vissen en waterschildpadden tot grote hoefdieren die ze verrassen en het water insleuren.
Voor hun eigen jongen zijn ze juist erg zorgzaam. Het vrouwtje bewaakt haar legsel fanatiek. De jongen maken geluid zodra ze uit hun ei komen. Dat is het sein voor de moeder om ze op te graven en voorzichtig in haar bek naar veilig water te brengen. (nijlkrokodil < krokodillen < reptielen)

Noord-Amerikaanse fluithaas
Fluithazen zijn verwant aan hazen, maar lijken er niet erg op. Ze zijn een stuk kleiner, hebben kleine oren, korte poten en nauwelijks een staart. Ze worden ook wel pika`s genoemd.
De Noord-Amerikaanse fluithaas leeft in rotsachtige gebieden, waar ze een territorium bezetten. Ze verdedigen hun gebiedje door luid te fluiten. Ze eten vroeg in de morgen en laat in de middag. Tussendoor doen ze meestal een dutje. In het najaar leggen ze een voorraad hooi aan om de periode dat er sneeuw ligt goed door te kunnen komen. (Noord-Amerikaanse fluithaas < haasachtigen < zoogdieren)

Noord-Amerikaanse katfret
De Noord-Amerikaanse is een lenig roofdier met een prachtige, lange, geringde staart. Hij is verwant met de wasbeer - dus niet met de katten of met de fretten - maar heeft inderdaad meer het formaat van een huiskat. Katfretten zijn voornamelijk solitaire nachtdieren die zeer schuw zijn. (Noord-Amerikaanse katfret < wasberen < roofdieren < zoogdieren)

Noord-Amerikaanse otter
De Noord-Amerikaanse of Canadese otter lijkt veel op de visotter uit Eurazië zowel wat betreft uiterlijk als gedrag. Het zijn echte waterdieren die af en toe een flink eind over land zwerven. (Noord-Amerikaanse otter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Noordelijke fluithaas
Fluithazen zijn verwant aan hazen, maar lijken er niet erg op. Ze zijn een stuk kleiner, hebben kleine oren, korte poten en nauwelijks een staart. De noordelijke fluithaas leeft in Azië. Er zijn in totaal 29 soorten fluithazen. Ze danken hun naam aan het geluid dat ze maken om hun territorium te bevestigen. (Noordelijke fluithaas < haasachtigen < zoogdieren)

Noordelijke gladde dolfijn
Deze slanke dolfijn heeft geen rugvin. Ze leven vaak in grote groepen tot 3000 dieren. Als ze snel zwemmen springen ze vaak tegelijk uit het water. Anders dan de opvallend zwart-wit getekende Zuidelijke gladde dolfijn is de Noordelijke meestal egaal donkergrijs gekleurd. (Noordelijke gladde dolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

Noordelijke zeebeer
Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is bij de noordelijke zeebeer erg groot. De mannetjes hebben een grote kop en een korte snuit.
In het verleden was deze soort zwaar bejaagd vanwege de dikke vacht. Er wordt nog wel op gejaagd, maar die jacht is streng gereguleerd. Noordelijke zeeberen jagen vooral op vissoorten waarop ook door de mens veel wordt gevist. Veel dieren raken dan ook verstrikt in visnetten. (Noordelijke zeebeer < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

noordkaper
Deze trage baleinwalvissen werden al eeuwen geleden intensief bejaagd door de Basken. Er zijn nu nog zo`n 300 tot 350 dieren over. Tegenwoordig vormen aanvaringen met schepen een belangrijke bedreiging van de soort. Het Wereld Natuur Fonds probeert voor elkaar te krijgen dat scheepvaartroutes die gevaar voor de noordkaper opleveren verlegd worden. Op het zuidelijke halfrond leeft een nauw verwante walvis: de zuidkaper. (noordkaper < baleinwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

noordse stern
Er is geen dier ter wereld dat per jaar zoveel daglicht te zien krijgt als deze vogel. De noordse stern maakt namelijk elk jaar twee poolzomers mee. Dat kan alleen door een reis van twee maal zo`n 16.000 km te maken tussen het Noordelijke broedgebied en de zee ronde de zuidpool.
De noordse stern is ook in Nederland te zien - vooral als doortrekker - en wordt makkelijk verward met het visdiefje, die ook een zwart petje en een zwaluwstaart heeft en de zelfdemanier van vliegen: zwenken, fladderen en vaak op het wateroppervlak neervallen. Een veldkenmerk is de kleur van de snavel: bij het visdiefje is die oranje met een zwarte punt, bij de noordse stern egaal brood. (noordse stern < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

noordse stormvogel
Deze stormvogels houden zich op boven noordelijke zeeën, waar ze onafgebroken over de golven scheren. Ze blijven graag in de buurt van schepen in de hoop dat ze wat visafval kunnen bemachtigen. Hun aantal is de laatste tweehonderd jaar zelfs flink toegenomen sinds er op grotere schaal wordt gevist in de Atlantische oceaan.
De Noordse stormvogel vangt zelf vis door naar een plek te zweven waar waterdieren dicht aan het oppervlak zwemmen. Ze strijken dan neer en pikken op het waterdobberend naar de beestjes. Soms duiken ze ook naar een prooi, maar heel diep komen ze niet. 
Noordse stormvogels nestelen op rotsrichels aan de kust (klippen). Het vrouwtje legt één ei dat door beide vogels wordt uitgebroed. De eerste twee weken blijft een van de twee ouders bij het jong om het te verdedigen, bijvoorbeeld door hun stinkende maaginhoud naar een belager te spuwen. Daarna is het jong tijden alleen, het kan zichzelf inmiddels verdedigen door stinkende olie te spugen. (noordse stormvogel < stormvogelachtigen < vogels)

noordse vinvis
De noordse vinvis lijkt op de Bryde vinvis, maar heeft slechts één lengte-richel midden over de kop. Ook puntige, nogal rechtop staande ruigvin: bij de andere vinvissen is de rugvin meer naar achteren gebogen.
Anders dan zijn naam doet vermoeden komt de noordse vinvis in wat warmere zeeën voor dan de gewone en de blauwe vinvis. Er is in het verleden veel op deze walvis gejaagd. Er zijn er vermoedelijk nog zo`n 50.000. (noordse vinvis < baleinwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

Noordzeekrab
Deze grote roodbruine krab komt niet alleen in de Noordzee voor maar ook in de Atlantische Oceaan en zelfs de Middellandse Zee. Het is een roofdier dat met zijn krachtige scharen andere kreeftachigen en weekdieren vangt. Op zijn beurt wordt de Noordzeekrab om het vlees in de scharen veel door mensen gevangen. (Noordzeekrab < hogere kreeften < kreeftachtigen < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

oceanische witpunthaai
Deze haai is te herkennen aan de lange vinnen met afgeronde witte punten. Anders dan de witpunt rifhaai heeft hij ook witte punten aan de borstvinnen en aan de onderlob van de staartvin. Vooral de borstvinnen zijn erg lang. De bovenzijde van zijn lichaam is grijs of bruinachtig, de onderzijde wit.
De oceanische witpunthaai zwemt constant - dag en nacht - traag dicht aan het oppervlak, met zijn borstvinnen wijd uitgestrekt. Bij concurrentie om voedsel kan hij naar ander haaien agressief zijn.
Deze haai is levendbarend. De 1 tot 15 jongen worden ongeveer een jaar lang in de baarmoeder via een navelstreng gevoed. Vanwege zijn lange vinnen is deze haai gewild bij vissers. Door de trage voortplanting is hij gevoelig voor overbevissing. (oceanische witpunthaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

ocelot
Deze Amerikaanse katachtige staat bekend om zijn prachtig getekende vacht. In de jaren zestig en zeventig zijn ze vanwege hun bont sterk bejaagd. Inmiddels is de ocelot in bijna elk land wettelijk beschermd. Hun aantal is op enkele plekken weer iets toegenomen, maar door vernietiging van hun leefgebied (ontbossingen) en stroperij zijn ze op veel plekken nog verder achteruitgegaan.  (ocelot < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

oehoe
De oehoe is de grootste uil: 2 keer zo groot en 10 keer zo zwaar als een ransuil. Ook van de overige ruim tien oehoe`s is `de oehoe` de grootste: hij heeft bijvoorbeeld bijna het dubbele gewicht van de Amerikaanse oehoe. Van deze laatste soort onderscheidt de oehoe zich doordat hij oranje (soms oranje-gele) ogen heeft. De irissen van de Amerikaanse oehoe zijn lichtgeel.
Een mannetje dat een vrouwtje zoekt, laat zijn kenmerkende oehoe-roep horen. Het mannetje en vrouwtje blijven hun leven lang bij elkaar. Ze bewonen het zelfde territorium (tot 80 km2 groot) maar trekken daarbinnen niet vaak samen op. Het vrouwtje wordt tijdens het broeden door het mannetje gevoerd.
Door de jacht, verstoring en landbouwgif is de oehoe op veel plaatsen zeldzaam geworden. Dankzij bescherming komt hij op andere plaatsen wel weer terug. Sinds enkele jaren broedt de oehoe weer in Nederland: in Zuid-Limburg en in Gelderland.
  (oehoe < uilen < vogels)

oerial
Dit schaap leeft in de onherbergzame gebieden van met name noordelijk Pakistan en Afghanistan.
De kleur van de vacht is meestal lichtbruin. De rammen hebben witachtige bakkebaarden en lichte manen. De hoorns zijn lang (tot een meter) maar vrij licht gebouwd en krullen naar voren. De hoorns van de vrouwtjes zijn aanzienlijk kleiner dan die van de rammen. De oerial heeft lange poten en ook de staart is voor een schaap vrij lang. (oerial < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

ooievaar
Het uiterlijk van de ooievaar is onmiskenbaar: lange rode poten, een lange rode rechte snavel, het verenkleed overwegend wit met zwarte vleugeluiteinden.
De ooievaar was tot voor kort in Nederland vrijwel uitgestorven. In de jaren `70 was in ons land slechts een handvol broedparen. Dankzij broedstations is hun aantal vanaf de jaren `80 weer toegenomen tot ongeveer 400 paren. Hiervan is het overgrote deel echter nog afhankelijk van menselijke hulp. (ooievaar < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

oorkwal
De oorkwal is de meest bekendste kwal en direct herkenbaar aan het witte `klavertje vier`. Deze vier `oren` zijn de geslachtsorganen die door het transparante lichaam te zien zijn. Midden onder de schijf hangen vier geplooide mondflappen.
Deze kwal heeft vele korte tentakels langs de rand van de schijf maar kan niet steken.
In de Noordzee zijn de kwallen na september vrijwel niet meer te vinden. Ze hebben hun eitjes en zaadcellen dan al in het water geloosd. Later in het jaar vestigen de larven zich op een harde ondergrond en groeien uit tot wit poliepjes. In de winter snoeren zich daarvan stuk voor stuk kleine kwalletjes af. In de zomer zijn ze volwassen. (oorkwal < schijfkwallen < neteldieren < ongewervelde dieren)

Oostelijke gorilla
Gorilla`s zijn de grootste apen. Volgens de meest recente opvattingen verschillen de gorilla`s in het westelijke deel van hun verspreidingsgebied zoveel van die in het oosteliijk deel dat ze als twee aparte soorten beschouwd mogen worden. De Oostelijke gorilla wordt weer onderverdeeld in twee ondersoorten: de Oostelijke laaglandgorilla en de berggorilla.
Die laatste is door de bekendste maar tevens de meest zeldzame gorilla: er zijn er minder dan 650 over. Ondanks de moeilijke omstandigheden lijkt de bescherming van de berggorilla vruchten af te werpen: hun aantal herstelt zich langzaam weer. (Oostelijke gorilla < grote mensapen < apen en halfapen < zoogdieren)

orgelpijppoliep
Deze hydroïdpoliep komt veel voor in de Oosterschelde. Hij wordt vrij groot, maar blijft wel een flinke slag kleiner dan de verwante penneschaft (Tubularia indivisa) die ook in de Oosterschelde voorkomt en soms stelen van meer dan 20 cm vormt.
De poliepen staan in trossen bij elkaar en hebben lange, dunne stelen. In het voorjaar vormen de popiepen aan de top trosjes rode voortplantingsorganen (bij de penneschaft zijn deze wit). Na verloop van tijd bedekken deze de tentakelkrans volledig.
Na de bevruchting ontstaat het kwalstadium. Deze kwalletjes laten echter niet los maar vormen elk één enkele larve. Deze `loopt` met behulp van 10 tentakels naar de voet van de steel van het ouderdier en vestigt zich daar. In de loop van het voorjaar sterven de oude poliepen af en groeit de nieuwe generatie weer uit. (orgelpijppoliep < hydrozoën < neteldieren < ongewervelde dieren)

orinoco-krokodil
De orinoco-krokodil is een grote krokodil die vroeger veel voorkwam langs het hele stroomgebied van de Orinoco. Na de meedogenloze jacht tussen de jaren `30 en `60 was er nog maar een fractie van dit aantal over. Hoewel formeel beschermd, wordt er nog steeds op de orinoco-krokodil gejaagd en herstelt de soort zich maar langzaam. (orinoco-krokodil < krokodillen < reptielen)

orinocodolfijn
De orinocodolfijn is een rivierdolfijn die in het stroomgebied van de Orinoco en de Amazone leeft. Het is echter een andere soort dan de Amazonedolfijn (Sotalia fluviatilis) die ondanks zijn leefgebied tot de zeedolfijnen behoort.
Orinocodolfijnen zijn soms grijzig wit, maar vaak ook roze van kleur. Op de lange, spitse snuit groeien korte snorharen, die waarschijnlijk dienst doen bij het opsporen van vis in het troebele water. De kop is hoog en rond, de flippers zijn breed en de rugvin is niet veel meer dan een lage richel.
Doorgaans zwemmen ze alleen of in paren. Alleen in het droge seizoen, als delen van de rivier droogvallen, komen ze in grotere groepen voor van maximaal twintig dieren. (orinocodolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

otter
De otter wordt ook wel visotter genoemd of Europese otter. Deze soort komt in bijna geheel Europa en Azië voor, maar is door jacht, biotoopvernietiging en watervervuiling sterk achteruit gegaan. In diverse landen is hij zelfs helemaal verdwenen.
In Nederland is de otter in 2002 geherintroduceerd, nadat hij ergens in de jaren tachtig was uitgestorven in ons land. Visotters eten voornamelijk vis, maar er zijn gevallen bekend waar otters ook eenden aanvallen. Het dier leeft hoofdzakelijk alleen. Ze hebben een territorium van 4 tot 20 kilometer lang. (otter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

paarse buisspons
Deze spons vormt een aantal lange dikwandige buizen. Ook als de spons tegen een loodrechte wand groeit, buigen de buizen al snel loodrecht omhoog. Meestal is hij paars maar de kleur is variabel: ook tussenvormen van blauw, grijs en grijsgroen komen voor. Het oppervlak is gebobbeld. (paarse buisspons < sponzen < ongewervelde dieren)

paddenkopagame
Paddenkopagamen zijn kleine hagedissen uit de woestijngebieden van Zuidwest-Azië. Hun zintuigen (trommelvlies, ogen, neusgaten) zijn met schubben beschermd tegen zand. (paddenkopagame < hagedissen < reptielen)

palet doktersvis
Palet doktersvissen zijn lichtblauw met op de bovenste helft van de flanken een blauwzwarte tekening in de vorm van een schilders-palet. De staart is geel met onder en boven een blauwzwarte rand. In de westelijke Indische Oceaan hebben deze doktersvissen een gele buik.
Er bestaan ongeveer 75 verschillende soorten doktersvissen. De meeste daarvan leven rond koraalriffen. Ze danken hun naam aan de vlijmscherpe stekels aan weerszijden van de staart die de naamgever aan een scalpel van een dokter deden denken. Met de inklapbare stekels kunnen doktersvissen een aanvaller lelijk verwonden. (palet doktersvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

pampakat
De pampakat is ongeveer zo groot als een huiskat. De kleur van de vacht kan sterk verschillen. Er worden verschillende ondersoorten (rassen) onderscheiden, waarvan enkele de hooggelegen grasvlaktes, de pampa`s, van Zuid-Amerika bewonen. (pampakat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

panterbaars
De panterbaars is een melkwitte vis met zwarte ronde vlekken. Vanwege deze panterachtige tekening worden ze graag in zeeaquaria gehouden, tot ze te groot en roofzuchtig worden.
Behalve aan de vlekken is deze baars ook aan de  `ingedeukte` kop te herkennen. Gewoonlijk beginnen deze vissen hun leven als vrouwtje om op latere leeftijd te veranderen in een mannetje. (panterbaars < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

pantserkrokodil
De pantserkrokodil is een Afrikaanse krokodil met een slanke snuit die daardoor wat aan de gaviaal doet denken. Normaal genomen wordt deze soort in zoetwater gebieden gevonden, maar er zijn er gevonden op het eiland Bioko, 45 kilometer buiten de kust van Kameroen. (pantserkrokodil < krokodillen < reptielen)

papegaaiduiker
Deze alk heeft in de paartijd een prachtig gekleurde snavel en fel oranje poten. De tekening rond zijn ogen laten hem nog meer op een clown lijken. Papegaaiduikers broeden in een zelf gegraven hol waarin slechts één ei gelegd wordt. Beide ouders broeden dat uit en verzorgen het jong. Ze jagen op zee op kleine visjes. Daarbij duiken ze vaak tientallen meters diep. (papegaaiduiker < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

paradijskraanvogel
Hoewel bescheiden blauwgrijs gekleurd, is de paradijsvogel erg mooi om te zien. Hij is zelfs uitgeroepen tot de nationale vogel van Zuid-Afrika.
Als ze lopen, lijkt het net of deze vogels een lange, omlaag gebogen staart hebben. In werkelijkheid zijn het lang uitgegroeide dekveren van de vleugels, die in rust naar achteren steken. Paradijskraanvogels zoeken voedsel tussen het gras en zijn niet erg aan water gebonden. De naam `kraan` heeft sowieso niets met water te maken, maar is een nabootsing van het geluid dat kraanvogels maken. (paradijskraanvogel < kraanvogels < rallen < trappen e.v. < vogels)

pennantrosella
Rosella`s zijn papegaaitjes met een lange staart en schubachtige tekening op de bovenzijde. Ze komen voor in Australië en eilanden daar in de buurt. Er zijn 8 of 9 soorten, waaronder de pennantrosella.
Een volwassen pennantrosella is overwegend helderrood met paarsblauwe delen op de wangen, vleugels en staart. Het rood op de rug en delen van de vleugels is zwart gevlekt. Veel veren zijn zwart met een rode rand waardoor ze er als schubben uitzien. De jonge vogels zijn overwegend groen met rode vlekken.
De pennantrosella is niet schuw en wordt veel rond boerderijen en in tuinen gezien. (pennantrosella < papegaaien < vogels)

penseelzwijn
Het penseelzwijn is opvallend roodbruin (soms zwartbruin) en heeft puntige oren die eindigen in kwastjes. Ze zijn zeer schuw en voornamelijk `s nachts actief. Penseelzwijnen leven in familiegroepen: het mannetje gaat voor zijn vrouwen en kinderen door het vuur. Ze zijn zeer snel en kunnen goed zwemmen. (penseelzwijn < varkens en pekari`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

pincetvis
De pincetvis heeft een lange, smalle snuit, die hij in allerlei holtes in het rif kan steken om er kleine beestjes uit te halen.
Het lijf van de pincetvis is hoog en plat en vertoont een opvallend patroon met vier gele strepen. Op de achterste streep zit een zwarte oogvlek, waardoor roofvissen in de war gebracht kunnen worden. (pincetvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

platrugschildpad
Deze vrij kleine zeeschildpad komt uitsluitend in de zeeën rond Australië voor. De hoornplaten op zijn schild zijn erg dun en kwetsbaar. Zoals de naam aangeeft is het rugschild plat. De randen zijn enigszins omhoog gekruld. Het is een van de weinig dieren die zeekomkommers eet.
Tot 1988 werd de platrugschildpad nog als nauw verwant met de groene zeeschildpad (of soepschildpad) beschouwd. Hij werd toen `platte soepschildpad` genoemd. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de platrugschildpad een eigen plaats binnen de zeeschildpadden inneemt. (platrugschildpad < zeeschildpadden < reptielen)

poema
De poema wordt ook wel bergleeuw genoemd. Ze komen in een veelheid van biotopen in Amerika voor: van het hooggebergte tot het tropische regenwoud en van naaldbossen tot woestijnen. Poema`s leven over het algemeen solitair in hun eigen territorium. (poema < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

poolhaas
De poolhaas komt voor in de zeer koude gebieden van Noord-Amerika. Hij is `s zomers grijsbruin en `s winters sneeuwwit. Alleen de puntjes van zijn oren en de voetzolen blijven altijd zwart. Poolhazen zwerven voornamelijk boven de boomgrens over de toendra`s. (poolhaas < haasachtigen < zoogdieren)

poolvos
De poolvos is iets kleiner dan de gewone vos. Zijn lange, dichte wintervacht vormt een prima isolatie tegen te kou. In de winter is hij geheel wit, terwijl hij in de zomer grijsgeel is. Sommige poolvossen - vooral in kustgebieden - hebben een blauwgrijze vacht, ook in de winter. (poolvos < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

poorwill
De poorwill is de kleinste Noord-Amerikaanse nachtzwaluw. Hij dankt zijn naam aan de twee-lettergrepige baltsroep van het mannetje. Het is een misschien wel de enige vogel die in winterslaap gaat. Op deze manier bespaart hij energie in een periode waarin weinig insecten te vinden zijn.
Anders dan de meeste nachtzwaluwen die bijna de hele nacht vliegen, gebruikt de poorwill een hoog gelegen tak als uitvalsbasis. Overdag rusten poorwills op de grond en vertrouwen ze op hun goede camouflage. (poorwill < nachtzwaluwen < vogels)

Przewalskipaard
Dit kleine, stevige paard met rechtopstaande manen werd in 1879 door de Russische zoöloog Nicolai Michailowitsch Przewalski ontdekt in het grensgebied tussen Mongolië en China. Het verspreidingsgebied van deze laatste wilde paardensoort was toen al sterk ingekrompen. Mogelijk kwamen ze zelfs tot in West-Europa voor: hier zijn grottekeningen van paarden gevonden die veel op het Przewalskipaard lijken. Er zijn kort na de ontdekking dieren gevangen die in dierentuinen terecht zij gekomen. In 1968 werd voor het laatst Przewalskipaarden in het wild gezien. In gevangenschap is hun aantal weer aanziendlijk gegroeid: aind 20e eeuw waren er ongeveer 1500. Vanaf 1990 zijn er enkele tientallen in het Mongoolse Nationaal Park Hustain Nuruu uitgezet.
Mogelijk is het Przewalskipaard de (of een)voorouder van het huispaard. Tegenwoordig wordt het huispaard echter meestal tot een aparte soort (Equus caballus) gerekend. (Przewalskipaard < paardachtigen < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

puntkopkogelvis
De puntkop- of spitssnuitkogelvis heeft een vrij plomp lichaam met een spitse snuit, net als veel andere kogelvissen, koffervissen en egelvissen. Kenmerkend is de donkere richel op het midden van de rug en de blauwe vlekjes verspreid over het lichaam.
Kogelvissen eten van alles en kunnen met hun sterke gebit en stevige lijf zelfs zee-egels verorberen. (puntkopkogelvis < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

pyjamazweefvlieg
Deze relatief smalle zweefvlieg heeft een opvallend geel achterlijf met brede en smalle zwarte dwarsstrepen. Daarmee bootst hij een wesp na, zoals veel (niet stekende) soorten zweefvliegen doen. Zijn naam dankt hij echter aan de veel minder opvallende maar wel kenmerkende grijze lengtestrepen op de bovenkant van zijn glanzend koperkleurige borststuk.
De pyjamazweefvlieg staat vaak stil in de lucht. Hij bezoekt vooral schermbloemigen.
Het vrouwtje legt eieren bij bladluiskolonies. De rupsachtige larven grijpen bladluizen met hun mondhaken en zuigen die leeg. De pop is flesvormig en zit vaak vastgehecht aan een blad. (pyjamazweefvlieg < vliegen en muggen < insecten < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

Pyreneeënbeeksalamander
Deze salamander heeft een ruwe huid en een weinig opvallende kleur. Zijn staart is ongeveer even lang als het lichaam. Hij is overwegend `s nachts actief en houdt zich overdag schuil.
Deze soort komt uitsluitend in de Pyreneeën voor, vooral op een hoogte rond 2000 meter in bergmeertjes en -beken met water kouder dan 15 graden Celsius. (Pyreneeënbeeksalamander < salamanders < amfibieën)

raaf
De raaf is de grootste kraaiachtige en ook de grootste zangvogel. Raven zijn ongeveer 16 cm langer dan een zwarte kraai en daardoor makkelijk daarvan te onderscheiden van. Ook valt in de vlucht hun `wigvormige` staart op.
Raven zijn acrobatische vliegers die tijdens de balts spectaculaire vliegshows laten zien. Ze zijn in het verleden fel bejaagd, vooral ook door hun slechte naam als lijkenpikkers. In Nederland waren ze uitgestorven, maar door een herintroductie komen ze sinds 1969 weer in ons land in het wild voor. De eerste broedgevallen van deze raven waren in 1976. Nu telt ons land ongeveer 100 broedpaar, met name op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. (raaf < zangvogels < vogels)

regenboogforel
De regenboogforel komt van nature voor in de meren en rivieren in Noord-Amerika, ten westen van de Rocky Mountains, maar is over de hele wereld uitgezet als sport- en consumptievis.
In hun oorspronkelijke leefgebied trekken volwassen regenboogforellen voor een deel naar zee om alleen in de paaitijd naar de rivieren terug te trekken. De elders geïntroduceerde forellen trekken doorgaans niet.
Regenboogforellen houden van koel, zuurstofrijk water. Ze zoeken hun prooien zowel op de bodem als aan het oppervlak van een rivier, daardoor kunnen ze gevangen worden met kunstvliegen.  (regenboogforel < zalmachtigen < beenvissen < vissen)

rendier
Het rendier is de enige hert waarbij ook de vrouwtjes een gewei hebben. Bij de mannetjes wordt dat gewei overigens wel een stuk groter. Aan het gewei zit altijd een kenmerkende naar voren gerichte tak. De hoeven hebben wijd gespreide tenen waardoor ze in drassige grond of in sneeuw minder snel wegzakken.
De trek van de rendieren is beroemd. In sommige streken maken ze in langgerekte kuddes twee keer per jaar een tocht van ruim 2000 km. (rendier < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

renkoekoek
De renkoekoek is misschien wel het bekendst van de tekenfilms, waar hij als roadrunner de coyote steeds te snel af is. Hoewel hij kan vliegen, geeft deze langbenige woestijnbewoner de voorkeur aan lopen. Ze rennen achter hun prooi (vooral hagedissen) aan met een snelheid tot 30 km-uur en ontsnappen zigzaggend aan hun eigen vijanden (waaronder inderdaad de coyote). (renkoekoek < koekoeken en toerako`s < vogels)

reuzenalbatros
Deze vogel heeft de grootste spanwijdte van alle vogels: 3,5 meter. Ze maken tijdens hun zwerftochten over de oceanen slim gebruik van luchtstromingen, waardoor ze in verhouding weinig energie gebruiken.
Het grootbrengen van het enige jong duurt meer dan een jaar en vergt veel van de beide ouders, die elkaar het leven lang trouw blijven.
Een bedreiging is de visserij met ook voor albatrossen aantrekkelijk aas aan haken, waarbij er jaarlijks duizenden omkomen. (reuzenalbatros < stormvogelachtigen < vogels)

reuzenhaai
De reuzenhaai is na de walvishaai de grootste vis ter wereld. Ondanks zijn formaat is hij voor mensen totaal ongevaarlijk: hij leeft van plankton. Hij zwemt traag met wijd geopende bek. Het zeewater stroomt via de zeer grote kieuwspleten weer naar buiten. De daarin aanwezige met slijm bedekte borstels halen minuscule diertjes uit het water die de haai vervolgens inslikt. De borstels worden elke winter vervangen. In die periode eet de reuzenhaai niet en leidt hij een verborgen leven.
Reuzenhaaien komen in koudere zeeën voor. Langs de kust van Ierland worden ze regelmatig gezien. Soms liggen ze sloom aan het oppervlak te zonnen.
In het verleden werd deze soort bevist om de lever (tot 30% van het lichaamsgewicht), tegenwoordig om de enorme vinnen. Die dienen onder andere als `etalage-materiaal` voor winkels in het verre Oosten die haaienvinnen verkopen voor de consumptie. De reuzenhaai plant zich maar langzaam voort: na een draagtijd van twee jaar krijgt het vrouwtje doorgaans één jong van 1,5 meter. Als er op een bepaalde plek veel zijn weggevangen, duurt het tientallen jaren voordat hun aantal weer op peil is.
Het Wereld Natuur Fonds pleit voor een betere bescherming van deze bijzondere haai. Deels met succes, want in sommige landen is het verboden reuzenhaaien te vangen. (reuzenhaai < haaien < kraakbeenvissen < vissen)

reuzenmanta
De reuzenmanta is een bijzonder grote rog. Als ze hun enorme vleugelachtige borstvinnen uitspreiden halen ze een spanwijdte van 7 meter. Door hun `vleugels` krachtig bewegen, kunnen ze hoge snelheden halen en zelfs uit het water opspringen. Maar meestal zweven ze rustig door het water (ongeveer 20 vinslagen per minuut), waarbij ze met hun kieuwen plankton uit het water zeven.
Anders dan bij andere roggen zit hun mond niet aan de onderkant, maar aan de voorkant, waardoor ze het water beter naar binnen kunnen laten stromen.
Manta`s zijn levendbarend. (reuzenmanta < roggen < kraakbeenvissen < vissen)

reuzenmiereneter
De reuzenmiereneter heeft een lange snuit, kleine ogen en oren, een ruige vacht en een enorme pluimstaart. Hij leeft uitsluitend van mieren en termieten, waarvan hij de nesten met zijn sterke, scherpe klauwen openbreekt.
De reuzenmiereneter kan zijn tong 60 centimeter uitsteken. De tong is bedekt met weerhaakje en kleverig speeksel waardoor hij de mieren of termieten in een razend tempo (soms 150 keer per minuut) worden oplikt. Miereneters hebben geen tanden, maar kauwen hun prooi met harde delen in hun maag. (reuzenmiereneter < miereneters < luiaards < gordeldieren < zoogdieren)

reuzenotter
Samen met de gemiddeld iets zwaardere maar duidelijk kortere zeeotter is dit de grootste otter. Het is een uitstekende zwemmer met een lange zijdelings afgeplatte staart en zwemvliezen. Op het land beweegt de reuzenotter zich moeizamer voort. De vacht is kortharig en donkerbruin, op de kin, keel en borst zitten onregelmatige geelwitte vlekken.
Reuzenotters zijn sociale dieren. Ze leven in families van 5 tot 10 dieren: een ouderpaar en hun jongen. De oudere zussen helpen mee om op hun jongere broertjes en zusjes te passen.
Door de jacht om zijn vacht en vernietiging van zijn leefgebied komt de reuzenotter nog maar op een beperkt aantal plaatsen in het Amazonegebied voor. (reuzenotter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

reuzenpanda
De reuzenpanda (of pandabeer) heeft een kenmerkende zwart-witte tekening. Hij is uiterst zeldzaam (nog zo`n 1600 exemplaren) en komt alleen voor in een aantal bamboebossen in de bergen van China. De reuzenpanda eet vrijwel uitsluitend bamboe. Omdat hij dit voedsel als roofdier slecht kan verteren, moet hij er veel van eten.
De panda is het symbool van het Wereld Natuur Fonds. Het Wereld Natuur Fonds zet zich dan ook vanaf haar oprichting voor de reuzenpanda en zijn leefgebied in.
Meer informatiewww.wnf.nl/reuzenpandaDownload een infoblad (reuzenpanda < beren < roofdieren < zoogdieren)

reuzenreiger
Dit is zoals zijn naam al aangeeft de grootste reiger. Dankzij zijn erg lange poten kan hij door relatief diep water waden. Hij vangt regelmatig grote vissen.
De reuzenreiger maakt een nest op de grond in rietvelden. De 2 tot 3 lichtblauwe eieren worden door beide ouders uitgebroed. De jongen kunnen vliegen als ze 6 weken oud zijn. (reuzenreiger < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

reuzenstern
Met bijna het formaat van een zilvermeeuw is dit verreweg de grootste stern. De volwassen vogels hebben een forse helder rode snavel (bij de jonge dieren oranje) met een donkere punt. In de winter is de zwarte kop-kap bij het voorhoofd wit gespikkeld. Ze maken een kenmerkend raspend geluid dat wel eens vergeleken wordt met een blikje dat over een betonnen vloer wordt gesleept.
Reuzensterns leven in kustgebieden maar ook wij grote meren verspreid over de wereld. In Europa broeden de meeste op (schier)eilanden in de Oostzee. In Nederland zijn ze soms te zien, met name in de na-zomer in het oostelijke deel van het IJsselmeer. (reuzenstern < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

reuzenzwijn
Het reuzenzwijn of reuzenboszwijn is de grootste in het wild voorkomende zwijnensoort. Deze zwijnen leven in regenwouden of moerassige plaatsen in Afrika. Ze zijn zeldzaam en worden zelden gezien. Ze leven meestal in groepen van 4 tot 12 dieren. (reuzenzwijn < varkens en pekari`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

rhesusaap
De rhesusaap is in het Westen vooral bekend doordat deze apensoort veel als proefdier is gebruikt in medische laboratoria. De `rhesusfactor` van het bloed is als eerste bij deze aap ontdekt. In het wild komen ze voor in zuidelijk Azië van India tot Vietnam.
Het zijn zeer actieve, lawaaierige makaken, die zowel op de grond als in bomen leven. Anders dan veel andere apen kunnen ze goed zwemmen. Ze leven normaal in groepen tot 200 exemplaren. Heel soms vechten rivaliserende groepen met elkaar, maar gewoonlijk hechten ze niet veel waarde aan hun territorium. (rhesusaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

rivierprik
Volwassen rivierprikken zuigen niet alleen bloed bij andere vissen, maar nemen vaak ook hele happen vlees uit levende of dode vissen.
Rivierprikken leven meestal een paar jaar in zee. De rest van hun leven brengen ze door in rivieren en meren. Ook de blinde en tandeloze larven leven in rivieren waar ze voedseldeeltjes uit het water zeven. Daarna krijgen ze scherpe tanden en vallen ze andere vissen aan. Als de rivierprikken geslachtsrijp worden, verliezen ze hun tanden. Ze stoppen met eten, zwemmen de rivieren op, paaien en sterven.
In Nederland is de rivierprik een beschermde diersoort. (rivierprik < kaakloze vissen < vissen)

robijnkeelkolibrie
Dit kleine vogeltje (3 gram!) speelt het klaar om tussen Midden-Amerika en Canada te trekken: een afstand van meer dan 3000 kilometer.
Naast nectar drinkt hij ook het sap van bomen dat uit gaten sijpelt die de sapspecht in de bast heeft gemaakt. Daarbij pikt hij de insecten die daar opaf komen tegelijk mee. Dit is de enige kolibrie die in het oosten van de Verenigde Staten voorkomt. In het westen komen veel meer soorten voor, langs de kust zelfs tot in Zuid-Alaska.
De mannetjes hebben een felrode keelvlek, de vrouwtjes zijn minder kleurig. (robijnkeelkolibrie < kolibries en gierzwaluwen < vogels)

rode brulaap
De rode brulaap is de grootste van de negen brulapensoorten. Ze danken hun naam aan de roodbruine vacht, die soms ook donkerbruine delen bevat. Ze leven vergelijkbaar met de zwarte brulaap in groepen van ongeveer 10 stuks en kunnen ook een enorme keel opzetten. Ze worden in Zuid-Amerika gevangen voor hun vlees. (rode brulaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

rode franjeaap
Deze slanke, middelgrote Afrikaanse aap heeft een minder lange vacht op zijn schouders dan de bekender zwart-witte franje aap (Colobus). Zijn lange staart heeft anders dan die van de Colubus geen pluim aan het uiteinde en zijn maag bestaat uit vier delen (bij Colubus uit drie).
Net als bij koeien helpen de meerkamerige magen de franjeapen om hun plantaardige voedsel te verteren. Franjeapen eten voornamelijk bladeren die ze volop vinden in hun leefgebied: het tropisch oerwoud. (rode franjeaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

rode hond
De rode hond is niet alleen een ziekte, maar ook een diersoort. De vachtkleur van deze Aziatische wilde hondensoort variëert van donkerrood tot bruingeel met een donkere staart en een lichte buik. Hun poten zijn nogal kort.
Rode honden jagen overdag in horden, waarmee ze onvermoeibaar een prooi - vooral herten -achtervolgen.
De rode hond komt voor van Siberië tot Java, van hooggebergte tot regenwoud in verschillende ondersoorten. Die uit koude streken hebben een aanzienlijk dikkere vacht. Hoewel deze soort nog in een relatief groot gebied voorkomt, neemt hun aantal en verspreiding af. Enkele ondersoorten zijn zeer bedreigd of (zoals de adjak of Maleise rode hond) mogelijk zelfs al uitgeroeid. (rode hond < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

rode ibis
Net als andere ibissen heeft de rode ibis een lange, omlaag gebogen snavel en vrij lange poten. Afgezien van de zwarte vleugeltoppen is zijn verenkleed helemaal helder oranje-rood. De kleur doet bijna kunstmatig aan. De jonge vogels zijn nog zwart met een witte buik.
De rode ibis broedt in bomen, vaak langs of zelfs boven het water. Ook `s nachts rust hij in (mangrove)bomen. Hij zoekt zijn voedsel op de tast in de modder langs lagunes, magrovebossen en rivieren. (rode ibis < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

rode lynx
Deze katachtige leeft voornamelijk in de VS en wordt daar bobcat genoemd. Rode lynxen  kunnen op grote hoogten leven: ze zijn waargenomen op 4000 meter. Ze komen zowel in bossen als woestijnachtige gebieden voor. Ze gebruiken vaak holen als schuilplaatsen. (rode lynx < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

rode meerkat
Dit roofdiertje wordt ook wel vosmangoeste genoemd. Die naam is beter gekozen. Ten eerste is hij eerder vaalgeel (zuidelijk) of grijsachtig (noordelijk) van kleur. Ten tweede heeft hij anders dan andere mangoesten een wollige staart, net als een vos. Tot slot is de naam `meerkat` de Engelse (en Zuid-Afrikaanse) naam voor een aantal mangoesten, maar in het Nederlands wordt deze naam gegeven aan een soortenrijke groep apen.
Rode meerkatten leven in familiegroepen: een ouderpaar en hun jongen. Ze bewonen oude gangenstelsels van andere dieren, zoals van stokstaartjes en grondeekhoorns, die ze vaak verder uitbreiden. (rode meerkat < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

rode neusbeer
De rode neusbeer wordt ook wel coati genoemd. Deze aan de wasbeer verwante roofdieren zijn overdag actief en zeer nieuwsgierig: ze steken overal hun lange, gevoelige neus in.
Rode neusberen leven in groepen van 10 tot 20 (tot 60) dieren en besteden net als apen veel tijd aan het verzorgen van elkaars vacht. Zodra één van de neusberen alarm slaat, klimt de hele groep pijlsnel naar de top van een boom. (rode neusbeer < wasberen < roofdieren < zoogdieren)

rode poon
De rode poon is een bodemvis die in kustwateren leeft. Onder zijn borst heeft hij drie beweeglijke vinstralen waarmee hij over de zeebodem kan lopen. Met deze `pootjes` kan een rode poon ook bodembeestjes voelen. 
Het vlees van de rode poon is smakelijk en brengt veel op. Bij het beetpakken van een levende rode poon kunnen ze een knorrend geluid maken. Normaal gebruiken ze het knorren waarschijnlijk om contact met elkaar te houden. (rode poon < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

rode vari
Op de indri`s na zijn vari`s de grootste halfapen. De vari wordt ook wel een bonte maki genoemd omdat er ondersoorten met totaal verschillende kleurpatronen bestaan.
De rode vari is een ondersoort die in het noordelijke deel van Oost-Madagascar leeft, ten noorden van de rivier Antainambalana. Hun vachtkleur is overwegend diep rood op de witte nek en de zwarte onderkant, poten, gezicht en staart na.
Vari`s leven in het regenwoud, waar ze voornamelijk `s morgensvroeg en aan het einde van de middag naar voedsel zoeken. De rode vari`s leven in groepen van 2 tot 5 dieren. Ze zijn erg zeldzaam. (rode vari < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

rode wolf
De rode wolf was rond 1980 zo goed als uitgestorven. Vanaf 1987 zijn er allerlei reddingsacties gestart, waardoor er nu weer een redelijk gezonde populatie van circa 50 rode wolven is in North Carolina. Als er voldoende zijn leven rode wolven net als gewone wolven in groepen. Ze jagen echter meer op kleine prooien. (rode wolf < hondachtigen < roofdieren < zoogdieren)

roek
De roek is een van de vier zwarte kraaiachtigen die in Nederland voorkomt (naast de zwarte kraai, kauw en raaf). Hij heeft het formaat van een zwarte kraai maar zijn snavel is puntiger. Als roeken ouder dan een jaar zijn, verliezen ze de veertjes rond de snavelbasis en wordt daar de kenmerkende lichtgrijze huid zichtbaar. Het zwarte verenpak heeft in de zon een metaalglans: paars op de kop en het lichaam, groen op de staart en vleugels.
Roeken broeden in kolonies in grote loofbomen. Een kolonie kan uit honderden nesten bestaan. Hun voedsel zoeken ze doorgaans op akkers en weilanden. (roek < zangvogels < vogels)

roerdomp
De roerdomp laat zich makelijker horen - het lage gehoemp van het mannetje in het vroege voorjaar - dan zien. Hij leeft verborgen in rietmoerassen en heeft een perfecte camouflage met zijn licht- en donkerbruine lengtestepen. Bij naderend gevaar blijft hij stokstijf staan, met zijn snavel omhoog, waardoor hij nog minder opvalt. Hij blijft daarbij de omgeving echter nauwlettend in de gaten houden.
Het is geen kieskeurige jager en pakt de meeste kleine dieren die hem voor de snavel komen. Door de stand van zijn ogen kan hij goed diepte zien. In koude vrieswinters heeft de roerdomp het zwaar en komt hij soms door honger gedreven uit zijn beschutte omgeving.
In Nederland is de roerdomp nogal zeldzaam. Het aantal broedparen is de afgelopen 25 jaar ongeveer gehalveerd tot naar schatting minder dan 250.
  (roerdomp < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

roestkat
De roestkat dankt zijn naam aan de roestbruine lengtestrepen die over zijn grijsbruine vacht naar achteren lopen. De roestkat jaagt voornamelijk `s nachts. Het vrouwtje krijgt per keer maar één tot twee jongen. (roestkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

rolpissebed
Rolpissebedden lijken erg veel op sommige soorten miljoenpoten (de `oprollers`). Zeker wanneer ze zich tot een kogel hebben opgerold. Net als andere pissebedden behoren ze echter tot de kreeftachtigen dus ze zijn niet met de oprollers verwant.
De rolpissebed komt in drogere gebieden voor dan andere pissebedden. Door zich met de buik en poten naar binnen op te rollen beschermen ze zich tegen belagers maar ook tegen uitdroging. (rolpissebed < hogere kreeften < kreeftachtigen < geleedpotigen < ongewervelde dieren)