Katholiek ABC

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Katholiek
Datum & Land: 07/10/2007, NL
Woorden: 845


Investituur
Bekleding met een waardigheid door het overreiken van voorwerpen die de waardigheid van de persoon symboliseren, b.v. ring en staf van een bisschop.

Introitus
Latijn: intrede: het eerste, soms gezongen gebed van een mis.

Intronisatie
(1) toewijding van huis en gezin aan het Heilig Hart;
(2) officiële installatie van bisschop of abt.
Zie: Heilig Hart van Jezus, huiswijding.

Itinerarium
Latijn: reisgebed, onder anderen gebaseerd op Lukas 1, 68-79.

Ite Missa Est
Latijn: Gaat, de mis is uit: woorden waarmee de mis in het Latijn wordt afgesloten.

Jansenistenkruis
Kruis waarvan het corpus de armen omhoog heft om zich als het ware van de aarde af te wenden, als uitdrukking van de leer dat Jezus niet voor alle mensen gestorven is.

Jansenisme
Strenge stroming in de kerk onder anderen van de Belgische bisschop Kees Jansen (1585-1638), van wie sommige stellingen door Rome zijn veroordeeld, o.a. dat Jezus niet voor alle mensen zou zijn gestorven.

Jakobsstaf
Staf van de pelgrims naar Santiago di Compostella.

Jakobsschelp
Schelp die pelgrims van Santiago di Compostella, de bedevaartsplaats van de apostel Sint Jakob, meenemen.
Zie: bedevaart.

Jakobsladder
De ladder uit de droom van aartsvader Jakob (Genesis 28,12) die tot aan de hemel reikte.

Jakobskruis
Kruis in de vorm van een dolk of zwaard, oorspronkelijk uit de tijd der ridders, thans vaak gebruikt in militaire context, bijvoorbeeld op oorlogsgraven.

Jaardienst
Gedenkdienst voor overledene(n), ook jaarmis of jaargetijde geheten.

Jozefhuwelijk
huwelijk waarbinnen de partners vrijwillig afzien van geslachtsgemeenschap, naar het voorbeeld van Maria en Jozef.

Jurisdictie
Toestemming om de sacramenten te bedienen, verleend door bisschop of abt.

Jubeljaar
Zie: heilig jaar.

Juvenaat
Kloosterschool, opleidingsinternaat op niveau van middelbare school voor jongens die kloosterling willen worden.
Zie ook: congregatie, orde.

Kathedraal
Kerk van de bisschopszetel.
Zie ook: bisschop, kapittel.

Kathedraalschool
Zie: kapittelschool.

Katafalk
Met zwarte doek bedekte constructie waarop tijdens de uitvaartdienst de lijkkist geplaatst wordt.

Kardinale Deugden
Zie: hoofddeugden.

Kardinaal-Staatssecretaris
Hoofd van het departement voor buitenlandse zaken van het Vaticaan.

Kardinaal
Titel van de hoogste kerkelijke functionaris onder de paus, en aldus
(1) hoofd van een Romeins departement;
(2) aartsbisschop van een kerkprovincie;
(3) door de paus verleende eretitel genietend.
Zie ook: aartsbisdom, camerlengo, pauskeuze.

Kapoets
Monnikskap.

Kapittelvicaris
Door kapittel aangewezen (tijdelijke) vervanger van de bisschop.

Kapittelschool
Aan kathedraal verbonden jongensschool, meestal met speciale aandacht voor muziek- en zangopleiding.

Kapittel
(1) vergadering van kanunniken van kathedrale kerk;
(2) bijeenkomst van bestuur van sommige ordes en congregaties.
Zie ook: congregatie, kanunnik, kathedraal, orde, proost, proosdij.

Kapelaan
(1) priester werkzaam onder pastoor;
(2) priester verantwoordelijk voor de kapel aan het hof of bij een inrichting.
Zie: parochie.

Kanunnik
Priesterlid van kathedraal kapittel met soms bepaalde voorrechten, zoals vaste plaats in de kanunnikenbanken, het dragen van paars, enz.
Zie ook: proost, proosdij.

Kamerheer
Zie: geheim kamerheer.

Kalot
Mutsje op de kruin, ook Soli Deo - 'solideetje' - genaamd (alleen voor God af te nemen); zwart voor priester, paars voor monseigneur inclusief bisschop, rood voor kardinaal en wit voor paus (evenals voor norbertijnen die ook wel witheren genoemd worden).

Kazuifel
Mouwloos zijden opperkleed in liturgische kleur gedragen door de priester als voorganger bij de eucharistieviering.
Zie ook: albe, amict, dalmatiek, manipel, tuniek.

Katholieke Actie
Georganiseerde deelname van leken aan kerkelijke activiteiten onder leiding van priesters.

Katholiek
Oorspronkelijk: algemeen, universeel (Grieks: katholikos). Aanduiding voor de ongedeelde christelijke kerk
tot het Oosters Schisma van 1054. Sindsdien aanduiding voor de westerse kerk (tot de Reformatie), daarna voor de
Rooms-Katholieke Kerk. In het spraakgebruik is 'katholiek' gelijk aan 'rooms-katholiek', hoewel er ook
andere christelijke kerken de aanduiding 'katholiek' in hun naam hebben.
.

Ketter
Grieks: katharos, zuivere: binnen de kerkgemeenschap gedoopt persoon die een of meer grondwaarheden van het geloof verwerpt; het woord is ontleend aan de Catari (Katharen), een sekte uit de 11de en 12de eeuw.

Kerstmis
Feest van de geboorte van Christus in een stal te Bethlehem; het woord betekent Christusmis.
Zie ook: besnijdenis, driekoningen, kerstboom, kerstkribbe, kerstkring, kindje wiegen, onnozele kinderen.

Kerstkribbe
Beeldengroep, oorspronkelijk ontstaan in de Maria Maggiore te Rome en vanaf 1223 door Sint Franciscus van Assisi gepopulariseerd.

Kerstkring
Eerste periode van het kerkelijk jaar die loopt van de eerste zondag van de Advent tot de zondagen na Driekoningen.

Kerstboom
Tijdens de kersttijd versierde en verlichte den of spar; in oorsprong Germaans symbool van leven (altijd groen), daarna als levens-, kruis- of Christusboom - dat is etymologisch kerstboom gekerstend ( vergelijk het woord kersten dat christen betekent). De kerstboom werd opgesteld bij middeleeuwse kerkelijke spelen in en rond het kerkgebouw en vanaf ca. 1550 vanuit Noord-Duitsland wereldwijd verspreid.

Kerkvorst
Erenaam van bisschop.

Kerkvergadering
Zie: concilie.

Kerkvader
Door de kerk om hun heiligheid en wetenschap verleende eretitel aan schrijvers uit de eerste zeven eeuwen na Christus, zoals Augustinus en Joannes Chrysostomus.
Zie ook: kerkleraar, kerklerares, patristiek.

Kerkprovincie
Verzameling bisdommen, onder leiding van een aartsbisschop (wiens bisdom dan ook aartsbisdom heet).
Zie: , bisschop.

Kerklerares
In tegenstelling tot de Nederlandse vertaling geldt de Latijnse titel Doctor (Ecclesiae) zowel voor man als vrouw; sinds paus Pius XII aan Teresa van Avila en Catherina van Siëna deze eretitel verleende en paus Johannes Pauls II ook Theresia van Lisieux tot deze waardigheid verhief, zijn er naast vele kerkleraren thans ook drie kerkleraressen.

Kerkmeester
Lid van een parochieel kerkbestuur.

Kerkleraar
Door de kerk aan schrijvers om hun heiligheid en wetenschap verleende eretitel, bijvoorbeeld Thomas van Aquino en Petrus Canisius.
Zie ook: kerkvader.

Kerkelijk Wetboek
Zie: codex.

Kerkelijke Rechtbank
Aan het Vaticaan verbonden zijn
(1) de Rota voor kerkjuridische geschillen en
(2) de Penitentiarie voor gewetenszaken;
bij de bisschoppelijke curie is de fiscaal het hoofd van de kerkelijke rechtbank.
Zie ook: bisschop, paus.

Kerkelijke Staat
Gebied van het Vaticaan waarover de paus het wereldlijk gezag uitoefent; de omvang ervan is vastgesteld in 1929 bij verdrag - concordaat - tussen Mussolini en paus Pius XI.

Kerkelijk Ban
Zie: excommunicatie.

Kerkelijk Jaar
Periode die begint met de eerste zondag van de Advent en verdeeld wordt in
(1) de kerstkring;
(2) de paaskring en
(3) de zondagen na Pinksteren tot aan de Advent.

Kelkkleedje
Doek in liturgische kleur die over de kelk wordt gelegd.

Kelkdoekje
Wit linnen doekje om de kelk droog te wrijven.

Kelk
Liturgisch vaatwerk van goud of verguld zilver.
Zie: corporale, pateen, palla.

Keuvel
Wijde koorkap met mouwen in sommige monniksordes, b,v. die van de benedictijnen.

Kindsheid
(1) de eerste 12 jaren van Jezus' leven;
(2) een van de drie pauselijke missiegenootschappen speciaal gericht op kinderen tot 12 jaar.

Kindje Wiegen
Kerkdienst met Kerstmis speciaal voor kinderen rond de kribbe.

Kleine Wijdingen
In het verleden door bisschop of priester toegediende wijdingen voorafgaand aan de hogere (subdiaken, diaken, priester, bisschop), nl. deurbewaarder (ostiarius), lezer (lector), bezweerder (exorcista) en misdienaar (acolythus), ook wel lagere of mindere wijdingen genoemd.
Zie ook: acoliet, exorcisme, hogere wijdingen.

Kleine Getijden
Verkorte vorm van het officiële gebed van de kerk.
Zie: brevier.

Kluizenaar
Persoon die zich uit religieuze overwegingen terugtrekt uit de samenleving, ook wel (h)eremiet genaamd.

Kloosterorde
Zie: orde.

Kloosterprovincie
Gebied waarbinnen meerdere kloosters vallen, bestuurd door een provinciaal.

Kloosternaam
Naam die men aanneemt bij intrede in een orde of congregatie waar de gewoonte bestaat om de eigen doopnaam te vervangen, soms met de motiverinmg dat het leven in de wereld en de eigen identiteit ophoudt te bestaan bij het begin van het kloosterleven.

Koorknaap
Synoniem voor misdienaar.

Koorkap
Mouwloos mantelvormig liturgisch gewaad, gedragen bij lof, vespers, processie, enz.
Zie ook: albe, getijden.

Koorgebed
Zie: brevier.

Koster
Persoon belast met de zorg voor het kerkgebouw en alles wat voor de kerkdienst nodig is.

Kruisteken
Het achtereenvolgens aanraken van voorhoofd, borst, linker en rechter schouder, onder het uitspreken van de woorden In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zie ook: Drievuldigheid, kruisje.

Kruisprocessie
Optocht met het kruis voorop, met name door de velden om een goede oogst af te smeken, b.v. op de kruisdagen.

Kruisontbloting
Onderdeel van de liturgie op Goede Vrijdag.

Kruisje
Kruisteken, zoals in
(1) 'een kruisje maken' = even bidden, b.v. vóór of na het eten;
(2) het tekenen in kruisvorm van iemands voorhoofd, b.v. op Aswoensdag;
(3) door priester op de revers gedragen kruisspeldje;
(4) sieraad aan ketting om de hals.

Kruisgebed
Gebed met de armen uitgestrekt.

Kruisdagen
De maandag, dinsdag en woensdag vóór Hemelvaart als boete- en smeekdagen voor een goede oogst.
Zie ook: kruisprocessie.

Kruinschering
Het ritueel wegscheren van het haar zodat alleen een rand overblijft (grote tonsuur) of enkel een kleine cirkel op de kruin kaal wordt (kleine tonsuur) ten teken van de afstand van de wereld en de toetreding tot de geestelijke stand.
Zie ook: kloosternaam.

Kromstaf
Staf van bisschop of abt als teken van waardigheid ('onder de kromstaf is het goed leven').
Zie ook: abdij.

Krachten
Zie: engelen.

Kruisweg
Godsdienstoefening waarbij men onder gebed of gezang langs de veertien afbeeldingen (staties) van de lijdensweg van Christus trekt.
Zie: Goede Vrijdag, zweetdoek.

Kruisverbond
Organisatie die in het verleden het drankmisbruik bestreed.

Kyrie Eleison
Grieks: Heer ontferm U over ons: gebed of gezang tot de heilige Drievuldigheid aan het begin van de woorddienst van een eucharistieviering.

Kyriale
Boek dat alle vaste Gregoriaanse gezangen van de mis bevat.
Zie: gregoriaans.

Lauden
Zie: getijden.

Lauda Sion
Latijn: Prijs Sion: beginwoorden van de lofzang op Sacramentsdag, naar de tekst van Thomas van Aquino.

Lam Gods
Symbolische naam voor Jezus; liggend voorgesteld verbeeldt het lam Jezus als zoenoffer, staand als overwinnaar van de dood (soms met zegevaan).

Lagere Wijdingen
Zie: kleine wijdingen, hogere wijdingen.

Laetare
Zie: halfvasten.

Lacrimae Christi
Latijn: tranen van Christus: donkerrode Italiaanse wijn, oorspronkelijk uit de streek rond de Vesuvius.

Laatste Evangelie
Het voorlezen van de proloog van het Sint-Jansevangelie (1, 1-14) waarmee sinds de 13de eeuw tot voor kort de mis besloten werd.

Laatste Avondmaal
Maaltijd van Jezus met de apostelen op de donderdag vóór Zijn lijden, herdacht op Witte Donderdag. Tijdens deze maaltijd stelde Jezus de sacramenten van de eucharistie en het priesterschap in.
Zie ook: graal, Hof van Olijven.

Laus Deo
Latijn: Ere aan God: gebruikt als aanhef of besluit van kerkelijk schrijven.

Legerbisschop
Tot bisschop gewijd hoofd van de aalmoezeniers van de krijgsmacht.
Zie ook: aalmoezenier.

Leergezag
Door de kerk aan God ontleend gezag om de ware leer te verkondigen en te bewaren.

Leerhuis
Theologische of godsdienstige discussiegroep.

Lector
Latijn: voorlezer.
Zie: kleine wijdingen.

Litanie
Liturgisch beurtgebed bestaande uit een reeks korte aanroepingen en antwoorden, besloten met een gebed; de oudste en meest bekende is de litanie van Alle Heiligen.

Limina
In Ad Limina, Latijn: Naar de drempels: naam van het bezoek van de bisschoppen dat om de vijf jaar in Rome dient te worden gebracht om aan de paus verantwoording van het beleid af te leggen.

Lijdensweek
Zie: goede week.

Lijdende Kerk
Zie: gemeenschap der heiligen.

Lichtmis
Feest op 2 februari ter herdenking van het zuiveringsoffer dat Maria na de geboorte van Jezus volgens de Joodse wet moest brengen (Leviticus 12, 2-4): de naam lichtmis komt van de kaarsenwijding en de lichtprocessie vóór de mis.

Libera Nos Domine
Latijn: Bevrijd ons Heer: herhaalde aanroeping, bijvoorbeeld in de Litanie van Alle Heiligen.

Liturgische Gewaden
Zie: albe, dalmatiek, kazuifel, koorkap, manipel, tuniek.

Liturgische Kleuren
Zijn groen voor gewone (zon)dagen en als kleur van de hoop, wit voor de feesten van Christus, Maria en heilige niet-martelaren, rood voor Pinksteren en martelaren, paars voor boetedagen (Advent, vastentijd b.v.), zwart voor rouw en de Goede week, en roze voor de derde zondag van de advent en vierde zondag van de vasten.