Katholiek ABC
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Katholiek
Datum & Land: 07/10/2007, NL
Woorden: 845
Pontificeren
Het vervullen van liturgische functies door bisschop of abt.
Pontifex
Latijn: bruggenbouwer: titel van bisschop als bemiddelaar tussen God en de mensen. pontifex maximus: de paus.
Proprium
Latijn: het eigene: liturgische tekst die vast bij een bepaald soort viering hoort, b.v. van een heilige, of van een feestdag op een bepaalde plaats.
Proost
Voorzitter van het kapittel van kanunniken.
Proosdij
Residentie van een proost.
Promotor Fidei
Latijn: bevorderaar van het geloof: getuige à charge bij een heiligverklaring, tegenpool van de advocaat van de duivel.
Profes
Persoon die openbare kloostergeloften heeft afgelegd, de zogenaamde professie.
Zie: geloften.
Procurator
Latijn: verzorger:
(1) persoon belast met de stoffelijke belangen van een klooster, ook wel provisor of minister genaamd;
(2) tussenpersoon tussen kerkprovincie of religieuze orde en het centrale bestuur te Rome.
Processie
Plechtige omgang van geestelijken en gelovigen in of buiten het kerkgebouw waarbij vaak het heilig sacrament wordt meegevoerd.
Zie ook: bloedprocessie, koorkap, heilig sacrament, sacramentsdag, springprocessie.
Pro Ecclesia Et Pontifice
Latijn: voor de kerk en de paus: pauselijk(e) onderscheiding(skruis) beneden de rang van pauselijke ridderorde.
Prior
(1) kloosteroverste van een priorij;
(2) onderoverste van abdij.
Prime
Zie: getijden.
Primaat
Titel van het hoofd van een kerkprovincie (aartsbisschop) of van de hele kerk (de paus).
Zie: aartsbisdom, prelaat.
Priesterschap
Sacrament dat door handoplegging en gebed van de bisschop de persoon machtigt tot uitoefening van het ambt van geloofsverkondiging en toediening van de sacramenten.
Zie: biecht, doopsel, huwelijk, laatste avondmaal, merkteken, heilig oliesel, scholasticaat, vormsel.
Priesterarbeider
Priester die bewust kiest voor het leven en werken als arbeider, b.v. Abbé Pierre te Parijs.
Zie: priesterschap.
Priester
Hij die het sacrament van het priesterschap heeft ontvangen.
Zie ook: aalmoezenier, absolutie, biecht, biechtvader, Blasiuszegen, broeder, bonnet, brevier, celibaat, clergyman, exorcisme, geestelijk adviseur, generale absolutie, gewijde aarde, heeroom, hoogeerwaarde, kalot, kapelaan, kazuifel, kruisje, manipel, mis-met-drie-heren, missie, neofiet, neomist, pauselijke zegen, presbyter assistens, priesterarbeider, quatertemperdagen, roeping, sacramenten, scholastiek, seculier, soutane, stipendium, wijwater.
Presbyterium
(1) priesterkoor, verhoogd deel vóór in de kerk;
(2) verzamelde priesters, b.v. van een bisdom.
Presbyter Assistens
Latijn: assisterende priester, namelijk bij een liturgische plechtigheid.
Prelaat
Verzamelnaam voor hogere geestelijkheid, als patriarch, primaat, metropoliet, aartsbisschop, bisschop, die allen rechtsmacht hebben; dit geldt niet voor ereprelaten met titels als protonotarius apostolicus, huisprelaat of pauselijk kamerheer; curiale prelaten tenslotte zijn de hogere ambtenaren van de Romeinse curie.
Zie ook: aartsbisdom, metropoliet, monseigneur, patriarch, primaat.
Prefect
(1) Voorzitter van een Romeinse congregatie;
(2) lekenvoorzitter van een Mariacongregatie;
(3) disciplinair priester-hoofd van jongenscollege of seminarie, de zgn. prefectus disciplinae.
Prefatie
Gebeden of gezongen gebed als inleiding op de canon, het tafelgebed.
Zie ook: Onze Vader.
Prediker
(1) andere naam voor het bijbelboek Ecclesiastes;
(2) predikant.
Provinciaal
Algemene overste van kloosterprovincie.
Protonotarius Apostolicus
Notaris van de pauselijke kanselarij.
Zie ook: paus, Vaticaan.
Psalterium
Boek dat alle psalmen bevat.
Psalmodiëren
Het in beurtzang zingen van de psalmen.
Psalmen
De 150 liederen zoals die in vijf boeken van het Oude Testament geschreven staan en in de kerken gebeden en gezongen worden.
Zie ook: brevier, donkere metten, doxologie, getijden, voetgebed.
Quinquagesima
Latijn: vijftigste: de zondag vóór Aswoensdag, als de vijftigste dag vóór Pasen.
Quilt
Engels: doorstikte doek, soms gebruikt als dekkleed over doodskist.
Quatertemperdagen
Latijn: quator tempora, de vier jaargetijden: tot in het recente verleden viermaal per jaar op woensdag, vrijdag en zaterdag voorgeschreven vasten- en onthoudingsdagen aan het begin van elk jaargetijde om Gods zegen over de oogst en de nieuw te wijden priesters af te smeken; zij vielen in de eerste week van de vasten, de week van Pinksteren, de week na het feest van kruisverheffing en in de derde week van de Advent.
Quadragesima
Latijn: veertigste: de eerste zondag van de vasten als de veertigste dag vóór Pasen.
Ratel
Geluidmaker van hout, liturgisch gebruikt ter vervanging van de altaarschel op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag.
Retabel
Tafel achter het altaar.
Responsorium
Latijn: antwoordvers.
Requiem Aeternam Dona Eis Domine
Latijn: Heer geef hun (hem-haar) de eeuwige rust: gebed tijdens uitvaartdienst.
Requiesca(N)T In Pace
Latijn: moge(n) zij (hij-zij) rusten in vrede: gebed bij de uitvaartdienst of spreuk op graf, afkorting R.I.P.
Repositorium
Latijn: bewaarkast, rustplaats: plaats in de monstrans waar de geconsacreerde hostie wordt bewaard.
Religieus
(1) algemene naam voor kloosterling(e);
(2) tot de religie behorend of daarvan getuigend.
Zie ook: roeping, orde, congregatie.
Reliek
Of relikwie: Latijn reliquia: overblijfsel: (delen van) het lichaam van een heilige of voorwerpen die daarmee in aanraking zijn geweest, soms gevat of geborgen in kostbare reliekschrijnen, die ter verering kunnen worden uitgestald of ter aanraking met hand of mond worden aangeboden.
Zie ook: heiligdomsvaart, processie, sanctuarium, sigillum.
Regulieren
Leden van religieuze orde of congregatie.
Regina Coeli
Latijn: koningin van de hemel:
(1) eretitel van Maria;
(2) gebed driemaal daags ter vervanging van het Angelus in de Paastijd.
Refectorium
Latijn: refter: eetzaal in een klooster.
Rector
Bestuurder en zielzorger van niet-parochiële gemeenschap, b.v. van een kloostercommunauteit of inrichting.
Recollectie
Latijn: recollectio, herdenking: korte periode van bezinning.
Rituale Romanum
Boek met rituele teksten bij de toediening der sacramenten.
Ritenstrijd
Langdurig meningsverschil tussen de jezuïeten en andere ordes, zoals die der dominicanen en franciscanen in de 17e en 18e eeuw over het al of niet in missiegebieden aanpassen van westerse kerkelijke rituelen aan plaatselijke en landelijke gewoontes. De jezuïeten waren vóór aanpassing maar werden in 1744 door paus Benedictus in het ongelijk gesteld; van toen af moest alles weer op z'n Romeins.
Rijmbijbel
Bijbel op rijm, vooral populair in de middeleeuwen vóór de boekdrukkunst omdat de tekst zó gemakkelijker te onthouden was; een bekende rijmbijbel is die van Jacob van Maerlant uit 1372.
Ritus
Voorgeschreven wijze van liturgisch handelen.
Zie: liturgie.
Rota
Zie: kerkelijke rechtbank.
Rorate Coeli
Zie: Advent.
Romeinse Kwestie
Zie: kerkelijke staat, Vaticaan.
Romeinse Curie
Zie: curie.
Roma Locuta Causa Finita
Latijn: als Rome gesproken heeft is de zaak beslist: uitspraak van Augustinus (Sermones 131,10) over het kerkelijk gezag.
Roma Mora
Latijn: Rome betekent uitstel: verzuchting over het soms lang uitblijven van een beslissing vanuit Rome.
Roerende Feestdagen
Kerkelijke feestdagen op vaste dag maar wisselende datum, nl. de eerste zondag van de Advent, Aswoensdag, de dagen van de Goede Week, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en Sacramentsdag.
Zie ook: drievuldigheidszondag.
Roeping
Het zich voorbestemd voelen of weten tot een bepaalde levenstaak.
Zie: priester, religieus.
Rochet
Kort liturgisch koorhemd met nauwe mouwen.
Zie: liturgie, superplie.
Rozenhoedje
of Rozenkrans:
(1) bidsnoer van vijfmaal tien kralen, telkens onderbroken door grote kraal en voorafgegaan door kruisje plus één grote, drie kleine en wederom één grote kraal;
(2) het gebed zelf, als volgt: aan het kruisje wordt de geloofsbelijdenis gebeden, aan de grote kralen het Onze Vader (met de formule Ere zij de Vader, enz. ), en aan alle kleine kralen het Weesgegroet; het aldus eenmaal rondbidden wordt ook wel rozenhoedje genaamd.
Het volledige rozenkransgebed omvat het drievoud daarvan. Bij elk tiental kralen wordt een geheim uit het leven van Maria overwogen. Het rozenkransgebed met sterke nadruk op de Mariadevotie dateert uit de l5e eeuw en diende oorspronkelijk in hoofdzaak als plaatsvervanger van het officiële kerkelijk gebed der getijden, dat voor de ongeletterde gelovigen te moeilijk gevonden werd. Met de opkomst van de liturgische beweging in het midden van de 20e eeuw is deze vorm van gebed op de achtergrond geraakt. Het feest van de rozenkrans is op de eerste zondag van oktober.
Zie: blijde geheimen, doxologie, droevige geheimen, glorievolle geheimen, geloofsartikelen.
Rubrieken
Van Latijn: ruber, rood: de in rood gedrukte toelichtingen op het liturgisch handelen en bidden.
Sanctus
Latijn: Heilig: driemaal herhaalde beginwoorden van gezang of gebed bij het begin van de canon, het tafelgebed.
Sanctuarium
Latijn: heiligdom:
(1) priesterkoor in kerk;
(2) bewaarplaats van reliek(en);
(3) het hele kerkgebouw.
Zie: reliek.
Salve Regina
Latijn: Gegroet Koningin: eerste woorden van de langste Maria-antifoon (lofzang) uit de vespers,
Zie ook: getijden.
Salvam Fac Reginam Nostram
Latijn: Behoed onze koningin: gebed dat na een plechtige mis werd gezongen voor het heil van het staatshoofd.
Sacrarium
Latijn: heilige ruimte.
Sacristie
Kleed- en bewaarruimte bij een kerk.
Sacramentsprocessie
Processie waarin het heilig sacrament wordt meegedragen.
Zie: heilig sacrament, Sint-Jansprocessie.
Sacramenten
Tekenen van bijzondere genade, door Christus ingesteld en door de kerk nader vastgesteld in de vorm van zeven rituele handelingen elk met begeleidende taal, waardoor een specifieke zegening, wijding of genade wordt gegeven. De zeven sacramenten zijn: doopsel, vormsel, biecht, eucharistie, priesterschap, huwelijk en heilig oliesel,
Zie: bedienen, excommunicatie, handoplegging, interdict, jurisdictie, laatste avondmaal, rituale romanum, sacramentaliën, stola.
Sacramentsaltaar
Hoofd- of zijaltaar met tabernakel waar de geconsacreerde hosties bewaard worden.
Zie: hostie.
Sacramentsdag
Door paus Urbanus in 1264 ingesteld feestdag van het heilig sacrament op de tweede donderdag na Pinksteren omdat het boetekarakter van Witte Donderdag het feestelijk herdenken van het Laatste Avondmaal en de instelling van de eucharistie in de weg stond.
Zie: Corpus Christi, Lauda Sion, roerende feestdagen, sequentia.
Sacramentele Genade
De specifieke zegening, genade, die elk sacrament geeft.
Zie: sacramenten.
Sacramentaliën
Latijn: Sacramentalia, dat wat tot wijding strekt: door de kerk ingesteld wijdingen of zegeningen van personen of zaken.
Zie: exorcisme, rozenhoedje, schapulier, wijwater.
Schuldbelijdenis
Het bekennen van de zonden als onderdeel van de biecht.
Schuilkerk
Ook schuurkerk: geheime plaats voor de eredienst om aan de vervolging van de overheid te ontkomen.
Schriftuur
De bijbel of heilige schrift.
Scholastiek
Latijn: scholasticus, geleerde:
(1) verzamelnaam voor het in de middeleeuwen ontwikkelde filosofische en theologische stelsel, vooral op basis van Aristoteles en te onderscheiden in een augustijnse, franciscaanse en dominicaanse richting; de laatste - met als voornaamste auteur Thomas van Aquino - beleefde een opbloei in de negentiende eeuw;
(2) studerende kloosterling die nog niet tot priester is gewijd.
Zie ook: neoscholastiek, priester.
Scholasticaat
(1) synoniem voor groot- seminarie, in het bijzonder de studieperiode der filosofie en theologie;
(2) algemene naam voor de studieperiode vóór de priesterwijding in sommige ordes en congregaties.
Zie ook: congregatie, orde, priester.
Schisma
Grieks: scheur, onenigheid: het zich - met behoud van de geloofsleer - onttrekken aan het gezag van de paus van Rome. Een voorbeeld is het Oosters Schisma van Photius (876), zo ook het Westers Schisma (van 1378 tot 1417) en het Anglicaanse Schisma van Hendrik de Achtste in 1553.
Schietgebed
Kort gebed uit devotie, in nood, of ter bevestiging van het geloof. (b.v. Geloofd zij Jezus Christus; O God, Help mij, enz.)
Schapulier
(Of Scapulier) van Latijn: scapulae, schouders: (1) door sommige kloosterordes op borst en rug tot aan de voeten neerhangende lap stof, over het habijt heen gedragen; (2) in navolging daarvan uit devotie door leken gedragen lapjes stof, verbonden door een lint; (3) ter vervanging daarvan: de (schapulier)medaille, aan een kettinkje om de hals gedragen.
Zie ook: orde.
Servus Servorum
Latijn: dienaar der dienaren (Gods): kenschetsing van de paus door Augustinus. Gregorius de Grote was de eerste paus die deze titel in het jaar 600 op zichzelf toepaste.
Serafijnen
Zie: engelen.
Sequentia
Latijn: vervolgen: hymnen in dichtvorm gebeden of gezongen tussen de lezingen van het epistel en het evangelie, zoals Victimae Paschales (Paastijd), Veni Sancte Spiritus (Pinkstertijd), Lauda Sion (Sacramentsdag), Stabat Mater (feest der zeven smarten van Maria), en Dies Irae (rouwdienst).
Zie: pinksteren.
Septuagint(A)
Latijn: zeventig: de, volgens de traditie, door 70 joodse geleerden te Alexandrië gemaakte vertaling van het oude testament uit het Hebreeuws naar het Grieks.
Septuagesima
Latijn: zeventigste: de eerste zondag van de Paaskring, 70 dagen vóór Pasen (gevolgd door Sexagesima, Quinquagesima en Quadragesima).
Sedilia
Latijn: zetels: brede bank aan de epistelkant (rechts vanuit de kerk) voor de celebranten.
Sedia Gestatoria
Latijn: draagstoel: namelijk van de paus, waarin hij de Sint Pieter wordt binnengedragen.
Sede Vacante
Latijn: terwijl de zetel onbezet is: periode waarin de zetel van paus of bisschop vacant is.
Seculier
Latijn: saecularis, werelds: aanduiding van priester die geen lid is van een orde of congregatie, een zogenaamde wereldheer.
Secreta
Latijn: geheimen: stil gebed in de mis voorafgaand aan de canon.
Sext
Zie: getijden.
Sexagesima
Latijn: zestigste: zondag de zestigste dag vóór Pasen, tussen Septuagesima en Quinquagesima.
Sint-Jansprocessie
Openbare processie buiten de kerk op het feest van Sint Jan de Doper 24 juni, zoals die b.v. te Laren NH jaarlijks gehouden wordt.
Sint Anna-Te-Drieën
Afbeelding van de heilige Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus.
Simonie
Verboden verkoop van geestelijke goederen (naar de handel van Simon de Tovenaar uit Handelingen 8, 18).
Sigillum
Latijn: zegel:
(1) het biechtgeheim;
(2) zegel op brief of reliek.
Zie: biecht.
Sic Transit Gloria Mundi
Latijn: zo vergaat wereldse roem: spreuk, onder andere toegepast op de paus tijdens diens kroning.
Slotzuster
Religieuze die zich niet buiten de clausuur mag begeven.
Zie ook: monialen, tralienonnen.
Slotklooster
Klooster met clausuur, afdeling verboden voor andere sexe.
Slot
Zie: clausuur.
Solideo
Latijn: voor God alleen (af te nemen mutsje).
Zie: kalot.