Katholiek ABC
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Katholiek
Datum & Land: 07/10/2007, NL
Woorden: 845
Liturgie
Het geheel van de kerkelijke eredienst.
Zie ook: exultet, ritus.
Lof
Namiddag- of avonddienst zonder eucharistieviering, wel met gebed en gezang ter ere van het tentoongestelde heilige sacrament.
Zie ook: heilig sacrament, eucharistie, koorkap.
Mater Dolorosa
Latijn: bedroefde moeder: titel van de treurende Maria en de afbeelding daarvan; minder gebruikelijk is de complementaire titel Mater Gloriosa, glorievolle moeder.
Martyrologium
Latijn: martelaarsboek: liturgische lijst in kalendervolgorde van hun dagviering met de namen en een korte biografie van alle martelaren en andere heiligen; het martyrologium wordt per dag tijdens het koorgebed (de prime) voorgelezen.
Zie ook: bloedgetuige, brevier, getijden.
Martelaren Van Gorcum
De negentien reguliere en seculiere geestelijken die na de bestorming van Gorcum in 1572 gevangen genomen werden en in Den Briel opgehangen om hun geloof in de eucharistie en het primaatschap van de paus; hun feestdag is op 9 juli.
Martelaar
Zie: bloedgetuige.
Mariologie
Onderdeel van de theologie dat Maria als voorwerp van studie heeft.
Marianum
Dubbelzijdig, meestal vanaf het gewelf van de kerk afhangend Mariabeeld, staande op wolken of maansikkel en omgeven door stralen (vgl. Vondel in de Gijsbrecht: "Het Marianum dat te pronck hing van 't gewelf.")
Mariamaand
De in het bijzonder aan Maria toegewijde maanden mei en oktober.
Mariamonogram
Naamteken door ineenstrengeling van de letters M en R.
Mariacongregatie
Zie: congregatie.
Maria-Ten-Hemel-Opneming
Of assumptie, feest op 15 augustus van de lichamelijke ten-hemel-gang van Maria, ook wel Maria Hemelvaart genoemd; deze laatste, populaire benaming is theologisch onterecht omdat die zou kunnen suggereren dat Maria dit, zoals Jezus, uit eigen kracht vermocht.
Zie ook: geboden feestdagen.
Maria-Officie
(1) officieel kerkelijk gebed ter ere van Maria, groot officie (officium magnum);
(2) dagelijks devotiegebed van sonmige congregaties, klein officie (officium parvum).
Zie ook: getijden.
Maria Lichtmis
Zie: lichtmis.
Maria Onbevlekte Ontvangenis
Zie: onbevlekte ontvangenis.
Maria Hemelvaart
Zie: Maria-ten-hemel-opneming.
Maria Boodschap
Zie: annunciatie.
Maria Geboorte
Sinds de achtste eeuw gevierd feest, om onbekende reden vastgesteld op 8 september.
Manipel
Latijn: manipulus, handvol: tijdens de mis door de priester (eventueel ook de diaken en de subdiaken) in het verleden aan de linkerarm gedragen doekje, in de liturgische kleur van de dag, oorspronkelijk bedoeld als zakdoek.
Zie ook: liturgische kleuren.
Mandement
Officiële brief van de bisschop(pen) aan de gelovigen.
Magnificat
Latijn: dat (mijn ziel de Heer) moge prijzen: eerste woord van Maria's lofzang bij haar bezoek aan Elisabeth (Luk.1,46-56).
Magister
(1) doctor in de theologie;
(2) novicenmeester.
Machten
Zie: engelen.
Maandstonde
Mis voor een overledene een maand na de sterfdatum.
Meter
Doopmoeder of peettante.
Zie: doopbeloften, doopsel.
Messias
Hebreeuwse naam voor de gezalfde, door Jezus op zichzelf toegepast (b.v. Luk.4,21).
Merkteken
Eeuwig blijvend kenmerk, gegeven door de sacramenten doopsel, vormsel en priesterschap, die daarom maar één keer toegediend worden.
Menswording
Of incarnatie: het aannemen van de menselijke gedaante door Gods Zoon waardoor Hij de goddelijke en de menselijke natuur in één Persoon verenigt.
Mensenzoon
Hebreeuwse naam voor de Messias (Dan.7,13), door Jezus vaak op zichzelf toegepast.
Memento
Latijnse gebiedende wijs: Gedenk!
(1) beginwoord van de beide misgebeden voor de levenden en voor de overledenen;
(2) elk gebed in het algemeen voor een persoon; (3) in de uitdrukking Memento mori: (Mens,) gedenk te sterven!
Metten
Zie: getijden.
Metropoliet
Synoniem van aartsbisschop.
Zie ook: aartsbisdom, prelaat.
Missieprocuur
Administratief bureau van een missie sub (1), meestal gevestigd in het moederland.
Missiepost
Vaste standplaats in een missiegebied.
Missiepreek
(1) bedelpreek van een missionaris;
(2) boetepreek tijdens een missie sub (2) .
Missiekruis
(1) aan missionaris uitgereikt kruis bij vertrek naar missie sub (1);
(2) kruis, opgericht bij gelegenheid van een missie sub (2).
Missie
Latijn: missio, zending:
(1) verzamelnaam voor alle kerkelijke werkzaamheden in gebieden waar het gewone kerkelijke bestuur (nog) niet is gevestigd;
(2) enige dagen durende prediking en boetedoening binnen een parochie onder leiding van bezoekende reguliere priesters (paters) die komen preken en biechthoren.
Missaal
Officieel liturgisch boek met alle vaste en wisselende lezingen en gebeden van het gehele kerkelijke jaar.
Zie ook: getijden.
Misintentie
Speciaal aanbevolen gedachtenisgebed van een mis.
Misericordia
Latijn, barmhartigheid: klapstoeltje in koorbank voor wie moe wordt van het lange staan.
Mis-Met-Drie-Heren
Plechtige mis met naast de priester de diaken en subdiaken.
Mis
Of misoffer: eucharistieviering bestaande uit (1) de woorddienst (vroeger voormis geheten) met gebeden en lezingen, onder meer uit het evangelie; (2) de tafeldienst met het tafelgebed (canon) waarin de consecratie gevolgd wordt door de communie; (3) de afsluitende gebeden en de slotzegen. In een gezongen mis onderscheidt men de vaste gezangen (Kyrië Eleison, Gloria, Credo, Sanctus met Benedictus en Agnus Dei) van de wisselende gezangen; beide kunnen in het Latijn (vaak het Gregoriaans) of het Nederlands gezongen worden. Het bijbehorend werkwoord voor de taak van de priester die voorgaat is: de mis opdragen of de mis lezen.
Zie ook: hoogmis, ite missa est, kyrie eleison, lam gods, lichtmis, maandstonde, misintentie, mis-met-drie-heren, misweek, offerande, orate fratres, oratie, ordinarium, sacramentaliën, salvam fac reginam nostram, stipendium, voetgebed.
Mirakel
Wonder.
Zie ook: heilige stede, heiligverklaring.
Mijter
Latijn: mitra, hoofdband: tweepuntig liturgisch hoofddeksel van een bisschop, een abt en sommige andere prelaten, soms versierd met edelstenen en goudbrocaat.
Middelares Van Alle Genaden
Eretitel van Maria die aangeeft dat zij het eeuwig heil van de mensen bij haar Zoon Jezus bepleit.
Misweek
Zeven dagen durende bezinning op de betekenis van de mis.
Misstipendium
Zie: stipendium.
Missiologie
Onderdeel van de theologie dat vraagstukken van de missionering bestudeert.
Monstrans
Gouden of verguld zilveren vaatwerk waarin de geconsacreerde hostie op zichtbare wijze ten toon gesteld of in processie rondgedragen wordt.
Monseigneur
Algemene aanspreektitel voor prelaat, hogere geestelijke.
Monotheïsme
het geloof aan één God.
Monitum
Latijn: waarschuwing; officiële kerkelijke vermaning.
Monita Secreta
Latijn: geheime vermaningen: vermeende verzameling van geheime instructies binnen de jezuïetenorde om meer wereldlijke macht te verkrijgen; het bestaan ervan is steeds ontkend en nooit aangetoond.
Monialen
Tot koorgebed verplichte slotzusters die als lid van een orde plechtige geloften hebben afgelegd.
Zie ook: clausuur, eenvoudige geloften, tralienonnen.
Molinisme
Leer van de Spaanse Jezuiet Molina (1535-1600) die de werking van de genade meer afhankelijk stelt van de menselijke wil dan de scholastieke leer van Thomas van Aquino dat doet.
Moedermaagd
Naam van Maria die haar beide eretitels combineert.
Moeder Van Smarten
Zie: droevige geheimen, Mater Dolorosa.
Modernisme
Door paus Pius X in 1907 veroordeelde stroming in de katholieke kerk die aanpassing aan de moderne samenleving voorstond.
Zie: syllabus.
Moderator
Officiële titel van geestelijk adviseur van een katholieke organisatie.
Mozetta
Italiaans, schoudermanteltje: rituele dracht van bisschop.
Mozaïsche Wet
De wet van Mozes zoals neergelegd in het oude testament en uitgewerkt in de joodse traditie.
Mozarabische Ritus
Liturgie in de kerken (o.a. in Toledo) afkomstig van de uit de Islam en het joodse geloof tot het christendom overgegane gelovigen.
Motu Proprio
Latijn: uit eigener beweging: pauselijk schrijven met voorbijgaan aan de procedures van de kanselarij.
Munsterkerk
Oorspronkelijk bij een klooster (Latijn: monasterium = munster) horende kerk.
Mystagogie
Inwijding in de mysteriën, in casu van de geloofswaarheden.
Mystieke Lichaam Van Christus
De mystieke eenheid van Christus en de kerk waarbij de kerk de fysieke aanwezigheid van Christus in de wereld representeert.
Mystiek
Bijzondere vereniging in gebed en beschouwing met God; mystici, zoals Johannes van het Kruis en Ruusbroec, beschrijven deze vereniging in termen van zuivering, gevolgd door verlichting en tenslotte totaal opgaan in God.
Natuurwet
Het geheel van morele beginselen zoals die de mens door de schepping, dus van nature, eigen is.
Zie: tien geboden.
Nachtduivel
Demon die naar oud volksgeloof slapende vrouw 's nachts zwanger maakt (Latijn: incubus).
Nacht-
Er zijn binnen de kerkelijke terminologie veel samenstellingen met Nacht-. zoals Nachtkoor (Metten en Lauden), Nachtmis (eucharistieviering met Kerstmis, ook wel Nachtwake of Nachtofficie geheten), enz.
Naamdag
Zie: beschermheilige.
Nazareeër
Persoon uit Nazareth, met name Jezus.
Nazarener
(1) persoon uit Nazareth, met name Jezus;
(2) vertegenwoordiger van 19e-eeuwse, religieus georiënteerde Duitse schildersschool.
Neum
Globale notatie van kerkelijke gezangen, historisch voorafgaand aan de volledige Gregoriaanse notatie.
Zie: gregoriaans.
Neothomisme
Officieel door de kerk aanbevolen wijsgerig en theologisch stelsel, in hoofdzaam gebaseerd op de werken van Thomas van Aquino en sinds het midden van de 19e eeuw vernieuwd en aan eigentijds denken aangepast.
Neoscholastiek
Zie: neothomisme.
Neomist
Pasgewijd priester.
Neofiet
(1) nieuwgedoopte (vgl. l Timotheus 3,6);
(2) pasgewijd priester;
(3) recent in klooster ingetreden persoon.
Nederdaling Ter Helle
Term ontleend aan de geloofsartikelen waarin het woord hel niet de strafplaats der verdoemden noemt, maar het voorgeborchte.
Nimbus
Stralenkrans rond hoofd of lichaam in afbeeldingen van God of heiligen.
Nihil Obstat
Zie: imprimatur.
Nooddoop
Doopsel van persoon in stervensgevaar, meestal een pasgeboren kind; in die situatie mag eenieder, ook een niet-katholiek, dopen.
Nonpaschanten
Gelovigen die met Pasen niet biechten en te communie gaan; tegenwoordig ook wel breder gebruikt voor gelovigen die niet meer naar de kerk gaan.
Zie ook: biecht, vijf geboden der heilige kerk.
None
Of Noon.
Zie: getijden.
Non Possumus
Latijn: Wij kunnen niet ... : aan Handelingen 4,20 ontleende formule van afwijzing van persoon of zaak door de kerkelijke overheid.
Non
Volkse aanduiding van kloosterzuster.
Nocturne
Nachtgezang, als bij het nachtofficie.
Novicenmeester
Geestelijk leidsman van novicen (ook magister genaamd).
Novice
Persoon die vóór de intrede in een klooster een proeftijd van een of twee jaar doormaakt tijdens het noviciaat.
Zie: inkleding, postulaat.
Noveen
Latijn, novena, negendaags: gebed of godsdienstoefening gedurende negen dagen achtereen; devotie die stoelt op de negen dagen dat de apostelen tussen Hemelvaart en Pinksteren in gebed bijeen waren.
Nuntiatuur
Residentie van de nuntius.
Nuntius
Pauselijk ambassadeur die het Vaticaan vertegenwoordigt bij de desbetreffende regering en toeziet op de kerkelijke gang van zaken binnen dat gebied.
Nunc Dimittis
Latijn: Laat nu Uw dienaar gaan, Heer: gezang uit de completen naar het gebed van de oude Simeon toen hij in de tempel het kind Jezus had mogen
Zie ook: getijden.
Nuchter Blijven
Voormalig, met de nodige jurisprudentie omkleed voorschrift om zich vanaf 12 uur 's nachts van spijs en drank te onthouden vóór het te communie gaan.
Observanten
Kloosterlingen die aan een strenge uitleg van de regels vasthouden; tegenover deze stricte observantie staat de ruime observantie.
Oblaten
Leken die zich door tijdelijke belofte van gehoorzaamheid binnen een kloostergemeenschap binden tot geestelijk leven en werken.
Zie ook: geloften.
Octaaf
Uit de joodse traditie overgenomen gebruik om de naviering van een groot religieus feest tot op de achtste dag te laten voortduren.
Zie ook: beloken pasen.
Oefening
(1) vaste gebedsformule tot het uitdrukken van religieuze overtuiging of deugd, b.v. de oefeningen van berouw, geloof, hoop en liefde, vroeger actes geheten;
(2) (meestal in het meervoud) godsdienstige exercitie, b.v. de geestelijke oefeningen van Ignatius.
Oecumene
Grieks: oikumènè, bewoonde wereld: (het streven naar) de eenheid van alle christenen.
Oecumenisch Concilie
Algemene kerkvergadering.
Zie: concilie.