Delta LLoyd - Pensioen abc
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Economie en financiën > Pensioen
Datum & Land: 07/10/2007, NL
Woorden: 561
Gedeeltelijk arbeidsgeschiktheid
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is iemand die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is om met werken max. 65% te verdienen van het hetgeen een gezond iemand met soortgelijke opleiding en ervaring met arbeid normaliter verdient en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Glijclausule
Een clausule in een pensioenregeling waarmee wordt aangegeven dat eventuele fiscale bovenmatigheid van de pensioenregeling niet beoogd is. Toepassing van de clausule leidt tot verlaging van pensioenaanspraken tot een fiscaal aanvaardbaar niveau, zonder dat de pensioenregeling als geheel fiscaal onaanvaardbaar wordt. Op grond van de Wet fiscale behandeling van pensioenen kan een glijclausule pas worden toegepast, nadat de inspecteur van de belastingdienst zich op verzoek heeft uitgesproken over de fiscale (on)toelaatbaarheid van de pensioenregeling. Zie ook: Zuivere pensioenregeling.
Groepscriterium
Een criterium, opgenomen in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, op basis waarvan een onderneming tot een groep van ondernemingen behoord en kan toetreden tot een ondernemingspensioenfonds.
Halfwezenuitkering
Uitkering aan de ouder of verzorger die een kind in zijn huishouden opneemt, dat jonger is dan 18 jaar, en dat als gevolg van het overlijden van één van de ouders nog maar één ouder heeft. De halfwezenuitkering vloeit voort uit de Anw en bedraagt 20% van het netto minimumloon.
Het Pluscircuit
Aanduiding voor een nieuw circuit voor waardeoverdrachten met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn geëindigd vóór juli 1994. Het 4%-plus-circuit is per 1 januari 1999 in het Pluscircuit opgegaan. Het Pluscircuit is toegankelijk voor alle aangeslotenen bij Het Circuit, dus ook voor de pensioenuitvoerders die bij het oude SDS-circuit waren aangesloten. De regels van het 4%-plus-circuit zijn in aangepaste vorm gaan gelden voor Het Pluscircuit. Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet per 1 januari 2007, is het Pluscircuit opgeheven.
Het Circuit
Aanduiding voor de stichting voor waardeoverdracht, waarin het SDS- en het 4%-circuit per 1 januari 1999 zijn samengegaan. De pensioenregeling van bij Het Circuit aangesloten pensioenuitvoerders moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de regeling voorzien in een toeslag beleid en dient de pensioentoezegging in een reglement te zijn vastgelegd.
Herverzekering
Pensioenfondsen en levensverzekeraars kunnen bepaalde risico's (zoals het risico van overlijden of invaliditeit) of verplichtingen die zij verzekeren, geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij een (andere) verzekeringsmaatschappij. Dit wordt herverzekering genoemd.
Herstelplan
Plan van aanpak gericht op het herstel van het dekkingstekort of het reservetekort bij een pensioenfonds. Binnen drie maanden na het ontstaan van de situatie van onderdekking dient het bestuur van het pensioenfonds een herstelplan bij de Nederlandsche Bank te hebben ingediend. Het herstelplan dient zodanige maatregelen te omvatten, dat de situatie van onderdekking binnen een jaar is beëindigd. Ook ingeval van een reservetekort dient een pensioenfonds binnen drie maanden na het ontstaan hiervan een herstelplan bij de Nederlandsche Bank in te dienen, indien de actuariële- en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds niet voorziet in toereikende maatregelen bij een reservetekort. De termijn die in het herstelplan mag worden aangehouden voor herstel van het reservetekort bedraagt in het huidige toetsingskader (Actuariële principes pensioenfondsen) twee tot acht jaar, afhankelijk van de aard en omvang van de opgetreden reservetekorten. Deze termijn wordt 15 jaar in het nieuw toezichtskader (FTK).
Herbalanceren
Beleid van het periodiek herwegen van de asset allocatie van de portefeuille of benchmark.
Hedgefunds
Soort vermogensbeheerder. Hedge funds beleggen net als ‘gewone’ vermogensbeheerders in aandelen, obligaties en valuta, maar zij doen dit zonder de extra beperkingen die wel gelden voor ‘gewone’ vermogensbeheerders. Hedge funds gebruiken allerlei handelsstrategieën, zoals ‘short’ gaan in aandelen en substantieel gebruik van derivaten om rendement te behalen welke vaak onafhankelijk zijn van de richting van de markt.
High Yield obligaties
Obligaties die, net als credits, zijn uitgegeven door bedrijven. Obligaties worden bestempeld als high yield als ze zijn uitgegeven door minder kredietwaardige bedrijven. Het verwachte rendement maar ook het risico op dergelijke leningen is hoger dan op credits en staatsleningen.
Hoog/laag-constructie
Constructie van variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen dat een deelnemer vanaf de pensioendatum ontvangt wordt omgezet in een pensioen dat eerst hoger en daarna lager is dan het reglementaire pensioen, of omgekeerd. Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan. Met ingang van 1 januari 2005 mag in de periode voorafgaande aan de 65-jarige leeftijd de bandbreedte worden overschreden met een uitkering ter grootte van tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde waarvan de partner 65 jaar of ouder is.
Home Country Control
Een verzekeraar kan in verschillende EU-landen tegelijk activiteiten ontplooien. Het toezicht (onder andere op solvabiliteit) op de verzekeraar wordt echter uitgevoerd door de toezichthouder in het land van vestiging (‘home country’). Voor Nederlandse verzekeringsmaatschappijen is de Nederlandsche Bank de toezichthouder.
Huwelijks-/partnerfrequenties
Schattingen per leeftijd of leeftijdsgroep van de aantallen deelnemers aan een pensioenregeling, die gehuwd zijn of een partner hebben. Deze schattingen op basis van statistische gegevens zijn nodig bij gebruik van het onbepaalde man-vrouw-partnersysteem.
IASB
Afkorting voor International Accounting Standards Board. Dit is een onafhankelijk en privaat orgaan dat financiële verslaggevingsregels opstelt. De IASB heeft als doel te komen tot eenduidige regels die wereldwijd toepasbaar zijn: de IFRS. Zie ook: IAS.
IAS
Afkorting voor International Accounting Standards. Dit is de naam die werd gegeven aan door de IASC uitgevaardigde verslagleggingsregels. De IASC is de voorganger van de IASB. Door IASB uitgevaardigde regels worden IFRS genoemd. Vrijwel alle nog bestaande IAS regels zijn vanaf 1 januari 2005 verplicht van toepassing voor beursgenoteerde ondernemingen in lidstaten van de Europese Unie. In Nederland is het ook voor andere ondernemingen toegestaan deze regels toe te passen.
IFRS
Afkorting voor International Financial Reporting Standards. Set van verslaggevingsregels uitgevaardigd door de IASB. Nieuwe term die in de plaats is gekomen van IAS. Alle IFRS (en vrijwel alle IAS) regels zijn vanaf 1 januari 2005 verplicht van toepassing voor beursgenoteerde ondernemingen in lidstaten van de Europese Unie. In Nederland is het ook voor andere ondernemingen toegestaan deze regels toe te passen.
IFRIC
Niet altijd is duidelijk op welke wijze de IFRS uitgelegd en uitgevoerd moet worden. Ook zijn niet alle situaties geregeld in de IFRS. Hiervoor is in december 2001 het IFRIC (afkorting voor The International Financial Reporting Interpretations Committee) ingesteld. Dit orgaan kan – na publieke consultatie – door middel van gezaghebbende interpretaties sturing geven aan de wijze waarop de IFRS moet worden toegepast.
Interne waardeoverdracht
Zie: Waardeoverdracht.
Intern toezicht
Het kritisch beoordelen van het functioneren van het (betstuur van het) pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht maakt deel uit van de principes voor goed
Interestmethode
Methode voor het maken van reserveringen voor individuele pensioentoezeggingen op de balans van een onderneming. Hierbij wordt het vermogen opgebouwd, dat op de pensioendatum nodig is voor het doen van uitkeringen. Tijdens de opbouwperiode wordt rekening gehouden met rente die het vermogen doet toenemen. Hierin onderscheidt deze methode zich van de lineaire methode. Omdat sterftekansen echter buiten beschouwing worden gelaten, mag deze financieringsmethode sinds 1 januari 1995 niet meer worden gehanteerd.
Insurope
Insurope, opgericht in 1966, is een organisatie van prominente levensverzekeraars uit meer dan 50 landen. Door haar ruime ervaring op en kennis van de buitenlandse markten, is Insurope uitstekend in staat om samen met uw adviseur ook uw wensen op het gebied van employee benefits in te vullen. Voor Nederland is Delta Lloyd de exclusieve vertegenwoordiger. Wat is dan de toegevoegde waarde? Indien in meerdere landen de pensioenregelingen van de concernonderdelen in de verschillende landen bij de aangesloten verzekeraars zijn ondergebracht, zijn er mogelijkheden voor aanvullende winstdeling, in de vorm van pooling. Zie ook: Multinationale winstdeling.
Instituut Ombudsman Pensioenen
Zie: Ombudsman pensioenen.
Inlooprisico
Het risico dat een uitkering moet worden verstrekt aan een of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds bij ingang van de (collectieve) verzekering bestond. Dit risico wordt veelal in het verzekeringscontract uitgesloten. In sommige gevallen wordt hierover echter nadere afspraken gemaakt. Zie ook: Uitlooprisico.
Inkomenstoets
Begrip waarmee wordt aangegeven dat een bepaalde uitkering inkomensafhankelijk is; een uitkeringsinstantie beoordeelt of eventueel inkomen op de uitkering in mindering moet worden gebracht. Anw-uitkeringen en de partnertoeslag ingevolge de AOW zijn voorbeelden van inkomensafhankelijke uitkeringen.
Inhaalruimte
Zie: Reserveringsruimte.
Inhaalpremie(-systeem)
In dit financieringssysteem voor eindloonregelingen wordt jaarlijks een premiehoogte berekend, die in principe in de toekomst gelijk kan blijven. Alleen als de pensioengrondslag verandert, verandert de premiehoogte. De term ‘inhaalpremie’ duidt erop dat pensioenaanspraken over verstreken jaren van deelneming in de toekomst worden gefinancierd. Dit inhaalpremiesysteem lijkt op het inhaalkoopsomsysteem, maar er is een groot verschil. Bij het inhaalkoopsomsysteem wordt elk jaar dezelfde aanspraak ingekocht tegen jaarlijks stijgende koopsommen. Bij het inhaalpremiesysteem blijven de premies elk jaar gelijk, terwijl jaarlijks steeds afnemende aanspraken worden ingekocht. Vanaf 1 januari 2000 is deze wijze van financieren verboden.
Inhaalkoopsom(-systeem)
In een eindloonregeling nemen de pensioenaanspraken over voorgaande jaren toe bij een loonsverhoging. Bij toepassing van het inhaalkoopsomsysteem wordt de financiering van deze toename uitgesmeerd over alle toekomstige jaren van deelname aan de pensioenregeling. Een deel van de aanspraken over verstreken jaren van deelneming wordt dus in de toekomst gefinancierd. Men spreekt ook wel van financiering door middel van stortingskoopsommen of van (65-x)-systeem. Per 1 januari 2000 is deze wijze van financieren verboden.
Informatieverplichtingen
Aanduiding voor de in de Pensioenwet opgenomen verplichtingen voor de pensioenuitvoerder en de werkgever om aan deelnemers-verzekerden informatie te verstrekken over de aard en de omvang van de verzekerde pensioenaanspraken.
Informatie ratio
Maatstaf voor rendementsrisico die gebruikt wordt bij het beoordelen van de prestatie van een vemogensbeheerder. De informatie ratio wordt berekend door de behaalde outperformance te delen door de tracking error. Hoe hoger de informatie ratio des te hoger is het behaalde rendement per eenheid risico.
Inflatie gerelateerde obligaties
Obligaties die naast de reële rente de inflatie uitkeren.
Inflatie
Verschijnsel dat met verloop van jaren met een gelijk aantal euro’s steeds minder gekocht kan worden. Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Indexatiematrix
Een door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gepubliceerd document (met handleiding) welke een aanvulling vormt op de Hoofdlijnennota (SZW, februari 2004) en de Uitwerkingsnota (SZW, oktober 2004). Het een en ander in het kader van het FTK en met den bedoeling dat dit een onderdeel gaat uitmaken van de Pensioenwet. De indexatiematrix beoogd inzicht te geven in de samenhang tussen ambitie, financiering, reglement en communicatie met betrekking tot het eventuele voornemen tot het verlenen van indexatie. De indexatiematrix maakt onderscheid tussen verscheidene vormen van voorwaardelijk en onvoorwaardelijk toeslagbeleid en combinaties daarvan. Voor elke indexatiecategorie wordt het indexatiebeleid, de financiering, de reglementering en de wijze van communicatie voorgeschreven. Ook wordt aangegeven wanneer een premiekorting is toegestaan.In navolging op deze indexatriematrix is een aangepast matrix in concept opgesteld. Het voornemen is om deze in de Pensioenwet te verankeren. Zie hiervoor: Toeslagenmatrix.
Indexatielabel
Zie: Toeslagenlabel.
Indexatieambitie
Hoogte van de indexatie die op de lange termijn wordt nagestreefd. Een pensioenfonds kan bijvoorbeeld voor de lange termijn een indexatie ter hoogte van tenminste 80% van het consumentenprijsindexcijfer nastreven.
Indexatie (ook Indexering)
Zie: Toeslag.
Index beleggen
Een passieve beleggingsstijl waarbij de samenstelling (en daarmee de performance) van een gekozen benchmark zo nauwkeurig mogelijk wordt nagebootst. De samenstelling van de index kan in de portefeuille worden gereflecteerd door het opnemen van ieder aandeel van de index in dezelfde verhouding (replication) of door het selecteren van een kleiner aantal aandelen die de karakteristieken van de index weergeven (techniek wordt sampling genoemd).
Index
Het koersgemiddelde van een aantal geselecteerde fondsen.
Inbouw van de AOW
Het ouderdomspensioen is bedoeld als aanvulling op de AOW-uitkering. Samen met de AOW zal in een standaard pensioenregeling het ouderdomspensioen uitkomen op 70% van het inkomen. Over een deel van het inkomen (waarvan 70% gelijk is aan de AOW) hoeft daarom geen pensioen te worden opgebouwd. Als dit principe is opgenomen in de pensioenregeling heet dat: ‘Inbouw van de AOW’. Tot 8 juli 1994 was het wettelijk verboden voor de werkgever om de vakantietoeslag en de structurele verhogingen van de AOW in mindering te brengen op Pensioentoezeggingen. Van dit verbod kon een werkgever dispensatie krijgen als sprake was van:
Invaliditeitspensioen
Zie: Arbeidsongeschiktheidspensioen.
IVA
Afkorting van ‘Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten’. Regeling bestemd voor werknemers die na twee jaar ziekte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Een werknemer is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als hij niet meer dan 20% van zijn laatstverdiende loon kan verdienen en hij naar verwachting ook niet meer beter zal worden. Deze (ex)-werknemers kunnen een beroep doen op de IVA. Die bestaat uit een uitkering die is gebaseerd op het laatstverdiende loon (tot een maximum van 75% van het dagloon) en daarna een vervolguitkering (75% van het minimumloon, verhoogd met een bedrag dat toeneemt naarmate iemand langer heeft gewerkt).
Jaarruimte
De maximale aanvullende premieaftrek boven de ongetoetste basisaftrek (de basisaftrek is met ingang van 1 januari 2003 vervallen), die een belastingplichtige van nog geen 65 jaar kan claimen terzake van het pensioentekort in een bepaald kalenderjaar, volgens de volgende formule: Formule tot 1 januari 2003 (0,17 x premiegrondslag) – 7,5A – F – BR – BS Formule met ingang van 1 januari 2003(0,17 x premiegrondslag) – 7,5A – F – BS In deze formule betekent: Premiegrondslag:- winst uit onderneming (vóór mutatie van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek), plus; - belastbaar loon (loon minus werknemersaftrek inclusief tantièmes, provisies, toeslagen, opties en overige variabele beloningsbestanddelen), plus;-belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, plus;- belastbaar periodieke uitkeringen en verstrekkingen (die overigens bij AMvB kunnen worden uitgesloten)te verminderen met een franchise van € 10.990 (niveau 2007). A: de pensioenaangroei die heeft plaatsgevonden in het onmiddellijk aan het betreffende kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar als gevolg van deelname in een pensioenregeling in het voorafgaande kalenderjaar, dus exclusief backservice en eventuele winstbijschrijvingen met uitzondering van de aangroei die het gevolg is van het aanwenden van een bedrijfsspaarregeling voor vrijwillige modules. Alleen de aangroei met betrekking tot levenslang ouderdomspensioen speelt hierin een rol. De aangroei van tijdelijke pensioenen moet niet worden meegenomen. F: de toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar.BR: de benutte basisruimte (niet meer relevant met ingang van 1 januari 2003); de lijfrentepremieaftrek van € 1.069 (bedrag 2002); het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd) die door iedere belastingplichtige kan worden geclaimd, ongeacht de vraag of er sprake is van een pensioentekort. Deze basisruimte moet worden verminderd met het bedrag aan vrijwillige pensioenpremies dat is gedeblokkeerd uit een werknemersspaarregeling. BS: het bedrag aan vrijwillige pensioenpremie dat is gedeblokkeerd uit een werknemersspaarregeling. Voor de bepaling van de jaarruimte in de jaren 2004 en verder dient te worden uitgegaan van de inkomensgegevens van het voorafgaande jaar. Voor de bepaling van de jaarruimte in het jaar 2003 mag naar keuze van de belastingplichtige worden uitgegaan van het inkomen in 2002 of 2003. De premiegrondslag bedraagt maximaal € 150.957 (niveau 2007).De jaarruimte bedraagt maximaal € 25.662 (niveau 2007). Indien in een jaar geen gebruik is gemaakt van de jaarruimte, dan kan onder voorwaarden alsnog gebruik worden gemaakt van de reserveringsruimte.
Kapitaalverzekering
Iedere levensverzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar vaststaat, ongeacht of er een bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal termijnen.
Kapitaalovereenkomst
Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten pensioensystemen. Een kapitaalovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgesteld kapitaal aan het eind van de looptijd waarmee het pensioen dient te worden aangekocht.
Kapitaaldekkingsstelsel
Financieringsvorm waarmee pensioenaanspraken en kapitaal ter dekking van die aanspraken min of meer gelijktijdig worden opgebouwd. In beginsel moeten bij kapitaaldekking voor iedere individuele deelnemer voldoende besparingen aanwezig zijn om, samen met de contante waarde van de nog te verwachten premies of koopsommen, de contante waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen te dekken. Het systeem van kapitaaldekking ligt ten grondslag aan verschillende financieringsmethoden, zoals het koopsomsysteem, het inhaalpremiesysteem en het inhaalkoopsomysteem. Bij elk van deze financieringsmethoden hebben de te verwachten toekomstige besparingen een ander verloop in de tijd. Pensioenfondsen dienen hun verplichtingen volgens het kapitaaldekkingsstelsel te financieren. Het gebruik van een ander stelsel is volgens de Pensioenwet niet toegestaan.
Kernpensioen
Een traditioneel individueel pensioenproduct van Delta Lloyd in de PSW-sfeer (Pensioen- en spaarfondsenwet) en de lijfrentesfeer. Het product omvat een tweetal varianten: 1) Ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen op kapitaalbasis en 2) Ouderdomspensioen op kapitaalbasis en nabestaandenpensioen op rentebasis. Beide varianten zijn kapitaalverzekeringen.
Keuzerecht
Het recht om het opgebouwde nabestaandenpensioen uiterlijk op de pensioendatum om te zetten in een hoger en-of eerder ingaand ouderdomspensioen. Het keuzerecht gaat niet op voor nabestaandenpensioenen die op risicobasis zijn verzekerd.
Keuzemogelijkheid
In pensioenregelingen waarin voor gehuwden een partnerpensioen wordt opgebouwd, moet uiterlijk vanaf 1 januari 2002 een keuzemogelijkheid zijn opgenomen tussen enerzijds (een deel van) het opgebouwde partnerpensioen en anderzijds een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Deze keuzemogelijkheid moet openstaan voor iedere deelnemer, ongeacht de burgerlijke staat. Voorbeelden van andere keuzemogelijkheden in pensioenregelingen, zijn de uitruil van (andere) pensioensoorten zoals ouderdoms- in partnerpensioen en vervroeging of uitstel van de pensioendatum.
Kortlevenrisico
Het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. overlijdensverzekeringen en nabestaandenpensioenen.
Koopsomsysteem
Een systeem om een pensioenregeling mee te financieren, waarbij de toename van aanspraken over verstreken jaren van deelneming, door middel van eenmalige koopsommen, wordt veilig gesteld. Ook worden jaarlijks koopsommen betaald om de pensioenaanspraken over het lopende dienstjaar mee te financieren. Het koopsomsysteem wordt vooral gebruikt bij de financiering van eindloonregelingen. Het komt ook voor onder de naam ‘systeem van affinanciering’.
Koopsom
Eénmalige betaling om een pensioenaanspraak mee in te kopen bij de uitvoerder van een pensioenregeling. De eenmalige betaling van een koopsom dient hetzelfde doel als de periodieke betaling van premies, namelijk de financiering van pensioenen.
Koerswaarde
Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht.
Kostenopslag
Verzamelnaam voor kosten die een levensverzekeraar in rekening brengt bij het afsluiten en uitvoeren van een pensioenverzekering. Als belangrijkste kosten worden onderscheiden eerste kosten, bestaande uit afsluitprovisie en annuleringskosten, en doorlopende kosten, zoals in- en excassokosten en beheerskosten.
Kostendekkende premie
In het nieuwe financieel toetsingkader gehanteerde term. Hiermee wordt bedoeld de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke en – in voorkomende gevallen - voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn na te komen. Deze premie bestaat kort samengevat uit de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van het onvoorwaardelijk deel van de uit de pensioenovereenkomst voortvloeiende pensioenverplichting, een opslag voor solvabiliteit, een opslag voor uitvoeringskosten en de actuarieel benodigde premie voor het voorwaardelijk deel van de pensioenovereenkomst.
Latent partnerpensioen
Een partnerpensioen dat nog niet is ingegaan.
Lasten-minus-batenmethode
Methode van reservering voor pensioenverplichtingen, indien voor de financiering het inhaalpremiesysteem wordt gebruikt. In dit systeem blijft de premiehoogte zoveel mogelijk gelijk. Het te reserveren bedrag wordt vastgesteld als het verschil tussen de contante waarde van de in het vooruitzicht gestelde pensioenaanspraken (de lasten) en de contante waarde van de in de toekomst te ontvangen premies (de baten).
Langlevenrisico
Het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. het ouderdomspensioen.
Laag/hoog-constructie
Constructie van variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen dat een deelnemer vanaf de pensioendatum ontvangt wordt omgezet in een pensioen dat eerst lager en daarna hoger (of andersom) is dan het reglementaire pensioen. Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan.
Levensverzekeringsovereenkomst
De in verband met het leven of de dood gesloten sommenverzekering met dien verstande dat de ongevallenverzekering niet als levensverzekering wordt beschouwd (artikel 7:975 Burgerlijk wetboek). De prestatie van de levensverzekeraar geschiedt alleen in geld, of in natura-uitvaartverzekering zoals bedoeld in bovenstaand artikel.
Levensverzekeraar
Verzekeraar die levensverzekeringsovereenkomsten aangaat. Dit kunnen zowel lijfrenteverzekeringen als pensioenverzekeringen zijn.
Levensloopregeling
Met ingang van 1 januari 2006 dient iedere werknemer in staat te worden gesteld te sparen voor een levensloopverloftegoed. Dit tegoed kan worden aangewend voor de financiering van perioden van extra verlof. De eigen bijdrage aan de levensloopregeling dient te worden ingehouden op het bruto loon en bedraagt maximaal 12% van het bruto loon. In een kalenderjaar mag niet meer worden gespaard indien het levenslooptegoed (inclusief rendement) 210% of meer bedraagt van het bruto loon in het voorafgaande kalenderjaar. Een levensloopregeling kan worden uitgevoerd door een bank, verzekeraar of een beleggingsinstelling.
Levensjarenstelsel
Een term die wordt gebruikt bij de nadere typering van een specifieke eindloonregeling. Bij salarisverhogingen worden in eindloonregelingen ook hogere pensioenaanspraken over voorgaande jaren gegeven. In levensjarenstelsels worden deze hogere aanspraken verleend over alle jaren vanaf een bepaalde leeftijd (meestal 25 jaar). Dus ook over de jaren waarin de werknemer geen deelnemer was aan de pensioenregeling. Het doel van het geven van hogere aanspraken over alle jaren vanaf een bepaalde leeftijd is het geven van compensatie voor het bevriezen van pensioenaanspraken die eventueel bij een vorige werkgever zijn opgebouwd. Zulke pensioenen verliezen door inflatie snel een deel van hun waarde. Het levensjarenstelsel is niet meer toegestaan.
Leeftijdsterugstelling
Het bewust kijken in de sterftetafel bij een jongere leeftijd dan de daadwerkelijke leeftijd, om zo te anticiperen op een toekomstige stijging van de gemiddelde levensduur van de gehele bevolking of van een bevolkingsgroep (bijvoorbeeld alleen mannen).
Leeftijdsdiscriminatie
Directe discriminatie of indirecte discriminatie op grond van leeftijd.
Liquidatieoverschot
De reserve die overblijft bij liquidatie van een pensioenfonds, waartegenover geen enkele pensioenverplichting meer staat.
Lineaire methode
Een methode voor de vaststelling van een reservering op de balans van een onderneming voor een individuele pensioentoezeggingen aan een of meer directeuren-grootaandeelhouders. Bij deze methode wordt bepaald welk vermogen nodig is om op de pensioendatum aan toekomstige pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. De opbouw van dit doelvermogen vindt evenredig met het verstrijken van de diensttijd plaats, zonder rekening te houden met renten en overlijdenskansen. Omdat deze methode niet berust op actuariële grondslagen, is het gebruik van deze methode sinds 1 januari 1995 niet meer toegestaan.
Lijfrenteverzekeraar
Een lijfrenteverzekering moet afgesloten zijn bij een erkende lijfrenteverzekeraar om fiscaal aftrekbaar te kunnen zijn. Welke twee soorten instellingen erkend zijn, is opgenomen in de Wet op de inkomstenbelasting:
Lijfrentepremieaftrek
De situatie waarbij de premie voor een lijfrenteverzekering onder bepaalde condities in mindering wordt gebracht op het belastbaar inkomen. Over de uitkering van de lijfrente wordt te zijner tijd belasting betaald.
Lijfrentepolis
Bij een lijfrentepolis ontvangt u vanaf de overeengekomen ingangsdatum uw geld in periodieke uitkeringen. De verzekeringsmaatschappij betaalt u dus op regelmatige tijdstippen een vast bedrag. ‘Regelmatig’ kan zijn maandelijks, maar ook eens per kwartaal of eens per jaar.
Lijfrente
Aanspraak op een reeks vaste (of met een vast percentage stijgende) en gelijkmatige periodieke uitkeringen, die uiterlijk bij overlijden eindigt. De aanspraak is afhankelijk van het leven van één of meerdere personen en hoeft nog niet te zijn ingegaan. Een lijfrente kan niet worden afgekocht of vervreemd en kan niet als voorwerp van zekerheid dienen. Onder een lijfrente wordt onder meer de aanspraak verstaan op winstuitkeringen voor zover die uitkeringen verband houden met een lijfrente. Deze fiscale definitie van lijfrente is opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001. De premie voor een lijfrenteverzekering is onder voorwaarden aftrekbaar tot bepaalde maxima. Het moet dan gaan om een van de volgende twee lijfrenten:
Looptijd
De duur van een polis.
Loontrend
Algemene ontwikkeling van de lonen van werknemers binnen een bepaalde onderneming, bedrijfstak of land, zonder rekening te houden met individuele loonsverhogingen als gevolg van de carrière van de werknemers binnen de gekozen groep.
Loonheffing
Loonheffingen zijn de loonbelasting, de premie volksverzekeringen en de premies werknemersverzekeringen.
Loongerelateerde WGA-uitkering
Een uitkering voor werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn. De hoogte van de uitkering bedraagt bij niet werken 70% van het dagloon (tot het maximum dagloon). Bij werken bedraagt de uitkering 70% van het verschil tussen het (gemaximeerde) dagloon en het met werken verdiende loon. Er geldt een bodemuitkering ter hoogte van de WGA-vervolguitkering. De duur van de loongerelateerde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden (conform WW) en varieert van een half jaar tot vijf jaar. Echter, in de periode tot 1 januari 2008 zal de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering worden gerelateerd aan de leeftijd van betrokkene. Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering kan de betrokkene recht krijgen op een WGA-loonaanvulling of een WGA-vervolguitkering.
Loon (SV)
Geldelijke vergoeding voor verrichte arbeid.
Matching
Het optimaal afstemmen van de looptijd van de activa met de looptijd van de passiva van een pensioenfonds. Wanneer een pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Perfecte matching-afstemming is nauwelijks mogelijk. Een zo goed mogelijke benadering wordt bereikt met Asset Liability Management (ALM).
Marktwaarde
Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht.
Mandaatregeling
Een regeling waarin de bevoegdheden binnen bijvoorbeeld een pensioenfonds zijn vastgelegd. Op grond van de Pensioenwet moet een actuariële en bedrijfstechnische nota een mandaatregeling bevatten.
Mandaat vermogensbeheer
Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen.
Medische keuring
Zie: Pensioenkeuring.
Medezeggenschapsconvenant
De op 25 juni 1998 tussen de STAR
Medezeggenschap
Inspraak van (gewezen) deelnemers bij de uitvoering van de pensioenregeling. Met name medezeggenschap van gepensioneerden is een actueel onderwerp. Zo zijn de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties met elkaar overeengekomen dat de gepensioneerden bij alle collectieve pensioenregelingen medezeggenschap krijgen bij de uitvoering.
Minimumtoets
Toets in het kader van het FTK. In deze toets moet het vermogen minimaal gelijk zijn aan de verplichtingen. Bij de vaststelling van de verplichtingen dient het toeslagbeleid in aanmerking te worden genomen. Als uitgangspunt voor de toetsing geldt de aanname dat op balansdatum de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen op marktconforme condities.
Minimum loon
Voor werknemers van 23 tot 65 jaar geldt het wettelijk minimumloon.
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit van 18 december 2006 (algemene maatregel van bestuur inzake FTK) zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt in de regel ca 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van ca 105%). Het een ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen.
Middelloonregeling
Pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden.
Mutatienet
Mutatienet geeft online inzicht in de basisgegevens van de zorg- en inkomensverzekeringen die bij Delta Lloyd zijn gesloten. Daarnaast is er de mogelijkheid om in één keer mutaties door te geven.
Mutatie
Term die door de verzekeringsmaatschappij wordt gebruikt voor een wijziging in de situatie van de verzekerde, die tot een wijziging van een pensioenaanspraak of pensioenrecht leidt, bijvoorbeeld een salariswijziging of een huwelijk.
Multinationale winstdeling
Bij multinationale winstdeling worden uw lokale verzekeringen wereldwijd financieel aan elkaar gekoppeld en kan, op basis van het principe van schaalvergroting, het verzekeringstechnische jaarresultaat worden berekend. Dit kan leiden tot een aanzienlijke besparing op de financiering van deze personeelsvoorzieningen.
Nabestaandenuitkering
Periodieke uitkering aan nabestaanden.
Nabestaandenpensioen
Verzamelnaam voor partner- en wezenpensioen.
Nabestaandenpensioen op opbouwbasis
Indien een nabestaandenpensioen op opbouwbasis wordt verzekerd, wordt er tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling een waarde voor het nabestaandenpensioen opgebouwd. Bij uitdiensttreding blijft een aanspraak op nabestaandenpensioen behouden. In geval van echtscheiding wordt een aanspraak op nabestaandenpensioen afgesplitst ten behoeve van de ex-echtgenoot of ex-partner.
Nabestaandenoverbruggingspensioen
Een tijdelijk nabestaandenpensioen dat dient om het gemis aan Anw te compenseren. Tevens ter compensatie van de hogere premiedruk die geldt tot het 65ste levensjaar.
Na-Oorts
Zie: Vóór-oorts, Belastingoperatie oort en Overhevelingstoeslag.
Na-indexatie
Zie: Toeslag.
Nedeco-regeling
Werd een werknemer uitgezonden naar een ontwikkelingsland, dan kon de werknemer onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een forfaitaire fiscale aftrek van 35%. Met ingang van 1 januari 2001 vallen dergelijke werknemers onder de 30%-regeling.
Niet-actieven
Aanduiding voor slapers en gepensioneerden.
Norm 70%
Belastingnorm waarbij men ervan uit gaat dat 70% van het laatstverdiende salaris toereikend is voor een 'goed pensioen'.
Norm 100%
Norm uit de Wet fiscale behandeling van pensioenen. De norm houdt in dat het totale ouderdomspensioen, inclusief de AOW, nooit meer mag bedragen dan 100% van het pensioengevend loon. Het ouderdomspensioen mag bij wijze van uitzondering boven de 100%-norm uitstijgen, indien dit wordt veroorzaakt door waardeoverdracht, toeslagverlening op het pensioen, uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen en bij variatie in de hoogte van de uitkering binnen een bandbreedte van 100:75. Bij variabilisering de genoemde bandbreedte in de periode voorafgaand aan de 65-jarige leeftijd worden overschreden door een uitkering ter grootte van tweemaal de AOW voor een gehuwde waarvan de partner 65 jaar of ouder is.
No-risk-polis
Een regeling die stimuleert dat werkgevers gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst nemen of houden. Bij het in dienst nemen of houden van een gedeeltelijk arbeidsgeschikte, kan ingeval van ziekte aanspraak worden gemaakt op ziektegeld. Deze uitkering mag de werkgever in mindering brengen op het loon dat hij moet doorbetalen. De uitkering is 70% van het dagloon, maar kan het eerste jaar op verzoek van uw werkgever verhoogd worden naar 100%. Dit ziektegeld wordt door het UWV uitbetaald aan de werkgever of rechtstreeks aan de werknemer.