gisten werkw. Uitspraak: [ 'xɪstə(n) ] Afbreekpatroon: gis·ten Vervoegingen: gistte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gegist (volt.deelw.) door gist een chemische omzetting ondergaan Voorbeeld: 'Op druivenschillen zijn voldoende gistcellen om de druivensap spontaan te laten gisten en om te zetten in wijn.' Synoniemen: fermenten Spr...
1) Broeien 2) Bruisen 3) Chemisch proces 4) Drijven 5) Fermentatie 6) Fermenten 7) Fermenteren 8) Omhoog komen 9) Opbruisen 10) Rijzen van meel 11) Schuimen 1) Broeien 2) Bruisen 3) Fermenteren 4) Gijlen 5) Opbruisen 6) Pruisen 7) Rijzen 8) Schuimen 9) Woelen 
bruisen waarbij suiker verandert in alcohol vb: de wijn gist in het vat
Een mengsel met gist gedurende enige tijd laten staan bij kamertemperatuur of iets hoger (32°), waarbij het gist suikers omzet in koolzuurgasbelletjes en alcohol. Bij het gisten van deeg gaat het om de belletjes (koolzuurgas ontwikkeling), bij het gisten van druiven om wijn te verkrijgen. Koolhydraten en gist worden omgezet in koolzuurgas en alcoh...
door micro-organismen veranderd worden van chemische structuur
Door micro-organismen bewerkstelligde verandering van stoffen, waarbij verbindingen overgaan naar een eenvoudigere samenstelling.