joelen werkw. Uitspraak: [ ˈjulə(n) ] Afbreekpatroon: joe·len Vervoegingen: joelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejoeld (volt.deelw.) hard schreeuwen Voorbeelden: 'Na dat fantastische doelpunt begonnen de supporters te joelen.' , 'Voor het huis van de burgemeester stond een joelende menigte van ontevreden inwoners.' Synoniem: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/joelen