teweegbrengen werkw. Uitspraak: [ təˈwexbrɛŋə(n) ] Afbreekpatroon: te·weeg·bren·gen Vervoegingen: bracht teweeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft teweeggebracht (volt.deelw.) zorgen dat (iets) gebeurt Voorbeeld: 'veel onrust teweegbrengen' Synoniem: veroorzaken Synoniemen: aandoen aanrichten baren bevallen gevolg losmaken stic...
1) Aandoen 2) Aangaan 3) Aanrichten 4) Aanstichten 5) Baren 6) Berokkenen 7) Bevallen 8) Bewerken 9) Bewerkstelligen 10) Doen ontstaan 11) Gevolg 12) Losmaken 13) Ontgroenen 14) Opleveren 15) Opwekken 16) Schreeuwen 17) Stichten 18) Veroorzaken 19) Verwekken 20) Voortbrengen 21) Wekken 22) Zaaien 1) Aandoen 2) Aanrichten 3) Aanstichten 4) Baren 5) Berokkenen 6) Bevallen 7) Bewerken 8) Bewerkstelligen 9) Gevolg 10) Losmaken 11) Ontketenen 12) Oproepen 13) Scheppen 14) Stichten 15) Uitlokken 16) Veroorzaken 17) Verwekken 18) Voortbrengen 19) Wekken 20) Zaaien 
veroorzaken (toon de herkomst via de etymologiebank)
de oorzaak zijn van de dingen die volgen vb: zijn reactie heeft veel teweeggebracht Synoniemen: veroorzaken verwekken wekken aanrichten ontketenen
•veroorzaken