twinkelen werkw. Uitspraak: [ ˈtwɪŋkələ(n) ] Afbreekpatroon: twin·ke·len Vervoegingen: twinkelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getwinkeld (volt.deelw.) 1) (van sterren) schijnbaar snel achter elkaar meer of minder licht geven Voorbeeld: 'een heldere nacht met twinkelende sterren aan de hemel' Synoniem: schitteren Gevonden op https://www.woorden.org/woord/twinkelen