Retorica - effectief spreken en schrijven

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Retorica
Datum & Land: 17/11/2012, NL offline
Woorden: 2239


Anti-theater
De theatervorm die een actieve deelname van alle betrokkenen, inclusief publiek wil bewerkstelligen.
Bijvoorbeeld: Publikumsbeschimpfung van P Handkes (1966).
Zie ook absurd theater

Antithese
(Antithese, Antithesis) Het naast elkaar plaatsen van tegenstellingen Dit wordt bijvoorbeeld gedaan om een bepaalde eigenschap bijzonder te benadrukken Zo zal iemands goedheid meer schitteren wanneer deze tegenover het kwade wordt gesteld Ze ligt ten grondslag aan stijlfiguren als chiasme, oxymoron en epanodos.
Een tegenstelling in inhoud.

Antithesis
(Antithese, Antithesis) Het naast elkaar plaatsen van tegenstellingen Dit wordt bijvoorbeeld gedaan om een bepaalde eigenschap bijzonder te benadrukken Zo zal iemands goedheid meer schitteren wanneer deze tegenover het kwade wordt gesteld Ze ligt ten grondslag aan stijlfiguren als chiasme, oxymoron en epanodos.
Een tegenstelling in inhoud.

Antoniem
Een woord met tegengestelde betekenis.
Bijvoorbeeld: `donker` en `licht`, `goed` en `kwaad`

Antonomasia
Een bijzondere naamgeving; een vervanging van soortnaam door eigennaam (of v.v.) Een vorm van perifrase Afgeleid van het Griekse antônômazo (hernoemen, noemen in plaats van).
Bijvoorbeeld: `het zwarte goud` voor olie.
Wanneer dit wordt gedaan bij personen (een bijnaam), noemt men deze vorm ook een agnomen.
Bijvoorbeeld: De Romeinse satiricon Gaius Petronius had de officiële taak en autoriteit aangelegenheden op het vlak van smaak en verfijndheid te behartigen (tijdens de regering van Nero (37-68 G.T.) en kreeg de titel arbiter elegantiae Hij kreeg het agnomen `arbiter` en kwam bekend te staan als `Petronius Arbiter`.
Een andere vorm, aanverwant, maar verschillend, is cognomen Strikt genomen heeft het de betekenis van familienaam, maar heeft tevens de reputatie van een bijnaam De cognomen is de derde (meestal de laatste) naam of familienaam van een persoon.
Bijvoorbeeld: Scipio`s volledige naam was Publius Cornelius Scipio, waarbij Scipio het cognomen is.
Wanneer een titel staat voor slechts één opvallende persoon, is er ook sprake van antonomasia.
Bijvoorbeeld: Der Führer en Le Roi Soleil.
Weer een andere vorm is wanneer iemands eigennaam als bijnaam wordt gebruikt.
Bijvoorbeeld: Een Don Juan of een Cicero

Antropomorfiseren
Een metaforische vergelijkingsstijl: personificeren; een niet-grijpbaar of tastbaar begrip beschrijven als was het een persoon Afgeleid van het Griekse anthropôs (mens).
Bijvoorbeeld: `Door `t woud der pijnen kreunt en zucht de wind` (Perk) Het kan echter ook andersom: `Jan is de ijdelheid in persoon.`

Antroponiem
Een persoonsnaam

Aoristus ingressivus
De aoristus die het begin van een handeling te kennen geeft.

Aoristus gnomicus
De aoristus die iets te kennen geeft, dat in het algemeen geldt Deze vorm komt derhalve veel in spreuken voor.

Aoristus
De in het Grieks voorkomende verleden tijd die geen begrenzing insluit wat betreft het voortduren van de handeling; het duidt een feit of toestand aan zonder op de duur ervan te letten In het Latijn heet deze werkwoordsvorm de perfectum historicum.
We onderscheiden:

Aoristus secundus
De aoristus van een verbum dat wordt gevormd door de wortel in zijn kortste vorm + de uitgang van het presens en imperfectum De korte notering voor deze vorm is: aoristus II

Apocrisis
Het weerleggen van zijn eigen argumenten Sterk verwant aan de hypofoor en anthypofora

Apocriefen
De godsdienstige geschriften die niet tot de canon van de bijbel behoren Afgeleid van het Griekse krupto (verbergen) De protestanten noemen deze geschriften pseudepigrafen De geschriften die door de protestanten apocriefen worden genoemd, worden over het algemeen deuterocanoniek genoemd

Apocarteresis
Alle hoop opgeven in de ene richting en de andere inslaan voor hulp

Apocope
Het weglaten van een klank aan het einde van een woord Gebruikt als stijlmiddel is het een vorm van detractie Afgeleid van het Griekse kôpto (stoten).
Bijvoorbeeld: `mijne` en `mijn`.
Vergelijk met afaeresis, elisie en syncope

Aphairesis
Het oplossen van een lange lettergreep in een korte bij jambische versmaten

Apagoge
Een bewijs uit het ongerijmde;
Een indirecte bewijsvoering die aantoont dat het tegengestelde ongerijmdheden bevat.

Apaetesis
Een zaak die in woede opzij is gelegd (zie amfidiorthosis) later opnemen

Apodictisch
De eigenschap van een stelling die niet bewezen hoeft te worden Afgeleid van het Griekse deiknumi (tonen, demonstreren).
Bijvoorbeeld: op 11 maart zeggen: `Morgen zal het 12 maart zijn`, is apodictisch

Apodioxis
Een argument verontwaardigd verwerpen als impertinent of absurd

Apodixis
Het verwijzen naar algemeen geaccepteerde principes of ervaringen ter bevestiging van een argument in een (juridische) rede

Apodosis
Een nazin; een hoofdzin na de protasis (= voorwaardelijke bijzin) De apodosis is een colon 1 die deel uitmaakt van een periode Afgeleid van het Griekse didomi (geven).
Bijvoorbeeld: `Als het morgen regent, moeten we de picknick afzeggen.` Als het morgen regent is de protasis, moeten we de picknick afzeggen is de apodosis

Apofasis
De stijlfiguur waarbij de spreker iets noemt, terwijl hij tegelijkertijd verklaart dat hij de intentie heeft datgene niet te noemen; het ontkennen een onderwerp te willen opwerpen en dat tegelijkertijd dus doen.
Bijvoorbeeld: `Wij kunnen elke verwijzing naar weglaten` of `Waarom zouden we zelfs maar noemen dat ...?`
Sterk verwant met de paralepsis.
Het verwerpen van alle alternatieven met uitzondering van één Ook wel expeditio genoemd.
Het opsommen van allerlei reden en elk ervan weerleggen

Apofonema
Een sententie die in antithesische vorm wordt gesteld

Apofonie
De klinkerverwisseling in verwante woorden en suffixen Zie Ablaut.
Bijvoorbeeld: `zingen` en `zongen`, `lopen` en `liepen`

Apofthegma
Een kernspreuk; een zedespreuk Wanneer een apoftegma los van zijn context wordt genoemd, spreekt men ook van een sententie Afgeleid van het Griekse apofthegma (puntig gezegde).
Bijvoorbeeld: `De mens wikt, God beschikt.`

Apokoinou
De stijlfiguur waarbij één element dienstdoet als bestanddeel van twee zinnen of delen van zinnen.
Bijvoorbeeld Oogst van Lucebert, uit Triangel (1958):
`nimmer nog gingen gouden ogen zo ver
in het blinkende woud hurken de slapers`

Apologie
Een verweerschrift.
Bijvoorbeeld: Socrates` apologie van Plato

Apoloog
Een fabel of anekdote met moraal

Apomnemonysis
Het citeren van een erkende autoriteit in een (juridische) rede

Apopemptikon
Het afscheidsgedicht van iemand die vertrekt voor hen die achterblijven.
Antoniem: propemptikon

Apoplanesis
Het vermijden van de zaak door af te dwalen van het onderwerp

Aporia
De stijlvorm waarbij twijfel tot uitdrukking wordt gebracht (echt of gespeeld (meestal het laatste)), waar te beginnen, wat te zeggen, hoe verder te gaan.
Bijvoorbeeld: `Het is moeilijk te weten waar te beginnen...`, zegt een spreker die zijn rede al keer op keer heeft geoefend

Aposiopesis
Een reticentie; het plotseling afbreken van een zin; een plotseling zwijgen Afgeleid van het Griekse apôsiopesis (een stil worden).
Hierdoor wordt de lezer of luisteraar gedwongen de gedachtenloop van de schrijver of spreker te volgen of voort te zetten Door deze methode wordt, zonder dat de boodschap letterlijk wordt vermeld, een extra nadruk op de betekenis van het niet uitgesproken gedeelte gelegd Dit kan tevens gedaan worden als vorm van ironie of om het absurde van een voorstel te doen uitkomen Vergelijk met ellips 2.
Bijvoorbeeld: Vergilius Aeneas I:135: `quos ego...` en de vooral in toneelstukken gebezigde aposiopesis: `U bedoelt - ?`

Apostelspel
De dramavorm die handelde over episoden uit het leven van de apostelen, vooral van Paulus.
Bijvoorbeeld: Spel van Paulus` bekering (1550).

Apostrof
(Apostrof, Apostrofé) Een vermanende toespraak.
Het zich plotseling wenden tot een andere persoon.
Het spreken tegen iemand die niet aanwezig is of tegen levenloze voorwerpen Vergelijk met obsecratie.
Het teken dat de weglating van een letter of letters aanduidt.

Apostrofé
(Apostrof, Apostrofé) Een vermanende toespraak.
Het zich plotseling wenden tot een andere persoon.
Het spreken tegen iemand die niet aanwezig is of tegen levenloze voorwerpen Vergelijk met obsecratie.
Het teken dat de weglating van een letter of letters aanduidt.

Apothegma
Zie bij apofthegma

Apotheose
De vergoddelijking.
Een schitterende slotscène van een toneelstuk.
Bijvoorbeeld: de slotscène van Orestes (naar Euripides) in de bewerking van Hugo Claus (1976).

Appellatief
(Appellatief, Appellativum) Een soortnaam; een eigennaam;
De naamval van aanspreking; vocatief.

Appellativum
(Appellatief, Appellativum) Een soortnaam; een eigennaam;
De naamval van aanspreking; vocatief.

Appositie
Een bijstelling Zie ook bij adiectie

Aprosdoketon
Een onverwachte wending Afgeleid van het Griekse aprôsdôketôs (onverwacht)

Aptum
Zie bij decorum

Ara
Een verwensing of smaadvers Vergelijk dirae

Arabistiek
Het linguïsme met betrekking tot het Arabisch

Arcadia
Zie ecloge.
Bijvoorbeeld: De Batavische Arcadia van Johan van Heemskerk

Archaïsme
Een verouderde uitdrukking, zinswending of woord.
Het opzettelijk gebruiken van verouderde uitdrukkingen, zinswendingen of woorden als stijlfiguur Gossaert veel schreef in deze stijl.

Archè
De inleiding van een epinikion Deze inleiding bestond uit een groots opgevatte beschrijving van de overwinning en roemde de gevierde overwinnaar Dit gedeelte wordt ook strofe genoemd

Archetype
Het manuscript van een tekst die als moedertekst dient van alle bekende afschriften van die tekst

Archifoneem
De samenhang of relatie van conjuncte fonemen Troebetskoj definieerde het archifoneem als het totaal van distinctieve kenmerken die twee fonemen gemeen hebben

Archilochische verzen
Een klassieke vers- of strofevorm, genoemd naar de Griekse dichter Archilochus van Paros

Aretijnse lettergrepen
De lettergrepen ut (do), re, mi, fa, sol, la, si als benoeming van muzieknoten, ingevoerd door Guido van Arezzo.Argumenta
De tweede fase van de Vinding (zie de link voor meer informatie)

Argumentatie
Het tweede deel van de corpus van een klassieke rede, waarin de redenaar de argumenten voor zijn voorstel, in de propositie, naar voren bracht

Argumentum
Een argument, gevolgtrekking of bewijs

Argutie
Een spitsvondigheid Afgeleid van het Latijnse argutus (spitsvondig)

Aristophanisch vers
De versvoet: - U U

Arsis
Een beklemtoonde lettergreep in een versvoet; het deel van een versvoet waarop de ictus valt Ook heffing genoemd.
Antoniem: thesis

Arte mayor
De Spaanse versvorm van een achtlettergrepig, later een twaalflettergrepig vers aangewend in strofen van acht regels De regels die bestaan uit twaalf lettergrepen hebben een cesuur na de zesde lettergreep De klemtoon ligt op de tweede lettergreep en het rijmschema is gewoonlijk abba,acca

Arte minor
De Spaanse versvorm van twee tot acht lettergrepen, met een klemtoon op de voorlaatste lettergreep

Articulatie
De opeenvolging en vorming van spraakklanken

Articulatorische kenmerken
De kenmerken aan de hand waarvan men in de oudere foniek de spraakklanken indeelde Men beschreef daarbij, welke spraakorganen aan de vorming van een spraakklank meewerkten en welke stand ze daarbij innamen

Articulus
(Artikel, Articulus) Een lidwoord

Artikel
(Artikel, Articulus) Een lidwoord

Assonantie
De rijmvorm waarbij klinkers of tweeklanken worden herhaald.
Bijvoorbeeld: `bomen` en `rozen`.
Een ander voorbeeld: de `i` in het vers van Kloos:
Zooals daarginds, aan stille blauwe lucht,
Zilveren-zacht, de half ontloken maan
Bloeit...
Het effect van assonantie is niet altijd van dezelfde aard In het gegeven voorbeeld steunt de assonantie het ritme In andere gevallen bestendigt ze een stemming of gezichtsindruk, die door het eerste woord gewekt wordt, zoals in het voorbeeld van Gossaert:
Weer is de lange kwaal van `t loome
jaar doorleden
De assonantie kwaal/jaar bestendigt hier het door kwaal opgeroepen gevoel van onbehagen, dat langs associatieve weg wordt doorgetrokken Een andere mogelijkheid, zoals benut door Perk:
Door `t woud der pijnen kreunt en zucht de wind
En machtig wuiven de gepluimde toppen,
De assonantie wuiven/gepluimde bestendigt hier de gezichtsindruk, die door het woord wuiven is gewekt.
Assonantie komt, vooral in middeleeuwse poëzie, ook als eindrijm voor In de Franse chansons de geste is het de enige rijmvorm en in de Nederlandse liederen uit de middeleeuwen treft men er verscheidene voorbeelden van aan, zoals in het Lied van Heer Halewijn:
Wat deed zij aen haren lyve
Een hemdeken fynder als zyde
In de Oudgermaanse poëzie was assonantie samen met alliteratie de enige vorm van rijm.

Assimilatie
Het aan elkaar gelijk worden van twee ongelijke, op elkaar volgende klanken Afgeleid van het Latijnse similis (gelijk, gelijkend).
Bijvoorbeeld: in het 4e kwart van de 13e eeuw kenden wij pas het woord `litteken`, daarvoor heette dit een `lîkteken`

Assibilering
(Assibilatie, Assibilering) De ontwikkeling tot van een plofklank tot een sisklank of affricaat Afgeleid van het Latijnse sibilare (sissen, ruisen).
Bijvoorbeeld: `pf`

Assibilatie
(Assibilatie, Assibilering) De ontwikkeling tot van een plofklank tot een sisklank of affricaat Afgeleid van het Latijnse sibilare (sissen, ruisen).
Bijvoorbeeld: `pf`

Aspiratie
Het uitspreken met aanblazing.
Bijvoorbeeld: de `h`

Assertie
Een verklaring; een bewering Afgeleid van het Latijnse assertum (beweren)

Asphalia
Zichzelf aanbieden als borg voor een verplichting

Aspiraat
Het ontploffingsgeluid waarop onmiddelijk na opening van de mondholte een sterke uitademing volgt

Aspect
De grammaticale categorie die aangeeft of de gebeurtenis die door het werkwoord wordt aangeduid eenmalig is, regelmatig voorkomt, etc Ook actio genoemd

Asiatismus
De stijl met veel figuren, maar weinig ter zake doende woorden Zie ook bij asianisme (hierboven)

Asianisme
De stijl in de welsprekendheid, vooral gehuldigd in de opbloeiende Ionische kuststeden van Klein-Azië, na de bevrijding van de Perzen door de verovering van Alexandros de Grote in de 3e eeuw v.G.T De redenaars maakten zich vrij van de klassieke binding aan de afgemeten, goed geproportioneerde stijl van de Attische redekunst.
Het asianisme werd gekenmerkt door korte, afgekapte zinnetjes met ritmische woordplaatsing, die zangerig aandeed Daarbij was de stijl bombastisch, gezwollen Deze mode, die ook op andere literaire vormgeving haar stempel drukte, bloeide tot aan het einde van de Romeinse republiek In zijn jeugdjaren gaf Cicero ook hieraan zijn voorkeur Doch het atticisme won meer en meer aanhang, al bleef het Latijnse proza ook in de keizertijd sterk onder invloed van het asianisme

Asclepiadeïsch vers
Een klassieke versvorm, genoemd naar de Griekse dichter Asclepiades

Aschematiston
Het onbekwaam gebruiken van stijlfiguren

Asteismus
Een schertsend of spottend antwoord met een woordspeling

Asyllabisch
Niet syllabisch

Asyndetisch
Zonder voegwoord of zonder verbindings-woord

Asyndetische vergelijking
De metaforische vergelijking, waarbij het te vergelijken object en het beeld zonder enig verbindingswoord naast elkaar staan Daar de dichter het dus als het ware aan de lezer overlaat de elementen met elkaar te verbinden, is de asyndetische verbinding vaak buitengewoon suggestief.
Bijvoorbeeld in een gedeelte van een gedicht van Remco Campert:
in dikke stukken kogelvrij glas
ving ik het schaarse licht op
dat uitliep op de grond
een lauwe, bleke plas

Asyndeton
Een zinsverbinding zonder voegwoorden, met name bij een enumeratie Ook inconexie of dissolutie genoemd Afgeleid van het Griekse sundeo (aaneenschakelen).
Bijvoorbeeld een zin uit Multatuli`s Max Havelaar: `Dan zou ik myn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks...`
De bekendste asyndeton is van Julius Caesar: `Veni, vidi, vici.`
Antoniem: polysyndeton

Attribuut
Een bijvoeglijke bepaling Afgeleid van het Latijnse tribuere (delen)

Attributieve genitief
De naamval waardoor iets genoemd wordt als behorend tot een persoon of zaak

Attributief-praedicatief
Het gebruik van het participum waarbij het niet alleen iets zegt van het substantivum waarmee het congrueert, maar ook en vooral een bijwoordelijke bepaling is bij het predikaat

Attractie
Een vervoeging op grond van betekenis en niet van grammaticale regels.
Bijvoorbeeld: `De hersenen is het belangrijkste orgaan`.

Attische genetivus
De genetivus singularis op eos

Attische reduplicatie
De reduplicatie van verba, aanvangende met `a`, `e` of `o`, die in het perfectum eerst het augment krijgen en daarvoor geplaatst de eerste twee letters van het verbum.

Atticisme
De stijlreactie tegen het asianisme (2e eeuw v.G.T.) De retorische beweging tegen het onnatuurlijke en bombastische van het asianisme haalde het in de 1e eeuw v.G.T en kende ook in Rome zijn hoogtepunt in de 2e eeuw G.T., al bleef het asianisme voortwoekeren Het atticisme nam voor zijn klassieke Attische taal de grote meesters van de 5e en 4e eeuw v.G.T als voorbeeld Stijlvoorbeelden waren Lysias en Demosthenes Vooral Dionysios van Halikarnassos was als redenaar hiervan de voornaamste vertegenwoordiger in de 1e eeuw v.G.T Julius Caesar was er eveneens een voorstander van Nadat de Koinè in de 2e eeuw G.T door het Neo-Attisch was verdrongen, werden atticistische lexica aangelegd, aan de hand waarvan men weer juist leerde schrijven

Atonisch
Onbeklemtoond

Attenuatie
Zie minutio Afgeleid van het Latijnse attenuatio (verzachting).
Antoniem: amplificatie

Athematisch
Zonder thematische klinker

Atonale poëzie
De vorm van experimentele poëzie, waarin door klanken en associaties een beeld wordt opgeroepen, zonder dat daarvoor een duidelijke, vaste opbouw bestaat

Atellana
Fabula atellana, genoemd naar de stad Atella, was een oude, boertige en komische klucht in klassiek Griekenland De scènes hadden betrekking op het dagelijkse leven en kende steeds terugkerende typen (Marcus de Gek, Pappus het oude mannetje, Dossennus de Bultenaar, Manducus de Veelvraat, etc.) Het was vooral bij het ongecultiveerde publiek geliefd toen deze vorm in Rome bekend werd

Aubade
De liedvorm waarin geliefden hun spijt uitdrukken over het opkomen van een nieuwe dag Ontstaan tegen het einde van de twaalfde eeuw Afgeleid van het Franse aube (ochtendschemering).
Bijvoorbeeld: Troïlus and Criseyde, Book III van Chaucer (±1380)

Auctoriaal
De eigenschap van een letterkundig werk waarvan de gebeurtenissen worden verteld vanuit een alwetende verteller Vergelijk met personaal

Auditorische kenmerken
De kenmerken die voor het oor waarneembaar zijn en waardoor spraakklanken ingedeeld kunnen worden

Augmentum
Een prefix bij de werkwoordstam in de onvoltooid verleden tijd in het Grieks en Sanskriet Afgeleid van het Latijnse augmen (aanwas)

Augmentum syllabicum
Het augmentum (zie hierboven) in het Grieks wanneer een woord met een consonant aanvangt; het augment is dan een `e`

Augmentum temporale
Het augmentum (zie hierboven) in het Grieks wanneer een woord met een vocaal aanvangt en er een verlenging plaatsvindt