Retorica - effectief spreken en schrijven

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Retorica
Datum & Land: 17/11/2012, NL offline
Woorden: 2239


Aanspreking
Zie bij vocatief

Aansporing
Zie bij adhortatief

Abecedarium
Een vorm van acrostichon waarbij de beginletters van de verzen of strofe samen het alfabet vormen

Abele spelen
Het uit de tweede helft van de 14e eeuw stammende, ernstig wereldlijk Middel-nederlands drama dat vooral in het milieu van de ridders werd gespeeld Het thema was vrijwel altijd de hoofse liefde Afgeleid van het middeleeuwse abel (kunstig), ter onderscheiding van de kluchten Zie ook deze site.
Bijvoorbeeld: Esmoreit en Lanseloet van Denemarken

Abductie
Een niet strikt logische redeneerwijze, waarmee men een bruikbare hypothese kan krijgen Afgeleid van het Latijnse abductio (wegvoering)

Abbreviëren
De kunst zich zo kernachtig mogelijk uit te drukken, zoals dit bijzonder geliefd was onder Romeinen Afgeleid van het Latijnse breviare (korter maken) Zie brachylogie;
Verkort schrijven.

Ab ovo
De epische compositiestijl waarbij de schrijver de gebeurtenissen in chronologische volgorde vertelt Afgeleid van het Latijnse ovum (ei)

Ablatief
(Ablatief, ablativus) De zesde naamval, de naamval die aangeeft waardoor of waarmee iets gebeurt, waaruit iets ontstaat Afgeleid van het Latijnse `ablatus` (wegdragen, wegnemen) Het woord ablativus werd door Quintilianus (35-96) bedacht

ablativus
(Ablatief, ablativus) De zesde naamval, de naamval die aangeeft waardoor of waarmee iets gebeurt, waaruit iets ontstaat Afgeleid van het Latijnse `ablatus` (wegdragen, wegnemen) Het woord ablativus werd door Quintilianus (35-96) bedacht

Ablaut
Een klinkerverwisseling; zie apofonie.
Bijvoorbeeld: `sterven`, `stierf`, `gestorven`.
Van een ablaut is ook sprake bij afgeleide woorden.
Bijvoorbeeld: `breken` en `breuk`

Abrupta
Korte, puntige gezegden of anekdotes

Absolute constructie
Een constituent die semantisch en qua intonatie wordt verbonden met de rest van de zin, maar waarbij een openlijke uitdrukking van syntactisch verband ontbreekt.
Bijvoorbeeld: `De mannen - de zaken afgerond - sloten de werkdag af in een café`

Absolutief
De naamval voor het subject in intransitieve, en het object in transitieve zinnen Dit geldt voor Australische talen.
Antoniem: ergatief

Absoluut proza
Een vorm van experimentele literatuur, die de zelfstandigheid van het werk voorop stelt en streeft naar maximale exploitatie van de interne betekenisrelaties.
Bijvoorbeeld: Het mes in het beeld, en andere verhalen van J.F Vogelaar e.a

Abstract(um)
Een woord dat een abstract begrip aanduidt

Abstractum pro concreto
Zie bij metonymia

Abstraheren
Het afleiden.
Bijvoorbeeld: `biels` was voorheen meervoud van `biel`, maar bij `bielzen` als het nieuwe meervoud is `biels` als enkelvoud geabstraheerd

Absurd theater
De theatervorm die in de jaren vijftig sterk opkwam en de nadruk legt op de zinloosheid en absurditeit van de mens Ze is dan ook verwant aan het existentialisme Verwant aan anti-theater.
Bijvoorbeeld: De kaalkop luistert van Lodewijk de Boer

Abusio
Zie bij catachrese

Acrofonie
Het benoemen van een letter met een woord dat met die letter begint.
Bijvoorbeeld: `Simon` in plaats van `S`

Acroniem
Een letterwoord; woord ontstaan uit een afkorting Afgeleid van het Griekse akrôs (puntig, spits) Uit het gebruik akrôs van blijkt dat het gaat om de uiteinden van de woorden waaruit de acroniem wordt gevormd.
Bijvoorbeeld: `NASA`, `radar`

Achronie
Het weglaten van de tijdsaanduiding in een verhaal Een vorm van anachronisme Zie ook syllepsis

Acribie
Het beoefenen van de filologie met uiterste nauwkeurigheid Afgeleid van het Griekse akribeia (nauwkeurigheid, zorgvuldigheid)

Acephalexis
Een metrische versregel waarvan de eerste lettergreep van de normale versvoet ontbreekt Overgenomen van het Griekse akefalôs (zonder hoofd)

Accusativus
(Accusatief, Accusativus) De vierde naamval; de objectsvorm Afgeleid van het Griekse aitiake (causaal, waarbij het object of doel de oorzaak van de handeling of beweging is)

Accusatief
(Accusatief, Accusativus) De vierde naamval; de objectsvorm Afgeleid van het Griekse aitiake (causaal, waarbij het object of doel de oorzaak van de handeling of beweging is)

Accumulatie
De stijlfiguur waarbij men woorden met een overeenkomstige betekenis of woorden van dezelfde soort samen plaatst om een bepaald effect te bereiken Ook coacervatie en congeries genoemd Sterk verwant aan enumeratie Vergelijk diëresis 3.
Bijvoorbeeld: `bont en blauw`

Accent grave
Het leesteken: `

Accentvers
Een vers met een vast aantal arses, maar een willekeurig aantal lettergrepen Vergelijk kwantitatief vers

Acconsonantie
De rijmvorm waarbij er een overeenkomst is van klank tussen de medeklinkers Ook wel medeklinkerrijm genoemd Vorm van halfrijm.
Bijvoorbeeld het gedicht Nonconform van Bert Decorte:
Aan elke lering heb ik lak;
in elk systeem vind ik een lek;
omdat ik niemands zolen lik
en met gevlei geen machtigen lok,
is ’t dat ik niet als andren luk.

Accent aigu
Het leesteken: ´

Accent circonflexe
Het leesteken: ^

Academisme
De schoolse, conventionele stijl (ook in pejoratieve betekenis)

Acatalectisch
Met het vereiste aantal (beklemtoonde en onbeklemtoonde) lettergrepen Afgeleid van het Griekse a (niet) en katalego (ophouden).
Antoniem: catalectisch

Accent
De nadruk of toonhoogte waardoor een vocaal zich van andere onderscheidt Men onderscheidt: dynamisch accent (sterk – zwak, bijvoorbeeld in de Germaanse talen), muzikaal accent (hoog – laagbijvoorbeeld in de Chinese talen) en temporeel of kwanitatief accent (vlug – langzaam, bijvoorbeeld in de klassieke talen) Zie ook bij ritme en metrum

Acrostichon
Een naamdicht, waarbij begin-, midden- of eindletters van de strofen of de versregels een woord, naam, zin, gedicht of het alfabet vormen

Acroteleuton
Een gedicht dat verbinding van een acrostichon en een telestichon bevat

Acta
Verslagen van de handelingen van de senaat, de keizer en dergelijke Ook gebruikt voor het bijbelboek Handelingen van de apostelen (Acta Apostolorum) Afgeleid van het Latijnse acta (handelingen)

Actant
Een klasse van acteurs die in een verhaal- of dramageschiedenis een gemeenschappelijk kenmerk (functie) vertonen in het geheel van een handelingsverloop Men onderscheidt gewoonlijk:
subject « object
begunstiger « begunstigde
helper « tegenstander
Gezamenlijk worden deze actants een actantieel model genoemd

Actantiële syntaxis
De onderlinge relatie tussen de handeling-dragers in een geschiedenis.

Actief
(Activum, Actief) De bedrijvende vorm; het subject verricht de handeling.
Bijvoorbeeld: `Ik prijs`.

Actio
Zie aspect.
Het uitspreken van een redevoering met de gepaste intonatie en gebaren Ook pronuntiatie genoemd Zie bij stijldeugden.

Activum
(Activum, Actief) De bedrijvende vorm; het subject verricht de handeling.
Bijvoorbeeld: `Ik prijs`.

Actuerem
Een woord in een bepaalde betekenis toepassen

Acutus
Het teken voor ééntoppig accent: `; accent aigu

Acyrologia
Het gebruik van een onnauwkeurig of onlogisch woord Een malapropisme

Adjuvant
De helper van het subject in een handeling

Adjunctio
Het gebruik van één werkwoord om soortgelijke ideeën aan het begin of einde van opeenvolgende clausula`s uit te drukken

Adjectivisch demonstratief pronomen
Een bijvoeglijk aanwijzend voornaamwoord

Adjectieve constituent
Het bijwoordelijk deel van het predikaatsnomen.
Bijvoorbeeld: `Jan is erg ziek.`

Adjectief
Een bijvoeglijk naamwoord.
Vergelijk: epitheton

Adiectio
De tekstveranderingscategorie waarbij één of meer elementen aan het oorspronkelijke geheel worden toegevoegd Ook additie genoemd Ze maakt daarbij bijvoorbeeld gebruik van amplificatie en appositie Binnen een woord spreekt men van prothesis, epenthesis en paragoge Vergelijk detractie 2, transmutatie, immutatie en repetitie 2 Adiectivum,

Adhortativus
(Adhortatief, Adhortativus) De aansporende werkwoordsvorm Minder bevelend dan imperatief Afgeleid van het Latijnse hortari (aansporen)

Adhortatief
(Adhortatief, Adhortativus) De aansporende werkwoordsvorm Minder bevelend dan imperatief Afgeleid van het Latijnse hortari (aansporen)

Adhortatieve bepaling
Een bijwoordelijke bepaling van modaliteit bij een aansporing.
Bijvoorbeeld: `Kom toch!`

Ademdissimilatie
De dissimilatie om aspiratie in twee opeenvolgende lettergrepen te vermijden

Additie
Zie bij adjectie

Addendum
Een appendix, aanhangsel van een boek Overgenomen van het Latijnse addendum (dat wat moet worden toegevoegd)

Adaptatie
Een bewerking van een werk om het voor een specifiek doel geschikt te maken

Ad verbum
Verbatim

Adagium
Een spreekwoord; een traditionele stelregel Overgenomen van het Latijnse adagium (spreekwoord)

Adnominaal
Bijvoeglijk; met een nomen verbonden gebezigd

Adonisch vers
Een kort vers, bestaande uit een dactylus gevolgd door een trochee of een spondee (-UU¦-U) Genoemd naar de versvorm die werd gebruikt bij feesten ter ere van Adonis Het is één van de aeolische versmaten

Adstructie
Een toelichting op de genoemde feiten of argumenten

Adverbialia
Een bijwoordelijk numeralium.
Bijvoorbeeld: `eenmaal`

Adverbium
Een bijwoord; een woord dat een nadere bepaling geeft van een werkwoord

Adversatief
Een tegenstellend(e) bijwoord of bijzin

Adversatieve coördinatie
Een tegenstellende nevenschikking, door het woord maar

Adynaton
Een hyperbolische omschrijving van iets dat onmogelijk is, dat nooit zal gebeuren Een vorm van perifrase.
Bijvoorbeeld: `Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen`

Aeode
Een rondreizende epische zanger in de Griekse oudheid, die zichzelf op de citer begeleidde Waarschijnlijk had de aeode ook een creatieve functie bij het doorgeven van epos Vergelijk met rapsode

Aenos
Het citeren van wijsheden uit fabels

Aemulatio
De poging om het model (van stijl, woordgebruik, metrum) te evenaren en, zo mogelijk, te overtreffen Vergelijk imitatie.
Bijvoorbeeld: Vergilius tegenover Homeros

Aeolische versmaat
De versmaat die bestaat uit een afwisseling van dactylen en trocheeën, zodat tussen de lange lettergrepen steeds één of twee korte voorkomen Genoemd naar de poëzie van het Aeolische eiland Lesbos Ook logaëdisch vers genoemd.
Bijvoorbeeld: het adonisch vers

Aeschrologie
Het bezigen van schuttingtaal Afgeleid van het Griekse aischrôs (schandelijk)

Aetiologie
Het geven van een reden of oorzaak.
Bij een sage, mythe, legende of sprookje: het aanreiken (al dan niet waarheidsgetrouw) van een verklaring van de naam, de oorsprong of het bestaan van dieren, planten, plaatsen, gebruiken of instellingen

Afaeresis
De weglating van letter(s) of klank(en) aan het begin van een woord Gebruikt als stijlmiddel is het een vorm van detractie Afgeleid van het Griekse afairesis (het wegnemen).
Bijvoorbeeld: het grondwoord van `adder` was `nadder`, waarbij in het vierde kwart van de 13e eeuw de `n` wegviel Vergelijk met syncope, elisie en apocope

Afaesis
De afaeresis (zie hierboven) van een onbeklemtoonde klinker

Affective fallacy
De door het New Criticism ingevoerde term voor het verschijnsel waarbij een literair werk wordt beoordeeld op het emotionele effect ervan op de lezer

Affix
Een aan de stam toegevoegd vormelement: prefix, infix en suffix Afgeleid van het Latijnse figere (hechten, vastmaken).
Het prefix is een voorvoegsel, bijvoorbeeld: be-, er-, ge-, ver-.
Het infix is een affix dat in het midden van een woord wordt gevoegd.
Het suffix is een vormelement dat aan de wortel (thema-suffix, stamsuffix) of aan de stam (flexiesuffix) wordt toegevoegd

Affricaat
Semi-occlusief De klank begint als occlusief, maar eindigt als spirant Afgeleid van het Latijnse affricare (ergens tegenaan wrijven).
Bijvoorbeeld: `pf`-klank (in het Hoogduits)

Aforisme
Een kort, kernachtig gezegde, die een levenswijsheid bevat Het bedient zich van ongebonden, kernachtig proza om een gedachte krachtig te formuleren In vergelijking met de spreuk en het spreekwoord is het aforisme persoonlijker, minder algemeen Meestal is het aforisme een citaat uit het werk van filosofen en literatoren Vandaar dat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt van stijlfiguren, zoals de antithese, de paradox en het parallellisme Vergelijk ook met sententie, maxime, epigram en raadsel Afgeleid van het Griekse ôrôs (grens)

Agglutinerend
De grammatische functies uitdrukken door affixen in plaats van door buigingsuitgangen De affixen verbinden zich wel met de wortel tot een geheel, maar zodanig dat wortel en affix steeds duidelijk gescheiden blijven Afgeleid van het Latijnse glutinare (samenlijmen)

Agens
Het woord dat aanduidt wie of wat de door een werkwoord aangeduide handeling verricht

Agnomen
Zie bij antonomasia

Agnominatie
Het herhalen van een woord met een verschil in een letter of klank

Agon
Het conflict tussen de protagonist (de held) en de antagonist (de tegenstander) Deze strijd komt veelvuldig voor in de tragedie`s van Shakespeare, zoals Hamlet en Claudius, Macbeth en Macduff, Othello en Iago, Richard III en Henry Tudor.
Het woord is afkomstig van het Griekse agôn dat `worsteling, conflict`, betekent Een agôn was echter tevens een wedstrijd waarin prijzen werden uitgereikt op het gebied van athletiek, maar ook voor prestaties op het gebied van poëzie, drama en muziek.
In het Engels klinkt het woord nog steeds door in agony

Agrafa
De mondeling overgeleverde uitspraken van Jezus Christus

Akmeïsme
De Russische dichtvorm die taal als middel gebruikt om alledaagse dingen tot poëzie te verheffen Afgeleid van het Griekse akme (hoogtepunt)

Akoestische kenmerken
De kenmerken die een indeling van spraakklanken veroorzaakt aan de hand van de trillingsgetallen en trillingsvormen die kenmerkend voor de klanken zijn

Akoestische poëzie
Zie concrete poëzie.

Alcaïsch metrum
Een klassieke vers- en strofevorm Ze wordt gebruikt in oden en bestaat uit twee elflettergrepige, één negenlettergrepig en één tienlettegrepig vers:
U

Alba
De Spaanse term voor aubade

Alcmanisch vers
Een dactylische tetrapodie:
#NAAM?

Aldicht
Een Rederijkersgedicht dat zo gebouwd is dat alle woorden die in de verschillende versregels op een overeenkomstige plaats staan, met elkaar rijmen Een voorbeeld uit Const van Rhetoriken van Matthijs de Castelein (1548):
`Lacht dy sat Tsick valt coen.
Wacht my dat Ick zalt doen.`

Alef
De eerste letter van het Hebreeuwse en Fenicische alfabet De letterlijke betekenis is ossekop, omdat ze vroeger als een omgekeerde A werd geschreven.
Zie voor een afbeelding deze pagina

Alexandrijn
Een zesvoetige jambe, genoemd naar de Roman d`Alexandre van Lambert le Tort (eind 11e eeuw) die verzen van twaalf lettergrepen had In deze maat zijn onder andere Renaissancetreurspelen geschreven Bij vrouwelijk rijm volgt op de twaalfde lettergreep nog een dertiende, die geen versvoet meer vormt, zoals in het volgende voorbeeld van Vondel (waarbij - een geaccentueerde en U een ongeaccentueerde lettergreep voorstelt):
Het loopt met Amsterdam, gelijck ghy hoort,
U -

Alfa
De eerste letter van het Griekse alfabet `a` (ontleend aan het semitische alfabet (zie alef)) Zie deze pagina voor het volledige Griekse alfabet

Aliënisme
Een leenwoord

Allegatie
Een aanhaling; een verwijzing Afgeleid van het Latijnse legare (als bewijs aanvoeren)

Alligatorenkritiek
De kritiek op literaire werken die afhangt van gemaakte afspraken of onderlinge belangen Afgeleid van het Latijnse alligare (verbinden)