Natuurinformatie

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716


Zwartkop
Wetenschappelijke naam: Sylvia atricapilla
Aantal broedparen in Nederland: 270.000-320.000 (1998-2000)
Biotoop: met name in rijk loofbos, maar ook in parken en aan bosranden
Geluid: Zwartkop

zwartstaarthaas
Slanke haas met lange poten, enorme oren en een zwarte staart. De opvallend lange oren helpen deze in woestijngebieden levende haas bij het afkoelen. Ook zijn ze handig om roofdieren eerder op te merken. De zwartstaarthaas kan snelheden halen van 56 kilometer per uur en sprongen maken van wel 7 meter.
Andere namen: zwartstaartezelhaas
Wetensch. naam: Lepus californicus
Engelse naam: black-tailed jackrabbit
Verspreiding: Zuidwesten van de Verenigde Staten, Noord-Mexico
Voedsel: planten, met name gras, ook cactussen
Lengte: 47 - 63 cm, staart 5 - 11 cm
Gewicht: 1,5 - 3,5 kg

zwartstaartprairiehond
Prairiehonden zijn geen honden maar knaagdieren, nauw verwant aan de eekhoorn. Ze danken hun naam aan hun keffende roep. De zwartstaartprairiehond leeft op de prairie, op een hoogte van 1300 tot 2000 meter.
Ze leven in grote groepen in uitgebreide burchten, die wel 30 meter lang en 5 meter diep kunnen zijn. Er worden verscheidene kamers gemaakt, waaronder een met gras beklede nestkamer, een `kinderkamer` en `toilet`.
Bovengronds markeren op vulkanen lijkende bergen de ingang of uitgang van een burcht. Die bulten zorgen er ook voor dat het regenwater niet naar binnen kan stromen. Tevens functioneren ze als uitkijkposten voor de wachters die alarm slaan als er gevaar dreigt.
Wetensch. naam: Cynomys ludovicianus
Engelse naam: black tailed prairie dog
Verspreiding: Noord-Amerika: van Zuidwest Canada tot Noord-Mexico
Voedsel: gras, kruiden en af en toe insecten
Lengte: 28 - 30 cm, staart 7 - 12 cm
Gewicht: 0,7 - 1,5 kg
Status: thans niet bedreigd

zwartvoetkat
De zwartvoetkat is het kleinste lid van de familie der katachtigen. Hij dankt zijn naam aan zijn zwarte voetzolen. Het is een uitstekende graver, die zijn prooien vaak te pakken krijgt door ze uit te graven. De zwartvoetkat leeft in droge, woestijnachtige gebieden in zuidelijk Afrika zoals de Karoo en de Kalahari en kan met weinig water toe.
Wetensch. naam: Felis nigripes
Engelse naam: blackfooted cat
Verspreiding: Zuid-Afrika
Voedsel: knaagdieren, kleine hagedissen, insecten, spinnen
Lengte: 35 - 40 cm, staart 15 - 20 cm
Gewicht: 1,5 - 3 kg
Status: kwetsbaar

Zwartvoetpinguïn
Wetenschappelijke naam: Spheniscus demersus
Behoort tot de Vogels: Pinguïns
Komt voor in:Zuid-Afrika
De pinguïn is een wendbare sprinter
De Zwartvoetpinguïn leeft op het zuidelijk halfrond. Hij jaagt op vis.
Het lichaam van een pinguïn is gestroomlijnd. Zijn vleugels zijn omgevormd tot peddels. Onder water schiet het dier snel vooruit en is hij bijzonder wendbaar. Hij kan niet vliegen.
De pinguïn blijft in de buurt van de kust. Hij vlucht het land op voor roofdieren, zoals haaien en zeezoogdieren.

zwartwitte franjeaap
De zwartwitte franjeaap is verwant met de rode franjeaap. Ze hebben echter zwart-witte vacht (met op de rug een lange witte `franje`) en hun maag bestaat uit drie delen in plaats van vier. Net als bij koeien helpen de meerkamerige magen de franjeapen om hun plantaardige voedsel te verteren. Franjeapen eten voornamelijk bladeren die ze volop vinden in het tropisch oerwoud waar ze leven.
Franjeapen hebben slechts vier vingers aan een hand. Ze missen de duim. Soms zit er een knobbeltje met een nagel op de plaats van de duim. Aan het uiteinde van de (zwarte) staart van de zwartwitte franjeaap zit een opvallende witte pluim.
Andere namen: colobus; guereza
Wetensch. naam: Colobus guereza
Engelse naam: black-and-white colobus; guereza
Verspreiding: oostelijk Nigeria tot Ethiopië en Tanzania
Voedsel: vooral bladeren, ook fruit en bloesem
Lengte: kop-romp 45 - 70 cm, staart 60 - 100 cm
Gewicht: 8 - 14 kg
Status: thans niet bedreigd

zwartwitte vari
Op de indri`s na zijn vari`s de grootste halfapen. De zwartwitte vari is een ondersoort die in Oost-Madagaskar leeft, ten zuiden van de rivier Antainambalana. Hun vachtkleur is variabel, maar doorgaans hebben ze een witte kraag en een zwart gezicht, ledematen en staart. De schouders en rug hebben zwarte en witte vlekken.
Vari`s leven in het regenwoud, waar ze voornamelijk `s morgensvroeg en aan het einde van de middag naar voedsel zoeken. Ze kunnen veel herrie maken.
Andere namen: bonte maki
Wetensch. naam: Varecia variegata variegata
Engelse naam: black and white ruffed lemur
Verspreiding: Oost-Madagaskar
Voedsel: fruit, bladeren, zaden, en nectar
Lengte: 55 cm, staart 60 cm
Gewicht: 3 - 5 kg
Status: bedreigd

Zwavel
Zwavelverbindingen spelen in het milieu vooral een rol in de vorm van de verzurende zwaveloxiden (SO2). Deze ontstaan bij de verbranding van zwavelhoudende olie en kolen, bijvoorbeeld in energiecentrales en scheepsmotoren. Ook aardgas kan zwavelhoudend zijn. Dit zwavel wordt er echter voor de verbranding uit gehaald. Om de verzuring van het milieu tegen te gaan zijn de moderne verbrandingsinstallaties op het land meestal uitgerust met ontzwavelingsapparatuur. Voor de scheepvaart ligt de oplossing in het gebruik van zwavelarme brandstof.
SO2 is een van de stoffen die een rol spelen in de verzuringsproblematiek. Vele plantensoorten krijgen problemen als ze worden blootgesteld aan te veel verzurende stoffen. Vooral korstmossen zijn bijzonder gevoelig voor verzuring.
Er komt op de Noordzee meer dan 100 miljoen ton SO2 vrij. De hoeveelheid op zee uitgestootte SO2 vormt een steeds groter deel van de totale SO2-emissie. Dat komt omdat maatregelen die op het land al zijn genomen voor scheepsmotoren nog niet gelden. De hoogste uitstoot wordt gemeten op de scheepvaartroutes van en naar Rotterdam en Antwerpen.
De SO2-uitstoot wordt veroorzaakt door de zwavel in de scheepsbrandstof (bunkerolie). De zwavelgehaltes in de bunkerolie wisselen aanzienlijk. Het wereldwijde gemiddelde ligt op ca 3,5%, en in de olie die rond de Noordzee wordt ingenomen is het zwavelgehalte gemiddeld 2,5%. Zwavelarme bunkerolie is duurder dan zwavelhoudende.
In Annex VI van het Marpol-verdrag worden onder meer normen gesteld voor de maximale zwavelgehalte van scheepsbrandstof.

Zweepdiertjes
Wetenschappelijke naam: Zoomastigophorea, Zoomastigina, Discomitochondria
Zweepdiertjes zijn dierachtige eencelligen met één of meer complexe zweepharen (undulipodia) aan de voorzijde en zonder chloroplasten. Ze leven in zee of zoet water, of als inwendige parasiet of symbiont. De vrijlevende soorten zijn holozoïsch, d.w.z. voeden zich door bacteriën en andere micro-organismen in te sluiten en vervolgens te verteren. De vele parasitaire soorten voeden zich door voedingsstoffen op te nemen door de celwand heen. Bij de soorten van de orde Choanoflagellida (bijv. Proterospongia spec.) is de zweephaar aan de basis omgeven door een doorschijnende kraag, net zoals bij de kraagcellen van Sponzen het geval is. Wanneer na de (ongeslachtelijke) deling de cellen niet volledig uiteengaan, ontstaat een kolonie. Soorten van de orde Hypermastigida leven als inwendige symbiosepartners (symbionten) in de darm van termieten en kakkerlakken en zijn noodzakelijk voor de vertering van cellulose door deze insecten. Sommige soorten zweepdiertjes zijn ziekteverwekkers, bijv. Trypanosoma gambiense. Deze endoparasiet, die wordt overgebracht door de Tseetseevlieg (Glossina), is de verwekker van de dodelijke Afrikaanse slaapziekte. Tegenwoordig worden de Zweepdiertjes niet meer als één groep (fylum of klasse) beschouwd. Zo wordt de orde waarin Trypanosoma thuishoort (Kinetoplastida) nu samen met de Oogdiertjes in een apart fylum Euglenozoa geplaatst.

Zweepspinnen
Wetenschappelijke naam: Amblypygi (orde of onderorde binnen de Spinachtigen, Arachnida)
Zweepspinnen behoren tot de geleedpotigen (Arthropoda). Het zijn Spinachtigem (Arachnida) met vier paar poten en een geleed achterlijf. De voorste poten zijn bijzonder lang en dun; deze worden als tasters gebruikt. Ze worden tot 4,5 centimeter groot. Zweepspinnen zijn roofdieren met een nachtelijke levenswijze. Ze komen voor in (sub)tropische gebieden.

Zweepstaartschorpioenen
Wetenschappelijke naam: Uropygi, Pedipalpi (orde of onderorde binnen de Spinachtigen, Arachnida)
Zweepstaartschorpioenen behoren tot de Geleedpotigen (Arthropoda). Het zijn spinachtige dieren, met vier paar poten en een lange zweepstaart. Ze worden maximaal 7 centimeter lang. Zweepstaartschorpioenen zijn roofdieren met een nachtelijke levenswijze.

Zwemmers
Zwemmende dieren bewegen zich onder water voort. Water biedt veel weerstand aan het voortbewegen. Daarom hebben deze dieren meestal een gestroomlijnde lichaamsbouw.
Er zijn vier groepen zwemmers: vissen, vertikaal bewegende staartzwemmers, zijdelings golvende staartzwemmers en peddelende zwemmers.
Vissen
De wervelkolom van vissen is lang en beweeglijk in het horizontale vlak. Met de vinnen bepalen ze hun houding in het water, vergroten ze hun stabiliteit en kunnen ze sturen.
Er zijn twee groepen vissen: golvende zwemmers en buikschuivers.
-golvende zwemmers Het lichaam is van links naar rechts afgeplat. De meeste vissen zwemmen door middel van een golfbeweging van hun lichaam. Ze kunnen deze beweging lang volhouden: het zijn vaak lange-afstandszwemmers. Andere vissen zwemmen voornamelijk door bewegingen van hun vinnen: zij kunnen goed manoeuvreren, stilhangen en achteruit zwemmen.
 de haring is een golvende zwemmer

-buikschuiversHet lichaam is van boven naar beneden afgeplat. Daarom kunnen deze vissen dicht over de bodem zwemmen. Hierbij ontstaan tussen de vis en de bodem golven met een opwaartse druk die de vis als het ware dragen. Dit maakt het zwemmen makkelijker. Platvissen zwemmen op hun zij, roggen op hun buik.  De schol is een buikschuiver
De zwembeweging van de schol
Vertikaal bewegende staartzwemmers
Zijdelings golvende staartzwemmers
Peddelende zwemmers
Peddelende zwemmers bewegen zich voort door te peddelen met hun ledematen.

Zwerfvuil
Op het strand spoelen dagelijks de bewijzen aan van het gebruik van de Noordzeegebied als afvalstortplaats. Glas, hout, papier, medicijnen, blikjes, van alles kom je tijdens een strandwandeling tegen. De laatste jaren spoelt ook steeds meer plastic aan. Veel hiervan is overboord gegooid van schepen. Vogels, zoals de Noordse stormvogel zien dit vuil voor voedsel aan en eten het op. Het Quality Status Report van de OSPAR uit 2000 stelt dat er naar schatting 70.000 kubieke meter zwerfvuil in de Noordzee belandt.Jaarlijks belandt er 20 miljoen kilo zwerfvuil in de Noordzee. Vissers in Nederland hebben in 2004 110.000 kilo zwerfvuil opgevist in het kader van het EU-project `Save the North Sea`. In het kader van het project Coastwatch onderzoeken scholieren en vrijwilligers jaarlijks wat er in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, aanspoelt op de kust.
Aard van het zwerfvuil
In 2003 bestond bijna de helft van het zwerfvuil op het Nederlandse strand uit plastic. Dit bleek uit het Coastwatch-onderzoek van dat jaar.
Gevaren voor dieren
Zeevogels zien plastic voor voedsel aan, vooral stormvogels eten het. Het plastic neemt de plaats in van voedsel in de maag zodat de vogel geen honger meer heeft, maar in feite te weinig voedsel binnenkrijgt. Ook kan plastic de ingewanden blokkeren of beschadigen. Verder worden vogels en andere zeedieren aangetroffen die verstrikt zitten in allerlei verpakkingsmateriaal, visnetten en nylon visdraad. Van de jan van gent werd gemeld dat bij ruim 5% van de afgelopen jaren gevonden vogels de dood was veroorzaakt doordat de vogels in los vistuig of ander zwerfvuil verward waren geraakt.

Zwevende sleepnetten
Zwevende sleepnetten (pelagische trawls) worden gebruikt om vis te vangen die zich op verschillende diepten in de waterkolom kan bevinden. Het grote kuilvormige net kan op verschillende hoogten door het water worden gesleept. De opening wordt wijd gehouden door scheerborden (bij een enkel vissend schip), of door het met twee schepen door het water te trekken ( spanvisserij). Pelagische trawls worden toegepast door de grote hektrawlers, die vissen op soorten als haring, makreel en wijting, en door de industrievisserij op sprot, zandspiering en kever.

D` Amboinsche Rariteitkamer
Ook in de bibliotheek van het Nationaal Natuurhistorisch Museum bevinden zich vele wetenschappelijke parels, zoals eeuwenoude boeken met nauwgezette beschrijvingen en prachtige illustraties van dieren. Dergelijke werken geven inzicht in de verschillen tussen soorten en populaties vroeger en nu. Vaak zijn deze boeken tot stand gekomen door de levenslange toewijding van bevlogen wetenschappers die door hun ambt of persoonlijke fascinatie in de gelegenheid kwamen om verschillende werelddelen te exploreren. Een dramatisch voorbeeld van zo`n bevlogen onderzoeker is Georg Everhard Rumphius.
Georg Everhard Rumphius. Tegenslag
Rumphius (1628-1702) was een van oorsprong Duitse VOC-koopman die op Ambon, een van de zuidelijkste eilanden van de Molukken, gestationeerd was. Alle vrije tijd die zijn ambt hem toeliet, besteedde hij aan het onderzoeken en beschrijven van de Ambonese natuur. In dat werk kreeg hij een onwaarschijnlijke reeks tegenslagen te verwerken. Zo werd hij op 42-jarige leeftijd blind. Met de hulp van schrijvers en tekenaars en met zijn buitengewoon goed ontwikkelde geheugen, zijn kennis van vele talen en zijn tastzin, wist Rumphius deze ramp het hoofd te bieden. Vier jaar later kwamen bij een aardbeving zijn vrouw en twee dochters om het leven. In de jaren daarna kreeg hij ook nog eens te maken met brand, diefstal en gedwongen verkoop van zijn naturaliënverzameling. Dit waren stuk voor stuk gebeurtenissen die ernstig vertragend werkten op zijn levenswerk. Het origineel van zijn beroemde `Amboinsch Kruid-boek` verging met een door de Fransen tot zinken gebracht schip.

O dennenboom, o dennenboom
Groenblijvende bomen met naalden lijken, oppervlakkig gezien, veel op elkaar. In de volksmond heten ze allemaal `dennenboom`. Maar rond de kerst blijken sommige dennenbomen opeens sparren te zijn. Wat is nou het verschil? O sparrenboom, o sparrenboom
Met kerst versieren we in veel huizen vol geen dennenboom, maar een spar. Een fijnspar (Picea abies) om precies te zijn. Het is een niet-inheemse soort, afkomstig uit Noord- en Midden-Europa. De naalden zijn hooguit 2,5 centimeter lang. Ze staan los van elkaar in rijen op de takjes. De dennenboom, om precies te zijn de grove den (Pinus sylvestris), is wel inheems. Dat wil zeggen, hij is in de late Middeleeuwen uit Nederland verdwenen, maar sinds de 16de eeuw veel aangeplant en verwilderd. De naalden van deze boom zijn langer dan die van de fijnspar, zo`n drie tot zeven centimeter. Bovendien staan ze, en dat is het belangrijkste verschil met de fijnspar, met twee bijeen in paren op de takken. Ook het hout van beide bomen is verschillend. De fijnspar levert vurenhout, de grove den grenenhout. Het blijft in de familie
Zowel de fijnspar als de grove den behoren tot de dennenfamilie. Dus we zitten er ook niet heel erg naast met kerst. In Nederland onderscheiden we in deze familie naast de dennen en de sparren, nog vier geslachten: de zilversparren (Abies), de hemlocksparren (Tsuga), de douglassparren (Pseudotsuga) en de lariksen of lorken (Larix). Een conifeertje voor de in tuin
Vaak worden vertegenwoordigers uit twee andere families in één adem genoemd met de dennen, vooral als het gaat om het uitzoeken voor een groenblijvende plant voor de tuin.