StekelsnuitwormenWetenschappelijke naam: Acanthocephala
Stekelsnuitwormen zijn wormvormige dieren zonder lichaamssegmenten. Ze hebben geen darmkanaal en leven als parasiet. Op de intrekbare slurf staan kromgebogen stekeltjes, waarmee ze zich in de darmwand van de gastheer (gewervelde dieren) verankeren. De larven van Stekelsnuitwormen leven als parasiet in geleedpotige dieren. Er zijn ongeveer 900 soorten bekend. Stekelsnuitwormen worden het meest verwant geacht met andere kaakdragende wormachtigen zoals Raderdiertjes, Kaakplatwormen en Kransdiertjes.
StekelwormenWetenschappelijke naam: Echinodera, Kinorhyncha
Stekelwormen hebben een microscopisch klein, wormvormig lichaam, dat bestaat uit 13 of 14 segmenten. Het darmkanaal is volledig; er is een mond en anus. De huid is van chitine en bezet met stekels. Aan de kopzijde hebben Stekelwormen een uitstulpbaar slurfje met stekels. Stekelwormen leven op of in de zeebodem. Er zijn ongeveer 150 soorten bekend.
Stelletje kemphanen!Twee kemphanen (Philomachus pugnax). Foto: EcoMare
Speelplaats
Sommige dieren, veelal vogelsoorten, komen voor hun balts naar een gezamenlijke plaats om hun vecht- of danskunsten te vertonen. Zo`n gezamenlijke baltsplaats wordt lek genoemd, naar het Zweeds voor speelplaats. Wijfjes trekken naar de lek en kijken vanaf de zijkant toe om een partner te kiezen. Vaak is er een `hotspot` in de lek (meestal in het midden), waar de dominantste mannetjes zich bevinden. Mannetjes vechten om deze plaats; de sterkste eindigt in het centrum van de `hotspot`.
Wie heeft de mooiste kraag?
Kemphanen (Philomachus pugnax) zijn bekend om hun lek-gevechten. Deze vinden plaats in het begin van het voortplantingsseizoen en dienen om de plaats in de lek vast te stellen. Is dit achter de rug, dan wordt aan de wijfjes een heel schouwspel vol opgezette veerkragen en hangende vleugels getoond, wat voor het mannetje hopelijk een succesvolle paring als resultaat heeft.
Meer voorbeelden van rituelen als versiermanier
SteltkluutWetenschappelijke naam: Himantopus himantopus
Aantal broedparen in Nederland: 26-32 (1999-2000)
Biotoop: natte gebieden, ondergelopen land, rivierdelta`s
SteltloperachtigenWetenschappelijke naam: Charadriiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Steltloperachtigen zijn vogels die veelal gebonden zijn aan zoet of zout water. Veel soorten trekken jaarlijks over zeer grote afstanden, soms van pool tot pool. Ze komen overal ter wereld voor. Het is een diverse groep, waartoe o.a. de Plevieren, Strandlopers, Meeuwen en Sterns, Grielen en Alken behoren.
SteltlopersSteltlopers zijn vogels die zich hebben aangepast aan een bestaan in moerassig gebied. Deze familie omvat een groot aantal soorten die een rol spelen in de landschappen langs de kust. De familie wordt onderverdeeld in een aantal groepen: de plevierachtigen, de strandlopers, de snippen, de ruiters en de steenloper.
Naar schatting maken 6 tot 7 miljoen steltlopers per jaar gebruik van het waddengebied. Voor ongeveer 30 verschillende populaties, verdeeld over twintig soorten watervogels, is het waddengebied van internationaal belang. Van 12 soorten steltlopers is meer dan de helft van de populatie gedurende enige tijd in het waddengebied present. Van de zilverplevier, de Siberische kanoetstrandloper, de bonte strandloper en de rosse grutto is vrijwel de gehele vliegroute-populatie gedurende enige tijd in het waddengebied aanwezig.
Weblinks
Vogelbescherming over steltlopers: http://www.vogelbescherming.nl/content.aspx?cid=486
Portretten van steltlopers: http://www.naturfoto-online.de-galerie-watvogel-1.htmhttp://photo.zootrotters.nl/thumbnails.php?album=31
Homepage van de Wader Study Group: http://web.uct.ac.za-depts-stats-adu-wsg-index.html
Stenen breukenDe aardkorst bestaat niet uit één groot blok steen. We merken dat bijvoorbeeld als verschillende blokken langs elkaar gaan schuiven. We voelen dat als een aardbeving. Het gesteente schuift dan langs een breukvlak, of kortweg een breuk. Gesteente kan kapot
Net als ieder ander materiaal kunnen gesteenten breken. Wanneer er grote druk op een gesteentelaag komt te staan, zal deze daar uiteindelijk onder bezwijken. Er vormt zich eerst een barst. Daarna kunnen er twee dingen gebeuren. Vindt er verder geen beweging plaats tussen de twee gesteenteblokken, dan noemen we de barst een diaklaas. Verschuiven de twee blokken gesteente ten opzichte van elkaar, dan spreken we van een breuk. De afstand die het ene blok wordt verplaatst ten opzichte van het andere, noemen we het verzet. Breuken kunnen verschillende afmetingen hebben. Ze kunnen voorkomen binnen mineraalkorrels. Ze zijn dan soms kleiner dan een millimeter. Andere breuken zijn tientallen tot honderden kilometers lang, bijvoorbeeld waar twee aardschollen tegen elkaar aan zitten. Beroemde breuken
Een heel bekende breuk is de San Andreas breuk in Californië in de Verenigde Staten. San Francisco is precies op deze breuk gebouwd. Hier hebben ze dan ook regelmatig flinke aardbevingen te verduren. Er was daar een hele grote aardbeving in 1906. In Nederland hebben we ook breuken in de grond. In april 1992 werden we ons dat weer bewust toen in Roermond een aardbeving was. De beweging vond plaats in de Peelrand breuk, een breuk die dwars door ons land loopt, van Limburg tot de kust in Noord-Holland.
Sterkste gewichthefferDe neushoornkever is de sterkste gewichtheffer
Hij kan mestballen optillen die 850 keer zijn eigen lichaamsgewicht wegen. Dat is evenveel als een sterke kerel die een treinstel optilt.
De gouden mol draagt tot 150 keer zijn eigen lichaamsgewicht
De olifant tilt zo`n 400 kilo
SternsSterns komen in twee verschillende biotopen voor. Ze zijn te vinden bij zoete moerassen (moerassterns) en langs de kusten (zeesterns). Voorbeelden van zeesterns zijn de grote stern, de visdief, de noordse stern en de dwergstern.
Sterns zijn in het Noordzeegebied typische zomergasten. In april en mei komen ze naar de Noordzee om te broeden, en in de maanden augustus en september trekken ze weer weg naar de West-Afrikaanse kust. Daar overwinteren ze op eilandjes en mangrovebossen voor de kust van Senegal en Ghana.
Weblinks
Wikipedia over sterns http://nl.wikipedia.org-wiki-Laridae
Portretten van meeuwen en sterns: http://photo.zootrotters.nl/thumbnails.php?album=28http://www.naturfoto-online.de-galerie-m%F6we-1.htm
SterrogDe sterrog is de meest algemene roggensoort in de noordelijke Noordzee. Vergeleken met andere roggen planten ze zich relatief snel voort, waardoor ze betrekkelijk goed bestand zijn tegen de bodemvisserij. Ze worden tot één meter groot, maar in de Noordzee bijna nooit groter dan 65 cm. Zand- en slikbodems en koel zeewater (beneden de 10 °C) hebben hun voorkeur. Ze jagen op kleine bodemvis, krabben, garnalen, weekdieren en wormen. Sterroggen leggen 6 tot 40 eieren per jaar, op de zeebodem. Als de eieren uitkomen zijn jonge sterroggen 10 cm lang.
Namen: Ned: Sterrog, (doornrog, keelrog, keilrog, kielrog, koeirog) Eng: Starry rayDui: Sternrochen Fra: Raie radiee Lat: Amblyraja radiata (Raja radiata)
SterwormenWetenschappelijke naam: Echiurida, Echiuroida, Echiuroidea
Sterwormen zijn wormen zonder lichaamssegmenten, met een slurf die niet intrekbaar is. De slurf gebruiken ze voor het opzuigen van voedseldeeltjes (afval) van de bodem. Ze hebben een volledig darmkanaal met mond en anus. Sterwormen leven ingegraven in de zeebodem. Er zijn ongeveer 140 soorten bekend.
SteunmaatregelenIn 1996 kwam een wetsvoorstel tot stand waarin de steun aan de Nederlandse vlag wordt ingetrokken en waarvoor in de plaats de reders uitgebreidere belastingvrijstelling krijgen en de vrije hand in de samenstelling van hun bemanning. Bovendien wilde het ministerie van Verkeer en Waterstaat dat Nederland niet langer strengere milieu- en veiligheidseisen stelt aan de scheepvaart dan de andere landen binnen de Europese Gemeenschap. Het doel van deze maatregelen is het handhaven en zo mogelijk uitbreiden van een kwalitatief sterke Nederlandse handelsvloot.
steur© VARA
De steur is een eigenaardige, groenachtig-bruine vis met een onderstaande bek en vijf rijen beenschilden op de romp.
Steuren leven gewoonlijk in kustwateren maar zwemmen in de paaitijd rivieren op om hun eieren af te zetten. Soms zwemmen steuren meer dan 1000 km stroomopwaarts om te paaien.
Deze vis kwam vroeger ook veel in de Nederlandse rivieren voor. Na de jaren vijftig is hij uiterst zeldzaam geworden door overbevissing, afname van paaiplekken en barrières in de rivieren.
Wetensch. naam: Acipenser sturio
Engelse naam: Sturgeon
Verspreiding: kustwateren en grote rivieren in Europa
Voedsel: kleine bodemdieren (wormen, kreeftjes)
Lengte: 1,5 tot 4 m
Gewicht: tot 315 kg
SteurSteuren zijn grote, primitieve vissen met een bepantserde kop. Kenmerkend is de lange snuit met een soort uitstulpbare slurf. Ze worden tot 6 meter lang, 1000 kg zwaar en 100 jaar oud. Steuren hebben geen schubben, maar kraakbeenachtige platen op hun lijf. Ze eten voornamelijk bodemdieren. Steuren trekken in het voorjaar de rivieren op om zich voort te planten. De eitjes zijn te koop als kaviaar. Eén vrouwtje kan tot 2,5 miljoen eitjes leggen, maar moet om eitjes te kunnen leggen wel minstens tien jaar oud zijn.
Namen: Ned: Steur Lat: Acipenser sturio Eng: Sturgeon (common sturgeon)Dui: Stör Fra: Esturgeon Dan: Stør
SteurachtigenWetenschappelijke naam: Acipenseriformes (orde binnen de Straalvinnige beenvissen, Actinopterygii)
Steurachtigen zijn zoet- en zoutwatervissen met een skelet dat grotendeels uit kraakbeen bestaat. Ze hebben gepaarde vinnen. De buikvinnen en de rug- en aarsvin zijn ver naar achteren geplaatst. De staartvin is heterocerkaal (het bovenste deel is langer). In de lengterichting van het lichaam lopen vijf rijen benige platen. De ver uitstulpbare bek zit aan de onderzijde van de snuit. Bij volwassen dieren ontbreken de tanden. De eitjes (het kuit) van steuren zijn een gewilde lekkernij en worden kaviaar (het `zwarte goud`) genoemd. De beroemdste en kostbaarste kaviaar is afkomstig uit de Kaspische Zee, met name van de Beluga-steur (Huso huso). Deze steursoort kan tot 8,5 meter lang en meer dan 1000 kg zwaar worden en is daarmee de grootste hedendaagse zoetwatervis. Steurachtigen zijn het meest verwant met de Kwastsnoekachtigen alsook met de uitgestorven Oerstraalvinnigen en Vroege straalvinnigen. Samen worden ze wel de Kraakbeenganoïden (Chondrostei) genoemd.
SteurgarnalenEr zijn verschillende soorten steurgarnalen. Er wordt uitgebreid op gevist, ze komen als `Noorse garnalen` bij de visboer. De meeste soorten worden 3 tot 7 cm groot, maar er is een soort die 11 cm lang kan worden. Steurgarnalen hebben vaak een voorkeur voor rustig water, zoals havens, oesterputten en getijdenpoeltjes. Er is ook een brakwatersteurgarnaal, die vaak zeer talrijk is in geulen van kwelders en in brakke sloten. In hun eerste levensjaar zijn alle steurgarnalen mannelijk, in latere jaren worden ze vrouwtjes.
Namen: Ned: Steurgarnalen (Noorse garnalen, steurkrabben) Lat: Palaemon sp. Eng: PrawnsDui: Steingarnele (Ostseegarnele, Sägegarnele) Dan: Roskildereje
Stevige strandschelpNederlandse naam
Stevige strandschelp.
Wetenschappelijke naam
Spisula solida (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Een zeer stevige schelp met een gelijkmatige, ovale vorm. Onder de top is aan de binnenkant een duidelijk driehoekje te zien. De afgeplatte gedeelten aan de zijkanten van de top zijn gegroefd. De mantelbocht is bij de stevige strandschelp minder groot en rond dan bij de grote strandschelp. Bij oude exemplaren verdwijnen de groeven en zijn de stevige strandschelp en de ovale strandschelp moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Grootte
Tot 5,5 cm lang en 4 cm hoog.
Kleur
Verse exemplaren zijn crème of grijs, schelpen die aanspoelen zijn meestal ouder en grijsblauw verkleurd, soms met kleurbanden.
Voorkomen in Nederland
Oude kleppen spoelen vrij regelmatig aan, verse exemplaren af en toe na een storm, vooral op de Waddeneilanden. Langs de Hollandse kust zijn levende doubletten te vinden tijdens zandsuppleties, als het strand opgehoogd wordt.
Leefomgevig
De stevige strandschelp leeft diep in de zee, vanaf 10 meter tot 100 meter diep, in bodems met veel schelpstukjes.
Vergelijkbare soorten
De stevige strandschelp is moeilijk te onderscheiden van de ovale strandschelp en halfgeknotte strandschelp . Vooral oude en afgesleten schelpen lijken op elkaar.De ovale strandschelp is glad aan de zijkant. De halfgeknotte strandschelp oogt driehoekiger en heeft een lange cardinale tand.
Stevige strandschelpDe stevige strandschelp leeft ingegraven in de bodem die tot 100 meter onder water zit. Hij wordt maximaal 5 cm lang en heeft een witte tot geelachtige kleur. Losse kleppen of doubletten spoelen regelmatig aan. Levende of pas gestorven dieren spoelen nu en dan aan na storm of vorst. Vers zijn ze wit of grijswit, oudere exemplaren zijn vaak verkleurd. Die oude exemplaren spoelen vaak aan als gevolg van een zandsuppletie.
Namen: Ned: Stevige strandschelp Lat: Spisula solida Eng: Thick trough shellDui: Dickschalige Trogmuschel Dan: Tykskallet trygmusling
Stichting De NoordzeeStichting De Noordzee werd in 1978 opgericht (onder de naam Werkgroep Noordzee) door verschillende grote Nederlandse milieuorganisaties om de kennis en expertise op zeegebied bij elkaar te brengen en te mobiliseren. De Stichting De Noordzee functioneert als een netwerkorganisatie waar inhoudelijk deskundigen zich kunnen aansluiten. De Stichting De Noordzee streeft naar een integrale benadering van de Noordzeeproblematiek. Eén van de doelen van de stichting is het op gang brengen van een zinvolle dialoog tussen milieu-organisaties en de gebruikers van de Noordzee (onder andere visserij, offshore, scheepvaart en toerisme) voor een duurzaam gebruik van de Noordzee.
Project Coastwatch
Binnen Stichting De Noordzee neemt Coastwatch een apart plaats in. Coastwatch is een bijzonder milieu-educatief project voor het Voortgezet Onderwijs. Het project levert een schat aan onderzoeksgegevens op die onder meer worden gebruikt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als monitoring instrument en indicator van kustvervuiling.
Organisatie
Stichting De Noordzee is gevestigd in Utrecht. De organisatie bestaat uit zeven medewerkers en een netwerk van bij de Noordzee betrokken wetenschappers en beleidsmakers. De organisatie biedt de mogelijkheid aan goed gekwalificeerde hbo-ers en academici om hun expertise te vergroten en hun netwerk uit te breiden. Participatie op vrijwillige basis in de activiteiten van de organisatie betekent een unieke kans om kennis, ervaring en contacten op te doen die normaal moeilijk bereikbaar zijn.
Stichting DuinbehoudDe Stichting Duinbehoud is een landelijke organisatie voor de bescherming van de duinen.
De Stichting Duinbehoud komt op voor de belangen van de natuur langs de Nederlandse kust en voor de belangen van mensen die willen genieten van de natuur. Door het voeren van acties, overleg en juridische procedures probeert de Stichting Duinbehoud de natuur langs de kust te versterken. Zij stuurt regelmatig adviezen naar de overheid en naar beheerders om de natuur beter te beschermen of om nieuwe natuurgebieden in te richten. Ook geeft zij voorlichting over de waarden en bedreigingen van het duin, het strand en de Noordzee. De Stichting Duinbehoud komt op voor de bescherming van de duinen. Zij voert actie tegen verdroging en vervuiling, tegen bebouwing van de duinen en tegen een vliegveld in zee.
Website: www.duinbehoud.nl
Klik op `Stichting Duinbehoud` (in groene balk bovenaan) voor een overzicht van de artikelen van Duinbehoud
Stichting het Groninger LandschapDe Stichting het Groninger Landschap is een particuliere natuurbeschermingsorganisatie die in 1936 werd opgericht. Zij beheert een groeiend aantal natuurgebieden verspreid in de provincie Groningen. De aan de stichting toevertrouwde oppervlakte natuur en landschap bedroeg begin 2004 in totaal 7556 hectare, verdeeld over 20 terreinen.
Beschermers
Zo groot als de verscheidenheid is van de landschappen in de provincie Groningen, zo groot is ook de afwisseling ten aanzien van de verschillende bezittingen van de Stichting. Voor de bijna 13.500 donateurs (In Groningen noemt men ze `Beschermers`) zijn er zo`n 20 terreinen waar men van het landschap kan genieten. De meeste zijn vrij toegankelijk.
Op de gesloten terreinen worden zeer vaak excursies gehouden. Deze worden aangekondigd in het kwartaaltijdschrift `Golden Raand` en staan op de website. Ook in Pieterburen, op het Waddencentrum, kan men u alles vertellen over de Stichting.
Terreinen onder beheer van het Groninger Landschap
Breebaartpolder ten oosten van Termunten
Boerenerfjes Ulrum ten noorden van Ulrum
Bolmeer-Nanninga`s Bos bij Zevenhuizen
Bourtangerschans ten oosten van Boertange
Coendersborg Nuis
Dijk Den Andel tussen Westernieland en Den Andel
Dollard (kwelders en slikken) gemeente Reiderland
Eendenkooi gemeente De Marne
Ennemaborg Midwolda
Feddema`s plas ten noorden van Hornhuizen
Helwerd ten zuiden van Usquert
Hemrik ten westen van Glmmmen
Dr. Hommesbos Onstwedde
Kwelders Noordkust de Marne en Eemsmond
Lettelberter Petten ten noorden van het Leekstermeer
Punt van Reide ten oosten van Termunten
Reitdiepgebied gemeente Winsum
Slochterbos Slochteren
Steenhuis Niebert Niebert
Westerbroekstermadepolder gemeente Hoogezand
Vliedorp (wierdekerkhof) ten zuiden van Houwerzijl
Zuidlaardermeer (oeverlanden) gemeente Hoogezand en Haren
Er staan mooie vogelkijkhutten in de Westerbroekstermadepolder en in Nieuwe Staten Zijl.
Stier met een menselijk genEen koe met een menselijk gen voor het eiwit lactoferrine zou melk kunnen produceren waarin dit eiwit zit. Lactoferrine kan worden gebruikt als medicijn tegen ontstekingen. De eerste keer dat onderzoekers erin slaagden om een kalf geboren te laten worden met dat extra gen was het een stiertje, genaamd Herman. De vrouwelijke nakomelingen van Herman zouden lactoferrine kunnen maken.
Handig?
Koeien kunnen enorm veel melk produceren, en daarmee ook veel lactoferrine. Het zou dus een efficiënte manier kunnen zijn om geneesmiddelen te maken.
Onethisch?
Er zijn grote bezwaren gemaakt tegen het genetisch veranderen van koeien. Het onderzoek kost veel proefdieren. Daarnaast vinden sommigen dat het genetisch vermengen van koeien en mensen ethisch niet acceptabel is. Lees verder over stier Herman en biotechnologie
Meer artikelen over dit onderwerp
Gentech koeien produceren extra eiwit in hun melk
Zijderupsen en fruitvliegen maken ook menselijke eiwitten
Stijgen en dalenOmdat je hersenen heel veel zelf invullen, kun je ze ook makkelijk voor de gek houden. Je kent vast wel de onderstaande prent van de Nederlandse graficus M. C. Escher. Deze prent wekt de suggestie dat de rechtsom lopende monniken alsmaar stijgen, terwijl de linksom lopende monniken alsmaar dalen. Je gezonde verstand zegt je dat dit niet kan. Toch zie je het voor je ogen gebeuren. Wat is hier aan de hand?
Ook je oren kun je op deze manier voor de gek houden. Luister maar eens naar de eeuwig stijgende en dalende toon...
Toch stijgt of daalt de toon niet eeuwig. Wat hier aan de hand is? Het geheim van de prent van Escher is dat de monniken gewoon op een vlakke vloer lopen. Alleen de traptreden gaan zigzaggend op en neer. Als je goed luistert, hoor je dat ook de tonen telkens op en neer gaan. Maar dit gebeurt op zon manier dat ze eeuwig lijken te stijgen en dalen. Je hersenen worden hier dus gewoon voor de gek gehouden!
Stijve ogentroostStijve ogentroost komt de laatste veertig jaar steeds minder voor in Nederland. De achteruitgangheeft te maken met de invloed van zure regen. In de duinen komt hij nog vrij veel voor, net als plaatselijk in andere natuurgebieden. De voorkeur van de plant is afhankelijk van de grondsoort: op krijt, veenachtige of lemige grond staat hij op redelijk droog terrein en op kalkarm zand juist op redelijk vochtige open plaatsen. Sommige oogkwalen worden behandeld met middelen op basis van ogentroost.
Namen: Ned: Stijve ogentroost Lat: Euphrasia stricta Eng: Glossy eyebright Fra: Euphraise raideDui: Steifer Augentrost Dan: Spids øjentrøst
StikstofbacteriënAndere naam: stikstofbindende aëroben
Een bijna gedeelde Azotobacter vinelandii
Stikstofbacteriën hebben vaak eenvoudige zweepharen (flagellen), waarmee ze zich voortbewegen. Voor hun energievoorziening hebben ze zuurstof nodig. Het zijn bodembewoners, die vaak in symbiose leven met zaadplanten, met name planten van de Vlinderbloemenfamilie (bijv. soja, klaversoorten, sperzieboon en linze). Wanneer ze de haarwortels van de plant binnendringen, veroorzaken ze zogenaamde wortelknolletjes. Binnen deze knolletjes wordt door de stikstofbacteriën gasvormige stikstof omgezet in organische stikstofverbindingen zoals nitraat, zodat het bruikbaar wordt voor de gastheerplant. Volgens recent onderzoek vormen de stikstofbacteriën geen homogene groep, maar dienen ze ondergebracht te worden in verschillende klassen binnen de hoofdafdeling Proteobacteria (fylum of divisie) van het bacterierijk. Afstammingslijst van de stikstofbacteriën
Stikstofbacteriën Oxiderende bacteriën Oerbacteriën Ontstaan van het leven
StikstofverbindingenOngebonden stikstof is een gas dat 78% van lucht uitmaakt. Stikstofverbindingen zijn essentiële bouwstoffen voor alles wat leeft: zonder stikstof kunnen planten geen eiwitten opbouwen. Stikstof wordt opgenomen in de vorm van nitraat- of ammonium-zouten. Bij een overmaat in het milieu worden deze stoffen niet meer allemaal opgenomen en is er sprake van eutrofiëring. Stikstofverbindingen in de lucht dragen bij aan het broeikaseffect.
De Nederlandse overheid streeft voor stikstof in het zeemilieu naar een natuurlijke achtergrondconcentratie van 0,15 mg stikstof per liter zeewater. Met uitzondering van de centrale Noordzee liggen de concentraties dus nog steeds te hoog. In de Westerschelde was er tussen 1975 en 1997 sprake van een dalende trend, in de overige getijden- en kustwateren was de trend slecht licht dalend. Na 1997 stabiliseren de concentraties.
stinkdierHet stinkdier heeft een opvallende zwart-witte vachtkleur: een waarschuwingssignaal dat het stinkdier beter met rust gelaten kan worden. Als ze bedreigd worden kunnen ze een extreem stinkende en bijtende vloeistof in de richting van de aanvaller sproeien.
Stinkdieren komen vrij algemeen in Noord-Amerika voor en zijn regelmatig dood aan te treffen langs de snelweg, al van verre te merken aan de penetrante geur die lang op de plek des onheils blijft hangen. Stinkdieren worden in de VS ook wel als huisdier gehouden. Meestal worden daarvoor de stinkklieren verwijderd.
Naast het gewone stinkdier, dat ook wel gestreept stinkdier genoemd wordt, komt in het oosten van de VS en Noord-Mexico ook het gevlekte stinkdier voor.
Andere namen: skunk; gestreept stinkdier
Wetensch. naam: Mephitis mephitis
Engelse naam: skunk
Verspreiding: Canada, V.S., Noord-Mexico
Voedsel: insecten, kleine zoogdieren, eieren, slakken, fruit
Lengte: 55 - 75 cm, staart 18 - 25 cm.
Gewicht: 3 - 6 kg
Status: algemeen
StinkzwammenStinkzwammen behoren tot de meest opvallende en fraaiste zwammen die we kennen. Er zit echter wel een luchtje aan. Je ruikt ze eerder dan je ze ziet
Zwammen met opvallende vormen en kleuren hebben natuurlijk reeds vroeg de aandacht van de mens getrokken. Dat geldt ook voor de stinkzwammen. Het is een groep met veel vertegenwoordigers in de tropen, maar ook in onze streken komt een aantal fraaie soorten voor. In Nederland is de Grote stinkzwam algemeen. In het najaar is hij vrijwel overal te vinden op humusrijke grond in loof- en sparrenbossen, en in parken. Hoewel het een opvallende zwam is, ruik je hem doorgaans eerder dan je hem ziet. De stank is vaak op tientallen meters afstand al te ruiken. De zwamvlok vormt witte eivormige vruchtlichamen (paddestoelen), die aanvankelijk ondergronds zitten. Tegen de tijd dat ze volgroeid zijn komen ze boven het grondoppervlak uit. Ze hebben dan een doorsnede van ongeveer drie tot zes centimeter. Ze staan bekend als duivelseieren, en lijken soms bedrieglijk veel op echte eieren Liefdesdrank
Het duivelsei heeft een dunne, taaie buitenlaag, met daarbinnen een geleiachtige massa waarin de eigenlijke paddestoel met de sporenmassa ligt ingebed. Als de hoed van de paddestoel volgroeid is en de sporen rijp zijn, barst het ei open. De paddenstoel groeit nu door opname van vocht vaak binnen een dag uit tot zijn uiteindelijke afmetingen, zo`n 15 tot 20 centimeter. Met zijn witte sponsachtige steel, voorzien van een geperforeerd kapje, heeft de stinkzwam een fallus- of penisachtig uiterlijk.
Stoffen en materialenOnderwerpen:
zeewater
zwerfvuil
bestrijdingsmiddelen
nutriënten (meststoffen)
organische halogeenverbindingen
begrippen uit de milieutoxicologie
organisch materiaal
anorganische verbindingen
zware metalen
koolwaterstoffen
Weblinks:
Sites met veel gegevens over stoffen in de Nederlandse wateren: http://www.waterbase.nl/http://www.waterstat.nl/
Meer informatie over (emissies van) gevaarlijke stoffen in België is te vinden op: http://www.mumm.ac.be-NL-Management-Land-based-chemicals.php
StokstaartjeWetenschappelijke naam: Suricata suricatta
Engelse naam: Slender-tailed Meerkat
Duitse naam: Erdmännchen
Franse naam: suricate
INDELING
Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
Orde: Roofdieren (Carnivora)
Familie: Civetkatachtigen (Viverridae)
Geslacht: Stokstaartjes (Suricata)
Soort: Stokstaartje (Suricata suricatta)
Stokstaartje
KENMERKEN
Lengte: ± 35 cm en ± 20 cm staart
Gewicht: 0,9 kg
Levensduur: Circa 10 jaar
Geslachtsverschillen: Geen
IN DE NATUUR
Biotoop: Open, droog en ook rotsachtig gebied
Verspreidingsgebied: Zuid-Afrika
Paartijd: Geen vaste paartijd
Voortplanting: Na een draagtijd van ± 11 weken worden 2 tot 4 jongen geboren
Voedsel: Wortels, knollen, vruchten, etc. ook Insecten, larven, kleine slangen, vogels, eieren en kleine zoogdieren
Bedreiging: Niet bedreigd
IN DIERENTUINEN
Aantal: Stokstaartjes zijn zeer populaire dierentuindieren. In meer dan honderd Europese en Amerikaanse dierentuinen zijn dan ook vele honderden stokstaartjes aanwezig
Voedsel: Fruit, meelwormen, eendagskuikens, vlees (kip-konijn), ei, insecten
Stamboeken: Geen IN BLIJDORP
Aantal: Meestal 10 dieren.
Nageslacht: Er worden vrijwel jaarlijks stokstaartjes geboren
Bijzonderheden:
De stokstaartjes in Blijdorp kregen in 1996 een nieuw verblijf. Alle voorzorgsmaatregelen ten spijt zagen ze al gauw kans om uit het verblijf te komen en op verkenning te gaan. Zolang ze de directe omgeving van hun verblijf niet verlaten en netjes weer terugkeren, mogen ze van hun gedeeltelijke vrijheid genieten
stokstaartjeStokstaartjes zijn kleine roofdieren, verwant met de mangoesten. Ze leven in groepen van maximaal 30 dieren in woestijnachtige delen van zuidelijk Afrika. Overdag trekken ze er op uit om voedsel te zoeken.
Vaak staan enkele leden van de groep op wacht om de rest met een fluitend (`let op`) of blaffend (`vlucht voor je leven`) geluid te kunnen waarschuwen. Bijvoorbeeld voor een naderende roofvogel. `s Nachts verblijven ze in ondergrondse holen, meestal een oude burcht van grondeekhoorns die ze verder uitgegraven hebben.
Andere namen: aardmannetje; Zuid-Afrikaanse meerkat
Wetensch. naam: Suricata suricatta
Engelse naam: meerkat
Verspreiding: Zuidelijk Afrika
Voedsel: vooral vlees: insecten, spinnen, duizendpoten, hagedissen, knaagdieren en vogels. Ook wel knollen en wortels
Lengte: 25 - 35 cm, staart 17 - 25 cm
Gewicht: 0,6 - 1 kg
Status: algemeen
StollingsgesteentenWanneer een vulkaan uitbarst, komt er vaak een gloeiend hete, vloeibare massa uit: magma. Magma is gesmolten gesteente, dat afkomstig is diep uit de aarde. Wanneer magma hard wordt, vormen zich stollingsgesteenten. Gesmolten gesteente
Magma is gesmolten gesteente en kan zeer heet zijn. We spreken nu over temperaturen van wel 1000 ºC. Wanneer dit magma afkoelt gaan de verschillende mineralen uitkristalliseren, zodat er een stollingsgesteente ontstaat. Hoe sneller dat uitkristalliseren gaat, hoe kleiner de kristallen. Kristalgroei heeft tijd nodig. Overal in de aardkorst kan magma voorkomen. Een magma kan dus ook diep in de aarde stollen. Daar is het warmer dan aan het aardoppervlak, en zal het stollen langzamer verlopen. Dit afkoelen van magma diep in de aarde kan miljoenen jaren duren. Mineralen hebben zo de tijd om enorme kristallen te gaan vormen. De gesteenten die zo ontstaan, noemen we dieptegesteenten. Een mooi voorbeeld van een dieptegesteente is graniet. Vulkanisch glas
Soms bereikt het magma het aardoppervlak. Op de plaats waar het uit de aarde naar buiten komt, vormt zich een vulkaan. Zodra magma aan het aardoppervlak is gekomen, heet het lava. Lava koelt heel snel af. De kristallen die worden gevormd, zijn dan ook heel klein. De gesteenten die zo ontstaan, worden uitvloeiings- of vulkanische gesteenten genoemd. Soms vloeit een lavastroom direct uit de vulkaan in zee. De lava koelt dan zo snel af dat zich helemaal geen kristallen kunnen vormen. Er ontstaat vulkanisch glas, ook wel bekend onder de naam obsidiaan.
Stompe alikruikNederlandse naam
Stompe alikruik.
Wetenschappelijke naam
Littorina obtusata (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Slakken (Gastropoda).
Belangrijkste kenmerken
Een vrij stevig slakkenhuis met platte windingen, waarvan de laatste duidelijk groter is. De top is afgeplat en zeer stomp. Het oppervlak van de schelp heeft alleen groeilijnen.
Grootte
Tot 1,5 cm hoog en 1,7 cm breed.
Kleur
De schelp is vaak fel gekleurd. Er komen gele, bruine, groen of soms oranje exemplaren voor, effen of met kleurbanden. De kleur varieert in samenhang met de leefomgeving: op beschutte kusten komen lichtere schelpen voor. Als de schelp op wier leeft is de kleur afhankelijk van de kleur van de wiersoort.
Voorkomen in Nederland
Vrij zeldzaam maar plaatselijk algemeen vooral in het waddengebied en in Zeeland.
Voorkomen in de tijd
Komt van oorsprong in Nederland voor.
Leefomgeving
Stompe alikruiken leven tussen hun voedsel: bruinwieren. Ze komen voor aan de voet van dijken en pieren tot enkele meters diep, maar leven dieper dan de gewone alikruik.
Vergelijkbare soorten
De vlakke alikruik lijkt sterk op de stompe alikruik. Beide zijn alleen door gedeailleerd anatomisch onderzoek van elkaar te onderscheiden. Het onderscheid met andere alikruiksoorten is gemakkelijker.
Naamgeving
Zie gewone alikruik. De stompe alikruik heeft een zeer stompe top.
Referenties
Veldgids Schelpen Bruyne, R.H. de, 2004. KNNV Uitgeverij; Jeugdbondsuitgeverij.
Stompe alikruikStompe alikruiken komen langs alle West-Europese kusten voor. Ze worden tot 17 millimeter breed. Deze slak leeft van bruinwieren in de getijdenzone. De schelp kan vele kleuren hebben, vaak geel, maar ook oranje, bruin of groen, afhankelijk van de wiersoort waarop het dier leeft. Ook worden blauwgrijze of donkerbruin gekleurde fossielen gevonden. Vooral in het deltagebied en op de wadden komt hij vrij algemeen voor. Langs de Hollandse kust zijn vondsten zeldzaam.
Namen: Ned: Stompe alikruik (stompe krükel) Lat: Littorina obtusata Eng: Flat periwinkleDui: Flache Strandschnecke Dan: Butspiret strandsnegl
stompneusaapDeze bijzondere aap met een dikke goudbruine vacht leeft in de koude bergwouden van China: deels in het zelfde leefgebied als de reuzenpanda. Zijn gezicht is lichtblauw en hij heeft bijna geen neus: de neusgaten zijn gedeeltelijk afgedekt met huidflapjes.
Dankzij zijn dikke vacht en pluimstaart - gebruikt als deken - kan de stompneusaap goed tegen de kou. In de winter daalt de temperatuur in zijn leefgebied tot onder het vriespunt.
Andere namen: Roxellana-stompneusaap; goudaap
Wetensch. naam: Rhinopithecus roxellana; Pygathrix roxellana
Engelse naam: golden snub-nosed monkey; snub-nosed monkey
Verspreiding: Centraal China
Voedsel: bladeren, vruchten, zaden, korstmos
Lengte: 54 - 71 cm, staart 52 - 76 cm
Gewicht: 12,5 - 21 kg
Status: kwetsbaar
Stonewashen met enzymenSpijkerbroeken worden behandeld met speciale eiwitten, enzymen, om ze een stonewashed uiterlijk te geven. De enzymen komen uit kweekvaten waarin bacteriën groeien die het enzym produceren. Hiervoor hebben ze een extra gen ingebouwd gekregen dat afkomstig is uit bacteriën die leven in een sodameer in Kenia.
Goed idee
De enzymen leveren een grote besparing. Stonewashing, met echte stenen in een grote wasmachine, is een energievretend en tijdrovend proces. Met de enzymen kan hetzelfde effect veel goedkoper en sneller worden bereikt.
Toch bezwaren?
Ingrijpen in genetisch materiaal blijft voor tegenstanders onaanvaardbaar, ook als de voordelen groot zijn en er geen directe nadelen lijken te zijn. Lees verder over stonewashen en biotechnologie
Meer artikelen over dit onderwerp
Bacteriën kleuren spijkerbroek
Storing in de transportbandSmeltend sneeuw en ijs verlagen het zoutgehalte in de Noordelijke IJszee, waardoor het water minder snel kan afzinken naar diepere lagen. Hierdoor kan de transportband langzamer gaan lopen of zelfs helemaal tot stilstand komen. Het gevolg zal zijn dat de winters in Europa strenger worden en dat de warme gebieden op aarde minder goed kunnen afkoelen. Ook voor het leven zullen er gevolgen zijn. De transportband verspreidt ook voedingsstoffen en ook die stroom komt tot stilstand. Grote sterften en aan de andere kant juist weer bevolkingsexplosies kunnen het gevolg zijn.
Oceanen transporteren warmte
Het smeltwater dat vrijkomt door het smeltende sneeuw en ijs komt uiteindelijk allemaal in de oceaan terecht. Hierdoor stijgt de zeespiegel, maar een veel belangrijker effect zou het invloed van al dat zoete water op het wereldwijde transport van warmte kunnen zijn.
Deze kaart wat de belangrijkste rivieren zijn waarvan het zoetwater in de Noordelijke IJszee uitstroomt. De dikte van de blauwe lijnen geven het volume aan zoetwater aan.
Klik op de kaart voor een grotere versie.
Zo warmt de noordelijke uitloper van de warme Golfstroom Atlantische Oceaan de winden op. Dit zorgt voor het merendeel van de die regen boven Noordwest-Europa valt. Op weg naar het noorden koelt de stroom af, tot hij zwaarder is dan het water eronder. Hierdoor zinkt de stroom diep in de oceaan weg, waarna hij onderlangs weer naar het zuiden stroomt om opnieuw opgewarmd te worden. Dit zinken van zwaar zeewater trekt weer warm water naar het noorden, waardoor er warmte wordt aangevoerd die Europa in de winter opwarmt.
StormBij een storm nemen veel mensen een kijkje aan zee. Hoge golven en woeste schuimkoppen zorgen voor een mooi schouwspel. De zee pakt in haar woede alles wat ze pakken kan en grote stukken duin kunnen worden afgeslagen. De harde wind doet het zand opwaaien en vervoert het met hoge snelheid door de lucht.
Het is verstandig om een lange broek aan te trekken, want het striemende zand kan erg pijnlijk zijn voor je benen. Je kan je voorstellen dat planten en dieren hier ook last van hebben. Er zijn maar weinig planten die tegen het striemende zand kunnen. Op de eerste duinenrij, direct aan het strand, groeien dan ook niet veel planten. Helm kan er wel tegen. Hij heeft een uitgebreid wortelstelsel en kan steeds weer boven het opgestoven zand uit groeien. Dankzij helm kunnen duinen soms wel tien meter de lucht in groeien.
StormmeeuwStormmeeuwen zijn kleiner dan zilvermeeuwen. Ze leven in heel Nederland met een voorkeur voor de kust, waar ze zeer algemeen voorkomen. Er zijn stormmeeuwen (tot 400.000) die broeden in het Noorden van Scandinavië en Rusland en hier overwinteren. Andere stormmeeuwen (enkele tienduizenden) broeden langs de kusten van de Noordzee en overwinteren wat zuidelijker (tot in Frankrijk). De stormmeeuw eet dode en levende dieren, eieren, wortels, zaden en bessen.
Namen: Ned: Stormmeeuw Eng: Common gull Fra: Goéland cendréDui: Sturmmöwe Dan: Stormmige Nor: Fiskemike Fries: Unwaersfügel Ital: Gavina Lat: Larus canus
StormmeeuwWetenschappelijke naam: Larus canus
Aantal broedparen in Nederland: 5600-6500 (1998-2000)
Biotoop: kwelders en duinen, soms ook verspreid in agrarisch gebied in het binnenland
Geluid: Stormmeeuw
StormvogelachtigenWetenschappelijke naam: Procellariiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Stormvogelachtigen zijn zeevogels bij uitstek. Ze leven van vis. Sommige soorten verblijven jaren achter elkaar boven de oceanen en komen alleen aan land om te broeden. Alle soorten hebben opvallende buisvormige neusgaten voor het uitscheiden van overtollig zout. Tot deze groep behoren de Albatrossen en Stormvogels. De grootste diversiteit vinden we in de voedselrijke wateren van het zuidelijk halfrond.
StrabopsWetenschappelijke naam: Strabops thacheri
Strabops is een uitgestorven geleedpotige (Arthropode)uit zee, die leefde gedurende het Cambrium (ca. 540-500 miljoen jaar geleden). Hij werd ongeveer 10 centimeter groot. Zijn lichaam bestond uit een kopschild met een paar ogen, 11 lichaamssegmenten en een korte staart. Er is slechts één fossiel exemplaar van Strabops bekend, beschreven in 1901.
StralendiertjesWetenschappelijke naam: Actinopoda, Radiozoa
Een zonnediertje met axopodia en stekels
Stralendiertjes, waaronder Radiolariën (Radiolaria) en Zonnediertjes (Heliozoa), zijn dierachtige eencelligen met een vaak bolvormig, gestekeld kiezelskelet. Door gaatjes in dit uitwendige skelet (exoskelet) komen uitstulpingen van celplasma (naaldvormige pseudopodiën of axopodia) naar buiten, die een web vormen waarmee voedsel wordt gevangen. Stralendiertjes leven in zee (Radiolariën) of zoet water (Zonnediertjes). Op diepe plekken in de Stille Oceaan en de Indische Oceaan kan het bodemslik wel voor 20% uit radiolariënskeletjes bestaan (radiolariënslik). Verharde radiolariënafzettingen worden radiolariet genoemd.
Strand van TerschellingHet strand van Terschelling is het breedste strand van Nederland, en één van de breedste van West-Europa. Het strand staat onder invloed van de getijbeweging. Om verschillende plekken vindt nog steeds duinvorming plaats, in de vorm van stuifduinen. Jutten is een geliefde bezigheid op het strand.
StrandduizendguldenkruidStrandduizendguldenkruid komt vooral voor op de waddeneilanden en in het deltagebied. Het is een pioniersplant die goed groeit in een zoet, brak en zout milieu en in overgangen daartussen. Strandduizendguldenkruid is dan ook vaak op het strand, op de grens tussen strand en duinen en in vochtige duinvalleien te vinden. Ook komt deze plant veel voor op opgespoten zandvlaktes. Ooit was duizendguldenkruid veel geld waard omdat het werd gebruikt in de geneeskunde.
Namen: Ned: Strandduizendguldenkruid Lat: Centaurium littorale Eng: Common centaury Fra: Erythree du littoralDui: Strandtausendgüldenkraut
StrandenAls de oever van de zee uit zand of grind bestaat, spreekt men van een strand. Door de invloed van de zee verandert de begrenzing van het strand voortdurend. Per definitie is het strand de zone tussen de duinvoet en de gemiddelde laagwaterlijn. Het strand is van groot belang voor de kustverdediging, een breed en hoog strand beschermt de duinen beter dan een smal strand omdat de golven daar minder afgeremd worden. Daarom wordt eventueel weggespoeld zand tegenwoordig door middel van zandsuppletie weer aangevuld. Verder zijn de Nederlandse stranden van belang als recreatiegebied.
Voor de kust ligt de vooroever, meestal in de vorm van één of meer zandbanken. Het strand begint op de (gemiddelde) laagwaterlijn en eindigt aan de voet van de duinen.
Vloedmerk
Als het water aan het eind van de vloed op z`n hoogst is, blijft die waterstand enige tijd hetzelfde. Alles wat in de branding heen en weer rolt heeft dan de tijd om aan te spoelen. Is er veel aanspoelsel, dan ontstaat er een duidelijke streep van rommeltjes, wieren en schelpen langs het hele strand, de hoogwaterlijn of vloedmerk. Soms zijn er meer vloedmerken te vinden: de wind stuwt het water niet elke vloed even ver het strand op en dus komen de aanspoelsels niet altijd even ver.
Getijdenzone
De getijdenzone is de strook die ligt tussen de lijn tot waar de normale vloed komt en de lijn van het allerlaagste laagwater. Samen met de wadden en de slikken is het strand tussen de vloedlijn en de laagwaterlijn een bijzonder stukje kust dat land noch zee is.
StrandfaunaHet zandstrand is een slechte plek voor dieren om te leven. Alleen enkele soorten ongewervelden, zoals strandvlooien, vlokreeftjes, en de gemshoornworm, zijn in staat om weerstand te bieden aan de barre omstandigheden. Op het hoger gelegen strand leven een aantal gespecialiseerde insecten: strandvliegen en enkele keverts zoals aaskevers en zwartlijfkevers. Het echt rijke dierenleven begint vlak naast het strand: in het kustwater. De schelpen op het strand zijn daar de getuigen van.
Op dijken en strekdammen wemelt het vaak van de zeepokken, mosselbanken, zeesterren, pissebedden, slakken, krabbetjes en zee-anemonen. In het kustwater leven schelpdieren, slakken, vissen en allerlei andere zeedieren.
De voedselrijkdom van de strekdammen en het kustwater is de reden waarom er ook altijd vogels op het strand te zien zijn. In de zomer zijn dat voornamelijk meeuwen en sterns, maar soms ook bontbekplevieren of strandplevieren . In de winter zijn de zomergasten vertrokken maar melden zich vele andere soorten zoals drieteenstrandlopers.
Dieren tussen de zandkorrels
Het is een wereld op zich die niet op het eerste gezicht zichtbaar is. In de met water gevulde gaatjes tussen de zandkorrels leeft de zandholtenfauna (meiofauna). Deze diertjes zijn allemaal kleiner dan 2 mm. Ze behoren tot verschillende diergroepen. Ze grazen bacteriën en algen van de zandkorrels of eten organische resten of andere zandholtenbewoners . Deze diertjes hebben een aantal gemeenschappelijke kernmerken: een slank lenig lichaam waarmee zij gemakkelijk kunnen klauteren en slingeren tussen de zandkorrels, en kleine hechtorganen zodat zij zich aan zandkorrels kunnen vasthouden.
StrandfloraOp het strand groeien bijna nergens planten. Als leefgebied is het veel te dynamisch. Zelfs de taaiste soorten zoals biestarwegras en zeepostelein kunnen zich maar tijdelijk handhaven. Hier en daar groeien ook zeeraket en loogkruid. De planten hebben wat (zoet) regenwater nodig om te ontkiemen en groeien het best in het vloedmerk. Herfststormen maken weer een eind aan hun bestaan. Om langer te overleven hebben deze pioniers bredere stranden nodig.
StrandgaperNederlandse naam
Strandgaper.
Wetenschappelijke naam
Mya arenaria (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Een grote stevige schelp, een van de grootste die bij ons te vinden is. De schelp heeft een afgeronde en een spitse kant, waardoor de schelp langwerpig van vorm is. De kleppen gapen sterk. Het oppervlak heeft alleen ruwe groeilijnen. In de linkerklep onder de top bevindt zich een chondrofoor, waarvoor in de rechterklep een driehoekige uitholling te zien is. De mantellijn heeft een duidelijke bocht.
Grootte
Tot 13 cm lang en 7 cm hoog.
Kleur
Geelwit of bruin, aangespoelde exemplaren kunnen blauwgrijs verkleurd zijn.
Voorkomen in Nederland
Vooral in het waddengebied en in Zeeland, langs de kust elders spoelen maar af en toe verse kleppen aan. Oudere kleppen spoelen wel overal aan.
Voorkomen in de tijd
Strandgapers waren tot de zestiende eeuw niet bekend in Europa. Men ging er vanuit dat de soort daarna pas is geïntroduceerd vanuit Amerika. Deense onderzoekers hebben echter strandgapers gevonden die uit het midden van de dertiende eeuw bleken te stammen. Vermoedelijk zijn de strandgapers dus al met de Noormannen meegelift naar Europa. De soort heeft hier al wel eerder geleefd: tussen 2,5 en 1,8 miljoen jaar geleden.
Leefomgeving
Strandgapers leven ingegraven in het zand, soms wel 40 cm diep, in waterdieptes tot 15 meter.
Vergelijkbare soorten
De strandgaper en afgeknotte gaper lijken qua vorm op elkaar.
StrandgaperStrandgapers zijn tot 15 cm grote schelpdieren die ingegraven leven in zand en slik dat tot ongeveer twintig meter diep onder water zit. Ze leven van fytoplankton en organisch afval dat ze uit het zeewater filteren. Jonge dieren worden gegeten door vogels, voornamelijk wulpen en scholeksters. Scharretjes knabbelen aan de voedselbuizen van strandgapers. Krabben graven kleine strandgapers nog wel eens uit. Ze komen algemeen voor in de Noordzee, Waddenzee en deltawateren. De schelpen zijn vrij dik, geelwit en wijken aan de spitse achterkant uit elkaar. Ze kunnen overal op het strand gevonden worden.
Namen: Ned: Strandgaper Lat: Mya arenaria Eng: Sand gaper (soft clam, soft-shell clam)Dui: Gemeine Sandklaffmuschel Fra: Clam (mye) Dan: Almindelig sandmusling
StrandkrabDe strandkrab komt algemeen voor in de Noordzee en Waddenzee. In de zomer jagen strandkrabben op het wad en de slikken en in de winter trekken ze naar dieper, warmer water. Het rugschild wordt tot 7 centimeter breed en is groen tot donkergrijs. De poten en het buikschild kunnen groen of rood zijn. Ze eten van alles: planten, wormen, vis, aas, andere kreeftachtigen en schelpdieren. Op hun beurt vallen strandkrabben ten prooi aan vogels en grotere vissen.
Namen: Ned: Strandkrab Lat: Carcinus maenas Eng: Shore crab (green crab, common shore crab)Dui: Strandkrabbe (Gemeine Strandkrabbe) Dan: Almindelig strandkrabbe
StrandleeuwerikDe strandleeuwerik doet Nederland aan op doortrek naar het zuiden. Een klein aantal strandleeuweriken overwintert hier. De vogels zijn dan meestal in groepjes te zien op het strand en op de kwelders. Ook op akkers kan een groepje naar voedsel zoekende strandleeuweriken gevonden worden. In Nederland broedt deze vogel niet. In Europa gebeurt dat in Scandinavië en in het noorden van Rusland.
Namen: Ned: Strandleeuwerik Eng: Shore Lark (horned lark) Fra: Alouette hausse-colDui: Ohrenlerche Dan: Bjerglærke Nor: Fjell-lerke Fries: Strânljurk Ital: Allodola golagialla Lat: Eremophila alpestris
StrandplevierStrandplevieren zijn kleine steltlopers die broeden op kale, open, vaak schelpenrijke terreinen. Rust is een absolute voorwaarde. De vogel broedt graag op verlaten stranden en opgespoten terreinen die nog niet in gebruik zijn genomen. Ook pas drooggevallen polders zijn favoriet. De strandplevier is sinds 1900 sterk in aantal afgenomen als gevolg van de toenemende strandrecreatie. De soort kende plaatselijk oplevingen als gevolg van de Zuiderzee- en Deltawerken.
Namen: Ned: Strandplevier Eng: Kentish plover (snowy plover) Fra: Gravelot à collier interrompuDui: Seeregenpfeifer Dan: Hvidbrystet præsterkrave Nor: Hvitbrystlo Fries: Dükelmantsje Ital: Fratino Lat: Charadrius alexandrinus
StrandplevierWetenschappelijke naam: Charadrius alexandrinus
Aantal broedparen in Nederland: 270-320 (1998-2000)
Biotoop: zand- en schelpbanken, hoofdzakelijk langs de kust maar soms in het binnenland
Strandrecreatie op AmelandHet vele kilometerslange weidse strand en het duingebied van Ameland zijn allang niet meer alleen het domein van scholeksters, meeuwen, razendsnelle strandlopertjes en zilte planten. Sinds in 1950 het toerisme massaal op gang kwam, wordt het jaarlijks bevolkt met duizenden badgasten.
Strandschelpende schelp is tot 3 cm lang, oogt ovaal en de afgeplatte gedeelten aan de zijkanten van de top zijn glad de schelp is tot 3,5 cm lang, bol en oogt driehoekig de schelp is tot 5,5 cm lang, oogt ovaal en de afgeplatte gedeelten aan de zijkanten van de top zijn bij verse exemplaren gegroefd
StrandvloStrandvlooien zijn typerende dieren voor het vloedmerk van zandstranden. Daar eten ze allerlei ontbindend plantaardig en dierlijk materiaal. Meestal kruipen ze overdag onder het vloedmerk om te voorkomen dat ze uitdrogen. Ze worden tot twee centimeter groot en kunnen goed zwemmen. Er komen verschillende soorten strandvlooien op het Nederlandse strand voor. De kwelderspringer is een soort strandvlo die aan de wadkant leeft.
Namen: Ned: Kwelderspringer Lat: Orchestia gamarella Eng: zie Latijnse naamDui: Strandhüpfer Dan:
Namen: Ned: Strandvlo Lat: Talitrus saltator Eng: Sand hopperDui: Strandfloh Dan: Sandspringer
Stratigrafie
Stratigrafie is de tak van wetenschap die de positie en eigenschappen van alle gesteenten in de aardkorst beschrijft. Benoeming is belangrijk bij communicatie over gesteenten en daarom gebruiken geologen de stratigrafie voor het duiden van gesteenten, het vaststellen van hun eigenschappen en van hun onderlinge relaties in ruimte en tijd.
Chronostratigrafie
Er zijn meerdere vormen van stratigrafie. In de chronostratigrafie staat de tijd centraal en verbindt deze een ouderdom aan gesteenten. Daarbij passen eenheden als etage, periode, tijdvak en tijd, en benamingen als het Laat-Mesozoïcum, het Vroeg-Paleoceen en het Maastrichtien. Chronostratigrafische eenheden zijn van elkaar gescheiden door tijdgrenzen, bij voorkeur door GSSP`s (Global Stratotype Section and Point). Dit zijn officieel door de International Union of Geological Sciences (IUGS) vastgestelde punten in het gesteente die de tijdbasis van chronostratigrafische eenheden (etages) markeren.
De tijd voor het Kwartair wordt onderverdeeld op grond van veranderingen in de fauna. Van oudsher worden er een drietal grote tijdvakken onderscheiden. Het Primair of Paleozoïcum, het Secundair of Mesozoïcum, en het Tertiar, tezamen met het Kwartair ook wel Kenozoïcum genoemd. De grenzen tussen deze tijdvakken worden gekenmerkt door grote veranderingen gekoppeld aan catastrofale veranderingen in het klimaat die het gevolg zijn van inslagen van grote meteorieten.
Klik hier voor een beschrijving van de perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Stratovulkanen
Stratovulkanen (1)
a: Twee tektonische platen botsen. De zwaardere oceanische korst en mantel duikt onder de lichtere continentale korst en mantel. b: De oceanische korst smelt gedeeltelijk op en vormt magma. c: Magma dringt door de continentale korst. d: Als opstijgend magma door de aardkorst heen breekt, ontstaan explosieve vulkanen. Stratovulkanen (2)
Vulkanen die op de grens van twee platen ontstaan, zijn opgebouwd uit lagen vulkanische as en lava. Ze worden daarom stratovulkanen genoemd (stratos = laag)
Strekdammen
Strekdammen zijn dammetjes die loodrecht op de kust zijn aangelegd om de afslag van het strand tegen te gaan en de aanvoer van zeezand te bevorderen. Ongeveer een derde van de Nederlandse duinkust is voorzien van strekdammen. Deze strekdammen zijn, samen met de zeedijken, de enige `rotsen` langs onze verder zandige en slikkige kustlijn. Zij vormen een leefgebied voor wieren, zee-anemonen, mosselen, slakken, krabben en andere kreeftachtigen.
Palen op de strekdammen
Vooral in Zuid-Nederland zijn de strekdammen op het strand nogal eens voorzien van rijen palen, die een extra remmend effect hebben op de schurende getijdenstroom.
Strijkboutkreeftjes
Wetenschappelijke naam: Cephalocarida (klasse binnen de Kreeftachtigen)
Strijkboutkreeftjes behoren tot de geleedpotigen. Het zijn zeer kleine (2 tot 4 millimeter grote) kreeftachtigen. Hun lichaam is verdeeld in een kop, borststuk (8 segmenten) en achterlijf (12 segmenten). De poten aan het borststuk zijn in tweeën vertakt en bladvormig. Strijkboutkreeftjes leven op de zeebodem. Ze voeden zich met organisch afval.
Stroeërkoog
Het mooiste weidegebied van Wieringen is de Stroeërkoog. Het gebied wordt doorsneden door een aantal wegen waardoor het goed te overzien is. Het echte weideleven kan hier nog waargenomen worden. In het voorjaar bloeien er bloemen, broeden er weidevogels en kunnen er foeragerende lepelaars in de sloten gezien worden. Kiekendieven, kerkuilen en steenuilen vinden er hun kostje. Verder is het gebied rijk aan hazen. Middenin het gebied ligt de Mulderskooi met z`n door de zeewind scheef geschoren bosjes. Ook landschappelijk een plaatje.
Stromatolieten
De Oerbacteriënen Oer-Archaebacteriënkoloniseerden in het Proterozoïcum de ondiepe zeeën. Sommige bacteriën hadden andere bacteriën binnen hun celmembraan opgenomen. Dit wordt endosymbiosegenoemd. Bij endosymbiose gaan twee organismen samenwerken alsof ze één organisme zijn.
Door het opnemen van andere bacteriën kreeg de Oer-Archaebacterie het voordeel dat hij zelf zijn voedsel kon aanmaken. De opgenomen bacteriën vormden de eerste bladgroenkorrels (chloroplasten). De opgenomen bacteriën namen met behulp van hun bladgroenkorrels koolstofdioxide en water op en vormden hieruit, onder invloed van zonlicht, glucose, een belangrijke voedingsstof. Hierbij gaven ze zuurstof af als afvalstof. In ruil voor de voedingsstoffen waren ze veilig binnen het cytoplasma van de Oer-Archaebacterie opgenomen, waardoor ze beschermd waren tegen predatoren en tegen veranderende omstandigheden in de leefomgeving. Deze endosymbiotische levensvormen vormden de eerste cyanobacteriën, ook wel blauwwieren genoemd.
De cyanobacteriën hadden nog geen celkern en bevatten verder alleen bladgroenkorrels. Ze vormden vaak kolonies. Deze kolonies vormden algenmatten. De algenmatten groeiden uit tot ronde matten op de zeebodem (stromatolieten).
Stromatolieten bestonden uit dunne lagen kalksteen in de vorm van zuilen of heuveltjes. De naam komt van het Griekse stroma en betekent `stenen deken`. De algenmatten hielden kalkrijke modder vast. De bacteriën groeiden door de modderlaag naar boven en hielden een nieuwe laag modder vast.
Stroomribbels
Stroomribbels, in steen bewaard
Als water in een richting stroomt, bijvoorbeeld in een rivier, ontstaan asymmetrische ribbels in steen, waaruit de stroomrichting af te leiden is.
Strophomenide armpotigen
Wetenschappelijke naam: Strophomenida (orde binnen de articulate Armpotigen)
Strophomenide armpotigen zijn uitgestorven zeedieren met een tweekleppige schelp van kalk bestaande uit gekruiste lagen: een bolle en een platte of holle schelp. Binnen de schelp zat een tentakelkrans (lofofoor) waarmee voedseldeeltjes uit het water gefilterd konden worden. Deze was veelal vastgehecht aan schotten of richels. Wegens de aanwezigheid van deze tentakelkrans worden de Armpotigen (Brachiopoda), evenals de Mosdiertjes (Bryozoa) en de Hoefijzerwormen (Phoronida), tot het superfylum van de Tentakelkransdragers (Lophophorata) gerekend. De groep is zeer gevarieerd en soortenrijk en omvat o.a. vormen met holle stekels en de Oldhaminiden, die een door de mantel bedekte armklep hadden van zeer afwijkende vorm. Steelopening soms afwezig (steel rudimentair). Strophomenide armpotigen leefden ca. 500-130 miljoen jaar geleden (Ordovicium tot Jura).
Struikheide
Struikheide is de beeldbepalende plant van de heidevelden in de noordelijke Nederlandse duinen en op de hoge zandgronden in het binnenland. In de zomer kleurt hij de heidevelden paars. Ten zuiden van de heidegrens bij Bergen zijn de oude duinen te voedselrijk voor struikheide. In de duinen groeit struikheide samen met kraaiheide. Struikheide verdwijnt waar zand stuift, terwijl kraaiheide zich dan nog wel kan handhaven. Waar het natter wordt , verdwijnt struikheide en neemt dopheide het over.
Namen: Ned: Struikheide Lat: Calluna vulgaris Eng: HeatherDui: Besenheide (Heidekraut) Fra: Callune (bruyere commune)
Struikwinterkoning
Rotswinterkoninkjes vormen een kleine Nieuw-Zeelandse familie die uit slechts vier soorten bestaat, verdeeld over de geslachten Acanthisitta en Xenicus. Twee van de drie soorten uit het geslacht Xenicus zijn waarschijnlijk reeds uitgestorven. Maar dit is moeilijk te bevestigen, omdat de kleine vogeltjes in desolate, afgelegen gebieden leefden. Het lijdt echter geen twijfel, dat de Stephen Island rotswinterkoning Xenicus lyalli van de aardbodem verdwenen is. Deze vogel is beroemd geworden als de enige zangvogel die niet kon vliegen. Hij leefde op het kleine Stephen Island, waar de totale populatie uitgeroeid werd door één enkel dier: de kat van de vuurtorenwachter. Er is nog hoop dat er enkele exemplaren van de struikwinterkoning Xenicus longipes (Gmelin, 1789) in het onherbergzame `Fjordland` leven, maar over het algemeen wordt aangenomen dat ook deze soort is uitgestorven. Er werden drie ondersoorten onderscheiden: Xenicus longipes longipes van het Zuidereiland, Xenicus longipes stokesi van het Noordereiland en Xenicus longipes variabilis van Stewart Island en de omringende eilanden. De noordelijke vorm is altijd erg zeldzaam geweest. Museumexemplaren van deze ondersoort zijn allen op één plek verzameld. Xenicus longipes longipes is voor het laatst in de jaren vijftig waargenomen. Steads rotswinterkoning Xenicus longipes variabilis verdween ongeveer tegelijkertijd van Stewart Island, maar op het nabijgelegen Big South Cap Island wist zich een populatie te handhaven. Toen ratten dit eiland bereikten, stierf ook dit ras uit.
struisvogel
De struisvogel vormt als soort een aparte orde binnen de vogels. Uniek is dat ze slechts twee tenen per poot hebben. De struisvogel is de grootste vogel ter wereld.
Struisvogels kunnen niet vliegen, maar wel zeer hard lopen: ongeveer 65 kilometer per uur! Ook kunnen ze met hun sterke looppoten harde trappen uitdelen aan belagers.
Struisvogels leggen grote eieren van ongeveer 15 cm lang. Deze eieren wegen ongeveer een kilo en zijn erg sterk. Een volwassen mens kan er op staan. Struisvogels broeden ongeveer 6 tot 8 weken op deze eieren. Het mannetje neemt grotendeels de zorg voor de jongen op zich.
Andere namen: struis
Wetensch. naam: Struthio camelus
Engelse naam: ostrich
Verspreiding: Afrika, savannes ten zuiden van de Sahara
Voedsel: vooral plantaardig, ook wel kleine ongewervelden
Lengte: tot 2,8 m
Gewicht: tot 160 kg
Status: plaatselijk algemeen
Struisvogelachtigen
Wetenschappelijke naam: Palaeognathae (superorde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Struisvogelachtigen zijn loopvogels met krachtige poten. Het zijn de grootste vogels die we tegenwoordig kennen. Ze komen alleen voor op het zuidelijk halfrond. Tot deze groep behoren de Struisvogel, Nandoe, Kasuaris, Emoe, Kiwi en Tinamoe. Alleen de laatste kan vliegen.
Studentenplak
Oorspronkelijk was het Studentenplak een natte duinvallei. In 1868 ontdekte Holkema, student biologie, hier voor het eerst de cranberry, ook wel Amerikaanse veenbes of lepeltjesheide genoemd. Op Terschelling is een hele cranberry-cultuur ontstaan.
De naam
Het fietspad dat in West-Terschelling begint en langs het zwembad en het voetbalveld loopt naar West aan Zee (paal 8), voert even over de helft langs het Studentenplak. Een wat typische naam, zo op het eerste gezicht. Maar bij nader inzicht is de naam makkelijk te verklaren en nauw verbonden met de cranberry.
In de 19e eeuw was het gebied van het tegenwoordige Studentenplak een natte duinvallei, zoals er zoveel in het Terschellinger duingebied voorkwamen. In 1868 komt er een zekere Holkema, student biologie, naar Terschelling om de plantengroei van de Nederlandse Noordzee-eilanden te bestuderen. Hij heeft vrij veel belangstelling voor een bepaald stukje duin. In dit stukje duin hebben de eilanders hun invloed wat minder doen gelden dan het duingebied meer oostelijk. Daardoor is het nog vrij gaaf gebleven en het bestuderen waard. Vanwege de belangstelling van de student wordt de duinvallei al spoedig `studentenplak` genoemd. (Plak staat voor plaats of plek; een natte duinvallei wordt vaak aangeduid met waterplak, later verkort tot plak). In de natte vallei het Studentenplak komt Holkema als eerste het cranberry-struikje tegen. Nergens in Nederland is het plantje ooit eerder aangetroffen. Sindsdien zijn de namen Studentenplak en Holkema onlosmakelijk verbonden met de cranberry.
Studie van de vogeltrek
De vogeltrek is ongetwijfeld een van de meest fascinerende verschijnselen van het dierenrijk. Voor de studie ervan is het individueel merken van vogels met behulp van een metalen ring zeker de meest bekende techniek: reeds meer dan honderd jaar gebruiken ornithologen over de hele wereld deze methode.
Sinds 1927 heeft het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dit onderzoek voor België in handen genomen en voorzien vrijwilligers, speciaal opgeleide medewerkers, in het hele land vogels van ringen met het opschrift `Bruxelles Muséum` en een ringnummer.
Begeleid door de Ringdienst die kadert binnen de Afdeling Biologische evaluatie, slagen deze amateur-ornithologen erin jaarlijks ruim een half miljoen in het wild levende vogels te merken. De bijna tienduizend terugmeldingen bereiken het Instituut elk jaar vanuit bijna alle landen van Europa en Afrika. Een aantal in België geringde vogels werden zelfs teruggemeld uit Azië en Noord-Amerika. Deze wetenschappelijke informatie is voor de vinders telkens weer het bewijs hoeveel belang ons land aan deze studie hecht.
Mede dank zij het gebruik van nieuw ontworpen methodes, staat België aan de spits inzake het ringen van kleine zangvogels. Alle gegevens worden overigens op Europees niveau samengebracht in EURING, een internationale gegevensbank. De verwerking van deze informatie laat niet alleen toe een beter inzicht te krijgen in de trekwegen die vogels volgen, maar leidt ook tot het formuleren van hypothesen over trekstrategieën en populatiedynamica.
Stuifdijken
Op plekken waar het samenspel tussen zand en wind zelf geen duinenrij vormt, kan de mens de natuur een flinke hand helpen door een stuifdijk aan te leggen. Met behulp van riet- of takkenschermen, geplaatst in een lange rechte lijn, ving men het zand in om het vervolgens vast te leggen door helm aan te planten. Stuifdijken zijn in het landschap te herkennen als kaarsrechte duinenrijen.
De Nederlandse waddeneilanden danken veel van hun huidige vorm aan de aanleg van stuifdijken. Het oude Texel en Eierland zijn in de 17de eeuw aan elkaar verbonden met een stuifdijk. Vlieland en de Vliehors zouden allang van elkaar gescheiden zijn als er geen stuifdijken ter hoogte van de Kroon`s Polders waren aangelegd. Ameland en het Oerd zijn door middel van een stuifdijk met elkaar verboden en ook de verbinding tussen Terschelling en de Boschplaat kwam met behulp van een stuifdijk tot stand. Op Schiermonnikoog en Rottumerplaat zijn rond 1960 stuifdijken aangelegd in het kader van het plan om de hele Waddenzee in te polderen.
Suikerwier
Suikerwier is een bruinwier. Het blad van suikerwier voelt leerachtig aan. Het is lancetvormig en golvend. Een suikerwier kan ruim twee meter lang worden. Het behoort tot de grootste in Nederland levende wieren. Het komt voor in de Oosterschelde, in de Waddenzee (langs het Marsdiep en bij de haven van Terschelling) en soms spoelt het aan op het strand. Hechtwortels zorgen ervoor dat het wier zich stevig vast kan zetten aan stenen onder water. Wanneer suikerwier droogvalt scheidt het een zoetige, klevende stof af.
Namen: Ned: Suikerwier Lat: Laminaria saccharina Eng: Sea belt (poor man`s weather glass, sugar kelp)Dui: Zuckertang
Sulfaatbacteriën
Andere naam: sulfaatreducerende bacteriën, zwavelbacteriën Wetenschappelijke naam: Thiopneutes (niet geldig gepubliceerd)
Desulfovibrio desulfuricans, met flagel
Sulfaatbacteriën bewegen zich voort door middel van één of meer eenvoudige zweepharen (flagellen). Voor hun energievoorziening (ademhaling) hebben ze sulfaten nodig, die ze omzetten in een andere zwavelverbinding of zwavel. Sulfaatbacteriën leven in zuurstofloze waterbodems, waar ze zwavelwaterstof kunnen produceren, dat naar rotte eieren stinkt. Volgens recent onderzoek vormen de sulfaatbacteriën geen homogene groep, maar dienen ze ondergebracht te worden in verschillende hoofdafdelingen (fyla of divisies) van het bacterierijk.
Sumatraanse haas
In 1879 schonk de toenmalige gouverneur van West-Sumatra, E. Netscher, een klein konijnachtig diertje aan het toenmalige Rijksmuseum van Natuurlijke Historie. Het betrof een soort die nieuw was voor de wetenschap, met korte, zwartbruine oortjes en een opvallend patroon van donkerbruine strepen en vlekken. Hoewel de Sumatraanse haasNesolagus netscheri (Schlegel, 1880) uiterlijk veel op een konijn lijkt, staat de soort binnen de familie van de hazen en konijnen enigszins apart. Dit wordt bevestigd door het feit dat de Sumatraanse haas gastheer is van een eigen soort vlo, Nesolagobius.
Sumatraanse haas. Onderhandse verkoop
Het diertje dat Netscher in handen kreeg, was gevangen in de Padangse Bovenlanden in West-Sumatra, maar de exacte plaats en omstandigheden van de vangst zijn niet bekend. Volgens een krantenbericht uit 1891 slaagde een Nederlandse bestuursambtenaar erin een exemplaar te bemachtigen. Hij bood het te koop aan bij een aantal Europese musea. De directeur van het Leidse Museum reageerde verontwaardigd. Het gaf volgens hem geen pas het dier niet in eerste instantie aan Leiden aan te bieden. Hij dreigde met een officiële klacht tegen de eigenaar. Het is niet bekend hoe de kwestie afliep, maar het betreffende exemplaar bevindt zich in elk geval niet in de Leidse collectie.
Sumatraanse haas. Gerichte zoekactie
Nederlandse planters op Sumatra zouden deze haas geregeld hebben gezien of gevangen. Deze berichten brachten de Nederlandse handelaar en zoöloog Edward Jacobson ertoe in 1913 een gerichte zoekactie naar de soort op touw te zetten.
Sumatraanse neushoorn
Opmerkelijk aan de Sumatraanse neushoorn is zijn beharing. Het is de kleinste van de vijf soorten neushoorns en na de Javaanse de meest bedreigde. Waarschijnlijk zijn er niet meer dan 300 over, met name in de regenwouden van Sumatra.
Wetensch. naam: Dicerorhinus sumatrensis
Engelse naam: Sumatran rhinoceros
Verspreiding: Sumatra, Maleisië, Borneo
Voedsel: fruit, bladeren, takken
Lengte: 2 - 2,3 m
Gewicht: 450 - 950 kg
Status: ernstig bedreigd
Sumatraanse tijger
Wetenschappelijke naam: Panthera tigris ssp. sumatrae
Engelse naam: Sumatran Tiger
Duitse naam: Sumatra Tiger
Franse naam: Tigre de Sumatra
INDELING
Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
Orde: Roofdieren (Carnivora)
Familie: Katachtigen (Felidae)
Geslacht: Panters (Panthera)
soort: Tijger (Panthera tigris)
Sumatraanse tijger
KENMERKEN
Lengte: ± 2,50 m (kop tot staartpunt)
Gewicht: 100 - 150 kg
Levensduur: ± 15 jaar
Geslachtsverschillen: Mannetjes iets zwaarder gebouwd dan vrouwtje; mannetje met opvallende bakkebaarden en soms zelfs nekmanen
IN DE NATUUR
Biotoop: Tropisch regenwoud
Verspreidingsgebied: Sumatra
Paartijd: Geen vaste paartijd
Voortplanting: Draagtijd is 103 dagen. Aantal jongen per keer is 3-4
Voedsel: Vogels, middelgrote zoogdieren (herten, zwijnen, tapirs, enz.)
Bedreiging: Opgenomen in rode lijst (IUCN) van bedreigde diersoorten
Leefwijze: Solitair (alleen levend)
IN DIERENTUINEN
Aantal: ± 250 in 86 dierentuinen
Voedsel: Vlees, botten en ingewanden
Stamboeken: EEP (in Londen), internationaal (in Leipzig) IN BLIJDORP
Op dit moment:
Aantal: meestal twee dieren, een mannetje en een vrouwtje.
Nageslacht: Er zijn in Blijdorp een aantal nesten met jongen geworpen, die vervolgens zijn verhuisd naar andere dierentuinen in Europa.
Bijzonderheden:
Borus is 22 1-2 jaar geworden, zo oud worden tijgers in het wild niet
Sumatraanse tijger
De Sumatraanse tijger is de kleinste nog levende ondersoort van de tijgers. In de slinkende regenwouden van het Indonesische eiland Sumatra komen er nog hooguit 500 voor. Het Wereld Natuur Fonds zet zich in om te zorgen dat het leefgebied van de Sumatraanse tijger beschermd wordt en stroperij wordt tegengegaan.
Wetensch. naam: Panthera tigris sumatrae
Engelse naam: Sumatran tiger
Verspreiding: Sumatra (Indonesië)
Voedsel: zwijnen, herten
Lengte: tot 2,55 m (zonder staart)
Gewicht: 75 - 140 kg
Status: ernstig bedreigd
Superzalm
De Atlantische zalm krijgt het gen voor een groeihormoon van een andere zalmsoort ingebouwd. Zon genetisch veranderde zalm groeit dankzij dit gen veel sneller dan zijn wilde soortgenoten.
Goedkoper
De snelgroeiende zalm ligt al na anderhalf jaar in de winkel, bijna twee keer zo snel als normaal. Daardoor is hij veel goedkoper dan normale gekweekte zalm.
Verstandig?
Zalmen ontsnappen vaak uit de kweekkooien in zee. Zo kan de genetisch veranderde zalm zich vermengen met zijn wilde soortgenoten. Daardoor zou de snelgroei-eigenschap zich onder de wilde zalmen kunnen verspreiden. De gevolgen daarvan zijn moeilijk te voorspellen. Lees verder over superzalmen en biotechnologie
Sylt
Sylt ligt in de Noordfriese Waddenzee tussen het Deense eiland Rømø en Amrum in het zuiden. Van alle Noordfriese eilanden ligt het eiland het verst naar het westen. Met zijn 100 km2 is Sylt momenteel het grootste waddeneiland van Duitsland. Van noord naar zuid meet Sylt 40 km, van oost naar west is Sylt tussen de 200 meter en 12,5 km breed. Sylt hoort bij Sleeswijk-Holstein. Sinds 1927 is Sylt door de Hindenburgdam met het vasteland verbonden. Over de dam loopt de spoorweg.
Ontstaansgeschiedenis
Föhr, Amrum en Sylt hebben een andere ontwikkelingsgeschiedenis dan de andere Noordfriese eilanden. Föhr, Amrum en Sylt bestaan uit de restanten van de ijstijd in het saalien. De geestgronden bedekken veruit het grootste deel van Sylt. Het zijn afzettingen uit de laatste ijstijd die zijn samengesteld uit zand, keileem en zwerfstenen.
Al sinds de Middeleeuwen vechten de mensen op Sylt tegen het landverlies. Door de voortdurende afbraak wordt het eiland steeds kleiner. Met kustverdedigingswerken, zoals strekdammen en betonblokken, probeert de mens het zand op het strand te houden en daardoor de duinen te beschermen. Daar waar het strand als badstrand gebruikt wordt, wordt met dure zandsuppleties geprobeerd het verlies aan strand te compenseren.
Door zandtransport, evenwijdig langs de kust, zijn op Sylt (net als op Amrum) zandhaken ontstaan.
Vervoer
Sylt is met de auto en de trein vanuit Niebüll te bereiken. Vanaf Havneby, op het buureiland Rømø, vertrekt regelmatig een veerboot naar de eilanden List en Sylt.
Syndroom van Gilles de la Tourette
Het syndroom van Gilles de la Tourette wordt gekenmerkt door motorische en verbale tics. Niet iedere tic is echter een uiting van dit syndroom.
Wat is een tic
Een tic is een onwillekeurige, snelle, ongecontroleerde en stereotype beweging of vocale uiting. De dwang om de tic uit te voeren is vaak heel moeilijk beheersbaar. Het scala aan tics is zeer breed en van persoon tot persoon verschillend, bijvoorbeeld: rukkende bewegingen met armen of benen, knipperen met de ogen, het trekken van gezichten, hoesten, snuiven, herhaling van zinnetjes en soms zelfs schelden. Bijkomende verschijnselen van Tourette kunnen zijn obsessies en dwangmatige (rituele) handelingen, hyperactiviteit en impulsief gedrag. De stoornis kan op sociaal gebied funest zijn omdat vaak gedacht wordt dat iemand zich met opzet zo vreemd gedraagt.
Diagnose
Voor de diagnose `Tourette` moeten de tics al minstens een jaar bestaan en vele malen per dag optreden. Tourette begint al in de kindertijd met eenvoudige motorische en verbale tics en breidt zich successievelijk uit. De eenvoudige motorische tics worden complexe bewegingen en verbale tics kunnen zich ontwikkelen van bijvoorbeeld gromgeluiden tot dwangmatig schelden.
Oorzaak
Tourette is een erfelijke ziekte maar de precieze oorzaak is onbekend. Wel is bekend dat er iets misgaat met de stoffen die de overdracht van zenuwprikkels in de hersenen regelen, de neurotransmitters. Tourette komt drie maal vaker bij mannen dan bij vrouwen voor.
Behandeling
Bij de behandeling blijken anti-psychotische medicijnen de tics goed te kunnen onderdrukken maar de bijwerkingen zijn vaak aanzienlijk.
Syndroom van Korsakov en Wernicke
Het syndroom van Korsakov is een vorm van hersenschade die gekenmerkt wordt door ernstige geheugenstoornissen ofwel amnesie. Dit is het gevolg van overvloedig alcoholgebruik in combinatie met ondervoeding. Het syndroom van Wernicke is een acute fase die hieraan vooraf gaat.
Kenmerken van het syndroom van Korsakov Korsakow patiënten kunnen nog maar weinig nieuwe informatie voor langere tijd opslaan. Ook kunnen mensen met dit syndroom informatie van langer geleden kwijtraken. Wel lukt het nog om nieuwe informatie voor 5 à 10 minuten vast te houden.Soms vullen patiënten de gaten in hun geheugen in met verzinsels. Dit heet confabuleren; anders dan bij een leugen gebeurt dit onbewust. Naast de geheugenproblematiek komen ook desoriëntatie in tijd en ruimte, loop- en evenwichtstoornissen en karakterveranderingen voor. Bij de karakterveranderingen valt met name het gebrek aan initiatief op. Daarnaast kunnen Korsakov-patiënten snel paranoïde, depressief en agressief gedrag vertonen.
Oorzaak
De oorzaak van het syndroom van Korsakov is een ernstig tekort aan vitamine B1 ook thiamine genoemd. Dit tekort ontstaat bij langdurig alcoholgebruik in combinatie met slechte voeding met te weinig of geen thiamine. Daarnaast kan de lever zo beschadigd zijn geraakt dat deze de vitamine B1 niet meer kan omzetten. Vitamine B1 zorgt onder andere voor een goede werking van het geheugen en het zenuwstelsel. Het komt voor in dagelijkse voedingsproducten zoals brood, granen, melk, vlees, aardappelen en groenten.
Synthetische edelstenen
De echte edelstenen met hun glans, gloed, schittering en kleurenspel zijn altijd -hoever we ook in de geschiedenis terugduiken- geliefde voorwerpen geweest. Het spreekt eigelijk wel vanzelf dat er altijd pogingen zijn gedaan om edelstenen na te bootsen. Eén van de methoden om echte stenen na te bootsen is de `synthese`. Het ligt voor de hand dat die stenen synthetisch worden gemaakt die in hun natuurlijke staat kostbaar zijn, zoals diamant, robijn, saffier en smaragd. We bespreken de synthese van robijn. Robijn is de rode variëteit van het mineraalkorund. Dit mineraal korund is zeer eenvoudig van samenstelling: het is een aluminiumoxide, dus een verbinding van aluminium met zuurstof (Al2O3). Wanneer de kleurloze korund uitkristalliseert in de aanwezigheid van een klein beetje chroomoxide (Cr2O3), wordt de kleur rood en ontstaat robijn. Tegen het einde van de 19e eeuw kwam de Franse chemicus Professor A.V.L. Verneuil (1856-1930) met resultaten voor de dag, die de basis zouden vormen voor de tegenwoordige omvangrijke productie van de synthetische korund. Verneuil was in staat door middel van de constructie van een speciale oven, deze korund in grote kristallen te produceren. Uit de gegroeide kristallen werden flinke robijnen geslepen. En wel heel wat grotere robijnen dan normaal in de natuur worden aangetroffen. Wanneer een echte robijn namelijk meer dan 4 karaat (0,8 gram) weegt, wordt hij al bijzonder zeldzaam en uiterst kostbaar. Dit gewicht is voor synthetische stenen een normaal, veel voorkomend gewicht.
Syrische goudhamster
De Syrische goudhamster is de hamster die in Nederland vaak als huisdier wordt gehouden. De naam goudhamster dankt hij aan de goudkleurige vacht die de wilde vorm heeft. In het wild komen ze alleen in een klein gebied in West-Azië voor.
Hamsters zijn `s nachts actief en verzamelen eten in hun wangzakken. Daarna slaan ze het op in hun tot 2 meter diepe hol om het op een later tijdstip op te kunnen eten. De goudhamster leeft alleen.
Wetensch. naam: Mesocricetus auratus
Engelse naam: golden hamster
Verspreiding: West-Azië
Voedsel: granen, bonen, wortels, planten
Lengte: 13 cm, staart 1,5 cm
Gewicht: 25 - 50 g
Status: bedreigd
Systeem Aarde
In Naturalis is `Systeem Aarde` het belangrijkste thema: de aarde en alles wat er op leeft vormt een samenhangend systeem. Er spelen zich processen af, met als uitkomst een diversiteit aan levende wezens.
Diversiteit Dit vinden we terug in de tentoonstellingen in Naturalis, die zijn ingedeeld in twee hoofdgroepen: diversiteit en processen. In de diversiteits-tentoonstellingen ziet u de diversiteit van de `bewoners` van de aarde als resultaat van de processen binnen het systeem aarde. Oerparade en Natuurtheater zijn de twee diversiteits-tentoonstellingen. Ze laten de diversiteit van vroeger en nu zien.
Processen In de proces-tentoonstellingen vindt u uitleg over hoe die processen werken. De zalen Aarde, Energie en Leven tonen hoe de processen in de natuur werken.
Andere permanente tentoonstellingen Dan zijn er nog een paar aanvullende tentoonstellingen: Kijkje Aarde is een speciale actiezaal voor kinderen van 6 tot 12 jaar. In de Schatkamer worden zeldzame objecten (edelstenen, uitgestorven dieren) uit de collectie getoond. De zaal Biotechnologie geeft informatie over DNA als drager van erfelijke informatie, over de toepassing van genetische modificatie en over de pro`s en contra`s daarvan.
Systema naturae
In 1758 verscheen in Stockholm de 10de druk van Linnaeus` Systema naturae. Het boek wordt algemeen beschouwd als de grondslag van de moderne diersystematiek en -nomenclatuur.
Systema naturae, titelblad Classificatie
In Systema naturae worden 4400 diersoorten vermeld, ingedeeld in 6 klassen: zoogdieren, vogels, amfibieën, vissen, insecten en wormen. Linnaeus gaf ieder dier een wetenschappelijke naam die bestond uit twee delen. Het eerste deel is de naam van het geslacht waartoe de soort behoort en het tweede deel is de aanduiding die de soort onderscheidt van de andere soorten die onder hetzelfde geslacht vallen. Deze manier van naamgeven is nog steeds in gebruik.
Linnaeus deelde de mens in bij de zoogdieren. Dit brak met het idee dat de mens een geheel op zichzelf staand wezen is. Wel was de mens volgens Linnaeus ver boven de andere dieren verheven. Linnaeus was er zoals de meeste van zijn tijdgenoten van overtuigd dat God de natuur had geschapen. Door zijn classificatie werd orde in de schepping aangebracht. Een bekende spreuk was dan ook `God schiep, Linnaeus ordende`. Linnaeus verdeelde de mens in 6 variëteiten, waarbij de Europese mens nogal gunstig afsteekt tegen de bewoners van andere werelddelen. Zo is de Europese mens `bekwaam tot uitvindingen` en wordt hij `geregeerd door wetten`, waar bijvoorbeeld de Amerikaan wordt `geregeerd door gewoonte` en de Afrikaan door `willekeur`.
Systema naturae, binnenpagina. Microscopie
Linnaeus had nooit zijn systeem kunnen opstellen zonder gebruik te maken van de microscopie, anatomie en de mogelijkheid om over dieren en planten te beschikken.
taak
Je hoort het regelmatig in het nieuws; dier- en plantsoorten verdwijnen in rap tempo. Wereldwijd nemen onderzoekers die verbonden zijn aan dierentuinen, natuurorganisaties en natuurhistorische musea initiatieven om bedreigde soorten te behouden. Soms proberen ze zelfs uitgestorven soorten terug te fokken of klonen. Het is de vraag wat er allemaal mogelijk is. Maar ook: of alles wat mogelijk is, wenselijk is.
Ook de SNN (Samenwerkende Natuurorganisaties Nederland) maken zich zorgen over het uitsterven van dieren en planten. Door middel van het nieuw te starten project ark.div willen de SNN een bijdrage leveren om het verdwijnen van soorten tegen te gaan. Het adviesbureau NewGene Consultancy is benaderd om onderzoek te doen naar de verschillende initiatieven die zich bezighouden met het behoud van soorten.
Het onderzoek van NewGene Consultancy moet antwoord geven op vragen als: Welke projecten houden zich bezig met het behouden van bedreigde diersoorten en het terugbrengen van uitgestorven diersoorten? Welke technieken worden gebruikt? Wat zijn de voor- en nadelen; technisch, financieel en ethisch gezien?
Het onderzoek van NewGene Consultancy moet uiteindelijk resulteren in een advies welke bedreigde of uitgestorven dieren in aanmerking komen om gered te worden en met welke technieken. Het advies moet aangevuld worden met materiaal voor een campagne om het project ark.div op een aansprekende manier onder de aandacht te brengen van de Nederlandse bevolking. Jullie zijn de experts van NewGene Consultancy die het onderzoek gaan uitvoeren.
taak
Er is een telefoontje binnengekomen bij de Geologische Sociëteit (GS). De vraag is of de GS belangstelling heeft voor een collectie fraaie fossielen. De familie van een overleden amateurpaleontoloog biedt een collectie fossielen aan, waaronder de resten van een gigantisch roofdier uit een ver verleden. De GS mag de fossielen hebben onder voorwaarde dat het materiaal tentoongesteld wordt. Van welke dieren de fossiele overblijfselen zijn geweest is niet bekend. Ook informatie over vindplaats en ouderdom ontbreekt. Het enige wat de nabestaanden met zekerheid kunnen zeggen is dat de fossielen gevonden zijn in Nederland en afkomstig zijn van één vindplaats. Ongedetermineerde fossielen zonder informatie over vindplaats en ouderdom hebben weinig wetenschappelijke waarde. Daarom vraagt het bestuur van de Geologische Sociëteit aan jullie (drie wetenschappers, lid van de GS) om een onderzoek in te stellen naar de herkomst, ouderdom en identiteit van de fossielen. Jullie vullen elkaar aan: een vertebraten paleontoloog gespecialiseerd in onderzoek naar fossiele beenderen van gewervelde dieren, een evertebraten paleontoloog gespecialiseerd in onderzoek naar fossielen van ongewervelde dieren en een geoloog voor onderzoek naar het gesteente waar het fossiele materiaal in zit. Jullie team wordt in de wandelgangen van de Geologische Sociëteit al het `Dutch Dragon`-team genoemd, naar de enorme beenderen en schedel van het prehistorische roofdier. Jullie brengen gezamenlijk verslag uit van jullie bevindingen.
taak
Zo`n 40 jaar geleden kwamen er haast geen bruinvissen meer voor in de Nederlandse kustwateren. Ze werden niet meer levend gezien en er spoelden ook bijna geen dieren meer aan. Sinds 1970 neemt het aantal strandingen toe en worden er ook meer levende dieren gezien. Eerst ging het alleen om volwassen bruinvissen, maar de laatste jaren verschijnen er ook steeds meer volwassen vrouwtjes met hun jong.
Waarom de bruinvis bijna was verdwenen en nu weer terugkeert voor onze kust is niet helemaal duidelijk. Misschien heeft de hoeveelheid voedsel er iets mee te maken. Sommige onderzoekers denken dat ze verdwenen zijn omdat hier te weinig eten was en dat ze terugkomen omdat het op andere plekken in de Noordzee nog slechter is.
Om meer te weten te komen over de toename van de bruinvis (en andere walvisachtigen) hebben onderzoekers meer gegevens nodig. Ze willen daarom dat alle dieren, dood of levend, op het strand of in het water, gemeld worden. Op een paar internetsites kun je je waarnemingen doorgeven. Maar stel nou dat jij op het strand een dolfijn of walvis vindt of er eentje in zee ziet zwemmen. Hoe weet je dan wat voor soort walvisachtige het is?
Aan de hand van deze opdracht ga je een zoekkaart maken waarmee je de meest algemene walvisachtigen kunt herkennen. Zo`n zoekkaart noemen we ook wel een determinatieblad. Het is de bedoeling dat kinderen van jouw leeftijd de zoekkaart kunnen gebruiken.
Tabak
Lang voordat tabak in Europa bekend was, werd het door Indianen in Zuid-Amerika al gebruikt. De oudste afbeeldingen van rokende Maya-Indianen gaan terug tot zon 300 jaar na Christus. In het begin gebruikten deze Indianen de bladeren van de in het wild groeiende tabaksplant waarschijnlijk om een vuurtje te maken om eten op te koken. Zij ontdekten dat de rook van het vuurtje prikkelend en zelfs verdovend was. Op een gegeven moment zijn de Indianen de bladeren daarom gaan gebruiken bij religieuze ceremonieën en magische handelingen. Indianen rolden gedroogde bladeren van de tabaksplant. Ze stopten het rolletje in een buis en staken het in brand. De buizen werden tabacos genoemd en zo ontstond de naam tabak. Het roken was voor hen niet alleen een genotsmiddel. Maar ook een manier om met de goden in contact te komen. Als belangrijke Indianen bij elkaar kwamen, of als het feest was, werd de vredespijp gerookt. Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte, ontdekte hij ook tabak. Zoals zoveel andere ontdekkingen werd ook de tabak en later de tabaksplant mee naar Europa genomen. Toen tabak in Europa bekend was, gingen de mensen tabak snuiven, pruimen en pijpen roken.
Tafeleend
Wetenschappelijke naam: Aythya ferina
Aantal broedparen in Nederland: 1700-2100 (1998-2000)
Biotoop: ondiepe moerassen met rijke oever- en onderwatervegetatie
Geluid: Tafeleend
Tahitistrandloper
Volgens Johann Reinhold Forster and William Anderson was de Tahitistrandloper Prosobonia leucoptera (Gmelin, 1789) geen zeldzame verschijning, toen hij ruim twee eeuwen geleden werd ontdekt. Forster was als natuurwetenschapper mee aan boord van de Resolution tijdens de tweede reis van kapitein James Cook. Toen het schip in 1773 bij Tahiti aanlegde, verzamelde hij daar één strandloper die vervolgens door zijn zoon George werd geschilderd. Anderson was tijdens deze reis knecht van de scheepsarts. Tijdens de volgende reis van Cook was hij opgeklommen tot scheepsarts en natuurwetenschapper. In die hoedanigheid verzamelde hij eind 1777 op het eiland Moorea nog eens twee Tahitistrandlopers.
Tahitistrandloper `Witvleugelstrandloper`
De ornitholoog John Latham heeft deze drie huiden van de strandloper onderzocht. Hij concludeerde in 1787 dat het om een tot dusver onbekende soort ging en noemde hem `witvleugel strandloper`. In 1789 gebruikte Johann Friedrich Gmelin de beschrijving van Latham om het dier zijn wetenschappelijke naam te geven: Tringa leucoptera. Twee van de huiden die Latham in zijn bezit had zijn sindsdien verloren gegaan. Het enige overgebleven exemplaar van deze uitgestorven soort bevindt zich in het Nationaal Natuurhistorisch Museum. Over de oorzaak van het uitsterven van de Tahitistrandloper is weinig bekend. Sinds Cook het eiland aandeed, is het diertje nooit meer gezien. Het is waarschijnlijk dat de ratten die op het eiland terecht kwamen, hier iets mee te maken hebben.
takin
Dit steviggebouwde hoefdier leeft in bergwouden in China. Het heeft korte, dikke poten en brede hoeven. De kleur van de vacht varrieert van geelwit tot zwartbruin. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben horens die met een knik naar boven wijzen.
De takin is schuw. De mannetjes leven meestal alleen maar sluiten zich `s zomers bij een kudde vrouwtjes aan. Het vrouwtje krijgt één jong per keer dat al binnen drie dagen met haar mee kan lopen.
Wetensch. naam: Budorcas taxicolor
Engelse naam: takin
Verspreiding: China, Myanmar
Voedsel: gras, bamboe, wilgentakken
Lengte: 1,2 - 2,2 m, schouderhoogte 1 - 1,3 m, staart 10 cm
Gewicht: tot 350 kg (max. 700 kg)
Status: kwetsbaar
Tam maken
Tam maken is bij dieren in de meeste gevallen de eerste stap van het domesticatieproces. Voordat ermee gefokt kan worden moeten dieren eerst wennen aan een leven in de onmiddelijke nabijheid van de mens. Na verloop van generaties zal het dier voor zijn overleven afhankelijk worden van zijn verzorger. Daarbij zullen `wilde` kenmerken en gedragseigenschappen geleidelijk verdwijnen.
Tam maken
Een dier zal in de meeste gevallen tam gemaakt moeten worden zodat mensen makkelijker met de dieren om kunnen gaan en werken. Dat maakt ook het fokken veel makkelijker.
Er zijn ook uitzonderingen: honingbij, zijderups en rendier. De zijderups en de bij hebben hun gedrag niet aan de mens aangepast. Ze leven soms op een door de mens toegewezen plek: de bijenkorf. Bij de rendieren volgen mensen de kuddes rendieren in plaats van de kuddes te leiden. De mens heeft zich in dit geval juist aangepast aan het gedrag van het dier. De honingbij, de zijderups en het rendier zijn een bewijs dat een dier niet altijd tam hoeft te zijn om gedomesticeerd te worden genoemd.
Bewust en onbewust tam maken
In het begin is de domesticatie van dieren waarschijnlijk onbewust gegaan. Dieren leefden bij de afvalhopen van mensen en profiteerden van hun etensresten. Ze pasten zich aan de leefomgeving van mensen aan en zijn op deze wijze tam geworden. Dit is waarschijnlijk zo gegaan bij dieren als de hond, het varken en de kip. Deze onbewuste domesticatie wordt ook wel zelfdomesticatie genoemd.
Op een gegeven moment kregen mensen inzicht in de eigenschappen van dieren.
tammarwallaby
De tammarwallaby is een kleine kangoeroe (de kleinste wallaby) die in gebieden leeft met lage bomen en struiken. Hun belangrijkste vijanden, naast de mens, zijn de dingo en roofvogels.
Andere namen: Derbywallaby; tammar
Wetensch. naam: Wallabia eugenii
Engelse naam: tammar; tammar wallaby; Derby wallaby
Verspreiding: Zuid Australië
Voedsel: gras
Lengte: 59 - 68 cm
Gewicht: 9 kg
Status: algemeen
Tandarmen
Wetenschappelijke naam: Xenarthra, Edentata (orde binnen de Placentale zoogdieren, Eutheria of Placentalia)
Tandarmen zijn dieren met een zeer uiteenlopende vorm. Ze hebben eenvoudig gebouwde tanden, zonder wortels en glazuur, of zijn tandeloos. Kenmerkend zijn de lendenwervels met extra gewricht. Twee of drie tenen van de voorpoot hebben stevige klauwen. Tot deze groep behoren de plantenetende Luiaards en insectenetende Miereneters en Gordeldieren, maar ook de uitgestorven Reuzenluiaards (tot 6 meter lang) en Reuzengordeldieren (tot 4 meter lang).
Tandduikers
Wetenschappelijke naam: Hesperornithiformes (orde binnen de `Latere vogels`, Metornithes)
Tandduikers zijn uitgestorven vogels die leefden gedurende het Laat-Krijt (ca. 100-65 miljoen jaar geleden). Ze hadden tanden in hun snavel. Deze vogels konden niet vliegen, vanwege hun gereduceerde vleugels en borstbeen zonder kam of kiel (carina) voor de aanhechting van vliegspieren. De Tandduikers werden door sommigen, samen met de Tandmeeuwen, in de superorde Tandvogels (Odontognathae) onder de Moderne vogels (Neornithes) gerangschikt. Wegens de afwezigheid van een kam op hun borstbeen wijken ze hiervan duidelijk af. Volgens anderen horen ze bij de `Oude vogels` (Archaeornithes) thuis. Tegenwoordig plaatst men ze liever samen met de Moderne vogels in de `Latere vogels` (Metornithes).
Tandmeeuwen
Wetenschappelijke naam: Ichthyornithiformes (orde binnen de `Latere vogels`, Metornithes)
Tandmeeuwen zijn uitgestorven vogels, die leefden gedurende het Laat-Krijt (ca. 100-65 miljoen jaar geleden). Ze worden gekenmerkt door de vorm van hun wervels, die enigszins lijken op die van vissen. Hun wetenschappelijke naam is hier van afgeleid (ichthys = vis; ornis = vogel; forma = vorm). Van de uitgestorven vogelgroepen worden de Tandmeeuwen het meest verwant geacht met de Moderne vogels (Neornithes), waartoe alle hedendaagse vogelgroepen behoren. Tandmeeuwen en Moderne vogels worden samen wel aangeduid als Carinatae, d.w.z. vogels met een duidelijke kiel of kam (carina) op hun borstbeen.
Tankers
Tankers zijn zeeschepen die zijn ingericht voor het transport van grote hoeveelheden vloeibare stoffen. Zij vervoeren ruwe aardolie, plantaardige olie of chemicaliën. De grootste tankers hebben een laadvermogen van 500.000 ton. Enkelwandige, verouderde tankers vormen een gevaar met het oog op milieu rampen. Moderne tankers zijn verplicht voorzien van een dubbelwandige scheepshuid.
De zeescheepvaart kent een treurige geschiedenis van olierampen waarbij een gebrekkig schip betrokken raakte bij een ongeluk, scheurde of brak en een grote hoeveelheid olie vrij kwam. Op de zeebodem of op de kust richtte die olie dan enorme schade onder de flora en fauna aan. Na de hele serie rampen tussen 1970 en 2000 leek het erop dat de vaart met `roestbakken` snel tot het verleden zou behoren omdat de controle op gebrekkige schepen steeds strenger werd. Maar de ramp met de Prestige, eind 2002 voor de Spaanse kust, maakte duidelijk dat er nog steeds veel rederijen zijn die slechte schepen inzetten. Vanaf april 2005 mogen er volgens het MARPOL-verdrag geen enkelwandige tankers meer worden gebouwd.
Tao - de weg van de natuur
De natuur is een geheel van energiestromen. Deze energie, die qi wordt genoemd, veroorzaakt de voortdurende veranderingen in de natuur.
Tao is het patroon waarlangs de veranderingen zich voltrekken. De mens hoort in harmonie met de tao te leven, om het evenwicht niet te verstoren. Dit doet hij door niet in te grijpen in de natuur: wu wei.
De filosofische traditie van het taoïsme is tussen de vijfde en derde eeuw voor Christus in China ontstaan. Twee literaire werken vormen de basis van het taoïsme: de Tao-te ching door Lao Zi en een bundel essays, gedichten en verhalen, de Zhuangzi.
Hoe is de natuur ontstaan?
Hoe is de natuur georganiseerd?
Wat is de plaats van de mens in de natuur?
Hoe ziet de ideale natuur eruit?
Meer informatie over tao