Nederlandse taal in het basisonderwijs

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768


RALFI
Abstract: RALFI is een programma voor kinderen die de spellende leeshandeling (grotendeels) beheersen, maar langdurig veel te traag blijven lezen. De vorderingen beslaan minder dan twee AVI-niveaus per jaar.
Tekst: RALFI is gericht op het verhogen van het leesniveau en vloeiend lezen. Er wordt gewerkt met teksten die aansluiten bij de leeftijd van de kinderen. Een leescyclus wordt het liefst vijf keer per week met dezelfde leerlingen uitgevoerd.

Radend lezen
Abstract: Een leerling raadt tijdens het lezen op grond van enkele (visuele) kenmerken van het woord, welk woord er zou kunnen staan.
Tekst: Radend lezen ontstaat als leerlingen de elementaire leeshandeling niet voldoende onder de knie hebben. Omdat ze letters niet herkennen of klanken niet kunnen samenvoegen, raden ze op grond van de informatie die ze wel weten te ontsleutelen, wat er zou kunnen staan.

Rekenen/wiskunde en taal
Abstract: In een aantal opzichten hangen prestaties bij taal en rekenen samen.
Tekst: Taalproblemen kunnen moeilijkheden met zich mee brengen bij het begrijpen van sommen, maar er blijkt ook samenhang te zijn tussen taal- en rekenproblematiek.

Reïnforcement
Abstract: Bekrachtiging van taaluitingen
Tekst: Bekrachtigingen kunnen uitingen zijn als: `Goed zo`, `Dat heb je goed gezegd`.

Register
Abstract: Taalgebruik dat specifiek is voor een bepaalde situatie.
Tekst: Een voorbeeld is het hanteren van taal in een vergaderzaal bij de opening van een betoog: `Mijnheer de voorzitter` of bij de afsluiting van een brief: `met vriendelijke groeten`of `hoogachtend`.

Reggio Emilia
Abstract: In de Reggio Emilia-benadering wordt de ontwikkeling van kinderen gestimuleerd door systematische aandacht voor alle symbolische uitdrukkingswijzen. Jonge kinderen worden gestimuleerd hun omgeving te verkennen en zich uit te drukken door middel van al hun natuurlijke `talen`of expressiemiddelen, zoals woorden, bewegen, tekenen, schilderen, bouwen, beeldhouwen, schaduwspel, collages, drama en muziek.
Tekst: De Reggio Emilia-benadering is afkomstig uit de Noord Italiaanse stad Reggio Emilia.In deze stad wordt deze benadering sinds dertig jaar toegepast en verder ontwikkeld in gemeentelijke baby- en peutercentra (0-3 jaar) en in gemeentelijke kindercentra (3-6 jaar).

Regelwoorden
Abstract: (met betrekking tot spellingdidactiek): woorden die zijn aan te leren door gebruik te maken van regels.
Tekst: Het gaat hier bijvoorbeeld om eind-d woorden of woorden met een enkele of dubbele medeklinker. Het begrip `regelwoorden` wordt gehanteerd in verschillende taalmethodes (naast de categorieën luisterwoorden, net-zoalswoorden en weetwoorden.)

Redundantie
Abstract: Mate waarin zaken worden toegelicht, uitgelegd en herhaald in een tekst.

Redekundige ontleding
Abstract: Het onderscheiden en benoemen van zinsdelen.
Tekst: Redekundige ontleding maakt deel uit van het taalbeschouwingsonderwijs.

Reciprocal Teaching
Abstract: rolwisselend onderwijzen of elkaar onderwijzen; een vorm van onderwijs waarin samenwerkend leren en strategisch leren samengaan. Reciprocal teaching wordt gebruikt bij begrijpend lezen.
Tekst: Reciprocal teaching is in het begin van de jaren tachtig ontwikkeld met als doel het begrijpend lezen van teksten te verbeteren. Centraal staat de dialoog die leraar en leerlingen of leerlingen onderling met elkaar voeren over de inhoud en betekenis van een tekst. Tijdens dit gesprek leren de leerlingen de volgende vier leesstrategieën uit te voeren: vragen genereren, verduidelijken, samenvatten en voorspellen. De reciprocal procedure is het eerst beschreven door Palincsar (1982) en door Palincsar en Brown (1984). In een latere publicatie hebben Brown en Palincsar (1989) de methodiek verder uitgewerkt.

Receptieve woordenschat
Abstract: De woorden die worden begrepen, maar nog niet productief kunnen worden gebruikt.

Receptief lezen
Abstract: Fase in het leesproces van dove en slechthorende kinderen. In de vocabulairfase verloopt het lezen nog globaal-intuïtief aan de hand van het herkennen van enkele woorden in een tekst. In de structuurfase worden teksten niet alleen begrepen vanuit de woordenschat van de lezer, maar ook vanuit de kennis van morfologische en syntactische regels.

Receptieve taalvaardigheid
Abstract: De vaardigheden in het luisteren en lezen.
Tekst: In veel gevallen is de receptieve taalvaardigheid groter dan de productieve. Er wordt gesproken van receptief en niet van passief, omdat luisteren een actieve bezigheid is die veel -ingewikkelde- vaardigheden van een kind vraagt.

Reading recovery
Abstract: Een Nieuwzeelands leesproject onder leiding van Mary Clay, gericht op leerlingen met problemen op het gebied van aanvankelijk lezen. Het Nederlandse ELLO-project is hierop gebaseerd.

Rijmen
Abstract: Het produceren van woorden met klankovereenkomsten.
Tekst: In de kleutergroepen is vaak veel aandacht voor rijmen. Het kan daarbij gaan om beginrijm (woorden beginnen met dezelfde klank(en)) of eindrijm (woorden eindigen met dezelfde klank(en)). Door veel gedichten voor te lezen en opzegversjes te oefenen, gaan kinderen gaandeweg overeenkomsten in klank ontdekken en zullen ze zelf rijm gaan produceren. Het gaat daarbij eerst om onzinrijm en later om betekenisvol rijm.

Routines
Abstract: Routines zijn herkenbare situaties die leiden tot betekenisvolle taalactiviteiten. Het zijn terugkerende, vaststaande leersituaties die aanzetten tot communicatie. Doordat deze situaties qua vorm herkenbaar zijn, kunnen kinderen goed letten op wat er tijdens die situaties precies gebeurt. Ze kunnen vooral betrokken zijn op de inhoud.
Tekst: Voorbeelden van routines zijn:

Rolpatronen en taal/taalonderwijs
Abstract: Uit onderzoek blijkt dat in de interactie binnen de klas jongens en meisjes op een verschillende manier worden aangesproken. Ook in (taal)methodes is stereotyp taalgebruik te vinden gericht op jongens dan wel meisjes.

Samenwerkend leren
Abstract: Een in de Verenigde Staten uitgewerkte onderwijsstrategie waarbij leerlingen elkaar ondersteunen bij allerlei vormen van leren (peer-tutoring). Een andere vorm, waarbij gespecialiseerde tutoren een kind ondersteunen heet one-to-one tutoring.
Tekst: In het schoolverbeteringsproject `Alle leerlingen bij de les` is de onderwijsbenadering `samenwerkend leren` uitgewerkt. Dit heeft geleid tot de uitgave van `Samenwerkend leren, praktijkboek`.

Samenvatten
Abstract: De inhoud van een tekst wordt verkort weergegeven, maar zo dat de essentie niet verloren gaat.
Tekst: Samenvatten is een complexe vaardigheid die op school een belangrijke rol speelt bij begrijpend en studerend lezen, maar ook in talrijke andere vakken en (mondelinge) activiteiten, ook buiten de school.

Samenleesboeken
Abstract: Boeken waarin een beginnende en een gevorderde lezer samen kunnen lezen, zo dat ze ieder een deel van de tekst kunnen verklanken. De tekst is opgebouwd uit meer niveaus.
Tekst: De beginnende lezer leest de woorden die gedrukt zijn in een groot lettertype, de gevorderde lezer de woorden die gedrukt zijn in een klein lettertype.

Schrijven
Abstract: Tweeledige betekenis:
Tekst: De schrijver moet kennis hebben van de doelgroep waarvoor hij schrijft en van de structuur en de vormkenmerken van teksten. In het onderwijs heeft het traditionele schrijven van een opstel steeds meer plaats gemaakt voor een meer gestructureerde activiteit waarin het schrijven van teksten wordt voorbereid met behulp van het maken van een planning, waarin tijdens het schrijven schrijfstrategieën worden gehanteerd, terwijl vervolgens op het proces en het product wordt gereflecteerd.

Schrijftaalwoorden
Abstract: woorden die in het mondeling taalgebruik weinig gebruikt worden, maar in teksten wel voorkomen (verscheidene, immers, wiens enz.) Voor leerlingen met een niet-Nederlandstalige achtergrond, zijn deze woorden vaak moeilijk te begrijpen. Zie ook: schooltaal, C.A.T.

Schrijfontwikkeling
Abstract: de ontwikkeling van het schrijfgedrag vanuit de vroege jeugd.
Tekst: In de schrijfontwikkeling van kinderen zijn de volgende fasen te onderscheiden:

Schriftsysteem
Abstract: Manier waarop gesproken taal wordt weergegeven in schrifttekens.
Tekst: Er zijn verschillende soorten schriftsystemen: alfabetische, syllabische of logografische.

Schooltaalvaardigheid
Abstract: Equivalent van C.A.T. (Cognitieve Abstracte Taalvaadigheid), de vaardigheid om taal op een abstract niveau te kunnen gebruiken om zo in een schoolse context nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken.

Schooltaal
Abstract: Taalgebruik in onderwijsleersituaties
Tekst: Onder schooltaal wordt het taalgebruik in vaklessen als aardrijkskunde en biologie verstaan. Leerlingen moeten vakbegrippen beheersen als zandverstuiving en wolkbreuk, maar ook meer algemene begrippen als functie, gevolg van enz. Ze moeten de betekenis uit -vaak moeilijke- teksten destilleren en uit de uitleg van de leraar.

Schoolleesplan
Abstract: Systematisch plan van aanpak voor school, bibliotheek, boekhandel en ouders om lezen en leesplezier van basisschoolleerlingen te bevorderen. (Bron: Fantasiaboek).
Tekst: Het schoolplan wordt opgesteld door de leescoördinator. Er kunnen twee delen in worden onderscheiden:

Schoolkrant
Abstract: Krant die meestal door leerkrachten wordt gemaakt voor ouders en leerlingen. Ouders en kinderen leveren vaak ook informatie voor de krant. Soms wordt de schoolkrant helemaal door leerlingen samengesteld en zijn medeleerlingen en ouders de doelgroep.
Tekst: Het primaire doel kan zijn het verschaffen van informatie aan ouders. Soms ook is de schoolkrant, of een speciaal nummer daarvan alleen maar bedoeld om teksten en tekeningen van kinderen te presenteren.

Schoolbibliotheek
Abstract: Bibliotheek waarin de boekencollectie van een school is ondergebracht.
Tekst: Een schoolbibliotheek bestaat in het basisonderwijs vaak uit een documentatiecentrum (informatieve boeken) en klassenbibliotheken (meestal fictie (verhalende boeken)). Op sommige scholen wordt gebruik gemaakt van thematafels waarop (meest) informatieve boeken rond het thema waarover op de school wordt gewerkt, zijn uitgestald.

Schema`s bij informatieve teksten
Abstract: Om informatieve teksten te begrijpen of om voorkennis te structureren, kan gebruikt worden gemaakt van schema`s.
Tekst: Voorbeelden van schema`s zijn het woordweb (woordveld) om informatie te ordenen, de tabel, om verschillen in kaart te brengen, het vendiagram waar juist overeenkomsten in beeld gebracht worden, het onderzoeksblad waarin kinderen zelf vragen formuleren die ze met behulp van bronnen beantwoorden.

Scaffolding
Abstract: Amerikaans woord voor steiger. De leerkracht zet een steiger om het kind heen en ondersteunt het daar waar het nodig is. Dit begrip komt voor bij beschrijven van activiteiten van de leerkracht om een kind uit te dagen (bijvoorbeeld bij spel, zoals Basisontwikkeling of in het Piramideproject, als bij taal, bijvoorbeeld tijdens het Interactief voorlezen).

Serieboeken
Abstract: Boeken die deel uitmaken van een serie.
Tekst: Serieboeken zijn boeken waarin de personages en vaak ook de omgeving waar het verhaal zich afspeelt, in elk boek terugkeren. Dat biedt een grote mate van voorspelbaarheid.

Sequentiële ordewaarneming
Abstract: Het in de juiste volgorde kunnen onthouden van visueel aangeboden informatie.
Tekst: In de praktijk gaat het hier met name om het van links naar rechts werken.

Semi-analfabeet
Abstract: Iemand die wel kan lezen en schrijven, maar moeite heeft met het automatiseren van de leeshandelingen.

Semantiseren
Abstract: Uitleggen en toelichten van woordbetekenissen in de woordenschatdidactiek.

Semantiek
Abstract: Betekenisleer; studie naar de betekenis van gesproken of geschreven taal.

Selectief mutisme
Abstract: Selectief Mutisme is een angststoornis die voorkomt bij kinderen en die wordt gekenmerkt door het onvermogen te praten in verschillende sociale omstandigheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om kinderen die wèl praten in bepaalde situaties waarin ze zich op hun gemak, veilig en ontspannen voelen. (gegevens van de site Stil hoekje)
Tekst: De oorzaak van Selectief Mutisme moet gezocht worden in een hevige angst. Kinderen met selectief mutisme hebben een sterk geremde aard. Vergeleken met een `gewoon` verlegen of bedeesd kind, staat een kind met Selectief Mutisme aan het uiterste einde van de schaal voor verlegenheid en bedeesdheid. (gegevens van de site Stil hoekje)

Segregatie
Abstract: begrip dat betrekking heeft op de verhouding tussen meerderheids- en minderheidstalen. Bij segregatie wordt een bevolkingsgroep gedwongen de minderheidstaal ook in het onderwijs als voertaal en schooltaal te accepteren. Hier is sprake van apartheid.

Sesamstraat
Abstract: Educatief kleuterprogramma dat dagelijks wordt uitgezonden.
Tekst: In Sesamstraat, van oorsprong een Amerikaans taaltrainingsprogramma, wordt veel aandacht besteed aan taalontwikkeling. Het programma wordt heel goed bekeken en hoog gewaardeerd door jonge kinderen (en overigens ook door volwassenen)

Simultane communicatie
Abstract: Bij slechthorenden wordt -door horenden- vaak gebruik gemaakt van simultane communicatie waarbij tegelijkertijd gesproken wordt en gebaren gebruikt worden. De gebaren houden de woordvolgorde van de gesproken taal aan.

Signaalwoord
Abstract: Een signaalwoord is een woord dat de lezer informatie verschaft over de taal- en denkrelaties in een tekst. Er bestaan signaalwoorden die verbanden tussen taal en werkelijkheid aanduiden (morgen, tussentijds), die bepaalde redeneringen ondersteunen (belangrijk, daadwerkelijk) die verbanden tussen alinea`s aanduiden (desonanks, niettegenstaande) etc.
Tekst: In de didactiek van het strategisch begrijpend lezen spelen signaalwoorden een belangrijke rol. Het blijkt op den duur van onschatbare waarde te zijn als kinderen bedacht zijn op signaalwoorden in een tekst. Meestal verbetert dat het inzicht in de structuur van een tekst.

Sleutelwoord
Abstract: Woord dat tijdens het aanvankelijk lezen centraal staat. Dat wil zeggen dat het als basis gebruikt wordt voor het analyseren en syntetiseren.
Tekst: Het begrip `sleutelwoord` (met betrekking tot aanvankelijk lezen) wordt gebruikt in de methode `de Leessleutel`. Andere methodes gebruiken woorden als ankerwoord of globaalwoord.

Slechtziendheid/blindheid en taal
Abstract: Slechtziendheid (en uiteraard blindheid) hebben grote gevolgen voor de schoolcarriëre van kinderen. Het proces van taal en lezen verloopt heel verschillend van dat van kinderen in het reguliere onderwijs.
Tekst: Bij slechtziende kinderen is het belangrijk in de klas allerlei zaken aan te passen. Dat geldt voor de plaats van de leerling in de klas, het gebruik van het bord, de teksten die worden aangeboden, de eisen die aan geschreven teksten worden gesteld, het gebruik van didactische hulpmiddelen, opdrachten, proefwerken enz. Ook sociale aspecten spelen uiteraard een grote rol om een leerling zich thuis te laten voelen in de klas.

Slechthorendheid/doofheid en taal
Abstract: Het leren van taal aan doven en slechthorenden vereist een specifieke didactiek. Er wordt gebruik gemaakt van gebarentaal, maar ook van schrijven, tekenen, gebaren die gesproken taal ondersteunen enz(totale communicatie). Ook het leesonderwijs verloopt op een specifieke manier (ideovisueel lezen)
Tekst: Uit een onderzoek van Loes Wauters (Reading comprehension in deaf children; the impact of the mode of acquisition of word meanings (Proefschrift Radboud Universiteit Nijmgen) blijkt dat dove kinderen erg slecht zijn in begrijpend lezen. Het niveau van een grote groep dove leerlingen van zeven tot twintig jaar komt niet boven het niveau van groep 3 van het basisonderwijs uit.

SMS-spelling
Abstract: Spelling van jonge kinderen die TMT voor tomaat of BNN voor banaan schrijven.
Tekst: Jonge kinderen die SMS-spelling gebruiken, hebben ontdekt dat de fonemen in gesproken woorden met letters te maken hebben. Ze kunnen alleen de woorden nog niet goed in fonemen analyseren.

Sociolinguïstiek
Abstract: De sociolinguïstiek (taalsociologie) houdt zich bezig met de invloed van sociale factoren op de taal en de rol die de taal speelt in menselijke interactie. Sociolinguïstiek richt zich vooral op de beschrijving van het verband tussen taal, cultuur en maatschapij.
Tekst: Bij sociolinguïstiek gaat het om het beschrijven van taal van verschillende maatschappelijke groepen, bijvoorbeeld de taal die in het westen van het land door jongeren wordt gesproken of de taal die hoort bij een specifieke beroepsgroep.

Sociolect
Abstract: Het van de standaardtaal verschillende taalgebruik onderscheiden we wel in dialect (streektaal, de kenmerken zijn regionaal bepaald) en sociolect (de kenmerken zijn sociaal, door het milieu bepaald). Soms vallen sociolect en dialect samen.

Sociale taalfunctie
Abstract: Zie: communicatieve taalfunctie

Sociaal-emotionele ontwikkeling
Abstract: Zie: sociale vertelsels en striptekeningen en boeken, verhalen en liedjes over sociaal-emotionele ontwikkeling.

Sociaal leren
Abstract: Sociaal leren is het leren in groepsverband, in samenspraak en samenwerking met anderen die vaak meer ervaren zijn.
Tekst: Sociaal leren is naast betekenisvol leren en strategisch leren, één van de uitgangspunten van interactief taalonderwijs. Zonder de interactie en hulp van anderen komt het taalverwervingsproces niet tot ontwikkeling. Kinderen leren de mogelijkheden van gesproken en geschreven taal kennen door het voorbeeldgedrag van volwassenen en van elkaar in echte taalgebruikssituaties. Ze leren van elkaar door naar elkaar te luisteren, met elkaar te spreken, samen teksten te lezen en te schrijven en door te reflecteren op eigen handelen.

Spreken en luisteren
Abstract: Taaldomein mondelinge taalvaardigheid
Tekst: Met spreken en luisteren en mondelinge taalvaardigheid wordt hetzelfde bedoeld.

Spreken
Abstract: Het onder woorden brengen van ideeën, meningen gevoelens en ervaringen met een specifiek doel voor een specifieke persoon of groep. (Bron: Robbe 1999).

Spreekmaat
Abstract: Een klankgroep ontstaan bij het uitspreken van een woord in klankdelen, bijvoorbeeld bà-ken voor bakken. Voor klankgroep wordt ook wel het verwarrende begrip `auditieve lettergreep` gebruikt.
Tekst: Het begrip `spreekmaat` wordt gehanteerd in de taalmethode Balans.

Spreekbeurt
Abstract: Tweeledige betekenis:
Tekst: Bij 1:

Spraakontwikkeling
Abstract: De ontwikkeling van de articulatie, dat wil zeggen het leren waarnemen en produceren van klanken zoals die in een bepaalde taal voorkomen. (bron `Logopedie voor onderwijsgevenden)
Tekst: Bij spraakontwikkeling gaat het over de controle die een kind heeft over zijn tong-, lip en gehemeltespieren zodat hij klanken op een juiste manier kan produceren en over de mate waarin het verschillen tussen spraakklanken kan waarnemen.

Spraak- en taalmoeilijkheden
Abstract: Moeilijkheden in de spraak- of taalontwikkeling die verschillende oorzaken kan hebben(aangeboren of verworven)en verschillende uitingsvormen.
Tekst: Voorbeelden van spraak- en taalmoeilijkheden zijn:

Spiegelen
Abstract: voor de eigen taal van kinderen een spiegel houden, zodat het de eigen onvolkomenheden herkent en verbetert.
Tekst: Een voorbeeld van spiegelen is:

Spelmethode
Abstract: Methode voor aanvankelijk lezen waarin wordt uitgegaan van de namen van de letters.

Spellingvoorwaarden
Abstract: vaardigheden die tijdens het onderwijs in aanvankelijk spellen tot ontwikkeling moeten komen.
Tekst: De term spellingvoorwaarden is eigenlijk verouderd. Het is belangrijk om tijdens de kleuterperiode na te gaan of een leerling problemen heeft met taalontwikkeling of de auditieve vaardigheden en zo risicoleerlingen in het oog te houden. Maar de spellingvoorwaarden zijn eigenlijk -net als de leesvoorwaarden- vaardigheden die tijdens het spellen (of lezen) tot ontwikkeling komen.

Spellingstrategieën
Abstract: de strategieën die iemand gebruikt om een woord te spellen.
Tekst: Meestal wordt er een indeling gemaakt in directe en indirecte spellingstrategieën. Als het spellingsysteem geautomatiseerd is, maken we gebruik van directe strategieën. Als dat niet het geval is, maken we gebruik van indirecte strategieën. Dat betekent dat er bepaalde denkhandelingen aan de spelling van het woord vooraf gaan.

Spellingproblemen
Abstract: Problemen met het zich eigen maken van de spelling.
Tekst: Kinderen met spellingproblemen hebben vaak problemen met deelvaardigheden (auditieve analyse, het onthouden van de klanktekenkoppeling. Ze vinden het moeilijk om de spellingregels te onthouden en kunnen die vaak niet zelfstandig toepassen. De spellingstrategieën worden star gehanteerd en het is vaak ingewikkeld de relatie te leggen tussen de schrijfwijze van woorden die met een bepaalde strategie zijn aangeleerd en het schrijven van andere woorden waar dezelfde strategie moet worden gehanteerd.

Spellingprincipes
Abstract: de beginselen van onze spelling
Tekst: De Nederlandse spelling kent één hoofdprincipe: het fonologisch principe. Elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven. Daarnaast is er het morfologisch principe (de regel van de gelijkvormigheid- je schrijft een woord-voor- achtervoegsel steeds op dezelfde manier (hond vanwege honden) en de regel van overeenkomst- als woorden op dezelfde manier worden gevormd, worden ze ook op dezelfde manier geschreven (grootte vanwege lengte)).

Spellingonderwijs
Abstract: Onderwijs in spelling.
Tekst: Bij spelling wordt onderscheid gemaakt tussen aanvankelijk en voortgezet spellen (onderverdeeld in de spelling van onveranderlijke en veranderlijke woorden (werkwoorden)). Bij het aanvankelijk spellen -dat overigens een geheel vormt met aanvankelijk lezen- staat het spellen van klankzuivere eenlettergrepige woorden centraal. Voorwaarde daarvoor vormen auditieve analyse en klanktekenkoppeling. Bij voortgezet spellen gaat het om het spellen van meerlettergrepige niet-klankzuivere woorden. Naast auditieve analyse en klanktekenkoppeling zijn hier vaardigheden als het kunnen onthouden en toepassen van regels en het kunnen onthouden en oproepen van woordbeelden van belang.

Spellinggeweten
Abstract: de wil om woorden op de juiste manier te spellen.
Tekst: Tegenwoordig wordt dit begrip regelmatig gebruikt om duidelijk te maken dat een belangrijke oorzaak van het maken van spelfouten is dat de wil ontbreekt, dat de noodzaak niet gezien wordt, om zorgvuldig met taal om te gaan.

Spellingcategorieën
Abstract: Kleine leerstofeenheden in het spellingonderwijs.
Tekst: De spellingregels die er zijn voor het Nederlands kunnen worden opgedeeld in kleine leerstapjes, die in de methode eerst apart worden aangeleerd en geoefend. Dze leerstapjes worden spellingcategorieën genoemd. Door de spellingleerstof in spellingcategorieën op te delen, wordt de leerstof overzichtelijk. Het is wel zo dat het aantal leerstofeenheden per methode sterk kan verschillen.

Spellingbewustzijn
Abstract: Spellingbewustzijn wordt vaak gebruikt als synoniem voor spellinggeweten: de wil om correct te spellen.
Tekst: Het spellingbewustzijn kan worden ontwikkeld door kinderen, maar bijvoorbeeld ook (pabo)studenten te leren systematisch te reflecteren op hun spellingwerk. `Taal actief` doet dit bijvoorbeeld door kinderen met betrekking tot dicteewoorden te laten nadenken of ze denken dat ze woorden goed of fout hebben geschreven. Het `Protocol Dyslexie` hanteert een stoplichtmethode. Na afloop van een dictee onderstrepen leerlingen woorden met groen, oranje of rood.

Spellend lezen
Abstract: Een leesstrategie waarbij het kind te lang blijft steken in de eerste fase van de leesontwikkeling. Het blijft elke letter (of in een latere fase ieder woorddeel) afzonderlijk verklanken.
Tekst: Spellende lezers blijven vaak heel langzaam lezen. Ze zijn zo bezig met het verklanken van woorden dat ze vaak niet toekomen aan het begrijpen ervan.

Spelling
Abstract: Het weergeven van auditieve codes in correcte visuele codes.
Tekst: Het Nederlands kent een aantal spellingprincipes:

Spel
Abstract: Het spel van kinderen is van groot belang voor hun ontwikkeling. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van sociale vaardigheden, taal en woordenschat en intellectuele activiteiten.
Tekst: Frea Janssen Vos stelt in `de magische kracht van het rollenspel`(De wereld van het jonge kind 10, juni 2005, p.297) dat `spel het voertuig is voor ontwikkeling en leren. Maar we mogen er niet van uitgaan dat kinderen vanzelf tot deze hoogste vorm van spelen komen. die ontwikkeling moet gestimuleerd en ondersteund worden.`Op die manier komen `sociale en motorische vaardigheden, dommunicatie, worodenschat, taal en denken en intellectuele kwaliteiten op het gebied van schematiseren, geletterdheid en gecijferdheid tot ontwikkeling.`

Specifieke leesproblemen
Abstract: Leerproblemen die zich beperken tot het lezen.

Specificiteitscriterium
Abstract: Een van de criteria die prof. Dr. J.J. Dumont heeft opgesteld om de diagnose dyslexie te kunnen stellen. Bij het specificiteitscriterium wordt ervan uitgegaan dat het bij dyslexie om een specifiek leesprobleem gaat.

Speciale leesbegeleiding
Abstract: Het begeleiden van kinderen met leesproblemen. Dit begrip werd ontleend aan de in het onderwijs veelgebruikte map Speciale Leesbegeleiding(ontwikkeld door Luc Koning en uitgegeven door Malmberg) voor kinderen met problemen op het gebied van voortgezet technisch lezen.

Spatiële orde waarneming
Abstract: onthouden van de letters in de juiste volgorde

Sprookjes
Abstract: Een in mondelinge overlevering verbreide vertelling, waarvan de inhoud in tegenstelling tot epos of sage, niet in verband staat met historische gebeurtenissen, maar geheel tot het rijk der verbeelding behoort (Van Dale).
Tekst: Er is een onderscheid te maken tussen cultuursprookjes, die door een auteur zijn bedacht en opgeschreven en volkssprookjes die van generatie op generatie worden doorverteld.

Strephosymbolie
Abstract: het omdraaien van symbolen
Tekst: Het kan hierbij gaan om de verwisseling van volgorde van letters of om de spiegeling van letters. Tijdens het proces van het aanvankelijk lezen is het heel gebruikelijk dat kinderen symbolen omdraaien. Als het op latere leeftijd nog steeds gebeurt, hangt het vaak samen met lees- en of spellingproblemen.

Strategisch taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs waarbij leerlingen wordt aangeleerd zich strategieën eigen te maken en die ook toe te passen (strategisch leren).
Tekst: De taalmethode `Zin in taal` wordt gepresenteerd als een strategische taalmethode. In woordenschatlessen leren de leerlingen strategieën om de betekenis van woorden te achterhalen en onthouden. En ook in de spellinglessen komen verschillende strategieën aan bod.

Strategisch leren
Abstract: Strategisch leren houdt in dat kinderen strategieën leren voor de planning, uitvoering en controle van (taal) leerprocessen zoals bijvoorbeeld `hoe schrijf ik een brief aan oma om te bedanken voor het logeren`, `hoe leer ik woorden`. Het is één van de drie uitgangspunten van interactief taalonderwijs.
Tekst: Leerkrachten kunnen strategisch leren bevorderen door coöperatief leren toe te passen en door zelf model te staan en hardop denkend voor te doen hoe kinderen bepaalde activiteiten het beste kunnen aanpakken.

Stotteren
Abstract: Bij stotteren is sprake van een probleem in de timing en onderlinge afstemming van de bij het spreken betrokken motorische processen. Bij een aanleg tot stotteren bepalen interne of externe problemen of iemand ook echt gaat stotteren.

Storyline approach
Abstract: Een benadering van leren ontwikkeld in Schotland (`the storyline approach to education`) waarbij de leeractiviteiten zijn ingebed in een verhaalstructuur.
Tekst: Zie voor meer informatie: Verhalend ontwerpen

Stommeling
Abstract: Een begrip waarmee de stomme e wordt aangeduid.
Tekst: Dit begrip werd gebruikt in de methode `Letterstad`.

Stillezen
Abstract: Lezen zonder een tekst hardop te verklanken.
Tekst: In het aanvankelijk leesonderwijs ligt een belangrijke nadruk op het hardop verklanken van teksten. Vanaf zo ongeveer AVI 4 instructieniveau gaat het stillezen een belangrijke rol spelen. Het doel van het lezen is dan niet meer het oefenen van het verklanken van woorden, maar het toevoegen van nieuwe woorden aan de woordvoorraad. En de meest effectieve manier daarvoor is het stillezen van teksten die aansluiten bij de belangstelling van leerlingen, zodat ze ongemerkt `kilometers maken`.

Stille periode
Abstract: De periode waarin allochtone kinderen nog niet spreken.
Tekst: De lengte van de stille periode is per kind verschillend. Ook in de periode dat kinderen niet spreken zijn ze bezig met taalverwerving. Ze luisteren, leren nieuwe woorden, zinsconstructies enz. Als ze beginnen te spreken, gebruiken ze soms meteen meerwoordzinnen.

Stemtrap
Abstract: Dit begrip wordt in een aantal spellingmethodes gehanteerd om duidelijk te maken wanneer de stomme e als e geschreven wordt. Een woorddeel met klemtoon is een hoge stemtrap. Een woorddeel zonder klemtoon is een lage stemtrap. Hoor je een u in een lage stemtrap, dan schrijf je e. De stemtrap wordt gevisualiseerd door de woorden ook daadwerkelijk op een trap te schrijven.

Stellen (schrijven) en spellen
Abstract: Hoe is bij schrijfopdrachten de verhouding tussen de beoordeling van de inhoud en de beoordeling van de spelling. Dit is een probleem waarmee de meeste basisscholen worden geconfronteerd.
Tekst: Bij schrijfopdrachten gaat het in eerste instantie om de inhoud en die inhoud moet dan ook worden beoordeeld. In de laatste druk van `Taaldidactiek aan de Basis` staat een voorbeeld van een tekst die een jongen heeft geschreven over zijn overleden vader. De leerkracht heeft er als reactie ondergeschreven dat hij in zijn tekst de tijden door elkaar haalt en zegt niets over de inhoud. Het is onmiddellijk duidelijk dat dat een pijnlijke situatie oplevert.

Stellen
Abstract: Begrip dat het schrijven in de zin van ` uiting geven aan gedachten` weergeeft. Het begrip stellen wordt steeds minder gebruikt. Meestal wordt gebruik gemaakt van de aanduiding `schrijven`.

Startbekwaamheden
Abstract: In opdracht van ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ontwikkelde startcapaciteiten waaraan een beginnende leraar primair onderwijs zou moeten voldoen.
Tekst: In opdracht van het ministerie van OC & W werden in 1997 op basis van het Beroepsprofiel dat al eerder door de Landelijke Pedagogische Centra werd ontwikkeld, de Startbekwaamheden leraar primair onderwijs vastgesteld

Standaardtaal
Abstract: De gestandaardiseerde variëteit tot standaardtaal. Dat is afhankelijk van keuze (de variëteit is in een voorkeurspositie geweest), codificatie (de variëteit is vastgelegd), elaboratie (de variëteit kan in elke mondelinge en schriftelijke situatie worden gebruikt) en erkenning van de variëteit.
Tekst: Soms wordt een taalvariëteit tot standaardtaal. Dat is afhankelijk van keuze (de variëteit is in een voorkeurspositie geweest), codificatie (de variëteit is vastgelegd), elaboratie (de variëteit kan in elke mondelinge en schriftelijke situatie worden gebruikt) en erkenning van de variëteit.

Studerend lezen
Abstract: Het toekennen van betekenis aan geschreven taal met als doel de opgedane informatie te onthouden en mondeling of schriftelijk weer te geven.
Tekst: Het lijkt er op dat het begrip studerend lezen steeds minder gebruikt wordt en meer en meer plaats gaat maken voor het begrip informatieverwerving.

Structuurrij
Abstract: Rij woorden met dezelfde structuur, bijvoorbeeld logisch, magisch, komisch....
Tekst: Structuurrijen worden gebruikt om visuele synthese te oefenen en-of woorden met een bepaalde moeilijkheid.

Structuurmethode
Abstract: Een methode voor aanvankelijk lezen waarin wordt uitgegaan van het aanleren van zogenaamde globaalwoorden, waarna deze woorden alzijdig worden gestructureerd, dat wil zeggen geanalyseerd en gesynthetiseerd in fonemen en grafemen. Op basis van globaalwoorden kunnen vervolgens ook nieuwe woorden worden gelezen.
Tekst: Een voorbeeld van een structuurmethode is Veilig leren lezen. In de nieuwste versie van deze methode is ervoor gekozen naast de globaalwoorden ook losse letters aan te leren, een principe dat eigenlijk afkomstig is uit klanksynthesemethode.

Subvocalisatie
Abstract: In gedachten uitspreken wat je leest.
Tekst: Vocaliseren wil zeggen dat je de tekst echt uitspreekt. Als je subvocaliseert, spreek je de tekst in je hoofd uit. Subvocaliseren gaat ongeveer even snel als hardop lezen. Een voordeel is dat de leesstof vaak beter wordt onthouden. Je bent er bewuster en geconcentreerder mee bezig en herhaalt het gelezene in je hoofd. Goede lezers subvocaliseren als ze iets echt moeten onthouden. Ze lezen dan geconcentreerder.

Submersion
Abstract: begrip dat betrekking heeft op de verhouding van meerderheids- en minderheidstalen: Bij submersion is het zo dat de minderheidstaal in de schoolsituatie niet wordt gesproken. De meerderheidstaal is regel en ten hoogste worden kinderen in de gelegenheid gesteld buiten schooltijd lessen in de minderheidstaal te volgen.

Synthesemannetje
Abstract: Ook wel synthesehappertje. Hulpmiddel bij het oefenen van directe woordherkenning.
Tekst: Uit een cirkel wordt een driehoek geknipt en er wordt een oog op getekend. Zo ontstaat een mannetje. Dit wordt over de tekst getrokken in zo`n tempo dat het kind gedwongen wordt de woorden in één keer te lezen. De snelheid kan worden aangepast aan de leesvaardigheid van het kind.

Synthese
Abstract: Het samenvoegen van kleinere eenheden tot grotere, bijvoorbeeld fonemen tot een gesproken woord of grafemen tot een geschreven woord.
Tekst: Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen auditieve synthese en visuele synthese. In het eerste geval gaat het om horen, in het tweede geval om zien.

Syntaxis
Abstract: Grammatica.

Tafeltheatertje
Abstract: Multifunctioneel vertelkastje, ontwikkeld binnen het project `Kansrijke Taal`.
Tekst: Een werkbeschrijving van het Tafeltheatertje is te vinden in `Kansrijke Taaldidactiek in groep 1-8`.

Taalwetenschap
Abstract: Kennis van taalprocessen; ook wel linguistiek
Tekst: De taalwetenschap houdt zich bezig met het verwerven van inzicht in de algemene principes die aan taal en taalgebruik ten grondslag liggen.

Taalvorming
Abstract: Taalonderwijs dat wordt vormgegeven vanuit de eigen taal van kinderen en hun natuurlijke motivatie voor en interesse in taal.
Tekst: De Stichting Taalvorming werkt via vertellen, spel, schrijven en tekenen (en coaching van leerkrachten daarin) aan taalontwikkeling en plezier in taal. Deze vernieuwende benadering van taal en taalonderwijs ligt op het raakvlak van kunsteducatie en onderwijs.

Taalvorm
Abstract: Bij taalontwikkeling. Met taalvorm worden het fonologisch, het morfologisch en het syntactisch aspect bedoeld.
Tekst: Naast taalvorm wordt gebruik gemaakt van taalinhoud en taalgebruik.

Taalverwerving
Abstract: Het verwerven van spraak en het verwerven van inzicht in het hanteren van grammaticale en communicatieve regels. (Bron: Logopedie voor onderwijsgevenden p.63)
Tekst: In de praktijk worden de begrippen taalverwerving en taalontwikkeling door elkaar gebruikt. Mogelijk is het feit dat verschillende disciplines (ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek enz.) zich bezighouden met kindertaalontwikkeling, verantwoordelijk voor het vrij willekeurig gebruik van de begrippen.