Nederlandse taal in het basisonderwijs

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768


Klankgebarenalfabet
Abstract: Het inprenten van de klanktekenkoppeling met motorische ondersteuning. Bij elke klank wordt een gebaar aangeleerd.
Tekst: Leerlingen die problemen hebben met het onthouden van de klanktekenkoppeling, hebben in veel gevallen baat bij motorische ondersteuning. In toenemende mate wordt het klankgebarenalfabet in groep 3 dan ook gebruikt naast de reguliere methode voor aanvankelijk lezen.

Klankbewustzijn
Abstract: Het (toenemend) vermogen (bij jonge kinderen) te abstraheren van de betekenis van taal, zich te richten op de klankvorm en te manipuleren met klanken.
Tekst: Het fonologisch bewustzijn speelt een grote rol bij het lezen en spellen. Het is dan ook belangrijk om er in de kleutergroepen aandacht aan te besteden. Dat kan door activiteiten die gericht zijn op auditieve discriminatie en op analyse, synthese en rijmen.

Knieboek
Abstract: Speciaal prentenboek, meestal met ringband, waarbij de kinderen de prent zien, terwijl de leerkracht de tekst op de achterkant voorleest, terwijl ze het boek op school heeft.

Korte klank
Abstract: De klanken -a-, -e-, -i-, -o- en -u- zijn korte klanken.

Koorlezen
Abstract: in een groep tegelijkertijd dezelfde tekst lezen
Tekst: Koorlezen werd vroeger veel toegepast tijdens leeslessen in heterogene groepen. Daar is het niet geschikt voor. Met name leerlingen die goed lezen, zullen zich vervelen.

Kringgesprek
Abstract: Groepsgesprek waarbij de leerlingen in een kring zitten.
Tekst: Het kringgesprek werd in de jaren 70 op veel reguliere scholen voor basisonderwijs ingevoerd. Van oudsher nam het een belangrijke plaats in in het Jenaplan-onderwijs. De kringvorm is functioneel voor het uitwisselen van meningen en het verwerven van kennis. Er worden verschillende soorten kringgesprekken onderscheiden, bijvoorbeeld het open kringgesprek, het persoons- of groepsgerichte kringgesprek, het kennisverwervende kringgesprek, het meningvormende kringgesprek en het besluitvormende kringgesprek.

Kunst en taal
Abstract: Taal leer je niet alleen in de taalles, maar ook bij andere vakken. De vakken van de kunstzinnige oriëntatie zijn misschien wel bij uitstek geschikt om taal te leren.
Tekst: Bij de SLO verscheen in 2001 de cd rom `Kunst in Samenhang` waarin leerstof uit de beeldende vakken in samenhang wordt gepresenteerd. Interactie en taalverwerving krijgen bij de verschillende lessen bijzondere aandacht via praktische tips en achtergrondinformatie.

Language master
Abstract: Bandrecorder waar een kaart, waarop een stukje band is geplakt, ingezet kan worden. Op het bandgedeelte kan iets worden ingesproken. Daarbij kan op de kaart een afbeelding worden getekend of geplakt. Terwijl de kaart van links naar rechts door het apparaat beweegt, hoort de leerling de ingesproken tekst en ziet de afbeelding. De leerling kan de tekst ook meezeggen. Op de band is een extra spoor waarop de leerling zelf de tekst kan naspreken of een antwoord kan inspreken. Zo kan de leerkracht controleren of de leerling de opdrachten goed heeft uitgevoerd.
Tekst: De languagemaster werd veel gebruikt voor het oefenen van de woordenschat bij Nederlands als tweede taal. De leerling hoorde immers het woord, zag de afbeelding en kon het woord naspreken. Ook werd de languagemaster gebruikt voor het oefenen van globaalwoorden, klanktekenkoppeling, auditieve analyse en synthese.

Lange klank
Abstract: De klanken -aa-, -ee-, -uu-, -oo- zijn lange klanken.

Labelen
Abstract: Leerlingen leren waar een woord in een bepaalde context naar verwijst. De betekenis wordt nog niet gealgemeniseerd.

Laaggeletterdheid
Abstract: Problemen hebbend met lezen en schrijven en zo onvoldoende toegerust zijn voor de eisen van de moderne kenniseconomie.
Tekst: zie voor meer informatie: analfabetisme

Levend lezen
Abstract: Een begrip, afkomstig uit het Freinetonderwijs, dat bedoeld is om allerlei benaderingen waarin kinderen op een motiverende en toegepaste manier leren lezen, samen te vatten.
Tekst: Het gaat hier om de benaderingen ontdekkend lezen, functioneel aanvankelijk lezen, natuurlijk leren lezen, interactief lezen, functioneel lezen en schrijven.

Lettertype
Abstract: Een tekst kan in verschillende lettertypes gedrukt zijn.
Tekst: Voor kinderen met ernstige leesproblemen kan het handig zijn wanneer teksten in een groot lettertype zijn gedrukt. Het is ook mogelijk om teksten zelf te vergroten. Tekst lezen in een groter lettertype verhoogt voor deze lezers het tempo.

Lettertafel
Abstract: Tafel in de kleutergroepen waarop een letter centraal wordt gezet.
Tekst: Op de tafel is de letter te vinden en daarnaast allerlei voorwerpen die de kinderen zelf meenemen en die beginnen met de bewuste letter. Het doel is dat kinderen de klanken niet alleen koppelen aan de eventuele globaalwoorden die ze krijgen aangereikt, maar dat ze ze ook aan allerlei andere woorden kunnen koppelen.

Letterschuif
Abstract: Een didactisch hulpmiddel bij de methode De Leessleutel, waarmee verschillende woorden van drie en vier letters gemaakt kunnen worden.
Tekst: De letterschuif bestaat uit een schuif met vijf insteekvakjes. Om woorden te kunnen vormen hebben kinderen insteekschuiven met klinkers en medeklinkers nodig.

Lettermuur
Abstract: zie: ABC-muur

Letterlijn
Abstract: Een lijn die voor de klas is gespannen en waaraan de aangeleerde letters worden bevestigd.
Tekst: In plaats van de aangeleerde letters in de volgorde van het aanleren op te hangen, is het handig om een onderverdeling te maken in lange klanken, korte klanken, tweetekenklanken en medeklinkers. Als letters al direct volgens dit ordeningsprincipe zichtbaar zijn en worden ingeprent, kan dat later -bijvoorbeeld bij spelling- een voordeel zijn.

Letterkist
Abstract: Een kist die gebruikt wordt om een letter aan te leren en waarin allerlei voorwerpen zijn verstopt waarvan de eerste klank correspondeert met de desbetreffende letter.
Tekst: Een letterkist is een variant op de lettermuur of de lettertafel. Met dat verschil dat de kist door de leerkracht gevuld wordt met voorwerpen. Als een letter wordt geïntroduceerd, krijgt de kist een centrale plek en mogen kinderen er om de beurt voorwerpen uithalen. Die worden benoemd en de bijbehorende woorden worden geanalyseerd en gesyntetiseerd, bij korte woorden op klankniveau. Langere woorden worden in lettergrepen verdeeld.

Letterkennis
Abstract: het herkennen van letters. Deze vaardigheid moet geautomatiseerd verlopen, wil een leerling succesvol zijn in het aanvankelijk lezen.
Tekst: Letterkennis blijkt samen met het fonologisch bewustzijn een cruciale factor te zijn bij het voorspellen van succes bij het latere leren lezen. Door programma`s als Sesamstraat leren kinderen spontaan bepaalde letters herkennen. Aan het eind van groep 2 herkennen veel kinderen de beginletter van hun voornaam. Bij letterkennis is het belangrijk onderscheid te maken tussen letternamen en letterklanken.

Lettergroep
Abstract: Combinatie van letters: cluster of spellingpatroon.
Tekst: Clusters en spellingpatronen worden ook wel lettergroepen genoemd. Het gaat dan om veel voorkomende combinaties van letters, zoals str, lk, aai, sch, eer enz. In De Leeslijn wordt gesproken van lettergroeplezen, waaronder het lezen in wisselrijen wordt verstaan.

Lettergreep (open en gesloten)
Abstract: Het verdelen van lettergrepen is een manier om een woord visueel af te breken. In de didactiek van de spelling is het van belang om aandacht te besteden aan het verschil tussen open en gesloten lettergrepen.
Tekst: De term lettergreep is feitelijk erg verwarrend. De Basiswoordenlijst Nederlandse taal spreekt niet van deze term bij het afbreken van woorden. De lettergreep heeft de maken met het syllabisch principe van onze taal: woorden kunnen immers verdeeld worden in klankstukken. In de meeste gevallen vallen deze klankstukken samen met de lettergreep maar dat is niet altijd het geval. De Basiswoordenlijst geeft zelfs de suggesties om `niet af te breken op plaatsen waar dat lelijk is of waar leesproblemen kunnen ontstaan`. In elk geval worden wel regels geformuleerd op welke plaatsen woorden afgebroken moeten worden.

Letterboek
Abstract: Een boekje, van een individueel kind of van een hele groep, waarin letters zijn afgebeeld met illustraties waarin de klank die de letter vertegenwoordigt, is terug te vinden.
Tekst: Het is mogelijk in groep 3 per kind een letterboekje te maken met behulp van een losbladig systeem. Elke letter die wordt aangeleerd wordt, samen met een illustratie, aan het boekje toegevoegd. Het is ook mogelijk met de hele groep een letterboekje te maken. De letters worden dan verdeeld over de kinderen. Uiteraard heeft een letterboekje tot doel dat de klanktekenkoppeling wordt ingeprent.

Letter van de week
Abstract: In de kleutergroepen wordt bij ieder thema een letter centraal gesteld.
Tekst: Als het kan, is de letter afgeleid van het thema (de w van wonen, de r van ridders). Kinderen mogen voorwerpen meenemen voor de lettertafel, maar er kan bijvoorbeeld ook een letterboek gemaakt worden waarin kinderen tekeningen maken bij de letter van de week. Op de tekeningen zijn dan voorwerpen bij de letter te zien.

Lekker liggen lezen hoek
Abstract: Een afgeschermde ruimte waar kinderen kunnen lezen en allerlei activiteiten met boeken kunnen uitvoeren.(begrip afkomstig uit het project Kansrijke Taal (APS)

Leestempo
Abstract: Snelheid waarmee een visueel waargenomen tekst wordt gedecodeerd. Het kan daarbij gaan om het verklanken van de tekst maar ook om stillezen.

Leestheorieën
Abstract: Theorieën met betrekking tot het proces van het lezen die naar aanleiding van onderzoeksresultaten werden opgesteld.
Tekst: Over het leesproces is veel getheoretiseerd. Ideeën over wat lezen is veranderen -op grond van recent wetenschappelijk onderzoek- voortdurend. Bekende theorieën met betrekking tot het leesproces zijn de volgende:

Leesvaardigheid
Abstract: 1.Vaardigheid in het lezen
Tekst: 1. Hoe vaardig een leerling is in het lezen, kan worden onderzocht door na te gaan hoe het niveau is van de leestechniek (het lezen van losse woorden en teksten) en van het leesbegrip.

Leesverslag
Abstract: Het schrijven van een verslag naar aanleiding van een gelezen boek.
Tekst: Zie voor meer informatie: `boekverslag`.

Leesvoorwaarden
Abstract: Voorwaarden die nodig zijn om te leren lezen.
Tekst: De bekendste leesvoorwaarden zijn die van J. Sixma. Hij onderscheidt in zijn leesvoorwaardentoets en de volgende onderdelen: zingeving, visuele discriminatie, objectivatie, taalbeheersing, auditieve discriminatie, synthese.

Leesvriendje
Abstract: Kinderen uit de bovenbouw lezen voor aan een leesvriendje uit de kleutergroepen.
Tekst: Het begrip leesvriendje is afkomstig uit `Interactief lezen en schrijven`(2001).

Leeswieltje
Abstract: Hulpmiddel bij het leesonderwijs waarmee structuur- of wisselrijen geoefend kunnen worden.
Tekst: Twee cirkels worden met behulp van een splitpen op elkaar bevestigd. Op de bovenste cirkel wordt het gelijkblijvende deel geschreven (bijv. st). Op de onderste cirkel wordt rondom het wisselende deel geschreven (bijv. ep, ap, ip).

Leeswijzer
Abstract: hulpmiddel dat gebruikt kan worden bij het lezen.
Tekst: Een leeswijzer wordt meestal gebruikt bij begrijpend lezen. Een leeswijzer bestaat uit een stappenplan waar de verschillende stappen die een lezer moet nemen om een tekst te begrijpen, zijn beschreven of gevisualiseerd.

Leeswoordenschat
Abstract: De woordvoorraad die een leerling opbouwt door te lezen. De leeswoordenschat bouwt voort op de mondelinge woordenschat van kinderen.
Tekst: Wanneer leerlingen leren lezen, gaan ze bouwen aan hun leeswoordenschat. Die leeswoordenschat wordt groter naarmate leerlingen meer gaan lezen. En wanneer de woordvoorraad die ze tot hun beschikking hebben groter wordt, zullen ze ook beter gaan lezen.

Leesstoornis
Abstract: De ontwikkeling van het lezen, of van een bepaald aspect ervan, verloopt zeer problematisch. Dit kan verschillende oorzaken hebben.
Tekst: Met het begrip leesstoornis of ernstige leesstoornis wordt vaak geduid op dyslexie. Maar ook allerlei andere factoren kunnen de basis vormen van een leesstoornis. Denk bijvoorbeeld aan slechthorendheid, slechtziendheid of een verstandelijke handicap.

Leesstrategie
Abstract: Strategie die wordt gebruikt om een visueel weergegeven tekst te decoderen.
Tekst: Er zijn verschillende leesstrategieën. Bij technisch lezen kan onderscheid gemaakt worden tussen volledige verklanking, gedeeltelijke verklanking (gedeelten van het woord worden in één keer verklankt, bijvoorbeeld bij het lezen van wisselrijen) en directe woordherkenning (het in één keer lezen van een woord). Een andere strategie is het lezen met behulp van contextinformatie. Op grond van de context wordt het te lezen woord geraden.

Leesstoel
Abstract: De leesstoel is bedoeld om kinderen een plek te bieden om iets te vertellen over de boeken die ze hebben gelezen. Dat kan bijvoorbeeld op een vast moment in de week.
Tekst: Kinderen mogen zowel vertellen over boeken die ze niet leuk als die ze wel leuk vonden. De boeken die ze niet aanspraken, hoeven ze ook niet uit te lezen. Ze moeten wel aangeven waarom ze een boek wel of niet leuk vonden.

Leesspecialist
Abstract: een deskundige in de school die leerlingen begeleidt bij het leren lezen en collega`s coacht, begeleidt en schoolt.
Tekst: Op Amerikaanse scholen, maar ook op scholen in Australië en Nieuw-Zeeland is aan veel scholen een leesspecialist verbonden. (reading specialist, literacy coach)De International Reading Association heeft in 2000 een beginselverklaring uitgebracht over de rollen van de leesspecialist. In het verleden was hun belangrijkste taak het geven van ondersteuning aan zwakke lezers. Tegenwoordig hebben ze steeds meer coördinerende taken.

Leesschrift
Abstract: Een schrift waarin kinderen op vrijwillige basis hun ervaringen met boeken bijhouden, wat de leerkracht de mogelijkheid geeft hun leesgeschiedenis te traceren.
Tekst: Ook wel boekenboek, boekenschrift, boekenlijst of leeslijst genoemd

Leesschrijfhoek
Abstract: Een leesschrijfhoek is een min of meer afgeschermd gedeelte van een lokaal dat uitnodigend is ingericht met allerlei leesschrijfmateriaal. Hier zijn kinderen uit groep 1, 2 en 3 spelend, experimenterend, ontdekkend en lerend bezig.
Tekst: In het programma Individualiserend Leesonderwijs van het Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland waaruit later de leesmethode Leeslijn is voortgekomen, werd de leesschrijfhoek geïntroduceerd. Het ging om een hoek met zogenaamd kant en klaar lettermateriaal: letterstempels, letterblokken, een flanel- of magneetbord met letters, een typemachine enz. enz. Kinderen kunnen hiermee experimenteren. In Individualiserend Leesonderwijs werden vijf niveaus onderscheiden waarin de activiteiten van de kinderen in de leesschrijfhoek konden worden ingedeeld: spelen met letters, onzinwoorden maken, woorden namaken, zelf woorden maken, steeds moeilijker woorden lezen.

Leesproblemen
Abstract: De ontwikkeling van het lezen, of een bepaald aspect daarvan, verloopt problematisch. Dit kan verschillende oorzaken hebben.
Tekst: Leesproblemen worden vaak onderscheiden in specifieke en algemene leesproblemen. Wanneer enkel het lezen problemen geeft, wordt gesproken van een specifiek probleem. Wanneer er een bredere cognitieve uitval te zien is, wordt gesproken van een algemeen probleem.

Leesplankje
Abstract: Een houten plankje verdeeld in vakken met daarin steeds een afbeelding met eronder het bijbehorende woord. Het leesplankje is lange tijd gebruikt in het leesonderwijs.
Tekst: Het leesplankje behoort tot de analytisch-synthetische methodes. Het leesplankje van Hoogeveen (aap noot mies wim zus jet teun vuur gijs lam kees bok weide does hok duif schapen)dat in 1898 verscheen, is het bekendst geworden

Leesplan
Abstract: Een plan waarin de leerlijn voor en het beleid ten aanzien van leesbevordering worden vastgesteld. Het plan wordt meestal opgesteld onder leiding van een leescoordinator.
Tekst: In een leesplan wordt per klas afgesproken welke leesbevorderingsactiviteiten dat jaar aan de orde zullen komen. Het kan daarbij gaan om activiteiten als voorlezen, het organiseren van de boekenkring, het houden van boekbesprekingen, het maken van boekverslagen, het uitnodigen van een schrijver, het meedoen aan de voorleeswedstrijd. Ook de activiteiten waar de hele school aan meedoet, worden vastgelegd: de kinderboekenweek of een project rond boeken en lezen.

Leesontwikkeling
Abstract: De steeds vorderende ontwikkeling in het leesproces.
Tekst: De leesontwikkeling van kinderen kan op verschillende manieren worden weergegeven. Zo worden in verschillende leestheorieën vaak de opeenvolgende stappen beschreven die een leerling doorloopt tot het moment dat hij in staat is tekst te decoderen.

Leesonderwijs
Abstract: Didactiek van het aanvankelijk en voortgezet lezen met als doel dat kinderen geschreven teksten leren begrijpen.
Tekst: Leesonderwijs kent veel facetten die afhankelijk zijn van de leeftijd van een kind, zijn of haar mogelijkheden, de pedagogische en didactische keuzes van de school enz. Lezen is geen natuurlijk, maar een cultureel proces dat vanaf groep 1 expliciete aandacht in het onderwijs moet hebben.

Leesomgeving
Abstract: Een zodanig rijke omgeving (niet alleen de plek, maar ook de veel ruimere omgeving) dat een kind wordt uitgenodigd te lezen .
Tekst: In de meeste kleutergroepen is er naast de poppenhoek en de bouwhoek een boekenhoek of leeshoek. Soms wordt deze gevormd door een eenvoudig rekje met boeken of een gevulde boekenkist. Soms ook is er een uitgebreide afgeschermde ruimte met kussens, affiches en knuffels ingericht waarin kinderen de gelegenheid krijgen boeken te lezen, elkaar boeken voor te lezen, boeken na te spelen met behulp van intermediairs of te luisteren naar boeken die op een bandje zijn ingesproken. Ook wordt wel gewerkt met zogenaamde leeshuizen waarin kinderen zich kunnen terugtrekken. Het programma Kansrijke taal is gebaseerd op het werken in taalhoeken. Onderdelen daarvan zijn onder andere de lekker liggen lezen-hoek en de rijmpjes- en versjeshoek.

Leesniveau
Abstract: De fase in het leesproces waarin een leerling zich bevindt.
Tekst: Het leesniveau kan op verschillende manieren worden weergegeven. Bij AVI bijvoorbeeld gaat het om een puur leestechnisch niveau. Hoe lang zijn de woorden en de zinnen die een kind kan verklanken. Er is een tendens om het technische leesniveau zoals dat op scholen wordt gehanteerd uit te breiden. Steeds meer probeert men ook de inhoud van de tekst te betrekken bij het bepalen van het leesniveau. Voorbeelden hiervan zijn de CLIB en de LeesLAT. De CLIB is een door het Cito ontwikkeld systeem waarbij teksten ook op woordfrequentie en tangdichtheid worden gescreend. Bij LeesLAT vormt de basis het AVI-systeem. Hieraan zijn leesbelevingsniveaus toegevoegd.

Leesmotivatie
Abstract: De mate waarin een leerling gemotiveerd is om te (leren) lezen, waarbij moet worden aangetekend dat motivatie van groot belang is voor de leesontwikkeling.
Tekst: Wanneer tijdens de fase van ontluikende geletterdheid in de voorschoolse periode en in groep 1 en 2 aandacht is voor geschreven taal in de vorm van voorlezen, het zelf schrijven en experimenteren met letters, zal een kind gemotiveerd raken om zelf te leren lezen. Op sommige scholen is die mogelijkheid er in de kleutergroepen ook al.

Leesmoeilijkheden
Abstract: De ontwikkeling van het lezen, of van een bepaald aspect ervan, verloopt problematisch. Dit kan verschillende oorzaken hebben.
Tekst: Zie voor meer informatie leesproblemen of dyslexie.

Leeslijst
Abstract: Een lijst waarop kinderen noteren welke boeken ze hebben gelezen en hoe ze die boeken waarderen, voor leerkrachten een instrument om de leesgeschiedenis van een kind te traceren.
Tekst: Ook wel boekenboek, boekenschrift of boekenlijst genoemd.

Leeslogboek
Abstract: Een persoonlijk document waarin kinderen hun ervaringen met boeken kwijt kunnen.
Tekst: Uiteraard is het mogelijk om kinderen een schrift te geven, waarvan ze hun eigen leeslogboek maken door bij te houden welke boeken ze hebben gelezen en aan te geven hoe ze die boeken waardeerden.

Leesluisterhoek
Abstract: Een afgeschermde ruimte in een lokaal waar kinderen mee kunnen lezen met bandjes waarop boeken zijn ingesproken.
Tekst: In kleutergroepen luisteren de kinderen naar de ingesproken boeken, terwijl ze de platen in het boek bekijken. In hogere groepen lezen kinderen stil of hardop mee met de tekst.

Leesmaatje
Abstract: tutor, een ouder kind dat een jonger kind ondersteunt bij het lezen.
Tekst: Op verschillende basisscholen wordt geëxperimenteerd met leesmaatjes, o.a. binnen het stap-door-project of met de samenleesboeken van Zwijsen.

Leesmoeder/leesouder
Abstract: Ouder of andere vrijwilliger die een groepje kinderen begeleidt bij het niveaulezen.

LeesLAT
Abstract: Door uitgeverij Zwijsen ontwikkelde leesbaarheidsschaal waarbij boeken zowel worden ingedeeld op leeservaringsniveau als op AVI-niveau. (LAT staat voor Leeservaringsschaal, AVI en Thema).
Tekst: Boeken met een A zijn heel toegankelijk. Boeken met een H zijn heel complex.

Leeskring
Abstract: Plek waarin leesbevorderingsactiviteiten als boekintroductie door de leerkracht of door de kinderen, voorlezen, het bespreken van boeken of een gezamenlijke verwerking plaats vinden.
Tekst: Zie voor meer informatie: Boekenkring

Leeskist
Abstract: Kist met diverse leesmaterialen die als uitgangspunt wordt gebruikt voor activiteiten.
Tekst: Een voorbeeld van een leeskist voor de onderbouw: boeken die zijn voorgelezen in de klas, boeken die kinderen van thuis hebben meegenomen, telefoongids, zelfgemaakte boeken door kinderen, informatieve boekjes door kinderen, folders van winkels, pagina`s uit de krant.

Leesindex
Abstract: Leesbaarheidsvoorspeller die op grond van bepaalde formele kenmerken van een tekst de te verwachten moeilijkheidsgraad voorspelt.
Tekst: Het getal dat een leesbaarheidsformule oplevert heet een leesindex. Dit indiceert een bepaalde exactheid, maar het gaat hierbij alleen om schattingen of kansuitspraken. Die schattingen berusten op empirische gegevens. Dat kan een combinatie zijn van woordlengte, zinslengte, tanglengte of tangdichtheid (tang wil zeggen de zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm. Een zin met een kleinere tangdichtheid of grotere tanglengte is moeilijker dan een zin met een grotere tangdichtheid of een kleinere tanglengte: voorbeeld van een zin met een grote tanglengte: de man die gisteren, terwijl hij zijn hoed van de straat raapte, werd aangesproken, was erg dik.) , woordfrequentie en de frequentie van bepaalde woordvormen of woordsoorten.

Leeshoek
Abstract: Leeromgeving (afgeschermde ruimte) waarin kinderen zelfstandig kunnen werken met boeken.
Tekst: In de meeste kleutergroepen is er naast de poppenhoek en de bouwhoek een boekenhoek of leeshoek. Soms wordt deze gevormd door een eenvoudig rekje met boeken of een gevulde boekenkist. Soms ook is er een uitgebreide afgeschermde ruimte ingericht waarin kinderen de gelegenheid krijgen boeken te lezen, elkaar boeken voor te lezen, boeken na te spelen met behulp van intermediairs of te luisteren naar boeken die op een bandje zijn ingesproken. Het programma Kansrijke taal is gebaseerd op het werken in taalhoeken. Onderdelen daarvan zijn onder andere de lekker liggen lezen-hoek en de rijmpjes- en versjeshoek.

Leesgeschiedenis
Abstract: De geschiedenis van het lezen van individuele kinderen, opgetekend in een leesschrift of een andere vorm.
Tekst: Het is niet alleen belangrijk om zicht te krijgen op de leesontwikkeling van kinderen in meer technische zin, maar ook op de ontwikkeling van de belangstelling van kinderen voor boeken. Dat kan door te registreren welke boeken kinderen gedurende hun schooltijd lezen. Kinderen kunnen dit zelf noteren in een leesschrift, boekenschrift of boekenboek, waarin van elk boek de auteur, titel en uitgever genoemd worden en waarin -in welke vorm dan ook- wordt aangegeven wat het kind van het boek vond. Een dergelijk leesschrift kan losbladig zijn, maar er kan ook een gewoon dik schrift voor worden gebruikt. Door in het schrift te laten tekenen of bijvoorbeeld afbeeldingen van het boek, gekopieerde illustraties of foto`s van auteurs te plakken, wordt het voor een kind een persoonlijk document. In plaats van een boekenschrift kan ook worden gekozen voor een wat eenvoudiger vorm: de boekenlijst. Hierop noteren kinderen gelezen boeken en geven ze een waardering.

Leesfase
Abstract: Fase in de leesontwikkeling van een kind.
Tekst: Het begrip fase kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, bijvoorbeeld als fase in het technisch lezen, als fase in de emotionele leeftijd enz.

Leesgedrag
Abstract: Manier van lezen, die bijvoorbeeld kan worden gekwalificeerd als vlot, traag, spellend enz.
Tekst: Het leesgedrag is afhankelijk van verschillende factoren als de moeilijkheidsgraad van de tekst, de soort tekst en de leeswijze die erbij past (Een gebruiksaanwijzing lees je anders dan een affiche), de mate waarin de lezer

Leeservaringen bijhouden
Abstract: Doordat kinderen hun leeservaringen bijhouden, denken ze na over wat ze gelezen hebben, wat leuke boeken waren en minder leuke, verwerken ze de tips die ze van anderen krijgen over wat leuke boeken zijn... Het bijhouden van die leeservaringen kan zeer motiverend werken.
Tekst: Er zijn allerlei manieren om leeservaringen bij te houden: leesschriften, boekenboeken en leeslogboeken, maar ook cd-roms.

Leescoördinator
Abstract: Leerkracht met als speciale taak het coördineren en stimuleren van de leesbevorderingsactiviteiten op school.
Tekst: Voorwaarde voor een leescoördinator is dat het iemand is met een grote liefde voor (kinder)boeken.

Leescompetentie
Abstract: het vermogen om op verschillende teksten een juiste leesstrategie toe te passen (bron: Leesmethode Tussen de regels (Zwijsen)).

Leescarrousel
Abstract: Alternatief voor de boekenkring. Kinderen praten in kleine groepjes over boeken.
Tekst: Kinderen nemen een door hen gelezen boek mee en worden ingedeeld in groepjes van vier. Ze vertellen in het kort iets over hun boek. Hiervoor wordt van tevoren een structuur afgesproken, bijvoorbeeld (WIE (Over wie gaat het boek), WAAR (Waar speelt het zich af), WAT (Zeg in een zin waar het boek over gaat), Wat vond je het mooist-droevigst-spannendst in het boek?

Leesblindheid
Abstract: Evenals woordblindheid verouderd begrip voor dyslexie, afkomstig uit de tijd dat men er van uit ging dat een oogafwijking ten grondslag lag aan dyslexie.
Tekst: Zie: dyslexie

Leesbiografie
Abstract: een weergave van de ervaringen van de schrijver met lezen en boeken
Tekst: Een leesbiografie kan zowel door kinderen als door volwassenen geschreven worden. Vragen die als leidraad kunnen dienen zijn:

Leesbevorderingsprogramma`s
Abstract: Programma`s die ontwikkeld zijn om het lezen van (basisschool)leerlingen te bevorderen.
Tekst: Voorbeelden van leesbevorderingsprogramma`s zijn:

Leesbevorderingslessen
Abstract: Voor taal en begrijpend lezen worden methodes gebruikt. Soms zijn daarin leesbevorderingslessen geïntegreerd. Vaak ook niet. Waar vind je als leerkracht of als pabo-student lessen leesbevordering?
Tekst: Als je zelf lessen ontwerpt met betrekking tot leesbevordering, houd dan voor ogen dat het van belang is dat je in leesbevorderingslessen altijd boeken meeneemt. bij een les leesbevordering is het van belang dat kinderen boeken kunnen vasthouden en zien. Een eenvoudige manier om te werken met boeken, is het gebruik van een leeskoffer. In de lessenkast is dit idee in de les `Leesbevordering met de leeskoffer` uitgewerkt.

Leesbevordering
Abstract: Stimuleren van het lezen door leerkrachten, medewerkers van bibliotheken, leerlingen onderling, ouders of anderen die betrokken zijn bij kinderen en boeken.
Tekst: Leesbevordering staat al een aantal jaren volop in de belangstelling. Onderzoeken als dat van Martha Otter waarin werd aangetoond dat kinderen per dag maar enkele minuten lezen, heeft die belangstelling alleen maar aangewakkerd. Er is een groot aantal leesbevorderingsprojecten ontwikkeld. En de Stichting Lezen neemt het initiatief tot de organisatie van allerlei landelijke projecten zoals bijvoorbeeld de voorleesdag.

Leesbeletsel
Abstract: Zie: leesbarrière

Leesbeleving
Abstract: De manier waarop het lezen van boeken door leerlingen wordt ervaren.
Tekst: Leesbeleving vormt vaak een onderdeel van methodes voor begrijpend en studerend lezen. Het gaat hierbij dan om leesbevordering. Leesbeleving wordt ook wel omschreven met de term `waarderend lezen`.

Leesbarrière
Abstract: ook wel: leesbeletsel
Tekst: Er zijn verschillende leesbarrières.

Leesbegrippen
Abstract: Begrippen die geoefend worden in de kleutergroepen en groep 3 en specifiek gericht zijn op het (leren) lezen. Het kennen van een aantal leesbegrippen werd tot de leesvoorwaarden gerekend.
Tekst: links, rechts, linkerkant, rechterkant, aanwijzen, beginnen met, eindigen met, bladzij, omslaan, woord, letter, op de lijn, regel, rijtje, eerste, laatste, daarna, en dan, de volgende, eerste, tweede, derde, vierde, dichtbij elkaar, ver van - door -, onder elkaar, ernaast, naast elkaar, er tussen in, in het midden (middenin, middelste), achteraan (erachter, achterste), vooraan (ervoor, voorste), boven (erboven, bovenaan, bovenste), onder (eronder, onderaan, onderste), dezelfde, gelijk, verschillend, anders.

Leesattitude
Abstract: Houding ten opzichte van het lezen.
Tekst: De leesattitude van kinderen kan gemeten worden met behulp van observatie. Er bestaan ook toetsen en vragenlijsten voor leesattitude. Het is de vraag of veel scholen hier gebruik van maken.

Leesangst
Abstract: (ook wel: leesvrees, verwant met leesbarriëre)
Tekst: Sommige leerlingen worden afgeschrikt door langere teksten. Ze zien er tegen op om die te lezen. Zo gauw de leerkracht deze teksten verdeelt in kortere tekstgedeelten die over een langere tijd aan de leerling gepresenteerd worden, kan deze zich er wel toe zetten de tekst te lezen.

Leesanalyse
Abstract: Om de problemen van een leerling nauwkeurig in kaart te brengen is het van belang dat er regelmatig een leesanalyse wordt gemaakt. In een leesanalyse worden op een kopie van de tekst die de leerling leest door de leesbegeleider aantekeningen gemaakt m.b.t. de leesstrategieën die de leerling hanteert.
Tekst: Om een leesanalyse te maken kunnen verschillende notaties gebruikt worden.

Leesachterstand
Abstract: De achterstand van een leerling met betrekking tot lezen ten opzichte van het gemiddelde.
Tekst: De leesachterstand wordt meestal uitgedrukt door de didactische leeftijdequivalent (dle) af te trekken van de didactische leeftijd (dl). Het leerrendementsquotient dat zo ontstaat, geeft de achterstand aan. Een leerling die na 10 maanden leesonderwijs op een leestoets een score haalt die past bij een leerling die 5 maanden leesonderwijs heeft gehad, heeft een achterstand van 5 maanden en een leerrendement van 50%.

Leerzame vragen
Abstract: Begrip dat gebruikt wordt in de didactiek van het begrijpend lezen.
Tekst: In de methode Tekst verwerken (Wolters-Noordhoff)wordt gewerkt met leerzame vragen.Het is de bedoeling dat leerzame vragen het gebruik van leesstrategieën uitlokken.

Leerstandaarden
Abstract: Geoperationaliseerde en genormeerde omschrijving van cruciale doelen die aan het einde van bepaalde onderwijsfasen beheerst moeten zijn (onderwijsraad oktober 1999).
Tekst: Op 6 oktober 1999 heeft de onderwijsraad de minister het advies aangeboden een selectie uit de kerndoelen (die een onderwijsaanbod beschrijven) te gebruiken om leerlingprestaties op het gebied van taal en rekenen te meten aan het eind van groep 4 en groep 6. Het voorstel was om deze standaarden in wet- en regelgeving op te nemen. Op dit voorstel kwamen naast positieve vanuit allerlei disciplines ook veel negatieve reacties.

Leerlingvolgsysteem
Abstract: Systeem waarmee de (taal-lees)ontwikkeling van kinderen gevolgd kan worden.
Tekst: Er zijn verschillende systemen waarmee de ontwikkeling van kinderen gevolgd en hun resultaten in kaart kunnen worden gebracht. Leerlingvolgsystemen kunnen bestaan uit genormeerde toetsen, uit observatiesystemen of uit een combinatie daarvan. Vaak wordt met name bij kleuters gebruik gemaakt van observeren. Een nieuwe ontwikkeling bij het volgen van de vorderingen van kinderen is het gebruik van portfolio`s.

Leerlingportfolio
Abstract: een door de leerling samengestelde en beargumenteerde verzameling zelfgemaakt werk en reflecties daarop.
Tekst: In een driejarig CPS-project hebben zes scholen gewerkt met leerlingportfolio`s. conclusies waren: Door te werken met portfolio`s krijgen de leerkrachten een beter inzicht in de kinderen en hoe zij leren. Daardoor biedt deze onderwijsverandering mogelijkheden om kinderen beter te begeleiden. Voor de leerlingen heeft het werken met portfolio`s geleid tot meer betrokkenheid bij het eigen leerproces, meer zelfvertrouwen, betere reflecties en een verbeterde communicatie, zowel onderling als met de leerkracht.

Leerlijnen taal
Abstract: Bij leerlijnen gaat het om in de tijd -van groep 1 tot en met groep 8- geordende doelen voor het taalonderwijs.
Tekst: Voor het taalonderwijs zijn Kerndoelen geformuleerd (Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen). Door het Expertisecentrum Nederlands zijn tussendoelen geformuleerd. Leerlijnen worden in de meeste taal- en leesmethodes weergegeven.

Leeftijd om te leren lezen
Abstract: De leeftijd waarop kinderen leren lezen verschilt van land tot land. De gevoelige leeftijd om te leren lezen, ligt ergens tussen het vijfde en het negende jaar (hoewel het de vraag is of je, als je begint wanneer een kind negen is, nog voldoende instructietijd hebt om het goed te leren lezen).
Tekst: Voor 1900 leerde men kinderen van vier en vijf jaar al spellen en als het mogelijk was een beetje lezen. Onderwijzers waren gouvernantes of matressen op bewaarscholen. Het resultaat van hun arbeid was dat kinderen hardop teksten op konden dreunen.

Lezen
Abstract: Een gecompliceerd proces waarbij een visuele code wordt omgezet in talige betekenissen.
Tekst: Geoefende lezers gebruiken tijdens het lezen van een tekst allerlei strategieën waartussen ze voortdurend switchen al naar gelang hun voorkennis, de aard en de moeilijkheid van de tekst. Daarbij integreren ze de technische kennis die ze ten aanzien van lezen hebben met het begrijpen van tekst. In het volgende voorbeeld wordt zichtbaar dat je als geoefende lezer niet iedere letter afzonderlijk leest. Je scant woorden en doet voorspellingen over wat er mogelijk zou kunnen staan door technische en inhoudelijke strategieën te integreren.

Lexicon Taaldidactiek
Abstract: Een lexcion waarin een groot aantal begrippen is te vinden met betrekking tot taaldidactiek. Elk begrip is voorzien van een toelichting en van verwijzingen naar verdere informatie. Het Lexicon is bedoeld voor Pabo-docenten en studenten en voor leerkrachten basisonderwijs.

Lexicale route
Abstract: Het lezen van een woord door het te vergelijken met de orthografische informatie in het mentaal lexicon.
Tekst: Zie: Leestheorieën (twee-route-model)

Lexicale betekenisrelaties
Abstract: Verbanden tussen woordbetekenissen.
Tekst: Lexicale betekenisrelaties maken deel uit van de semantische taalbeschouwing. Om de woordenschat van kinderen te vergroten en het woordnetwerk (mentaal lexicon) op te bouwen is in taalmethodes veel aandacht voor de verkenning van de betekenisvelden van woorden. Voorbeelden: woordvelden maken, omschrijvingen, tegenstellingen, ontkenningen, synoniemen, rubriceren, oorzaak-gevolg enz.

Lexicaal-orthografische route
Abstract: Het lezen van een woord door het te vergelijken met de orthografische informatie in het mentaal lexicon.
Tekst: Zie: Leestheorieën (twee-route-model)

LIST
Abstract: Cursus Leerkracht Interactievaardigheden voor het Stimuleren van Taalverwerving, ontwikkeld voor leraren in het primair proces (Expertisecentrum Nederlands: Damhuis 1998).
Tekst: LIST is een project van het Expertisecentrum Nederlands waarin de trainingen voor goed taalaanbod en feedback in de mappen `Leerkrachtvaardigheden NT2` (Biemond, Verhallen & Walst, 1993; 1996) zijn geïntegreerd. Die trainingen bieden concrete adviezen voor leerkrachtgedrag en leerkrachttaalgebruik voor die twee onderdelen van interactie. LIST voegt daar nu een training aan toe voor het derde onderdeel: concrete aanwijzingen voor leerkrachten om actieve taalproductie van leerlingen te bevorderen (zie kader 1).

LISBO-project
Abstract: LISBO staat voor Lees Impuls (Speciaal) Basis Onderwijs en is een project van WSNS+ binnen het Masterplan Dyslexie, Het besteedde in de periode 2003-2005 aandacht aan het stimuleren van vlot lezen en woordenschat op acht SBO-scholen.
Tekst: Het project gaat ervan uit dat er:

Linguïstiek
Abstract: Taalwetenschap, kennis van taalprocessen
Tekst: De taalwetenschap houdt zich bezig met het verwerven van inzicht in de algemene principes die aan taal en taalgebruik ten grondslag liggen. Aspecten van de taalwetenschap waarin de specifieke relatie van de taalwetenschap met andere disciplines wordt bestudeerd zijn psycholinguistiek, sociolinguistiek, antropologische of etnolinguistiek en taalfilosofie.

Lichaamstaal
Abstract: non-verbaal gedrag
Tekst: Bij het omgaan met leerlingen is lichaamstaal erg belangrijk.

LOPON2
Abstract: Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Lerarenopleiders Nederlands en Nederlands als tweede taal.
Tekst: Opgericht op 7 december 2001

Logografisch schrift
Abstract: Een schriftsysteem waarbij elk plaatje staat voor één woord. Taal wordt dus zo weergegeven dat elk plaatje staat voor één woord.
Tekst: Programma`s als picto of Zeggen wat je ziet waarbij voor ieder woord een symbool is weergegeven, maken dus eigenlijk gebruik van het logografisch schrift.

Logeerkoffer
Abstract: Koffer met een aantal prentenboeken, een logboekje om ervaringen in op te schrijven met als doel dat boeken bij kinderen thuis komen.
Tekst: De logeerkoffer maakt onderdeel uit van het voorleesproject Z@ppelin Logeerboek. Naast de koffer met boeken en het logboek, is er nog de handleiding `Praten rondom prentenboeken` en een reeks televisieprogramma`s over de vijf prentenboeken, `Meneer Logeer`.

Logeerbeer
Abstract: Pop of beer die in de kleutergroep een specifieke plaats inneemt en wordt ingezet om ontluikende geletterdheid te bevorderen.
Tekst: De beer heeft een eigen plek in de klas en mag elk weekend (of op doordeweekse dagen)met een kind mee naar huis. Als de beer weer terugkomt op school,vertelt het kind wat de beer heeft meegemaakt. Juist voor een wat teruggetrokken kind kan dit een extra stimulans betekenen voor het vertellen in de kring. In het koffertje dat de beer bij zich heeft en waar aanvankelijk alleen noodzakelijke logeerattributen in zitten, wordt -naast een toenemend aantal zaken die de beer van kinderen en ouders krijgt, zoals pyjama`s, regenpakken enz.- ook een schriftje gedaan waarin de ouders kunnen schrijven over de belevenissen van de beer en het kind eventueel kan schrijven of tekenen. Zo gaat de beer een rol spelen bij het stimuleren van ontluikende geletterdheid. De kinderen ervaren dat de belevenissen van de beer in geschreven taal kunnen worden omgezet.

Luisterwoorden
Abstract: (met betrekking tot spellingdidactiek): woorden die zijn aan te leren met behulp van de fonologische strategie. Luister goed hoe het woord klinkt.
Tekst: Het gaat hier om klankzuivere woorden, bijv. baan, muurkrant enz.Het begrip `luisterwoorden` wordt gehanteerd in verschillende taalmethodes (naast de categorieën weetwoorden, net-zoalswoorden en regelwoorden.

Luisterlezen
Abstract: Leerlingen lezen mee met een voorgelezen tekst.
Tekst: zie voor de toelichting: meelezen

Luisterhoek
Abstract: Een afgeschermde hoek in een lokaal (groep 1-2) waar verschillende aspecten van luisteren centraal staan.
Tekst: De luisterhoek is een hoek met cassetterecorders waar kinderen met behulp van koptelefoons naar cassettebandjes kunnen luisteren. In de luisterhoek kunnen verschillende aspecten van luisteren aan de orde komen. Zo zijn er (bestaande of door de leerkracht zelf ontwikkelde) materialen waarmee auditieve vaardigheden als auditieve discriminatie of rijmen geoefend worden. Daarnaast wordt de luisterhoek vaak gebruikt om te luisteren naar bandjes waarop prentenboeken of versjes zijn ingesproken die eerder in de hele groep aan de orde zijn geweest. Kinderen kunnen zo zelfstandig het boek nog eens lezen of het versje nog eens beluisteren.