Nederlandse taal in het basisonderwijs
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768
Chinese letter
Abstract: Hulpmiddel -ontleend aan Letterstad- voor het onthouden van de spelling van de lettercombinatie ng.
CLOZE-toets
Abstract: Een tekst waarbij om het zoveelste woord een woord is weggelaten dat door de leerlingen moeten worden ingevuld.
Tekst: CLOZE-teksten worden zowel als oefentekst als als toets gebruikt. Zie voor meer informatie bij begrijpend lezen.
Clusterlezen
Abstract: Het lezen van wisselrijen en structuurrijen.
Tekst: Clusterlezen maakt deel uit van veel methodes voor aanvankelijk lezen. Ook binnen de hulp aan zwakke lezers is het een veelgebruikte oefenvorm. Sommige programma`s en methodes zijn voor een groot deel gebaseerd op clusterlezen, bijvoorbeeld Alle kinderen leren lezen van Nanne Osinga. Ook zijn er computerprogramma`s voor clusterlezen ontwikkeld.
Cluster
Abstract: Medeklinkercombinatie van twee, drie of vier medeklinkers.
Tekst: Het gaat hier om medeklinkers die vaak gecombineerd voorkomen aan het begin of het eind van een woord (str, st, rk in straat, stuk en werk)
Corrigeren (bij taalstimulans)
Abstract: de uiting van een kind in een verbeterde vorm herhalen.
Tekst: Voorbeeld van corrigeren:
Conventionele geletterdheid
Abstract: Geletterdheid volgens de conventies.
Tekst: Dit begrip wordt gebruikt tegengesteld aan jonge kinderen die lezen en schrijven volgens hun eigen ideeën.
Controleren
Abstract: Bij woordenschatonderwijs: Controleren of de aangeleerde woorden met hun betekenissen ook onthouden zijn.
Controledictee
Abstract: Als de leerlingen gedurende een bepaalde periode hebben geoefend op bepaalde spellingcategorieën, meestal in de vorm van een woordpakket, wordt gecontroleerd of ze die categorieën ook daadwerkelijk beheersen.
Contramine vragen
Abstract: vragen waarbij de leerkracht de kinderen toetst op kennis en vaardigheden door het opzettelijk scheppen van een klein misverstand.
Content-based leren
Abstract: Het gaat er bij interactief taalonderwijs om dat kinderen in een rijke en realistische context de kans krijgen hun eigen leerproces zelf vorm te geven. Door uit te gaan van interessante leerstof kan de leerkracht de belangstelling van leerlingen versterken. Dit houdt in dat de leerkracht eerder vraagt: wat wil je weten over...?, dan zegt `ik zal eens wat vertellen over...` Het werken met een anker is een middel voor content-based leren.
Constructivisme
Abstract: De theorie van het constructivisme van Piaget gaat ervan uit dat kinderen tot ontdekkingen komen omtrent gesproken en geschreven taal door actief met hun wereld bezig te zijn. Door nieuwe informatie te integreren en op te slaan in het geheugen breiden zij hun taal- en kennissysteem uit. Binnen (interactief) taalonderwijs kunnen leerkrachten de actieve inbreng van leerlingen vergroten door uit te gaan van een krachtige leeromgeving waarin leerlingen zelf keuzes kunnen maken en een eigen betekenis leren toekennen aan de leerinhoud. Van belang is dat leerlingen de gelegenheid krijgen een eigen betekenis toe te kennen aan de verschijnselen en gebeurtenissen in de wereld om zich heen en hun eigen positie daarbinnen.
Consolideren
Abstract: Bij woordenschatonderwijs: Inoefenen van een woord en de betekenisaspecten ervan.
Conceptualiserende taalfunctie
Abstract: Woorden verwijzen naar begrippen, concepten. Deze concepten kunnen in taal worden uitgedrukt.
Tekst: Een woord heeft een voor- en een achterkant. De voorkant is de waargenomen vorm (gesproken of geschreven). De achterkant is het geheel aan betekenissen, concepten waarnaar een woord verwijst.
Competence
Abstract: De kennis die de taalgebruiker heeft van de systematiek van zijn taal; Bij het bestuderen van taal wordt onderscheid gemaakt in competence en performance (taalgebruik).
Communiceren met ouders
Abstract: Het voeren van persoonlijke gesprekken met ouders vereist van een leerkracht (en van ouders) specifieke vaardigheden.
Tekst: Bij het voeren van gesprekken met ouders kan het om verschillende soorten gesprekken gaan: intakegesprekken, tienminutengesprekken, een toevallig gesprek op het plein, slechtnieuwsgesprekken, gesprekken met groepen ouders tijdens een ouderavond enz. enz.
Communiceren met kinderen
Abstract: Interactie tussen een volwassene en één of meer kinderen.
Tekst: Communicatie is de basis van de opvoeding. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van leerprocessen en leerresultaten sterk samenhangt met de kwaliteit van de communicatie en de interactie tussen mensen (Berding, De Wereld van het Jonge kind nr.10, juni 2006).
Communicatieve taalfunctie
Abstract: Ook wel: sociale taalfunctie
Tekst: Taalgebruik dient als communicatie tussen mensen
Communicatief taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs in de jaren zeventig van de vorige eeuw, dat werd geintroduceerd als reactie op het deelvaardigheidsonderwijs uit de jaren vijftig en zestig. De nadruk lag op het overbrengen van de boodschap. De vorm van die boodschap (correcte zinsbouw, correcte spelling) was van minder belang.
Communicatie
Abstract: Verbale of non-verbale interactie.
Tekst: In communicatie onderscheiden we vier psychologische aspecten: het expressieve (de manier waarop de boodschap wordt overgebracht), het zakelijke (de feitelijke informatie), het relationele (de relatie tussen de zender en de ontvanger)en het apellerende (het doel van de spreker).
Cognitieve taalfunctie
Abstract: Zie: conceptualiserende taalfunctie
Coderen
Abstract: Gesproken taal wordt voorzien van tekens: spellen. Meestal wordt zowel voor lezen als voor spellen `decoderen` gebruikt.
Coördinator leesbevordering
Abstract: Persoon die in samenwerking met andere leespartners binnen school taaluren heeft om de uitvoering van het schoolleesplan te coordineren (Bron: Fantasiaboek).
Coöperatief leren
Abstract: Coöperatief leren wordt in het Nederlands ook wel `samenwerkend leren` genoemd. Bij coöperatief leren draait het om interactie en samenwerking tussen leerkracht en kinderen en vooral tussen kinderen onderling.
Tekst: Er zijn twee basisprincipes voor coöperatief leren:
Creatief schrijven
Abstract: Op eigen wijze weergeven van persoonlijke gedachten en gevoelens in geschreven taal.
Cursorisch taalonderwijs
Abstract: taalonderwijs zoals dat in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd gegeven en waarin deelvaardigheden als spelling, grammatica, stijl en interpunctie een belangrijke rol speelden.
Culturele bias
Abstract: Nadelig effect bij het onderwijs in Nederlands als tweede taal, ontstaan door cultuurverschillen.
Deelvaardigheidsonderzoek
Abstract: Diagnostisch onderzoek naar de deelvaardigheden van lezen en spellen
Deelvaardigheid
Abstract: Een van de vaardigheden die volgens bepaalde leestheorieën kunnen worden onderscheiden in het leesproces.
Tekst: Volgens de taakanalytische of procesanalytische benadering van het leren lezen, kunnen in het leesproces verschillende vaardigheden worden onderscheiden. Zo bestaat de elementaire leeshandeling uit analyse van grafemen (ook wel visuele analyse), uit grafeem-foneemkoppeling (ook wel klanktekenkoppeling) en uit en uit synthese van fonemen (ook wel auditieve synthese). Aan de basis van elk van deze deelvaardigheden kunnen we weer andere deelvaardigheden onderscheiden: visuele discriminatie, auditieve discriminatie, begrippen, temporele orde waarneming, sequentiele orde waarneming enz.
Deeltaalvaardigheid
Abstract: Een van de vaardigheden die kunnen worden onderscheiden in de taalverwerving (Bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (2005), p.37).
Tekst: De volgende vaardigheden worden volgens Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs tot de deeltaalvaardigheden gerekend:
Decoderen
Abstract: Het ontsleutelen van woorden, tekens omzetten in klanken: lezen (wordt in de praktijk zowel voor lezen als voor spellen gebruikt).
Discrepantiecriterium
Abstract: Een van de criteria die Prof. Dr. J.J. Dumont heeft opgesteld om de diagnose dyslexie te kunnen stellen.
Dinokrokusmethode
Abstract: Innovatieve methode voor tweedetaalonderwijs waarin interactie in de tweede taal de belangrijkste werkvorm is
Digitale taalprojecten
Abstract: Projecten waarbij kinderen met behulp van internet informatie verzamelen, communiceren of zelf materiaal ontwerpen.
Tekst: voorbeelden van digitale taalprojecten zijn:
Differentiatiefase
Abstract: Fase in de taalontwikkeling waarin een kind een aantal -in de vroeglinguale fase- verworven vaardigheden gaat verfijnen en uitwerken.
Dierenregels
Abstract: Spellingregels die steeds uitgaan van een woord dat een dier of meer dieren aanduidt. Deze spellingregels zijn te vinden in de methode `Zelfstandig Spellen`.
Diepe woordkennis
Abstract: Leerlingen moeten aan de verworven woorden een breed scala van betekenisaspecten kunnen toevoegden en ze moeten hun woordkennis uitbouwen tot een hecht en wijd vertakt netwerk. (bron: S. Verhallen).
Didactische resistentie
Abstract: Bij dyslexie is sprake van hardnekkige lees- en-of spellingproblemen op woordniveau, die met intensieve begeleiding nauwelijks tot niet te verhelpen zijn. Met andere woorden, op woordniveau blijven de problemen bestaan ondanks extra oefening van de technische vaardigheden. Belangrijk is te weten dat dyslextische leerlingen op tekstniveau over het algemeen wel vooruitgaan als ze goed instructie krijgen, voldoende oefening in tekst lezen en gebruik mogen maken van hulpmiddelen bij lezen en schrijven.
Dictoglos
Abstract: een werkvorm voor het taalonderwijs waarbij de interactie tussen taalleerders centraal staat en verschillende taalvaardigheden tegelijkertijd worden geoefend.
Tekst: Als gewerkt wordt met Dictoglos maken cursisten, naar aanleiding van een luisteroefening, in overleg met elkaar een grammaticaal en lexicaal correcte reconstructie van een tekst.
Dictee
Abstract: In het spellingonderwijs veelgebruikte toetsvorm waarbij woorden uit verschillende of dezelfde spellingcategorieën door de leerkracht worden gedicteerd en door de leerlingen opgeschreven.
Tekst: De volgende soorten dictees worden onderscheiden naar functie:
Dialect
Abstract: Variëteit van een taal die in een taalgemeenschap -in vergelijking met de gestandaardiseerde variëteit van die taal- en beperkte communicatieradius en gebruiksfunctie heeft. (Bron: Taaldidactiek aan de Basis, 1992).
Tekst: Eeuwen lang was er de tegenstelling tussen het latijn (de taal van de adel en de geestelijkheid waarin werd geschreven en gelezen) en de volkstaal, een grote verzameling streektalen die in de Nederlanden werden gesproken. Pas in de zestiende eeuw werd het gangbaar in de volkstaal te schrijven. De eigen streektaal vormde daarbij het uitgangspunt. Er zijn veel persoonlijke documenten, bijvoorbeeld reisverslagen bewaard gebleven, die in verschillende streektalen zijn geschreven. De komst van de Statenbijbel heeft er mede toe geleid dat er een `standaardtaal` ontstond.
DLE
Abstract: Didactische Leeftijdsequivalent
Tekst: Een dl (didactische leeftijd) geeft aan hoeveel maanden een kind onderwijs heeft gehad. Een schooljaar telt 10 maanden. Bij het begin van groep 3 wordt gestart met tellen. Voor groep 1 en 2 wordt teruggeteld.
Doofheid
Abstract: Zie voor meer informatie: slechthorendheid-doofheid en taal
Doeltaal
Abstract: Taal die naast de moedertaal verworven wordt. Als een Turkstalig kind het Nederlands verwerft, is het Nederlands voor dit kind de doeltaal.
Documentatiecentrum
Abstract: Ruimte in basisscholen waar informatieve boeken zijn ondergebracht die kinderen kunnen raadplegen en lenen.
Tekst: Het documentatiecentrum wordt meestal beheerd door ouders. Kinderen kunnen er boeken lenen voor projecten of spreekbeurten. Het is belangrijk dat de boeken in een documentatiecentrum niet verouderd zijn. Ook zou het documentatiecentrum moeten worden uitgebreid met cd-roms, video`s, cd`s enz.
Drie-minuten-toets
Abstract: Toets, waarbij één, twee, drie keer een minuut lang woorden moeten worden gelzen. Afkorting: CITO-DMT.
Tekst: Zie voor meer informatie `woordtoetsen`.
Drama en taalverwerving
Abstract: Drama is bij uitstek geschikt om de taalverwerving van kinderen te stimuleren.
Tekst: Kinderen leren taal en woorden sneller als ze ze kunnen beleven. Een woord is heel wat veelzeggender als je het `doet` dan wanneer je het uitgelegd krijgt.
Duo-lezen
Abstract: Lezen in tweetallen waarbij de leerlingen om de beurt hardop lezen, terwijl de ander meeleest.
Tekst: De leesvorm duo-lezen is geïntroduceerd in de methode Leeslijn-leesweg. Het is te zien als een variant op niveaulezen. Omdat bij duolezen in tweetallen wordt gelezen, krijgen de kinderen vaker een leesbeurt.
Dubbelzetter
Abstract: Hulpmiddel, ontleend aan de methode Letterstad, bij het spellen van de gesloten lettergreep. Komt in Spelling in de Lift voor als Verdubbelaar.
Dyspraxie
Abstract: Dyspraxie is een stoornis in het doelgericht bewegen of handelen. Er zijn verschillende vormen: monddyspraxie, verbale dyspraxie, bewegingsdyspraxie, planningsdyspraxie.
Dysorthografie
Abstract: problemen hebben met spelling
Tekst: Meestal valt het begrip dysorthografie onder dyslexie. Dan wordt onder dyslexie verstaan: hardnekkige problemen met lezen en spellen. Soms worden beide begrippen ook naast elkaar gebruikt. Bij dyslexie gaat het dan om problemen met lezen, bij dysorthografie om problemen met spellen
Dyslexpert
Abstract: Een kennissysteem op Internet dat leraren of leesspecialisten hulp biedt bij de begeleiding van kinderen in groep 3 tot en met 8 met leesproblemen of dyslexie.
Tekst: Dyslexpert is ontwikkeld door de Katholieke Universiteit Nijmegen. Wanneer bij een leerling leesproblemen worden vermoed, kunnen de gegevens van de specifieke leerling met lees- en of spellingproblemen worden ingevoerd. Het systeem is zo opgebouwd dat de gebruiker naar aanleiding van zijn antwoorden passende vervolgvragen krijgt en specifieke suggesties. Wanneer een behandeladvies gewenst is, kan het lees- en of spellingprobleem uitgebreid geanalyseerd worden. Na het uitvoeren van de behandeling, waarbij de gebruiker kan meedenken over de invulling, kan dyslexpert geraadpleegd worden over te nemen vervolgstappen. In het systeem kunnen alle gegevens in een leerlingdossier worden bewaard. Wanneer de problemen na een of meerdere systematische behandelperioden, niet of maar voor een klein deel verholpen zijn, kan aanvullend onderzoek plaatsvinden door een orthopedagoog en-of psycholoog en (soms een beperkt deel) door een logopedist. Het digitale leerlingdossier kan dan overgedragen worden.
Dyslexievriendelijke school
Abstract: Een dyslexievriendelijke school in een school die de problemen die leerlingen met dyslexie op sociaal-emotioneel en cognitief niveau ondervinden serieus neemt, de problemen vroegtijdig signaleert en deze op een adequate wijze aanpakt. Daarnaast besteedt zo`n school ruim aandacht aan de sterke kanten van de leerling, zodat die zich ook optimaal kunnen ontwikkelen. De absolute basis voor effectief onderwijs aan leerlingen met dyslexie is een stimulerende leeromgeving en goed leesonderwijs. Alleen als daaraan is voldaan, kan alle extra hulp, zoals aanvullende oefening aan de instructietafel of remedial teaching, de gewenste effecten opleveren.
Dyslexieprotocol
Abstract: De Protocollen Leesproblemen en Dyslexie zijn ontwikkeld door het Expertisecentrum Nederlands. De boeken bieden richtlijnen voor de begeleiding van kinderen met (dreigende) leesproblemen volgens een gedetailleerd uitgewerkt stappenplan. Het is bedoeld voor leerkrachten en andere betrokkenen in het primair onderwijs (regulier en speciaal basisonderwijs).
Tekst: De protocollen geven aanwijzingen voor observatie en toetsing van leesvaardigheden en vaardigheden die daaraan voorafgaan. Daarnaast bevatten ze uitgebreide suggesties voor de invulling van de interventies, aansluitend bij bestaande methoden, materialen en orthotheken. Ook bij recente bevindingen uit de literatuur rond effectieve leesbegeleiding worden suggesties gegeven. De Protocollen Leesproblemen en Dyslexie sluiten aan bij de Tussendoelen Beginnende en Gevorderde Geletterdheid voor kinderen die achterblijven in hun ontwikkeling van geletterdheid. Voor de begeleiding van dyslexie kunnen leerkrachten ook gebruik maken van Dyslexpert.
Dyslexie Internetsites
Abstract: Websites op het gebied van dyslexie
Tekst: Zie voor een uitgebreid overzicht van Nederlandse en buitenlandse sites de rubriek `veelgestelde vragen` op het prikbord van de taalsite.
Dyslexie Masterplan
Abstract: Het Ministerie van OCW heeft 5 miljoen euro uitgetrokken om op korte termijn te komen tot een geïntegreerde aanpak van dyslexie in het primair en voortgezet onderwijs. Daartoe is in het voorjaar een Masterplan Dyslexie opgesteld door KPC-groep, WSNS-Plus en het Expertisecentrum Nederlands. Dit plan heeft tot doel om de kennis en deskundigheid op het gebied van dyslexie breed te implementeren in het PO en VO, in aanvulling op de activiteiten die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, zoals de ontwikkeling van dyslexieprotocollen voor PO en VO en de implementatie van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie in de onderbouw van het basisonderwijs.
Tekst: In het schooljaar 2004-2005 zullen de activiteiten die in het Masterplan staan beschreven samen met scholen, onderwijsinstellingen, ouderverenigingen en zorginstituten worden uitgevoerd. Het masterplan kent vier hoofdprojecten:
Dyslexie Instanties
Abstract: Instanties die (op verschillende manieren) te maken hebben met dyslexie.
Tekst: Instanties
Dyslexie
Abstract: Ernstige leesstoornis.
Tekst: Dyslexie is voor wat betreft het leesgedrag moeilijk te onderscheiden van leesstoornissen in het algemeen.
Dysfasie
Abstract: Primaire taalstoornis. Het gaat hier om een stoornis die zich voordoet bij het verwerven van taal, zonder dat er een aanwijsbaar neurologisch letsel is.
Tekst: Kenmerken van dysfasie:
Dyscalculie
Abstract: Ernstige rekenproblemen, gebaseerd op problemen met automatisering. Het (leren) rekenen verloopt ernstig gestoord. Het kind slaagt er niet in inzichten en-of rekenvaardigheden en-of oplossingsstrategieën te verwerven, flexibel toe te passen en te automatiseren.
Tekst: Dyslexie gaat vaak samen met automatiseringsproblemen. Dat is bij dyscalculie ook het geval. Heeft dit bij dyslexie gevolgen voor het leren van de letters en voor het snel herkennen van woorden, bij dyscalculie zijn problemen te vinden met het leren van de cijfersymbolen, het leren van de tafels en-of het opslaan en het terugvinden van informatie in het werkgeheugen.
Dysarthrie
Abstract: Spraakstoornis ten gevolge van een stoornis in de zenuwvoorziening van de spieren door beschadiging van het zenuwstelsel.
Eclectische methode
Abstract: Een methode waarin verschillende aspecten en ideeën uit al bestaand materiaal als uitgangspunt zijn genomen.
Tekst: Met name bij het ontwikkelen van verschillende methodes voor aanvankelijk lezen begin jaren `90, werd gesproken van eclectische methodes. Dat wil zeggen dat verschillende aspecten van de nieuwe methodes ontleend waren aan een aantal oudere. In een methode als De Leeslijn werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van structuurmethodes en van de ideeën rond natuurlijk leren lezen. Dit is niet nieuw. Zo werden de begrippen hakken en plakken bij Veilig leren lezen ontleend aan Letterstad, evenals begrippen als tekendief in Spelling in de lift. Ook bij de ontwikkeling van recente taalmethodes was sprake van eclecticisme.
Eén-persoon-één-taalstrategie
Abstract: Wanneer kinderen twee talen tegelijkertijd verwerven, is het belangrijk om deze strategie toe te passen. Er kunnen verschillende talen tegen een kind worden gesproken, maar elke persoon spreekt consequent in dezeflde taal tegen het kind.
Effectief taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs dat toegespitst is op een specifieke groep leerlingen, bijvoorbeeld op leerlingen met een niet-Nederlandstalige achtergrond en-of op leerlingen met problemen op het gebied van taal, lezen en-of spellen.
Tekst: In de literatuur is moeilijk een definitie van effectief taalonderwijs te vinden, terwijl er wel allerlei cursussen voor leerkrachten onder die naam worden georganiseerd. De verklaring zou kunnen liggen in het feit dat het afhankelijk is van de doelgroep welke vorm van taalonderwijs het meest effectief is.
Eindtoets CITO en taal
Abstract: Toets die op veel scholen wordt afgenomen tegen het eind van groep 8. De toets bepaalt mede het vervolgonderwijs van de leerlingen.
Tekst: Onderstaande tekst is een bewerking van de tekst op www.cito.nl over de eindtoets.
Ello
Abstract: Effectief Leren Lezen Ondersteuningsprogramma, een remediërend programma voor zwakke lezers in de eerste fase van het aanvankelijk lezen.
Tekst: ELLO is ontwikkeld door het CPS in samenwerking met de Katholieke Universiteit Nijmegen en bestemd voor zwakke lezers in groep 3 die zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en vanaf de herfstvakantie zes weken lang dagelijks een half uur individuele hulp krijgen. Eventueel volgt nog een tweede periode van zes weken. Het gaat om kinderen met een slecht ontwikkeld fonemisch bewustzijn, die moeite hebben met begrijpend luisteren, met een moeizaam verlopende spraaktaalontwikkeling, die weinig op lezen-schrijven gericht zijn, met een beperkte woordenschatontwikkeling.
Elementaire leeshandeling
Abstract: Het lezen van eenvoudige klankzuivere (mkm)-woorden door volledige verklanking.
Tekst: Bij de elementaire leeshandeling worden van links naar rechts fonemen gekoppeld aan grafemen, waarna de fonemen in de juiste volgorde worden onthouden en vervolgens samengevoegd. Dan wordt het woord uitgesproken en de betekenis eraan gekoppeld. Hierbij zijn verschillende deelvaardigheden te onderscheiden.
Elementaire spellinghandeling
Abstract: Basisstrategie die in het onderwijs gebruikt wordt om leerlingen te leren spellen
Tekst: Volgorde van de elementaire spellinghandeling:
Ervaringsgericht Onderwijs en taal
Abstract: Ervaringsgericht Onderwijs is een onderwijsconcept dat is ontstaan in 1979. Het doel was vanuit een ervaringsgerichte basishouding aandacht hebben voor sociaal emotionele problemen (bevrijdingsprocessen) en ontwikkeling bij kinderen stimuleren (creatieve processen); daarbij staan drie middelen de leerkracht ter beschikking: ruimte geven voor initiatief, het milieu verrijken en échte communicatie tot stand brengen door een ervaringsgerichte omgangswijze.
Tekst: Uit bovenstaande definitie blijkt dat taal een belangrijke basis is voor ervaringsgericht onderwijs. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in het prakijkprincipe ``ervaringsgerichte dialoog`` of in de empathieschaal waarin de manier van interactie die de leerkracht kiest, gescoord kan worden.
Expressieve taalfunctie
Abstract: Functie van taal die gericht is op het zich op een eigen individuele manier uitdrukken.
Tekst: In (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (1997)p.94) wordt als onderdeel van de cognitieve functie van taal `fantaseren` genoemd. Kinderen roepen spontaan met taal een fantasiewereld op. Fantaseren heeft een relatie met de expressieve taalfunctie.
Expressie schrijven
Abstract: Op eigen wijze weergeven van persoonlijke gedachten en gevoelens in geschreven taal.
Expertisecentrum Nederlands
Abstract: Door de overheid ingesteld centrum dat als taak heeft het taalonderwijs in Nederland te verbeteren en zich met name richt op de eerste vier jaren van het basisonderwijs.
Tekst: De keuze voor vestiging van het Expertisecentrum aan de Universiteit van Nijmegen was op grond van het Actieplan Taal onder redactie van prof. Dr. C. Aarnoutse. Hij beschrijft hierin de knelpunten die zich voordoen in het taalonderwijs en geeft een aanzet tot mogelijke oplossingen.
Expanderen
Abstract: de uiting van kinderen overnemen, uitbreiden en in een goede vorm teruggeven.
Tekst: Voorbeelden van expanderen:
Exclusiviteitscriterium
Abstract: Een van de criteria die prof. Dr. J.J. Dumont heeft opgesteld om de diagnose dyslexie te kunnen stellen.
Extralexicale betekenis
Abstract: Betekenis ontleend aan non-verbale aspecten van communicatie.
Fantasia Plus
Abstract: Aanvulling op het leesbevorderingsprogramma Fantasia voor scholen die moeite hebben met de keuze van boektitels rond identiteitsgevoelige onderwerpen binnen het bestaande programma Fantasia.
Tekst: Betrokken instanties bij de totstandkoming van Fantasia plus: Overijsselse Bibliotheekdienst, Schoolbegeleidingsdienst Centraal Nederland. Gereformeerde Hogeschool Zwolle, Gereformeerd Pedagogisch Centrum, Christelijk Lektuur Kontakt, Stichting Samenwerkende Christelijke Boekhandels.
Fantasia
Abstract: Leesbevorderingsproject voor kinderen van de basisschool, uitgevoerd door de Stichting Lezen, Sardes en de stichting Schrijvers, School en Samenleving op initiatief van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Tekst: Met Fantasia is het de bedoeling dat leesbevordering een structureel onderdeel van het lesrooster en van het schoolwerkplan wordt. Binnen het Fantasiaplan worden twee doelgroepen onderscheiden: Alle leerlingen van de basisschool en de omringende leespartners: basisschool (leerkrachten, directies enz.), bibliotheek, boekwinkel en ouders.
Factie
Abstract: combinatie van fictie en factie
Tekst: Bij de methode `Leeslijn` (ThiemeMeulenhoff) worden zogenaamde factieboekjes uitgegeven waarin verhalen worden afgewisseld met informatieve teksten en plaatjes uit de chte wereld.
Feedback
Abstract: Reactie (op een taaluiting of op het lezen van een kind)
Tekst: Met betrekking van het leren van Nederlands als tweede taal kunnen vijf feedbackstrategieën worden onderscheiden:
Fine-tuning
Abstract: je taal precies proberen af te stemmen op het niveau van de leerling, zodat die de informatie helder en scherp kan opvangen.
Filosoferen met kinderen
Abstract: kinderen de ruimte geven om hun gedachten te verwoorden, naar elkaar te leren luisteren en elkaars ideeën te respecteren.
Tekst: Geschiedenis van het filosoferen met kinderen
Flitsen
Abstract: Een bij het aanvankelijk lezen veelgebruikte werkvorm on de directe woord- of letterherkenning te versnellen. Een letter of woord wordt even getoond waarna de leerling zegt om welke letter of welk woord het gaat.
Tekst: Flitsen blijkt een effectieve manier om het direct herkennen van letters en woorden te stimuleren. Meestal wordt gebruik gemaakt van flitskaartjes, kleine kaartjes waarop een woord of een letter is geschreven. Er zijn ook verschillende computerprogramma`s voor het flitsen van woorden en letters. Een voordeel daarvan is dat de leerkracht zelf de moeilijkheidsgraad en de flitsduur kan instellen.
Forumlezen
Abstract: Eén of meer leerlingen bereiden een tekst voor (betreffende leestechnische problemen, voordracht en inhoud). Zij gebruiken daarvoor verschillende bronnen. Zij presenteren hun tekst aan de klas en naar aanleiding van vragen die door de klas gesteld worden, ontstaat discussie.
Tekst: Het begrip forumlezen wordt weinig meer gehanteerd. Aspecten van het forumlezen vinden we bijvoorbeeld terug in de spreekbeurt
Formele taalbeschouwing
Abstract: Onderdeel van de taalbeschouwing waarin de vorm van taal centraal staat.
Foreigner talk
Abstract: Krom Nederlands dat wel door Nederlands-sprekenden wordt gebruikt tegenover niet of niet correct Nederlands-sprekenden.
Fopletter
Abstract: Bij lezen en spellen: klankverkleuring onder invloed van de r.
Tekst: De spellingregel luidt: Je hoort i, o, u. Je schrijft ee, oo, eu. Dit geldt voor woorden met eer, oor, eur.
Fonologische vaardigheid
Abstract: Een aspect van taalvaardigheid (ook wel deeltaalvaardigheid): het vermogen klanken te onderscheiden en correct te gebruiken.
Tekst: Met name voor allochtone leerders is het onderscheid tussen klanken heel moeilijk, omdat klanken die in het Nederlands betekenisonderscheidend zijn dat in hun eigen taal eventueel niet zijn. Bij kinderen met Nederlands als moedertaal is dit aspect minder relevant, omdat ze al weten dat met baard en paard verschillende begrippen worden bedoeld. Hoogstens kunnen ze klanken niet goed uitspreken of verwisselen ze klanken.
Fonologische route
Abstract: Een woord wordt gelezen door het volledig te verklanken.
Fonologisch bewustzijn
Abstract: Het (toenemend) vermogen (bij jonge kinderen) te abstraheren van de betekenis van taal, zich te richten op de klankvorm en te manipuleren met klanken.
Tekst: Het fonologisch bewustzijn speelt een grote rol bij het lezen en spellen. Het is dan ook belangrijk om er in de kleutergroepen aandacht aan te besteden. Dat kan door activiteiten die gericht zijn op auditieve discriminatie en op analyse, synthese en rijmen.
Fonologie
Abstract: Wetenschap die zich bezighoudt met het onderscheid in fonemen met een betekenisonderscheidende functie.
Tekst: Het gaat hier om verschillen tussen klanken die een betekenisverandering tot gevolg hebben, bijvoorbeeld pal en bal.
Fonetisch schrift
Abstract: een woord spellen zoals je het hoort
Tekst: Kinderen spellen aanvankelijk nog fonetisch. Ook in woordenboeken wordt altijd de fonetische spelling van een woord vermeld.
Fonetiek
Abstract: Wetenschap die zich bezighoudt met het onderscheid in spraakklanken zonder betekenisonderscheidende functie.
Tekst: Dit zijn klanken die op grond van articulatievarianten verschillen, bijvoorbeeld de r in rood en in beer.
Foneem-grafeemkoppeling
Abstract: Een deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen: het omzetten van fonemen in grafemen of andersom.
Tekst: Ook wel: klanktekenkoppeling
Fonemisch bewustzijn
Abstract: Een specifieke gevorderde fase van het fonologisch bewustzijn waarbij kinderen in staat zijn eenlettergrepige woorden in afzonderlijke klanken op te delen.
Tekst: Het fonologisch bewustzijn is veel breder dan het fonemisch bewustzijn. Er vallen zaken als auditieve discriminatie, auditieve synthese en rijmen onder. Deze aspecten worden in de kleutergroepen geoefend. Het fonemisch bewustzijn richt zich op de auditieve analyse van woorden in klanken en de synthese van klanken in woorden. Wordt het fonologisch bewustzijn geoefend in groep 1 en 2, een aantal aspecten van het fonemisch bewustzijn (met name het opdelen van woorden in afzonderlijke klanken)wordt door veel kinderen pas tijdens het aanvankelijk lezen bereikt en niet ervoor.
Foneem
Abstract: Klank
Tekst: Het gaat hier om klanken met een betekenisonderscheidende functie, dus om het onderscheid tussen de b en de d in bal en dal en niet om spraakklanken die op grond van articulatievarianten verschillen (bijvoorbeeld het verschil tussen de r in beer en rood)
Foutenanalyse
Abstract: Na het afnemen van een toets worden de fouten gecategoriseerd.
Tekst: Foutenanalyses spelen vooral een rol in het lees- en spellingonderwijs (en het rekenonderwijs). Er wordt ook wel gesproken van kwalitatieve analyses (tegenover kwantitatieve analyses waarbij alleen het leesvaardigheidsniveau wordt vastgesteld). Wanneer alleen gekeken wordt naar het lees- of spellingresultaat, wordt gesproken van een productanalyse. Wordt gekeken naar het lees- of spellinggedrag, dan is sprake van een procesanalyse.
Fries taalonderwijs
Abstract: Het Fries maakt deel uit van het taalonderwijs op een aantal basisscholen.Het onderwijs in de Friese taal op de basisschool is erop gericht, dat kinderen van de Friese taal gebruik kunnen maken in de situaties waaarin het Fries gewoonlijk als voertaal gebruikt wordt. (Startbekwaamheden Friese taal 2.1.3.)
Tekst: In de startbekwaamheden Friese taal wordt aangegeven wat het eigen niveau van de beginnende leraar Fries dient te zijn en hoe de vakdidactiek en de vakinhoud van het Fries er in het basisonderwijs uit zouden moeten zien. Ook zijn er kerndoelen voor het onderwijs in het Fries geformuleerd.
Freinetonderwijs en taal
Abstract: In het dagelijks programma op een Freinetschool speelt taal een belangrijke rol. Het letterlijk onderwijzen van taal gebeurt op individuele wijze. Daarnaast zijn kringgesprekken, het maken en presenteren van werkstukken, (het werken met portfolio) erg belangrijk.
Tekst: Volgens Freinet moet lesstof in een zinvolle context worden aangeboden. Ook moesten leraar en leerlingen op een democratische manier met elkaar omgaan. In het Freinetonderwijs wordt veel gewerkt met hoeken die aansluiten op de vier uitgangspunten van het Freinetonderwijs: uitgaan van ervaringen en belevenissen van kinderen; leren is al handelend zoeken en ontdekken; het werk van de leerlingen moet plaatsvinden in een voor hen herkenbare context en opvoeding vindt plaats door democratisch overleg.
Fragmentarisch voorlezen
Abstract: Het voorlezen van bepaalde gedeelten uit een boek met als doel dat leerlingen het boek zelf gaan lezen.
Frustratieniveau
Abstract: Bij de AVI-toetsen: een bepaald niveau wordt niet beheerst.
Tekst: Dit niveau komt overeen met een onvoldoende sore uit de handleiding bij het AVI-toetspakket. De onderverdeling in beheersingsniveau, instructieniveau en frustratieniveau is afkomstig uit Struiksma e.a.: Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen.Het is ook te vinden in de implementatiemap bij het Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 5-8.
Functionele geletterdheid
Abstract: In staat zijn geschreven taal te hanteren in functionele situaties.
Tekst: Aan het eind van de basisschool moeten kinderen een niveau van functionele geletterdheid hebben verworven. Dat wil zeggen dat ze in staat moeten zijn geschreven taal te hanteren in voorkomende maatschappelijke situaties. Ze moeten in staat zijn verkeersborden juist te interpreteren, een spoorboekje te gebruiken, een handleiding te lezen enz. enz. Dit niveau komt ongeveer overeen met AVI-9. Een aantal kinderen (zo`n 9-16%) heeft bij het verlaten van de basisschool het niveau van functionele geletterdheid niet bereikt.