Nederlandse taal in het basisonderwijs
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768
Visuele woordvorm
Abstract: Het woord wordt herkend op grond van de visuele vorm, zonder dat analyse en synthese plaatsvindt.
Tekst: Van de visuele woordvorm wordt gebruik gemaakt in methodes voor aanvankelijk lezen voor het aanbieden van de globaalwoorden. Kinderen prenten deze woorden in zonder dat ze de afzonderlijke letters kunnen verklanken. Dat komt pas later. Kleuters herkennen op deze manier ook hun eigen naam of de naam van hun vriendje, of de logo`s van winkels.
Visuele synthese
Abstract: Visuele synthese is een deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen waarbij een woord of een lettergroep in één keer, dat wil zeggen zonder te spellen, gelezen wordt.
Tekst: Met een visuele synthesetoets wordt eigenlijk de directe woordherkenning getoetst. In een dergelijke toets wordt gebruik gemaakt van wisselrijtjes. Kinderen zouden door de visuele overeenkomst en de klankovereenkomst met andere woorden een woord sneller moeten herkennen.
Visuele poëzie
Abstract: Poëzie waarin letter- beeld- en tekstmateriaal, pictogrammen, tekens en tekstfragmenten door elkaar worden gebruikt.
Tekst: De visualiteit van de taal, schrift, beeld en tekst voegt literatuur en beeldende kunst tot een nieuwe eenheid samen. Grenzen tussen lezen en waarnemen zijn er niet en moeten door de kijker of lezer zelf vastgesteld worden. Gewenning aan wat er op dit gebied in de media aan taalbeeld-processen zichtbaar wordt, lijkt te wijzen op een integratie ervan in het talige domein, getuige het gemak waarmee een en ander in de taalprogramma`s voor het primaire onderwijs wordt opgenomen.
Visuele discriminatie
Abstract: Deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen. Onderscheid maken bij visueel aangeboden informatie
Tekst: Onder visuele discriminatie wordt meestal verstaan dat leerlingen onderscheid kunnen maken tussen letters en lettercombinaties. Voor sommige leerlingen is dat heel moeilijk. Zij blijven op elkaar gelijkende letters tijdens het lees- en spellingproces nog lange tijd verwarren.
Visuele configuratie
Abstract: In groep 2 kunnen kinderen vaak hun naam `lezen`. Ook kunnen ze allerlei andere symbolenreeksen onderscheiden: een vignet van de NS, merktekens van auto`s etc. De meeste kinderen kunnen eind groep 2 al l veel letters en woorden `lezen`. Ze herkennen woorden als een etiket zonder ze eerst te analyseren in afzonderlijke letters. Dit is de eerste fase van lezen, die ook wel de logografische fase genoemd.
Visuele analyse
Abstract: Deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen: het kunnen onderscheiden van verschillende grafemen in een woord.
Tekst: Bij het oefenen van visuele analyse in de kleutergroepen moeten we denken aan het zoeken van verschillen en overeenkomsten in afbeeldingen of het kunnen onderscheiden van details in een afbeelding, bijvoorbeeld: Hoeveel ramen heeft het huis?
Visueel geheugen
Abstract: het onthouden van visueel aangeboden informatie
Tekst: Er wordt vaak gezegd dat kinderen met leesproblemen een zwak visueel geheugen hebben. Die beperking geldt dan alleen voor het opslaan van tekens en tekencombinaties.
Visie op taalonderwijs
Abstract: de ideeën waarvan wordt uitgegaan bij de keuzes die ten behoeve van het taalonderwijs worden gemaakt.
Tekst: Een visie op taalonderwijs wordt gehanteerd door een uitgever bij het ontwikkelen van een taalmethode,door een schoolteam bij de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van methodes en werkvormen, of bijvoorbeeld in een handboek taaldidactiek.
Vlot lezen
Abstract: vaardigheid om teksten snel, vlot, moeiteloos en automatisch te lezen met weinig bewuste aandacht voor de leestechniek, zoals de letterklankkoppeling. Meyer en Felton, 1999
Tekst: De laatste jaren is er veel aandacht voor vlot lezen. Volgens Shanahan (A sin of the Second Kind. the Neglect of Fluency Instruction and What We Can Do About It. chicago, University of Illinois, 2005) werkt onderwijs in vlot lezen voor zwakke lezers als de volgende zaken aandacht krijgen:
Vloeiend lezen
Abstract: de vaardigheid om een tekst vlot, goed en met de juiste expressie te lezen
Tekst: Een vloeiende lezer herkent tijdens het lezen de woorden snel en automatisch. De betekenis wordt gemakkelijk afgeleid. Tijdens het hardop lezen is het alsof de lezer praat. Hij leest op een natuurlijke manier en met expressie.
Voortgezet technisch lezen
Abstract: De fase in het leesonderwijs die volgt op aanvankelijk lezen en gekenmerkt wordt door oefening in het vlot verklanken van woorden en zinnen.
Tekst: In het onderwijs wordt gewerkt met de indeling voorbereidend lezen (sinds enkele jaren steeds meer plaatsmakend voor ontluikende geletterdheid), aanvankelijk lezen en voortgezet lezen (onder te verdelen in voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en studerend lezen-informatieverwerking).
Voortgezet stellen
Abstract: De fase waarin kinderen leren hoe ze complete teksten moeten schrijven.
Voortgezet lezen
Abstract: De fase in het leesonderwijs die volgt op aanvankelijk lezen en waarin het vlot verklanken van woorden en zinnen (voortgezet technisch lezen) en leesbegrip en leesmotivatie centraal staan.
Tekst: In het onderwijs wordt gewerkt met de indeling voorbereidend lezen (sinds enkele jaren steeds meer plaatsmakend voor ontluikende geletterdheid of beginnende geletterdheid), aanvankelijk lezen (beginnende geletterdheid) en voortgezet lezen (gevorderde geletterdheid) (onder te verdelen in voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en studerend lezen-informatieverwerking).
Voorschotbenadering
Abstract: benadering waarbij risicokleuters in groep 2 gerichte instructie ontvangen in foneembewustzijn, gecombineerd met instructie in klanktekenkoppeling.
Tekst: Aanvankelijk werden alleen de kleuters die er aan toe waren in de kleutergroepen met letters geconfronteerd. Toch blijkt dit juist een effectieve methode voor risicokleuters op voorwaarde dat de activiteiten die binnen de voorschotbenadering worden uitgevoerd, nooit de eerste faalervaring zijn van leerlingen.
Voorlezen
Abstract: Het -met aandacht voor zaken als articulatie, intonatie, mimiek en gestiek- verklanken van een tekst voor één of meer toehoorders. Een op de doelgroep gerichte tekstkeuze speelt daarbij een belangrijke rol. Bij het voorlezen aan jonge kinderen is vaak sprake van veel interactie voor, na en soms ook tijdens het verhaal. Deze interactiepatronen veranderen naarmate kinderen ouder worden.
Tekst: Voorlezen is de hele basisschool door belangrijk. Leerlingen leren door voorlezen boeken kennen die ze misschien zelf niet zouden hebben gekozen. Ze ervaren dat boeken leuk, spannend, griezelig kunnen zijn. De voorleesmomenten zijn vaak een rustpunt in de school. Het is dan wel zaak dat de leerkracht de voor te lezen boeken zorgvuldig kiest en niet vanzelfsprekend grijpt naar de boeken die hij zelf nog van vroeger in de kast heeft staan. De boeken moeten aansluiten bij de leeftijd en de belevingswereld van de leerlingen.
Voorleeskring
Abstract: Voorleesactiviteiten, uitgevoerd door kinderen, in een kringopstelling
Tekst: Een drietal kinderen stelt een boek voor in de kring, door er een gedeelte uit voor te lezen. Vervolgens volgt een gesprek over het boek. De kinderen moeten ruim de tijd krijgen één en ander voor te bereiden.
Voorleesbeer
Abstract: Pop of beer die in de kleutergroep een specifieke plaats inneemt en wordt ingezet om de (voor)leesmotivatie te bevorderen.
Tekst: De beer wordt aan de leerlingen voorgesteld als iemand die veel van voorlezen houdt. Hij heeft tijdens het voorlezen een vaste plaats in de kring, levert commentaar op de verhalen die worden voorgelezen en gaat met de leerlingen mee naar de boekenhoek waar ze hem mogen voorlezen of gebruiken om verhalen na te spelen.
Voorkennis
Abstract: De kennis over een bepaald onderwerp die in het geheugen aanwezig is.
Tekst: Omdat nieuwe kennis het best beklijft wanneer het wordt gekoppeld aan al bestaande kennis, is het van belang om, voor wordt gestart met een nieuw onderwerp, de voorkennis van leerlingen te activeren. Dit geldt voor het voorlezen van een prentenboek aan kleuters, maar ook voor lessen aardrijkskunde, geschiedenis of begrijpend lezen voor de bovenbouw.
Voorbewerken
Abstract: Bij woordenschatonderwijs: activeren van voorkennis.
Tekst: Omdat nieuwe kennis het best beklijft wanneer het wordt gekoppeld aan al bestaande kennis, is het van belang om, voor wordt gestart met een nieuw onderwerp, de voorkennis van leerlingen te activeren. Dit geldt voor het voorlezen van een prentenboek aan kleuters, maar ook voor lessen aardrijkskunde, geschiedenis of begrijpend lezen voor de bovenbouw.
Voorbereidend stellen
Abstract: Activiteiten die worden uitgevoerd in de kleutergroepen en die voorbereiden op het leren stellen. Dit begrip is afkomstig uit Stellen en didactiek.
Tekst: Het gaat daarbij om specifieke voorbereidingsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld het bedenken van een zin bij een plaatje of om algemene voorbereidingsactiviteiten in het kader van beginnende geletterdheid.
Voorbereidend lezen
Abstract: Activiteiten die de voorbereiding vormen op het kunnen uitvoeren van de elementaire leeshandeling.
Tekst: In het onderwijs wordt gewerkt met de indeling voorbereidend lezen (sinds enkele jaren steeds meer plaatsmakend voor ontluikende geletterdheid of beginnende geletterdheid), aanvankelijk lezen (beginnende geletterdheid) en voortgezet lezen (gevorderde geletterdheid) (onder te verdelen in voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en studerend lezen-informatieverwerking).
Voor- en vroegschoolse educatie
Abstract: Overheidsbeleid, waarbij in een akkoord is afgesproken dat gemeenten de komende jaren zullen investeren in een verdere versterking en uitbreiding van peutervoorzieningen.
Tekst: Door de landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden is in 1999 het bestuursakkoord Jeugdbeleid in Balans afgesloten. Dit akkoord vormt de basis van het VVE-beleid. De VVE-maatregel voorziet in een aanvullend budget om voor kinderen in achterstandssituaties een geïntensiveerd aanbod te realiseren. In 2000 is een landelijk project Sterk Peuterspeelzaalwerk gestart. Ook consultatiebureaus worden betrokken. Het is de bedoeling dat zij vroegtijdig signaleren of jonge kinderen en ouders gebaat zijn bij extra stimulans en hen vervolgens verwijzen naar de nodige voorzieningen.
Vrij lezen
Abstract: Zelfstandig, individueel lezen door kinderen van zelfgekozen boeken op een in het lesrooster opgenomen tijd (Bron: Fantasiaboek).
Tekst: Het gaat hier dus niet om het vrij lezen tussen de lessen door (ook wel stillezen genoemd), maar om vrij lezen als serieuze activiteit, ingepland op het rooster.
Vriendjeslezen
Abstract: Begrip gebruikt in de methode `Leessleutel`. Tijdens het vriendjeslezen werken kinderen in drietallen aan leesopdrachten op kaarten. Ze hebben elkaar nodig om tot een goed resultaat te komen (samenwerkend leren).
Tekst: De opdrachten zijn gericht op begrijpend lezen. Voorbeelden zijn: `Wat doe jij?`In de tekst komen de kinderen vraagtekens tegen. Ze praten er samen over wat zij in een bepaalde situatie zouden doen. `Doe wat ik zeg` De kinderen lezen de opdrachtzinnen en voeren de opdrachten uit.
Vreemde talen
Abstract: talen, anders dan de eigen taal
Tekst: In Nederland wordt vreemdetalen-onderwijs gegeven in het Engels, Duits, Frans en in toenemende mate ook in andere talen, zoals het Spaans of Chinees.
Vragen stellen
Abstract: Een didactische werkvorm die tot doel heeft leerlingen, zelfstandig en kritisch te laten nadenken, na te gaan of leerlingen het tempo en niveau van de les kunnen volgen, of leerlingen in staat zijn begrippen en feiten te reproduceren, een foutieve gedachtengang op te sporen en die leerlingen bewustmaken van gevoelens en houdingen ten aanzien van bepaalde verschijnselen.
Tekst: Er zijn verschillende soorten vragen:
VVE
Abstract: Zie: voor- en vroegschoolse educatie
Waarderend lezen
Abstract: Niet de leestechniek, maar de leesbeleving staat bij waarderend lezen centraal.
Tekst: Waarderend lezen is een wat verouderd begrip, waarmee -als het nu wordt gebruikt- leesbeleving of leesbevordering wordt bedoeld.
Werkstuk
Abstract: In (de midden- en bovenbouw) van het basisonderwijs krijgen leerlingen met regelmaat de opdracht een werkstuk te maken. Ze zoeken informatie, selecteren en ordenen die en schrijven vervolgens een tekst. Soms wordt daar dan ook nog de opdracht aan gekoppeld over het werkstuk een spreekbeurt te houden.
Tekst: In een aantal taalmethodes komt het maken van spreekbeurten en werkstukken aan de orde, maar heel vaak worden deze opdrachten buiten de methode om gegeven. Meer en meer worden werkstukken gekoppeld aan webquests.
Weetwoorden
Abstract: (met betrekking tot spellingdidactiek)woorden die alleen zijn aan te leren door ze in te prenten (visuele strategie). Ze kunnen niet worden aangeleerd met behulp van regels of een analogie-redenering.
Tekst: Het gaat hier bijvoorbeeld om ei-ij-woorden, au-ou-woorden of f-v-woorden en s-z-woorden, maar ook om leenwoorden waarvan je de spelling niet kunt beredeneren maar eenvoudig moet weten.
Wederkerend onderwijzen
Abstract: Wederkerend onderwijzen of reciprocal teaching is een vorm van coöperatief leren in kleine groepen. Het doel is dat leerlingen strategieën toepassen die leiden tot beter leesbegrip. Discussie over de betekenis van de tekst staat hierbij centraal. Zie voor meer informatie: reciprocal teaching
Webquest
Abstract: Een webquest is een opdracht die via internet wordt aangeboden. Voor het uitvoeren van de opdracht wordt gebruik gemaakt van internet (en andere bronnen). Hoewel leerlingen een webquest alleen kan uitvoeren, kan samenwerkend leren er een belangrijke rol bij spelen.
Tekst: Webquests zijn geschikt om twee leerlingen samen een opdracht te laten uitvoeren waarin onderzoek centraal staat. Ze leren informatie verzamelen, selecteren en analyseren, zelfstandig werken en hun werk presenteren. Bij webquests gaat het om actuele realistische, zinvolle en uitdagende opdrachten.
Whole language approach
Abstract: Didactiek waarbij taal (w.o.lezen en spellen) niet wordt aangeleerd in aparte deelvaardigheden, maar als totaliteit.
Tekst: Voorbeelden van Whole language approach zijn bijvoorbeeld terug te vinden in de discussie tussen de voor- en tegenstanders van lezen als een ongedeelde vaardigheid. De vraag is dan of je bij het onderwijs in lezen moet uitgaan van de tekst als totaal, bijvoorbeeld eigen teksten van kinderen of van deelvaardigheden van het lezen, bijvoorbeeld het aanleren van een letter.
Wisselrij
Abstract: Rij woorden, die gebruikt wordt bij het leesonderwijs, waarbij steeds een deel van de woorden wordt gewisseld (dan, kan, pan).
Tekst: Wisselrijen worden vaak gebruikt om de visuele synthese te oefenen. Kinderen moeten daarbij leren om woorddelen of woorden in één keer te overzien en te lezen.
Woordweb
Tekst: Een woordweb of woordveld kan op verschillende manieren worden ingezet in het onderwijs.
Woordvorming
Abstract: de vorming van woorden Ook wel: morfologie Zie voor meer informatie morfologie of morfologische vaardigheden
Tekst:
Woordveld
Abstract: Een schema waarin betekenisrelaties rond een woord inzichtelijk worden gemaakt. Ook wel: woordweb Zie voor meer informatie: woordweb
Tekst:
Woordtrap
Abstract: Een werkwijze binnen de woordenschatdidactiek die kan worden gebruikt om woorden aan te leren die met elkaar verwant zijn in die zin dat er sprake is van vergrotende of overtreffende trap.
Tekst: Om bijvoorbeeld de woorden koud, lauw, warm, heet aan te leren, wordt een trap getekend waarbij de woorden op de treden zijn geschreven. (bron: Van de Nulft en Verhallen, 2002)
Woordtoetsen
Abstract: De technische leesvaardigheid wordt getoetst door middel van het lezen van rijen losse woorden.
Tekst: Met behulp van woordtoetsen wordt de technische leesvaardigheid getoetst. Bekende woordtoetsen zijn momenteel de Brus-Een Minuut Toets en de CITO-Drie Minuten Toets.
Woordselectie
Abstract: Het kiezen van woorden ten behoeve van het woordenschatonderwijs
Tekst: Het is van belang dat woorden die binnen het woordenschatonderwijs worden aangeboden, zorgvuldig worden geselecteerd. Allereerst kan gebruik worden gemaakt van woordfrequentielijsten, maar het is ook belangrijk dat wordt aangesloten op de belangstelling en ervaring van een kind. Het is niet handig kinderen losse woorden aan te leren. Dat moet altijd gebeuren in een context, dus aan de hand van een (voor)gelezen tekst of een gesprek.
Woordraad- of woordleerstrategieën
Abstract: Leerlingen ontwikkelen vaardigheden of strategieën om de betekenis van woorden te achterhalen. Dat kan via de context, via woordanalyse, via illustraties of eventueel via het woordenboek.
Tekst: In de praktijk van het onderwijs worden woorden vaak aan de orde gesteld door aan de kinderen de betekenis te vragen. Door gebruik te maken van de context, woordanalyse of illustraties, door als-dan-constructies te gebruiken, door naar voorbeelden te vragen, leert een leerling strategieën aan om de betekenis van woorden te raden.
Woordparachute
Abstract: Een werkwijze binnen de woordenschatdidactiek om verschillende aspecten aan een begrip te koppelen.
Tekst: Voorbeeld: Er staat een paraplu getekend. Boven het scherm staat het woord bestek. Er onder zijn de woorden mes, vork en lepel geschreven.
Woordpakket
Abstract: Woordenrij met woorden met verschillende spellingmoeilijkheden.
Tekst: Als het woordpakket op het bord staat, zien de kinderen de woorden dagelijks en maken ze zich het visuele woordbeeld eigen.
Woordmuur
Abstract: een speciaal voor woordenschat gereserveerde plek in de klas, waar een overzicht te zien is van de klassikaal behandelde (thema)woorden. Aan de muur hangen woordkaarten en illustraties en tekeningen die de betekenis van de woorden verduidelijken. De woordkaarten moeten van een afstand goed te lezen zijn. (bron: M. Kienstra)
Tekst: De woorden op de woordmuur kunnen op verschillende manieren worden geordend, bijvoorbeeld via een woordweb, maar ook via categorieën die de kinderen zelf kiezen.
Woordidentificatie
Abstract: Het herkennen van een woord.
Tekst: We spreken van directe of indirecte woordidentificatie of woordherkenning.
Woordkast
Abstract: Een werkvorm binnen de woordenschatdidactiek om verschillende betekenisaspecten van woorden duidelijk te maken.
Tekst: Deze manier is handig om tegengestelde betekenissen duidelijk te maken. Op het voorbeeld voor de leerlingen wordt een kast afgebeeld. De kast bestaat uit twee laden met daaronder twee deuren. Op de laden worden de aan te leren begrippen geschreven, bijvoorbeeld dag en nacht. Op de deurtjes worden de eigenschappen van beide begrippen naast elkaar gezet, bijvoorbeeld licht, zon, spelen, school en donker, maan, slapen, sterren. (bron: v.d. Nulft en Verhallen, 2002)
Woordgeheugen
Abstract: Ook wel: mentaal lexicon (zie bij mentaal lexicon voor een uitleg)
Woordherkenning
Abstract: Het herkennen van een woord
Woordfrequentie
Abstract: Aantal keren dat woorden in onderzochte geschreven of gesproken taal voorkomen.
Tekst: Het is van belang dat bij het onderwijs aan leerlingen die Nederlands als tweede taal leren of bij het woordenschat- of spellingonderwijs aan (taalzwakke) leerlingen prioriteit wordt gegeven aan veel voorkomende woorden.
Woordenschatdidactiek
Abstract: het (aan)leren van nieuwe woorden door de leeromgeving daarvoor geschikt te maken, de juiste werkvormen te kiezen, kinderen strategieën aan te leren en de juiste instructie te geven.
Tekst: Bij woordenschatonderwijs is het van belang dat het woordnetwerk (mentaal lexicon) systematisch wordt uitgebreid. Dat betekent dat woorden thematisch moeten worden aangeboden, dat veel aandacht moet zijn voor selectie (op grond van woordfrequentie, belevingswereld, nut), dat van oppervlakkige woordkennis gewerkt moet worden naar diepe woordkennis en van receptief naar productief.
Woordenschat
Abstract: De woorden die een taalgebruiker receptief en-of productief tot zijn beschikking heeft.
Tekst: De ontwikkeling van de woordenschat vormt één van de deeltaalvaardigheden (naast de ontwikkeling van de fonologische, de syntactische, de morfologische en de pragmatische vaardigheden).
Woordenrij
Abstract: Rij woorden, gestructureerd of ongestructureerd, die vaak wordt gebruikt als toets- of oefenstof bij het leesonderwijs.
Tekst: Gestructureerde woordenrijen zijn wisselrijen of structuurrijen, waarbij het begin- of einddeel steeds verandert. Ongestructureerde rijen zijn oefenrijen waarbij allerlei woorden door elkaar worden gebruikt.
Woordenmonster
Abstract: Een woordenmonster is een versierd monster in de vorm van een mooi versierde doos of kastje. Zonder woorden verkommert het monster, dus hij moet regelmatig woorden eten, alleen dan is hij gelukkig en kan hij groeien. Het woordenmonster is een klassenwoordenboek, waarvoor de kinderen zelf allerlei woorden verzamelen om deze op gezette tijden aan het woordenmonster voeren.
Tekst: Het woordenmonster is ontwikkeld binnen het prototype `Spelen met woorden` van het project Geletterdheid (Expertisecentrum Nederlands). Binnen dit prototype leren kinderen niet alleen spelenderwijs hun woordenschat uitbreiden, maar ze leren daar ook strategieën voor ontwikkelen. Met speels, schriftelijke werkvormen stimuleert de leerkracht de actieve betrokkenheid van kinderen bij het verwerven van woorden.
Woordenlijst
Abstract: lijst met woorden die geselecteerd zijn ten behoeve van het woordenschatonderwijs
Tekst: In het woordenschatonderwijs is het belangrijk om met woordenlijsten te werken, omdat het reguliere thematische aanbod van scholen vaak niet aansluit op de behoefte van leerlingen aan een basiswoordenschat die verder uitgebouwd kan worden. Binnen het thema `Indianen` in een kleutergroep is bijvoorbeeld het woord `opperhoofd` geen woord dat zou moeten behoren tot de basiswoordenschat van een kleuter. De woorden die daar wel toe behoren komen vaak niet expliciet aan bod omdat ze zo `gewoon` zijn voor autochtone kinderen. Met behulp van een woordenlijst kunnen leerkrachten en peuterspeelzaalleidsters zich bewust worden van de basis-woorden die kinderen zouden moeten beheersen.
Woordenlab
Abstract: een rijke stimulerende leeromgeving waar kinderen nieuwe woorden en woordleerstrategieën kunnen verwerven.
Tekst: Een woordenlab kan op een bepaalde plek in de klas zijn ingericht, maar ook verspreid door de ruimte. Het bestaat uit boeken bij een thema die aantrekkelijk zijn gepresenteerd, uit hoeken waar leerlingen concrete ervaringen kunnen opdoen. Er zijn thematafels waar concrete materialen zijn uitgestald, een woordmuur met woorden, illustraties en schriftelijke producten van leerlingen. Ook zijn er woordenboeken en een klassenwoordenboek met eigen woorden van de leerlingen.
Woordenboek
Abstract: Uiteraard kunnen in een woordenboek de betekenis, de schrijfwijze of de uitspraak van woorden worden opgezocht. Er bestaan verschillende woordenboeken speciaal voor het basisonderwijs. Bij de woordenschatdidactiek kan gebruik gemaakt worden van een persoonlijk woordenboek dat ieder kind voor zichzelf aanlegt of van een klassenwoordenboek waarin iedereen de moeilijke woorden schrijft die binnen de groep aan bod komen.
Tekst: Binnen het project Lees-Wijzer van het HCO is Mijn eigen woordenboek ontwikkeld. Kinderen hebben een eigen woordenboek dat ze hun hele basisschooltijd met zich meenemen. Ze kunnen er de woorden in uitwerken die ze moeilijk vinden. Dat uitwerken kan gebeuren op zeven verschillende manieren, bijvoorbeeld door bij woorden een tekening te maken, door een woordveld uit te werken of zelf voorbeeldzinnen te bedenken. Ook kunnen woorden in hun eigen taal erbij geschreven worden.
Woordbouw
Abstract: De vorming van woorden (één van de deeltaalvaardigheden) (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p.37) Ook wel: morfologie. Zie voor meer informatie: morfologische vaardigheid
Woordblindheid
Abstract: Net als leesblindheid een verouderde term voor dyslexie
Tekst: Het begrip woordblindheid stamt uit de tijd dat men er van uitging dat de oorzaak van dyslexie een perifere blindheid was.De hersenen interpreteren de visuele informatie die binnenkomt dan niet juist.
Woordbeeld
Abstract: Representatie van een woord in het woordgeheugen
Tekst: Met name bij het spellen (maar ook bij het lezen) wordt het begrip woordbeeld gebruikt. Vaak wordt gezegd dat een kind geen woordbeeld heeft als hij zich niet kan voorstellen hoe een woord er uit ziet.
Zaakvakken en taal
Abstract: Taal speelt een belangrijke rol bij het onderwijs in de zaakvakken. Door talige barrières komen de informatie uit de zaakvakmethodes en de informatie die door de leerkracht tijdens lessen worden gegeven, vaak onvoldoende over.
Tekst: Het onderwijs in met name de zaakvakken verschilt voor wat betreft het niveau in veel gevallen enorm van de methodes voor taal en lezen die kinderen in dezelfde schoolperiode doorlopen. Het taalgebruik in zaakvakmethodes is vaak veel moeilijker dan dat in andere methodes.
Zelfontdekkend lezen
Abstract: Leren lezen door zelfstandig de systematiek van geschreven taal te ontdekken.
Tekst: Het begrip Zelfontdekkend lezen is afkomstig uit het project Individualiserend Leesonderwijs van het Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland (RPCZ).
Zinsbouw
Abstract: opbouw van woorden tot zinnen (één van de deeltaalvaardigheden) (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p.37) Ook wel: syntaxis
Zingend lezen
Abstract: Een werkwijze bij het aanvankelijk lezen, voor leerlingen die het spellend lezen niet kunnen loslaten. De eerste letter wordt verklankt en de rest van het woord wordt gezongen (gezoemd). Dit is in plaats van het verklanken van de losse letters ervan. Op deze manier zouden leerlingen het woord meer als een geheel ervaren.
Tekst: De herkomst van het begrip zingend lezen is te vinden bij Luc Koning (o.a. Map Speciale Leesbegeleiding). Zingend lezen wordt o.a. gebruikt in de methode Leessleutel. Maar ook gebruikers van andere methodes hanteren vaak de methodiek van het zingend lezen voor hun leerlingen.
Zij-instromers
Abstract: Kinderen die niet vanaf de kleutergroepen Nederlands onderwijs volgen, maar later zijn ingestroomd
Zwaluwproject
Abstract: Methodiek voor aanvankelijk lezen (Zelfstandig Werken bij Aanvankelijk Lezen met Uiteenlopende Werkvormen)
Tekst: Hoewel methodes in het lexicon niet afzonderlijk worden opgenomen, wordt voor het Zwaluwproject een uitzondering gemaakt. Het gaat hier om een methodiek waarbij materialen en werkwijzen van verschillende methodes worden gebruikt. Bovendien is zwaluwen een veelgebruikt begrip.
C.A.T.
Abstract: (Cognitieve Abstracte Taalvaardigheid). De -meer abstracte- taal die tweedetaalverwervers met name in schoolse situaties verwerven en nodig hebben, dit in tegenstelling tot DAT (Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid), d.w.z. de -concrete- taal die een kind in dagelijkse situaties verwerft en nodig heeft.
D.A.T.
Abstract: Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid, d.w.z. de -concrete- taal die een kind in dagelijkse situaties verwerft en nodig heeft, dit in tegenstelling tot CAT (Cognitieve Algemene Taalvaardigheid), de -meer abstracte- taal die de tweedetaalverwervers met name in schoolse situaties verwerven en nodig hebben.
T1-methode
Abstract: Een methode die ervan uitgaat dat Nederlands de moedertaal van de doelgroep is.
Tekst: Alle taalmethodes voor midden- en bovenbouw die in Nederland op de markt zijn, zijn met name T1-methodes. Dat wil zeggen dat ze gericht zijn op het op het sturen en bevorderen van de taalontwikkeling van Nederlandssprekende kinderen. Ze zijn niet gemaakt voor taalverwerving. Dat wil zeggen dat als ze gebruikt worden voor kinderen die het Nederlands nog moeten verwerven, ze zullen moeten worden aangepast.