Nederlandse taal in het basisonderwijs
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768
Taalvariatie
Abstract: De verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen mensen.
Tekst: De concrete verschijningsvormen van taalvariaties worden taalvariëteiten genoemd.
Taalvaardigheid
Abstract: Het vermogen om te luisteren, spreken, lezen en schrijven in samenhang en continuïteit
Tekst: Door betekenisvol, sociaal- en strategisch leren als uitgangspunt voor het (taal)onderwijs kunnen leerkrachten de taalvaardigheid van kinderen (extra) stimuleren.
Taalunie
Abstract: Een -in 1980 in het leven geroepen- organisatie die als opdracht heeft de integratie van Nederland en Vlaanderen op het gebied van taal en letteren te bevorderen.
Tekst: Aanvankelijk was het beleid van de Taalunie voor een groot deel gericht op het in formele zin goed gebruiken van het Nederlands. De Algemene Nederlandse Spraakkunst is daar een voorbeeld van. Dat beleid is verschoven naar de gebruiker van het Nederlands.
Taaltrotter
Abstract: Iemand die trots is op zijn taal
Tekst: Het begrip taaltrotter is gekoppeld aan een tentoonstelling en een bijbehorend lespakket.
Taaltoetsen
Abstract: Toetsen die bedoeld zijn vorderingen in één van de taaldomeinen lezen, spellen, taalbeschouwing, stellen, mondelinge taalvaardigheid of woordenschat te evalueren.
Tekst: Er zijn toetsen ontwikkeld voor:
Taaltekening
Abstract: Kleuters vertellen in de kring over hun ervaringen. Eén daarvan tekenen ze zo precies mogelijk. Vervolgens vertellen ze hun ervaring opnieuw aan de leerkracht met de tekening erbij. De leerkracht schrijft delen van het verhaal bij de tekening en leest steeds hardop voor wat hij schrijft. (bron: Taal leren op eigen kracht (Suzanne van Norden)
Tekst: Kleuters krijgen een besef van de samenhang tussen de ervaring zoals ze die zich herinneren, de tekening en de tekst bij de tekening.
Taalstrategie
Abstract: De strategie die de begeleider-leerkracht van meertalige-dialectsprekende kinderen hanteert in de communicatie met die kinderen.
Tekst: Er zijn verschillende strategieën:
Taalstimuleringsprogramma
Abstract: Taalprogramma voor kleuters dat speels van opzet is en tot doel heeft -meestal groepsgewijs- aandacht te besteden aan verschillende taalaspecten.Een taalstimuleringsprogramma heeft geen cursorische opbouw.
Tekst: Een taalstimuleringsprogramma wordt ook wel taalactiveringsprogramma genoemd.
Taalsociologie
Abstract: zie: sociolinguïstiek
Taalspel
Abstract: Op een speelse manier taalactiviteiten uitvoeren met als doel het stimuleren van het taalplezier en het vergroten van inzicht in taal.
Tekst: Taalspelletjes kunnen gericht zijn op allerlei aspecten van taal. Zo kunnen in de kleutergroepen het vergroten van de woordenschat, het oefenen van begrippen of de fonologische ontwikkeling centraal staan in allerlei soorten spelletjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om voorwerpen in een doos die kleuters met hun handen aftasten en vervolgens beschrijven. Het kan gaan om voorwerpen die ze volgens bepaalde instructies naast elkaar, voor elkaar, achter elkaar zetten. Om rijmspelletjes, om spelletjes waarin auditieve synthese e.d. wordt geoefend... Er zijn ook hand- en vingerspelletjes waarbij rijmpjes worden uitgebeeld met de handen.
Taalruimte
Abstract: Leerlingen hebben taalruimte nodig om taal te produceren. Bij taalruimte gaat het erom wie praat en waarover wordt gepraat (bron: Verhallen-Walst: Taalontwikkeling op school)
Tekst: In de visie van Verhallen en Walst is taalruimte een taalgroeimiddel. De ingrediënten zijn beurtruimte en onderwerpsruimte. Taalruimte heeft veel te maken met sfeer in de klas. Het is belangrijk dat met name stille leerlingen worden gestimuleerd ook iets te vertellen. Daarvoor moet je als leerkracht zorgen dat zo`n leerling de beurt krijgt-neemt en ook houdt. Je moet proberen de spreekbeurt te ondersteunen. Ook is het belangrijk te zorgen dat de kinderen kunnen vertellen wat ze willen vertellen. Je kunt als leerkracht je eigen onderwerpsinitiatief beperken en dat van de leerlingen uitbouwen.
Taalronde
Abstract: Een kringactiviteit die de basispraktijk vormt van `Taalvorming`.
Tekst: Een taalronde begint met het uitwisselen van ervaringen. Vooraf of in de loop van de taalronde wordt een onderwerp gekozen. Dit onderwerp wordt toegespitst. Er is de mogelijkheid voor elk kind om kort iets te zeggen en vervolgens de mogelijkheid voor enkele kinderen om uitgebreid te vertellen over een eigen ervaring. Dan kunnen er vragen worden gesteld naar aanleiding van verhalen. Tussen de leerkracht en het kind bestaat daarbij interactie die gericht is op het verrijken van het vertellen. Er worden lijstjes gemaakt om ervaringen te inventariseren. Er volgen tweetalgesprekken om veilig en in korte tijd je verhaal kwijt te kunnen. De leerlingen schrijven een tekst of maken een tekening naar aanleiding van wat ze in de kring hebben verteld of bedacht. De teksten worden in de kring voorgelezen. De kinderen mogen hun tekeningen laten zien.
Taalpsychologie
Abstract: Studie van de mentale processen die een rol spelen bij mondeling en schriftelijke taalverwerving en taalgebruik.
Taalportfolio
Abstract: document waarmee leerlingen aan het eind van hun schoolcarrière zichtbaar kunnen maken welke vaardigheden zij in de verschillende talen bezitten.(bron Project Taalportfolio)
Tekst: Een taalportfolio kan een rol spelen bij de overgang van de ene school naar de andere en kan worden gebruikt bij een sollicitatiegesprek.Het laat niet alleen zien wat op school wordt geleerd, maar ook welke activiteiten zijn uitgevoerd buiten school.
Taalontwikkelingsstoornis
Abstract: Taalontwikkelingsstoornissen zijn stoornissen in de opbouw van de taal, ten gevolge waarvan het praten bij kinderen zich langzamer of anders ontwikkelt dan bij leeftijdsgenoten, of zich soms helemaal niet ontwikkelt. (bron: Logopedie voor onderwijsgevenden)
Tekst: taalstoornissen(taalontwikkelingsstoornisen en op zichzelf staande taalstoornissen zoals afasie)
Taalontwikkelingscriterium
Abstract: Een van de criteria die prof. Dr. J.J. Dumont onderscheidt om de diagnose dyslexie te kunnen stellen.
Taalontwikkeling
Abstract: de manier waarop kinderen woorden en zinnen leren begrijpen en leren gebruiken (het verwerven van inzicht in het hanteren van grammaticale en communicatieve regels) (Bron: Logopedie voor onderwijsgevenden p.63) Bij taalverwerving onderscheiden we de spraakontwikkeling en de taalontwikkeling.
Tekst: In de praktijk worden de begrippen taalverwerving en taalontwikkeling door elkaar gebruikt. Mogelijk is het feit dat verschillende disciplines (ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek enz.) zich bezighouden met kindertaalontwikkeling, verantwoordelijk voor het gebruik van begrippen door elkaar.
Taalontwikkelende interactie
Abstract: Een aanpak om taalontwikkeling in de klas te stimuleren door interactie. Het begrip is afkomstig uit `Taalontwikkeling op school. Handboek voor interactief taalonderwijs` van Marianne Verhallen en Ruud Walst.
Tekst: Om de taal van leerlingen een groei-impuls te geven, zijn verschillende middelen voorhanden. Dit worden door Verhallen en Walst taalgroeimiddelen genoemd. Het gaat hierbij om taalaanbod, taalruimte en feedback.
Taalonderwijs
Abstract: Volgens de Wet op het Basisonderwijs: Onderwijs in de Nederlandse standaardtaal, Onderwijs in de Friese taal (op scholen in Friesland), Onderwijs in de Engelse taal, Onderwijs in talen van de landen waaruit allochtone leerlingen afkomstig zijn.
Tekst: Onderzoek op het gebied van taalonderwijs is in veel gevallen gericht op het leren van het Nederlands als tweede taal, op meertaligheid, op onderwijs in de verschillende taaldomeinen, op interactief taalonderwijs en op VVE.
Taalnetwerken
Abstract: Netwerken die functioneren als beroeps- of belangenvereniging waarin docenten, taalspecialisten en andere professionals op het gebied van taal informatie en ervaringen kunnen uitwisselen.
Tekst: Een aantal netwerken:
Taalmethodes aanpassen t.b.v. NT2
Abstract: De reguliere taalmethodes zijn in veel gevallen niet geschikt om taal te verwerven. Leerkrachten zullen een brug moeten slaan tussen het gewenste leerdoel en het materiaal.
Tekst: Mogelijkheden om methodes aan te passen:
Taalmethode
Abstract: Een leergang voor taalonderwijs, waarin aandacht is voor de verschillende taaldomeinen.
Tekst: In de afgelopen vijftig jaar is een groot aantal taalmethodes verschenen. Hier wordt er een aantal besproken. De methodes voor NT2 vallen buiten dit bestek.
Taalleerstrategieën
Abstract: Strategieën waarmee leerlingen zelf hun taalleerproces kunnen sturen.
Tekst: Er zijn allerlei taalaspecten die leerlingen zich met behulp van het toepassen van strategieën kunnen eigen maken. Zo kan een stappenplan gehanteerd worden om woorden met specifieke spellingproblemen te leren spellen. Ook bij het omgaan met een tekst (begrijpend lezen),het schrijven van een tekst (stellen) of het technisch lezen van een tekst, kunnen dergelijke stappenplannen hulp bieden.
Taalleeromgeving
Abstract: Een taalleeromgeving is voor kinderen aanleiding om veel taal te gebruiken. De aanwezige materialen moeten kinderen op natuurlijke wijze uitdagen tot productief en receptief taalgebruik. We spreken in dit geval ook wel van een inspirerende leeromgeving met betekenisvolle contexten.
Tekst: Voor de betrokkenheid van kinderen is het van groot belang dat binnen de klas (en natuurlijk binnen de school) een uitdagende leeromgeving gecreëerd wordt. In basisscholen is een variëteit aan middelen en indelingen van klassen te vinden. Elke leerkracht probeert zijn klas iets persoonlijks mee te geven. Soms zie je tekeningen en foto`s aan de muur, terwijl de leerkracht in de andere groep allerlei letters, woorden en schrijfproducten heeft opgehangen.
Taalkundige ontleding
Abstract: Het onderscheiden en benoemen van woordsoorten.
Tekst: Taalkundige ontleding maakt deel uit van het taalbeschouwingsonderwijs en wordt ook wel woordbenoemen genoemd.
Taalklimaat
Abstract: Taalklimaat is: een sfeer in de klas, tussen kinderen onderling en tussen leerkracht en kinderen, met betrekking tot taaluitingen. Bron: `Taal leren op eigen kracht`, p.208. Binnen taalvorming speelt het begrip `taalklimaat` een cruciale rol.
Tekst: Er heerst een goed taalklimaat als kinderen niet bang zijn om fouten te maken, vragen stellen als ze iets niet begrijpen, gemakkelijk het woord nemen in de groep, belangstelling kunnen opbrengen voor vertellende klasgenoten, hun niet-Nederlanse thuistaal durven gebruiken als positief hulpmiddel in de communcitatie, vaak gemotiveerd worden door wat ze willen zeggen of weten en minder door de wens een goede beurt te maken bij juf of meester, geen negatief commentaar geven op uitingen van anderen.
Taalinhoud
Abstract: Een aspect van taalontwikkeling. Met taalinhoud wordt het semantisch aspect bedoeld.
Tekst: Naast taalinhoud zijn de begrippen taalvorm en taalgebruik te onderscheiden.
Taalhoeken
Abstract: Afgeschermde ruimtes waar concrete taalactiviteiten plaatsvinden.In elke groep kan met taalhoeken gewerkt worden.
Tekst: Het kan hierbij gaan om leesactiviteiten, maar ook om schrijfactiviteiten of andere taalactiviteiten. Veel voorkomende taalhoeken zijn de boekenhoek of leeshoek, de leesschrijfhoek en de luisterhoek.
Taalgroeipakket
Abstract: Begrip afkomstig uit `Taalontwikkeling op school. Handboek voor interactief taalonderwijs` van Verhallen en Walst. Een taalgroeipakket is een instrument dat door de leerkracht kan worden gebruikt om de taalontwikkeling van kinderen op elk moment en door middel van interactie te verbeteren. Het taalgroeipakket bestaat uit een aantal taalgroeimiddelen.
Taalgroeimiddel
Abstract: Middelen als taalaanbod, taalruimte en feedback die van groot belang zijn voor de taalverwerving.
Tekst: Het begrip taalgroeimiddel is afkomstig uit het boek Taalontwikkeling op school, Handboek voor interactief taalonderwijs van Marianne Verhallen en Ruud Walst.
Taalgebruik
Abstract: Het gebruiken van taal in verschillende situaties. Bij taalontwikkeling vormt taalgebruik het pragmatische aspect.
Tekst: Naast taalgebruik zijn taalinhoud en taalvorm andere aspecten van taalontwikkeling.
Taalfuncties
Abstract: Taal heeft verschillende functies. Die functies zijn op veel manieren onderscheiden en beschreven: Er kan bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden tussen de communicatieve functie van taal, de conceptualiserende functie van taal en de expressieve functie van taal (bron: Nijmeegse werkgroep Taaldidactiek: Taaldidactiek aan de Basis. Groningen, 1992. hfd.2) Ook kan onderscheid gemaakt worden tussen sociale en cognitieve taalfuncties (Bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (1997), p.89 of tussen communicatieve (sociale) en conceptualiserende (cognitieve) taalfuncties. ((bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (2005) p.67) of tussen instrumentele, regelende, interactionele, persoonlijke, ontdekkende, verbeeldende en informatieve functies (M. Halliday (1975): Learning how to mean: explorations in the development of language. Hoodman, Y, Haussler, M. & Stricklands D (eds). London: Edward Arnold.
Tekst: De communicatieve of sociale taalfunctie heeft betrekking op de interactie tussen mensen. Bij de conceptualiserende of de cognitieve functie van taal gaat het erom dat je via de taal die je gebruikt voortdurend verwijst naar betekenissen, concepten. Via taal ordenen we de werkelijkheid. Bij de expressieve functie van taal gaat het om het uitdrukking geven van persoonlijke emoties door middel van taal.
Taaldrukken
Abstract: Het in gedrukte teksten weergeven van eigen taal.
Tekst: Aanvankelijk werden technieken voor taaldrukken met name in het Freinet-onderwijs toegepast. De basis voor taalvorming en taaldrukken is gelegd in de Taaldrukwerkplaats, waar deze werkwijze sinds 1974 is ontwikkeld naar de ideeën van Freinet en Vygotsky. Inmiddels wordt er ook in het reguliere basisonderwijs gebruik van gemaakt.
Taaldomein
Abstract: In het taalonderwijs worden de volgende taaldomeinen onderscheiden: lezen, mondelinge taalvaardigheid (spreken en luisteren), stellen, spellen en taalbeschouwing. Soms wordt woordenschat als een apart taaldomein genoemd.
Taaldenkrelaties
Abstract: Een cognitieve taalfunctie. In het begrip `taaldenkrelatie` wordt tot uiting gebracht op welke manieren leerlingen taal gebruiken om logische verbanden aan te brengen, om te structureren.
Tekst: Bij taaldenkrelaties kunnen we onderscheid maken tussen:
Taaldenken
Abstract: Denken in taal
Tekst: Ons geheugen is gevuld met herinneringen, gevoelens, geluiden, beelden, gedachten, kennis. We hebben ook de beschikking over een taalsysteem. Dat gebruiken we om zaken te verankeren in ons geheugen, maar ook als ordeningsprincipe om gedachten te kunnen verwoorden, gevoelens te kunnen uiten, begrippen met elkaar te verbinden.
Taalcoördinator
Abstract: Leerkracht die de coördinatie van het taalonderwijs verzorgt en samen met de directie verantwoordelijk is voor het taalbeleid op de school.
Tekst: Vragen waarmee de taalcoördinator zich bezighoudt, zijn bijvoorbeeld:
Taalcompetenties
Abstract: Een competentie is `een onderliggend vermogen (bestaande uit een cluster van kennis, vaardigheden en houding) om taken in de beroepspraktijk adequaat te verrichten`. (definitie uit Van Berkel e.a. (2003)). Een taalcompetentie is een competentie gericht op het onderwijs in taal.
Tekst: Bij onderwijs in taal gaat het om specifiek taalonderwijs, maar ook om het aspect taal in de didactiek van andere vakken.
Taalbeeld
Abstract: Overzicht van de taalverwerving van een kind
Tekst: Bij een taalbeeld gaat het om allerlei aspecten van de taalverwerving: woordenschat, communicatieve vaardigheden, zinsbouw, taalbegrip. Een taalbeeld stel je samen met behulp van video-opnamen, gesprekken met ouders, observaties enz.
Taalbehoud
Abstract: het streven om een bepaalde taal (of een dialect) als levende taal te behouden.
Tekst: Als een taal door een steeds kleiner wordende groep wordt gesproken, zal zij te zijner tijd uitsterven. Om een taal voor uitsterven te behoeden, is het belangrijk dat de taal een levende taal blijft, dat wil zeggen dat die in verschillende situaties gesproken blijft worden. Door het in stand houden van het Fries bijvoorbeeld wordt een belangrijke bijdrage geleverd door het onderwijs.
Taalbeleid
Abstract: `het bewust omgaan met het onderwijsaanbod voor de talig herogene leerlingenpopulatie`
Tekst: Taalbeleid is een breed begrip, maar richt zich met name op het verbeteren van de organisatie en daarmee ook de inhoud van het taalonderwijs op scholen met een diverse leerlingpopulatie, op zowel binnen- als bovenschools niveau.
Taalbewustzijn
Abstract: Taalbewustzijn is een begrip dat onderdeel uitmaakt van de tussendoelen beginnende geletterdheid. Er wordt onder verstaan dat kinderen in staat zijn taal tot `object van hun denken` te maken. Ze moeten kunnen omgaan met begrippen als verhaal, zin, woord en klank.
Tekst: Taalbewustzijn is een overkoepelend begrip voor objectivatie, fonologisch bewustzijn en fonemisch bewustzijn.
Taalactiveringsprogramma
Abstract: Taalprogramma voor kleuters dat speels van opzet is en tot doel heeft -meestal groepsgewijs- aandacht te besteden aan verschillende taalaspecten. Een taalactiveringsprogramma heeft geen cursorische opbouw.
Tekst: Een taalactiveringsprogramma wordt ook wel taalstimuleringsprogramma genoemd.
Taalaanbod
Abstract: De taal die iemand aangeboden krijgt. Er zijn verschillende manieren om met taal in aanraking te komen (thuis, op school, op straat, enz.).
Tekst: Het taalaanbod dat speciaal gericht is op beginnende taalverwervers, kenmerkt zich door:
Taal
Abstract: Taal is systeem dat deel uitmaakt van ons kennissysteem en dat een middel vormt tot communicatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen competence (taalvermogen)en performance (taalgebruik)
Tekst: Taal kan worden opgevat als de menselijke, natuurlijke taal, maar kan ook in een veelomvattender betekenis voorkomen: de taal van de mens (verbaal en non-verbaal), de taal van dieren en kunsttalen als Esperanto.
Taakgericht taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs waarin taal geen doel op zich is, maar een middel om een doel te bereiken. Taal wordt in natuurlijke situaties gebruikt. Kinderen zijn in allerlei activiteiten effectief en maximaal bezig met luisteren, spreken, lezen en schrijven in communicatieve situaties.
Tekst: Taakgericht taalonderwijs is ontstaan vanuit een onvrede met traditionele taalmethodes die er vaak op gericht zijn na te gaan of leerlingen bepaalde vaardigheden beheersen in plaats van die vaardigheden te oefenen. Met name op scholen met veel allochtone leerlingen werd het gemis aan motiverende methodes het sterkst gevoeld. Vanuit het Belgische Steunpunt Nederlands als Tweede Taal werd de methode De Toren van Babbel ontwikkeld waarin taakgericht taalonderwijs centraal staat.
Test
Tekst: De begrippen toets en test worden in de praktijk door elkaar gebruikt. De CITO-eindtoets bijvoorbeeld is eigenlijk een test.
Temporele orde waarneming
Abstract: Het kunnen onthouden van auditief aangeboden informatie in de juiste volgorde.
Tekst: Temporele orde waarneming wordt getoetst door woorden of zinnen te laten nazeggen. Zie voor een toets Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen.
Televisie en taal
Abstract: Er zijn steeds meer televisieprogramma`s voor kinderen waarin onderwerpen aan bod komen die met taal te maken hebben. Het kan daarbij gaan om leesbevordering (hoe wordt een boek gemaakt, portret van auteurs, verfilmde kinderboeken), maar ook om het stimuleren van de taalontwikkeling. Tegelijk is het een feit dat kinderen steeds meer een serieuze doelgroep worden voor reclamemakers. Het is de vraag of `media en reclame` niet moet worden toegevoegd aan de curricula van scholen.
Tekst: Televisie en taalontwikkeling
Teksten, de moeilijkheidsgraad van
Abstract: Wat maakt dat teksten moeilijker of gemakkelijker zijn?
Tekst: De moeilijkheidsgraad van teksten wordt bepaald door de cognitieve belasting en de contextuele inbedding.
Tekstbespreking
Abstract: Als kinderteksten uitgangspunt vormen voor het leren van taal, is de tekstbespreking een belangrijke werkvorm om de teksten samen met de kinderen te onderzoeken en te veranderen.
Tekst: In veel vormen van traditioneel vernieuwingsonderwijs (Jenaplan, Freinet), maar bijvoorbeeld ook in taalvorming vormen teksten van kinderen de basis voor het taalonderwijs. Deze teksten worden op het bord geschreven, ze worden besproken en aangepast. Een stappenplan voor een tekstbespreking is bijvoorbeeld te vinden in Taal leren op eigen kracht.
Technisch lezen
Abstract: het verklanken van woorden en zinnen
Tekst: THEORIE
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs waarbij leerlingen aan zelfgekozen thema`s werken, maar waarbij voor het opvangen van tekorten bij leerlingen op het gebied van deelvaardigheden als spelling, grammatica enz. voor een cursorische lijn werd gekozen.
Tekst: Thematisch taalonderwijs werd geintroduceerd in de jaren zeventig.
Thematisch taalonderwijs
Abstract: In de jaren zeventig werd gepleit voor thematisch taalonderwijs. Dat wil zeggen dat taalonderwijs werd vormgegeven in thema`s die door de leerlingen zelf werden uitgekozen en samen met de leerlingen vormgegeven.
Tekst: Een variant van thematisch taalonderwijs is thematisch-cursorisch taalonderwijs, waarbij het taalonderwijs thematisch is, maar tekorten van leerlingen op deelvaardigheden als spelling, grammatica enz. op een cursorische manier worden aangepakt.
Theezakjesliteratuur
Abstract: Boeken voor minder goede lezers zijn een slap aftreksel van die voor goede lezers.
Tekst: Theezakjesliteratuur kun je bijvoorbeeld tegenkomen in boeken of teksten uit methodes die speciaal bewerkt zijn voor zwakke lezers. Er zijn dan vaak korte zinnen en eenvoudiger woorden, maar dat is niet altijd even bevorderlijk voor de leesmotivatie.
Thuistaal
Abstract: De taal die thuis wordt gesproken, ijvoorbeeld Turks of Marokkaans. Daarnaast kan thuistaal ook worden gezien als als synoniem voor D.A.T. (Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid).
Totale communicatie
Abstract: Alle middelen die kunnen bijdragen aan de communicatie tussen een horende en een dove worden aangewend. Naast spreken, schrijven en tekenen kunnen ook Nederlands met ondersteunende gebaren, gebarentaal, expressie en mimiek worden gebruikt.
Total Physical Response
Abstract: Werkwijze, met name gebruikt bij het onderwijs in Nederlands als Tweede Taal, waarbij taal wordt aangeleerd door het uitvoeren van handelingen.
TOS
Abstract: Taalontwikkelingsstoornissen.
Topicalisatie
Abstract: Een manier om de kern uit een zin te benadrukken door die voorop te plaatsen. Dit draagt bij tot goed en begrijpelijk taalaanbod.
Tekst: Voorbeeld: De knutselhoek. Wie wil er na het melkdrinken in de knutselhoek?
Top down model
Abstract: Leesmodel waarbij het lezen wordt gezien als een vaardigheid waarbij woorden worden herkend op grond van voorkennis t.a.v. de tekst, op grond van het waarnemen van vluchtige kenmerken van een woord enz.
Tekst: Bij aanvankelijk lezen wordt vaak gebruik gemaakt van het bottom-up model. Woorden worden ontsleuteld en er wordt betekenis aan toegekend.
Toets
Abstract: Curriculumafhankelijke of methodegebonden evaluatie (zaken die specifiek zijn onderwezen, worden getoetst).
Tekst: Begrippen toets en test worden in de praktijk door elkaar gebruikt. De CITO-eindtoets bijvoorbeeld is eigenlijk een test.
TriOS
Abstract: Taal en rekenen in Opleidingsdidactische Samenhang.
Tekst: TriOS is een project op initiatief van de Vereniging voor Onderwijs in de Nederlandse taal (VON) en de Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken-Wiskunde Onderwijs (NVORWO) en uitgevoerd door de SLO, dat tot doel heeft een curriculumdocument voor PABO`s te ontwikkelen waarin de samenhang tussen rekenen-wiskundedidactiek en taaldidactiek tot uiting komt en de manier waarop deze vakken kunnen samenwerken en elkaar positief beïnvloeden.
Trias
Abstract: Methode voor onderwijs in de eigen taal voor kleuters, halverwege jaren negentig ontwikkeld door het Rotterdams Centrum Educatieve Dienst.
Transitie
Abstract: begrip m.b.t. het gebruik van minderheids- en meerderheidstalen. Transitie vindt plaats als de meerderheidstaal de norm is, maar wanneer er wordt toegestaan dat er aandacht is voor de minderheidstaal.
Tekst: Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de meerderheidstaal op school wordt gesproken en kinderen in de gelegenheid worden gesteld binnen schooltijd lessen te volgens in de minderheidstaal. Het kan ook zo zijn dat -zoals bij het Fries een tijd gewoonte was- uit pedagogische overwegingen de eerste schooljaren Fries wordt gesproken, maar in de hogere jaren over wordt geschakeld op de meerderheidstaal, het Nederlands.
Transfer
Abstract: De invloed van een eerste taal op een tweede taal.
Tekst: In de jaren zeventig ging men er vrij algemeen van uit dat bij het leren van een tweede taal de eerste taal grote invloed had (interferentiehypothese). Zowel op het gebied van woordenschat, uitspraak en zinsbouw, zou die invloed duidelijk merkbaar zijn. Het maken van fouten onder invloed van de eerste taal wordt negatieve transfer of interferentie genoemd. Tegenwoordig denkt men daar wat genuanceerder over. Taal wordt immers niet alleen geleerd door imitatie, maar taalverwerving is een creatief proces. De invloed van de eerste op de tweede taal blijkt bovendien veel kleiner dan men aanvankelijk dacht. Wel is het zo dat in de uitspraak van volwassen tweedetaalleerders de eerste taal vaak een rol blijft spelen.
Transactioneel begrijpend lezen
Abstract: Een vorm van begrijpend lezen waarin het werken met fictionele teksten en zakelijke teksten wordt gecombineerd met het aanleren van een klein aantal strategieën.
Traditioneel taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs in de jaren vijftig en zestig, waarin deelvaardigheden als spelling en grammatica een belangrijke plaats innamen.
Tekst: In het traditionele taalonderwijs werden de verschillende taaldomeinen meer of minder cursorisch aangeboden. Soms was er sprake van een duidelijke leerlijn, soms ook niet.
Tussendoelen
Abstract: Begrip afkomstig uit het project Tussendoelen en leerlijn lezen (TELL), een initiatief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en bedoeld om de kwaliteit van het lees- en schrijfonderwijs in de groepen 1 t-m 3 van het basisonderwijs te verbeteren.
Tekst: Tussendoelen zijn bedoeld als verfijningen van de kerndoelen. Ze zijn afgeleid van belangrijke momenten in de ontwikkeling van jonge kinderen.
Tutorlezen
Abstract: Het samen lezen van een leerling en een tutor.
Tekst: Het begrip tutorlezen wordt vaak gebruikt voor een vorm van leesonderwijs waarbij de ene leerling de andere helpt. Het is een vorm van samenwerkend of coöperatief leren. Het kan gaan over technisch lezen, maar ook bij begrijpend lezen kan men tutorlezen gebruiken. Soms gaat het om samenwerking tussen leerlingen uit één groep, maar leerlingen uit hogere groepen kunnen ook leerlingen uit lagere groepen helpen.
Tussentaal
Abstract: De fase in de taalverwerving waarin de woordvormingsregels nog niet correct worden toegepast (ik liepte, ik valde), een gevolg van de specifieke problemen die het Nederlands kent.
Tekst: Deze fase komt zowel bij kinderen met het Nederlands als moedertaal als bij tweede-taalverwervers voor en maakt deel uit van de universalistische taalverwervingshypothese.
Tweetaligheid
Abstract: Een situatie waarin twee talen worden gesproken.
Tekst: Er kan sprake zijn van additieve tweetaligheid en subtractieve tweetaligheid. In het eerste geval is de tweede taal een minderheidstaal.
Tweetekenklank
Abstract: Digraaf: gebruikt voor klanken die met twee letters worden weergegeven: eu, ie, oe, ng, ui, ou, au, ei. De aa, oo, ee, uu worden soms tweetekenklanken, maar meestal lange klanken genoemd.
Tweetalig/ drietalig onderwijs
Abstract: Onderwijs dat in twee talen wordt gegeven: het Fries en het Nederlands, allochtone talen en het Nederlands, het Engels en het Nederlands enz.
Tekst: Inmiddels is in Nederland een groot aantal middelbare scholen waar een groot deel van de lessen in het Engels worden gegeven, zodat de leerlingen het niveau van `near native speaker` behalen. Voor deze vorm van onderwijs is veel belangstelling, hoewel er ook tegengeluiden te horen zijn.
Tweetalgesprekken
Abstract: Kinderen voeren in tweetallen gesprekken, dit om zoveel mogelijk kinderen de gelegenheid te bieden actief te spreken en te luisteren. Tweetalgesprekken zijn een vorm van coöperatief of samenwerkend leren.
Tekst: Een tweetalgesprek biedt pas kans van slagen als kinderen van elkaar afhankelijk zijn, als ze individueel verantwoordelijk zijn en als ze met elkaar uitwisselen.
Tweelingtekst
Abstract: (Uit het Amerikaans: twintext) waarin bij het begrijpend lezen een fictionele tekst over een bepaald onderwerp wordt gekoppeld aan een zakelijke tekst. De fictionele tekst dient met name als mogelijkheid je in een onderwerp in te leven. De zakelijke tekst om kennis op te doen over onderwerpen. Deze manier van werken kan al bij kleuters in de praktijk worden gebracht.
Tekst: Bij de methode Leeslijn zijn de zogenaamde factieboekjes verschenen. Dit zijn boekjes met een spannend verhaal dat wordt afgewisseld met informatieve teksten en plaatjes uit de echte wereld.
Tweedetaalverwerving
Abstract: Het leren van een tweede taal door die op te pikken in een omgeving waar die taal wordt gesproken. (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p.57)
Tekst: Veel kinderen die een andere moedertaal hebben dan het Nederlands pikken die op in hun contact met Nederlandstalige vriendjes en vriendinnetjes, op school en door het kijken naar de Nederlandse televisie. Dit wordt tweede-taalverwerving genoemd.
Tweede-taalleren
Abstract: Het leren van een tweede taal doordat er instructie in wordt gegeven. (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p.57)
Tekst: Binnen het onderwijs zijn veel mogelijkheden tot tweedetaalverwerving. Die worden niet altijd benut. Hoewel een groot deel van het onderwijsaanbod (bijv. wereldoriëntatie) taal als basis heeft, zijn de teksten die worden gebruikt vaak moeilijk te begrijpen voor kinderen die een andere taal dan het Nederlands als moedertaal hebben.
Vaktaalwoorden
Abstract: Meestal laagfrequente woorden in zaakvakteksten, die verwijzen naar specifieke begrippen als Tweede Wereldoorlog, februaristaking, ja-knikker, textiel-industrie enz. Deze woorden zijn voor leerlingen met een niet-Nederlandstalige achtergrond moeilijk te begrijpen.
Vaktaal
Abstract: Taalgebruik in vaklessen als aardrijkskunde en biologie waarin vakterminologie wordt gehanteerd.
Tekst: Met name voor taalzwakke en allochtone leerlingen kan dit problemen geven.
Vakspecifieke competenties
Abstract: Een competentie is een onderliggend vermogen (bestaande uit een cluster van kennis, vaardigheden en houding) om taken in de beroepspraktijk adequaat te verrichten. (Van Berkel e.a. (2003). Vakspecifieke competenties zijn gericht op het onderwijs in de basisschoolvakken. Zie voor een uitwerking van dit begrip: taalcompetenties
Tekst:
Vakcurriculum Nederlands PABO
Abstract: Het curriculum Nederlands op de Pabo
Tekst: Het curriculum Nederlands op de Pabo heeft verschillende uitgangspunten gekend.
Vakantiepresentatie
Abstract: Presentatie vanuit verschillende invalshoeken (spreken, stellen, tekenen) rond een voorwerp dat is meegebracht van de vakantiebestemming van het kind.
Tekst: Op school zou er een traditie kunnen ontstaan rond de vakantiepresentatie. Hierin kunnen verschillende taalvaardigheden worden geïntegreerd.
Verwijswoorden
Abstract: Funtiewoorden die verwijzen naar al eerder genoemde woorden of zinsdelen.
Verteltas
Abstract: een innovatieve en creatieve manier om lezen onder vooral jonge kinderen te bevorderen. Het gaat om een aantrekkelijke, stoffen tas, met een kwalitatief prentenboek en additionele middelen om kinderen en ouders aan te moedigen te genieten van het samen lezen.
Tekst: In elke tas zit het volgende:
Verteltafel
Abstract: Een door kinderen en leerkracht ingerichte tafel met daarop voorwerpen waarmee de kinderen al handelend een verhaal kunnen (na)spelen en (na)vertellen. De verteltafel is zeer geschikt bij het werken met (prenten)boeken in de onderbouw en kan ook als uitgangspunt gebruikt worden voor een kringgesprek of een gesprek in de kleine groep.
Tekst: Werken met de verteltafel stimuleert de taalontwikkeling van kinderen, vooral ook van meertalige kinderen (zie ook: De voeten van de kip schminken, Bacchini e.a., 1998).
Vertelstoel
Abstract: Stoel waarop tijdens het vertellen in de kring het kind op mag gaan zitten dat iets wil gaan vertellen.
Vertelpantomime
Abstract: De leerkracht vertelt. De leerlingen beelden het verhaal tegelijkertijd uit.
Tekst: Een werkvorm die in het onderwijs veel gebruikt wordt in de kleutergroepen. Op deze manier is het vrij eenvoudig jonge kinderen een verhaal te laten uitspelen.
Vertellen door kinderen
Abstract: Het op persoonlijke wijze verwoorden van een verhaal of gebeurtenis door een leerling.
Tekst: Het is voor veel kinderen erg moeilijk te vertellen. Vaak blijft de informatie heel summier. Voor het vertellen van verhalen zijn veel vaardigheden nodig. De woordenschat van leerlingen moet zodanig zijn dat ze dat wat ze willen zeggen, kunnen verwoorden. Ze moeten in staat zijn verbanden te leggen, zinnen te formuleren, een logische volgorde in hun verhaal aan te brengen...
Vertellen aan kinderen
Abstract: Het op persoonlijke wijze verwoorden van een verhaal of gebeurtenis door de leerkracht.
Tekst: Met name in de onderbouw wordt door leerkrachten veel verteld. Daarna blijft het vertellen vaak beperkt tot bijbelse geschiedenis en verhalen als introductie van bijvoorbeeld de geschiedenisles.
Vertelkastje
Abstract: Een -meestal houten- kastje waarin prenten kunnen worden geschoven, aan de hand waarvan een verhaal verteld wordt.
Tekst: Het vertelkastje wordt bij Kansrijke Taal gebruikt onder de naam `tafeltheatertje`. Het is jaren geleden geïntroduceerd uit Japan. Daar heet het Kamishibai (papieren theatertje). Schoolbegeleidingsdienst ABC (Amsterdam) geeft prentenboeken uit met vergrote illustraties die gebruikt kunnen worden in het kastje.
Vertelkist
Abstract: Een kist waarin een boek of boeken zitten die in een bepaalde les centraal worden gesteld, samen met de bijbehorende intermediairs. De kist kan functioneren als uitgangspunt van de les.
Tekst: In het project `Kansrijke Taal`is de vertelkist beschreven.
Vertelkoffer
Abstract: In het project `Peuters interactief met taal` uit de Taallijn VVE van Sardes en het Expertisecentrum Nederlands wordt de vertelkoffer gebruikt om een prentenboek voor te bereiden met een klein groepje kinderen.
Tekst: De leerkracht heeft van tevoren kernwoorden geselecteerd uit het verhaal. Ze probeert die aan de hand van concrete voorwerpen uit de koffer te verduidelijken. Tot slot vertelt ze het verhaal, zonder de letterlijke tekst voor te lezen.
Vertel-speeltafel
Abstract: De vertel-speeltafel is een tafel waarop met lappen, blokken en andere materialen een decor is gemaakt waarin met popjes (zelfgemaakt of kant en klaar)ter ondersteuning van een vertelling (prentenboek, gedicht, zelfbedacht verhaal, sprookje enz.)kan worden gespeeld.
Tekst: Terwijl de leerkracht vertelt, beeldt hij of zij het verhaal uit met behulp van de materialen op de tafel. Kinderen gaan dit meestal spontaan nadoen. Het uitbeelden van verhalen stimuleert het navertellen ervan. Bovendien gaat het boek steeds meer voor ze leven.
Verhalenkoffer
Abstract: Een koffer waarin voorwerpen worden bewaard die horen bij een verhaal dat door de leerkracht wordt verteld. Met behulp van de voorwerpen worden allerlei activiteiten uitgevoerd.
Tekst: Binnen het project De verhalenkoffer wordt een vaste dag in de week gereserveerd als koffertjesdag. Naar aanleiding van de voorwerpen worden raadspelletjes en voelspelletjes gedaan. De voorwerpen worden gebruikt om een verhaal na te vertellen, om tekeningen te maken enz. enz.
Verhalenkasteel
Abstract: Klein houten kasteel waarin een boek zit met zeven verhalen en per verhaal een aantal voorwerpen die in het verhaal een rol spelen.
Tekst: Het verhalenkasteel is een project om de leesbevordering en de literaire competentie voor groep 4 tot en met 6 van het basisonderwijs te ontwikkelen. Voor leerkrachten zit in het kasteel een algemene introductie over het werken met verhalen, in een handleiding en op dvd, tips en trucs voor een beginritueel en het voeren van een open gesprek, per verhaal prikkelende open vragen en lesideeën, ondersteund door materiaal op en eigen website.
Verhalend ontwerpen
Abstract: Onderwijsvorm waarbij de leeractiviteiten in een verhaallijn zijn opgenomen.
Tekst: Verhalend ontwerpen is ontleend aan de in Schotland ontwikkelde `storyline approach to education`. Na iedere episode van een verhaal gaan de leerlingen aan de slag met opdrachten.
Verhalenatelier
Abstract: Werkwijze die binnen elke klassensituatie kan worden toegepast en die tot doel heeft leerlingen te laten zien hoe leuk schrijven kan zijn en hoe goed ze het kunnen.
Tekst: Bij het verhalenatelier gaat het om een aanvulling op de reguliere taal-, lees- en wereldoriëntatielessen waarbij de expressievakken een belangrijke rol spelen.
Verhalen
Abstract: Een logisch, samenhangend geheel van woorden en zinnen met een structuur waarbij vorm en inhoud goed op elkaar aansluiten.
Tekst: Er zijn veel verschillende soorten verhalen: sagen, legenden, mythen, sprookjes, maar ook bijvoorbeeld persoonlijke verhalen.
Verbaal
Abstract: het zich uitdrukken door middel van mondelinge taal
Tekst: Verbaal wordt gebruikt naast non-verbaal (het zich niet uitdrukken door middel van mondelinge taal, maar bijvoorbeeld met behulp van gebaren)