Nederlandse taal in het basisonderwijs

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > basisonderwijs
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768


Functionele context
Abstract: herkenbare, betekenisvolle situatie
Tekst: Kinderen leren gemakkelijker wanneer wordt uitgegaan van een voor hen herkenbare situatie. Daar wordt in het onderwijs veel gebruik van gemaakt. Zo kiezen sommige scholen ervoor kinderen te leren lezen aan de hand van hun eigen verhalen. Ook het werken in hoeken in de kleutergroepen is een voorbeeld van het werken met betekenisvolle of functionele contexten. Binnen basisontwikkeling wordt er ook van uitgegaan dat het leren voor kinderen betekenisvol moet zijn. Betekenisvol leren is tevens één van de peilers van interactief taalonderwijs.

Functioneel taalonderwijs
Abstract: Taalonderwijs dat plaatsvindt in een functionele context, maar daarnaast ook aandacht schenkt aan het oefenen van cursorische vaardigheden.
Tekst: In de jaren `80 staat functioneel taalonderwijs centraal. Deze visie combineert aspecten van de communicatieve benadering uit de jaren zeventig en van de deelvaardigheidsopvatting uit de jaren vijftig en zestig. Vooral de functies van taal staan centraal. Een combinatie van effectiviteit en het voldoen aan conventies vormt de basis van functionele methodes.

Functioneel analfabetisme
Abstract: het hebben van een dusdanig leesniveau dat je je niet kunnen redden in een geletterde maatschappij.
Tekst: Je bent functioneel analfabeet wanneer je geen formulieren kunt invullen, het bord met reisbestemmingen en vertrektijden niet kunt lezen op het station, de ondertiteling op de televisie niet kunt begrijpen.

Functioneel aanvankelijk lezen
Abstract: Bij het leren lezen ligt niet alleen de nadruk op de technische aspecten van leren lezen, maar is veel aandacht voor de functies van lezen.
Tekst: Van oudsher is er aandacht geweest voor de functies van lezen. Denk maar aan het feit dat kinderen aanvankelijk leerden lezen met behulp van stichtelijke teksten, de enige leesstof die er bestond. Gaandeweg kwam -vanaf de tweede helft van de vorige eeuw- steeds meer aandacht voor leesdidactiek, die toenemend gericht was op het oefenen van de klanktekenkoppeling. Bij deze zuiver technische leesaanpak -op haar hoogtepunt in de hoogtijdagen van `Veilig leren lezen` in de jaren zeventig en tachtig- begon men vraagtekens te zetten en er gingen -vanuit verschillende richtingen- stemmen op voor een meer functioneel gerichte aanpak van het leren lezen. Te denken is daarbij aan het natuurlijk leren lezen, zoals dat in een aantal vormen van het traditioneel vernieuwingsonderwijs plaatsvond, aan de aandacht voor functioneel taalonderwijs en aan de uitgangspunten van basisontwikkeling en de introductie van het begrip ontluikende geletterdheid in de jaren tachtig. In nieuwe leesmethoden die begin jaren negentig op de markt kwamen als Balans, de Leessleutel en Leeslijn werd het begrip functioneel aanvankelijk lezen gebruikt. In de nieuwe methodes is nog steeds aandacht voor de techniek van het leren lezen. Die techniek heeft juist door de aandacht voor vroegtijdige preventie bij taal-lezen de laatste jaren een nieuwe stimulans gekregen.

Functiewoorden
Abstract: bepaalde lidwoorden, telwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden, bijwoorden en tussenwerpsels.

Functietraining
Abstract: Het ontwikkelen van de algemene functies door middel van oefening.

Functieontwikkeling
Abstract: De ontwikkeling van de algemene (senso)motorische, visuele, auditieve en taalfunties.
Tekst: Voor een succesvolle schoolcarriëre is het van belang dat de verschillende functies op een goede manier zijn ontwikkeld. Een onvoldoende functieontwikkeling (op het gebied van (senso)motoriek, visuele, auditieve en taalontwikkelingsfuncties) hangt vaak samen met leerproblemen. Lange tijd zag men problemen op het gebied van de functieontwikkeling als een belangrijke oorzaak van problemen op het gebied van bijvoorbeeld lezen, spellen en rekenen. Tijdens het remediëren van leerproblemen probeerde men dan de oorzaak van die problemen aan te pakken door het trainen van één of meer functies. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat bij leesproblemen (dyslexie) motorische oefeningen werden voorgeschreven. Tegenwoordig is men daar wat voorzichtiger in en gaat men er in principe van uit dat leesproblemen alleen kunnen worden aangepakt door oefeningen die een directe relatie hebben met het lezen.

Games in de klas
Abstract: Kunnen computergames in de klas een nuttig hulpmiddel zijn? Bekend is dat kinderen veel van computergames kunnen opsteken. Ze stimuleren het logisch denken en het concentratievermogen. Uit Engels onderzoek blijkt dat kinderen, afhankelijk van het spel dat ze spelen, inhoudelijke kennis kunnen opdoen. Voor wat betreft vaardigheden, leren ze om planmatig en probleemoplossend te denken.
Tekst: Het is de vraag hoe games op een zinvolle manier kunnen worden ingepast in lessen. Leerkrachten staan er vaak nogal sceptisch tegenover.

Gatenteksten
Abstract: teksten waarin woorden of delen van woorden zijn weggelaten.
Tekst: Gatenteksten zijn bedoeld voor leerlingen die sterk de neiging hebben spellend te lezen. Tijdens het lezen van deze teksten worden ze gedwongen te raden, waardoor ze oefenen in het gebruik maken van de context tijdens het lezen.

Gevorderde geletterdheid
Abstract: De fase, meestal na groep 3, waarin een steeds snellere woordherkenning en het toekennen van betekenis aan geschreven taal centraal staan, evenals het werken met teksten en het omzetten van ideeën en gedachten in geschreven taal.
Tekst: Gevorderde geletterdheid is een door het Expertisecentrum Nederlands geïntroduceerd begrip. Het omvat voortgezet lezen (begrijpend lezen, leesbeleving, voortgezet technisch lezen), woordenschat spellen en stellen.

Gespreksvaardigheid
Abstract: Het bezitten van vaardigheden als luisteren, spreken, concentratie die nodig zijn om te communiceren.
Tekst: In de projectgroep Mondelinge Communicatie van het Expertisecentrum Nederlands is één van de aandachtsgebieden `Conventies bij gesprekken`. In dit prototype is het voeren van een gesprek op basis van gelijkwaardigheid een doel op zich. Hierin gaat het om de interactiepatronen die zich voordoen in een gesprek tussen leerkracht en kinderen. Het belangrijkste doel dat we nastreven is dat de leerkracht zoveel mogelijk op basis van gelijkwaardigheid gesprekken voert met kinderen. De leerkracht stimuleert en stuurt het gesprek zonder al te dominant aanwezig te zijn. Hij houdt het gesprek op gang, geeft positieve feedback en stimuleert kinderen te reflecteren op (allerlei aspecten van) het gesprek. Dit prototype heeft dus niet alleen betrekking op mondelinge taalvaardigheid, maar tegelijk een taalbeschouwelijk aspect.

Geletterdheid
Abstract: Kunnen lezen en schrijven
Tekst: In het onderwijs wordt het begrip `geletterdheid` op vele manieren gehanteerd. Er wordt gesproken van functionele geletterdheid om aan te geven dat iemand zich voor wat betreft lezen en schrijven op een mimimaal niveau kan reden in de maatschappij. Bij ontluikende geletterdheid staat de ontwikkeling van de geletterdheid vanaf het moment dat geschreven taal een rol gaat spelen, centraal. Beginnende geletterdheid duidt op geletterdheid in de drie laagste groepen van het basisonderwijs, gevorderde geletterdheid op groep 4 tot en met 8.

Geheugen
Abstract: Mogelijkheid om informatie kortere of langere tijd vast te houden en -indien nodig- op te roepen.
Tekst: We kunnen onderscheid maken tussen een zintuiglijk (of sensorisch, kortebeeld, iconisch) geheugen, een kortetermijngeheugen en een langetermijngeheugen.

Gefaciliteerd lezen
Abstract: vergemakkelijken van het lezen
Tekst: Technieken om het lezen te faciliteren zijn bijvoorbeeld de tekst voorlezen waarbij het kind bijwijst. Vervolgens leest het kind de tekst na. Daarna leest hij na, terwijl de begeleider bijwijst. Als hij aarzelt wordt het woord voorgezegd. Als hij een woord fout leest, blijft de begeleider even hangen met de bijwijskaart om na te gaan of de leerling het woord verbetert. Als dat niet lukt, wordt het voorgezegd.

Gebarentaal
Abstract: Natuurlijke taal (in verschillende varianten) van mensen die doof geboren zijn en daardoor grote moeilijkheden ondervinden bij mondelinge communicatie. Gebarentaal verschilt van andere talen doordat het alleen een visuele component kent.

Gezinsportfolio
Abstract: Een gezinsportfolio is een persoonlijk verzamelboek waarin werk, foto`s en informatie van en over het kind zijn opgenomen. Het begrip wordt gebruikt in het project Taallijn VVE van het Expertisecentrum Nederlands in samenwerking met Sardes.
Tekst: De inhoud van het gezinsportfolio wordt zowel thuis als op de peuterspeelzaal als op school samengesteld. Kinderen kiezen tekeningen en werkjes en schrijven er zelf commentaar bij. Een gezinsportfolio maken de doorgaande lijn in de taalontwikkeling zichtbaar en geven leidsters en leerkrachten handvatten om het aanbod aan te passen aan kinderen. Ook wordt de mondelinge taalontwikkeling door een gezinsprotfolio gestimuleerd. Kinderen vertellen graag aan de hand van de door henzelf samengestelde verzameling.

Gezinsgerichte programma`s
Abstract: Ontwikkelingsprogramma`s voor jonge kinderen waarin ouderbetrokkenheid een belangrijke rol speelt.
Tekst: Een belangrijk voorbeeld van een gezinsgericht programma is Opstap(je).

Gewone taal
Abstract: Het keurmerk `Gewone taal` wordt door de Stichting Makkelijk Lezen toegekend aan brochures e.d. die begrijpelijk zijn voor mensen die problemen hebben met lezen.

Globaliserende methode
Abstract: Methode voor aanvankelijk lezen waarin wordt uitgegaan van hele woorden en zinnen, maar niet de eigen taal van het kind uitgangspunt is, maar een speciaal geschreven methode.
Tekst: Dumont maakt in Leerstoornissen 2 gebruik van het begrip globaliserende methodes die hij onderscheidt van globaalmethodes. Deze laatste definieert hij als methodes waarin de taal van het kind uitgangspunt vormt.

Globaalwoord
Abstract: MKM-woord in methodes voor aanvankelijk lezen, dat wordt ingeprent en vervolgens wordt gebruikt als basis voor analyse en synthese en het aanleren van de klanktekenkoppeling.
Tekst: Veel methodes voor aanvankelijk lezen werken met globaalwoorden. Het begrip globaalwoord is te herleiden tot de vroegere globaalmethode waar een kind leerde lezen met hele woorden en zinnen als uitgangspunt.

Globaal-analytische methode
Abstract: Methode voor aanvankelijk lezen waarin wordt uitgegaan van hele woorden of zinnen. De kinderen worden geholpen tot analyse te komen door de keuze van de woorden (op-pop, an-jan enz.).

Globaalmethode
Abstract: Methode voor het aanvankelijk leesonderwijs waarin wordt uitgegaan van hele woorden of zinnen. De leerlingen moeten zelf tot analyse komen.
Tekst: De globaalmethode is ontstaan in de jaren 20 van de twintigste eeuw onder invloed van de Gestaltpsychologie, waarin men er van uitging dat het geheel voor kinderen waardevoller was dan de delen en dat het geheel (dat wil (hier) zeggen de gehele tekst) als basis moest dienen voor het leesonderwijs. Analyse en synthese ontstonden spontaan of werden later aangeboden.

GOA
Abstract: Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid
Tekst: Verwijzingen:

Groepslezen
Abstract: Samen (in groepen van twee of meer leerlingen) hardop lezen.

Groeiboek
Abstract: Een boek dat meegroeit met het leesniveau van kinderen. Het kan hierbij gaan om het technische of om het emotionele niveau.
Tekst: Voorbeelden van groeiboeken zijn:

Griezelboeken
Abstract: spannende verhalen over wezens die niet bestaan, waarin sprake is van een voortdurende dreiging, beklemming.Het spannende zit hem er vaak in dat de gebeurtenissen waarover gelezen wordt de lezer ook zouden kunnen overkomen.
Tekst: Griezelboeken zijn in de jaren negentig enorm populair geworden met als hoogtepunt de boeken van Harry Potter.

Graphic organizers
Abstract: Verschillende mogelijkheden om informatie uit teksten schematisch weer te geven (schema`s, diagrammen enz.) gebruikt om tijdens het begrijpend lezen te komen tot activeren van de voorkennis en het structureren van de tekstinhoud.
Tekst: Zie voor meer informatie `Schema`s bij informatieve teksten`

Grammatica/grammaticaonderwijs
Abstract: Het onderdeel van de formele taalbeschouwing dat zich richt op de vorm van taal (redekundige en taalkundige ontleding).
Tekst: Ons grammatica-onderwijs gaat terug op de taalbeschrijving van de Grieken. Het begin van een grammaticale traditie in Nederland is `Twespraack vande Nederduitsche letterkunst` van Hendrik Laurensz. Spiegel uit 1584.

Grafeem/foneemkoppeling
Abstract: Een deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen: het omzetten van fonemen in grafemen of andersom.
Tekst: Klanktekenkoppeling is een belangrijke deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen. Basisvoorwaarden zijn auditieve discriminatie, visuele discriminatie en het vermogen tot automatisering.

Grafeem
Abstract: Letter of lettercombinatie
Tekst: Het aantal letters van ons alfabet is niet toereikend voor het verklanken van alle in het Nederlands bestaande fonemen. Daarom maken we ook gebruik van combinaties als de ei, eu, ng enz. Omgekeerd zijn er ook fonemen die door meer dan één grafeem worden weergegeven (c-k, s-c)

Hardop lezen
Abstract: In het onderwijs lezen kinderen in allerlei situaties veel hardop.
Tekst: Lazen kinderen tot de jaren zeventig vooral klassikaal hardop, vanaf dat moment kwam daar het AVI-niveaulezen bij. Kinderen lazen in groepjes hardop en corrigeerden elkaar daarbij. Een aantal jaren geleden werd op veel scholen het duolezen geïntroduceerd waarbij kinderen in tweetallen lezen en elkaar corrigeren.

Hardop denken
Abstract: instructieprincipe dat deel uitmaakt van het model directe instructie en dat met name terug te vinden is in de didactiek van het begrijpend lezen. Onder `hardop denken` wordt verstaan dat je de denkstappen die je maakt, verwoordt.
Tekst: De rol van de docent bij `hardop denken`is erg belangrijk. Bij het aanleren van de strategieën die bij begrijpend lezen een rol spelen, is de docent het model. Hij doet harop voor hoe hij te werk gaat als hij bijvoorbeeld de hoofdgedachte van een tekst moet formuleren.

Herhaald (voor)lezen
Abstract: het meerdere keren (voor)lezen van een tekst.
Tekst: Herhaald lezen komt zowel bij kleuters als bij kinderen met leesproblemen veel voor.

Hoorspel
Abstract: Met behulp van stemmen en geluiden gedramatiseerd verhaal.
Tekst: Kinderen kunnen zelf verhalen bewerken tot hoorspelen. Uiteraard kunnen ze daar eenvoudig materiaal als een cassetterecorder bij gebruiken. Ze kunnen ook gebruik maken van `Het geluidenboek` waarbij je gebruik kunt maken van geluiden en verhalen in het programma, maar ook zelf kunt experimenteren.

Hoogbegaafdheid
Abstract: Potentiële intelligentie die onder invloed van gunstige omstandigheden, zowel op school als thuis, is uitgegroeid tot begaafdheid op verschillende gebieden.
Tekst: Hoogbegaafdheid en taalontwikkeling hebben uiteraard met elkaar te maken. De taalontwikkeling van hoogbegaafde kinderen verloopt vaak opvallend vlot. Ze maken al vroeg ingewikkelde zinsconstructies en gebruiken moeilijker woorden dan hun leeftijdgenoten. Ook leren hoogbegaafde kinderen zichzelf in veel gevallen lezen, al voor ze naar groep 3 gaan.

Holistische visie
Abstract: Opvatting dat lezen en schrijven vaardigheden zijn, waarbij techniek en begrip eenheid vormen. Voor het leesonderwijs geldt dat het lezen niet kan worden opgedeeld in deelvaardigheden en als een betekenisvolle eenheid moet worden aangeboden.
Tekst: Zowel bij ontluikende, beginnende en gevorderde geletterdheid kan van een holistische visie worden uitgegaan. De betekenis van teksten staat dan centraal, zonder dat helemaal los van de tekst deelvaardigheden of leesstrategieën worden aangeleerd. Dit is terug te vinden in bijvoorbeeld natuurlijk leren lezen of basisontwikkeling.

Hoeken
Abstract: Leeromgevingen (afgeschermde ruimten in een klaslokaal) waar kinderen zelfstandig kunnen werken.
Tekst: Voorbeelden van taalhoeken zijn de leeshoek-boekenhoek-lekker-liggen-lezenhoek, de rijmpjes- en versjeshoek, de luisterhoek-leesluisterhoek-boekluisterhoek, de leesschrijfhoek

Hyperlexie
Abstract: In staat zijn tekst adequaat te decoderen, terwijl het tekstbegrip onvoldoende is.
Tekst: Hyperlexie komt bijvoorbeeld voor in samenhang met autisme. Autistische kinderen kunnen al heel vroeg een fascinatie ontwikkelen voor letters en cijfers. Ze hebben hier ook een fenomenaal geheugen voor. En dat terwijl hun taalontwikkeling soms nog nauwelijks op gang is gekomen.

Idiovisueel lezen
Abstract: Vorm van leesonderwijs voor dove en slechthorende kinderen die wordt gestart vanaf dat ze een jaar of drie, vier zijn. Via klassengesprekjes stimuleert de leerkracht de kinderen om hun belevingen mondeling te uiten. Vervolgens legt de leerkracht dit vast in geschreven taal. Een beperkt aantal woorden uit de tekst vormen herkenningspunten in het weer oproepen van de kennis die de leerling al had over de inhoud van de tekst.

Idioom
Abstract: Niet letterlijk taalgebruik

Ikke-tafel
Abstract: Een tafel in de klas die elke week door een ander kind wordt ingericht en waarop het allerlei persoonlijke voorwerpen mag uitstallen. Aan het eind van de week mag het kind over de voorwerpen vertellen en mogen de andere kinderen vragen stellen.
Tekst: Idee afkomstig uit het BAS-project (Bouwen aan een Adaptieve School)

Illustraties in kinderboeken
Abstract: Illustraties in kinderboeken hebben verschillende functies.
Tekst: In verschillende boeken nemen illustraties een heel verschillende plek in. Vergelijk bijvoorbeeld aanwijsprentenboeken (voorwerpen, kleuren, vormen, getallen enz., kartonboekjes met kleine verhalen, prentenboeken, stripverhalen, boekjes die bedoeld zijn om te leren lezen, pictoboeken, informatieve boeken...

Immersion
Abstract: Begrip dat betrekking heeft op de verhouding tussen minderheids- en meerderheidstalen. Bij Immersion is sprake van tweetaligheid in het onderwijs waarbij in eerste instantie aandacht is voor de minderheidstaal.

Imitatie
Abstract: bij het leren van taal: taalleerders imiteren volwassen taalgebruikers.

Interpunctie
Abstract: het plaatsen en de wijze van plaatsing van de leestekens (Van Dale, 1999).
Tekst: Voor veel kinderen is het op een juiste manier plaatsen van leestekens een probleem. In methodische oefeningen zijn veel leerlingen er wel toe in staat, maar zo gauw het gaat om vrij schrijfwerk, levert het problemen op. In veel gevallen besteden leerkrachten te weinig aandacht aan het samen met de leerlingen reviseren van teksten.

Internet
Abstract: Jongeren gebruiken internet in toenemende mate om online met elkaar te communiceren. Dat heeft enerzijds tot gevolg dat er een speciale breezertaal ontstaan is, anderzijds dat pesten op internet toeneemt.

Intermediair
Abstract: Materiaal dat gebruikt wordt om een boek te introduceren, zodat kinderen geïnteresseerd en gemotiveerd raken en hun voorkennis wordt geactiveerd.
Tekst: Het begrip Intermediair werd geïntroduceerd in het project Kansrijke Taal (APS, Henk Hansma). Met behulp van voorwerpen (knuffels, handpoppen, stokpoppen, voorwerpen die in het boek een rol spelen) worden boeken in kleutergroepen geïntroduceerd. De voorwerpen krijgen later een plek in de leeshoek, waar kinderen ze kunnen gebruiken om bijvoorbeeld een verhaal na te spelen.

Interferentie
Abstract: Het maken van fouten door NT2-verwervers, die zijn terug te voeren op de eerste taal.
Tekst: In de jaren zeventig ging men er vrij algemeen van uit dat bij het leren van een tweede taal de eerste taal grote invloed had (interferentiehypothese). Zowel op het gebied van woordenschat, uitspraak en zinsbouw, zou die invloed duidelijk merkbaar zijn. Het maken van fouten onder invloed van de eerste taal wordt negatieve transfer of interferentie genoemd.

Interessante boekenhoek
Abstract: variant op de leeshoek. In de interessante boekenhoek zijn informatieve boeken te vinden die aansluiten bij het thema waaraan in de klas wordt gewerkt.
Tekst: De term `interessante boekenhoek` is afkomstig van `Kansrijke taal`.

Interactionele benadering
Abstract: Benadering van taalverwerving waarbij er van wordt uitgegaan dat het taalaanbod van en de interactie met moedertaalsprekers een grote rol spelen.

Interactieve leessituaties
Abstract: Situaties in de klas waarbij kinderen samen met boeken aan het werk zijn op verschillende manieren.

Interactief werken
Abstract: Het presenteren van een prentenboek met verschillende momenten waarbij een beroep wordt gedaan op de inbreng van de kinderen.
Tekst: Interactief werken wordt onderscheiden van interactief voorlezen, om duidelijk te maken dat het hier gaat om een werkwijze die breder is dan voorlezen.

Interactief voorlezen
Abstract: Manier van voorlezen waarbij interactie bestaat tussen degene die voorleest en de luisteraars.
Tekst: THEORIE

Interactief taalonderwijs
Abstract: Vorm van taalonderwijs, geïntroduceerd door het Expertisecentrum Nederlands waarin interactie centraal staat.
Tekst: Uitgangspunten van interactief taalonderwijs zijn Sociaal leren, Betekenisvol leren en Strategisch leren. Het leren van taal wordt opgevat als een sociaal leerproces. Het leren vindt plaats in contexten die voor kinderen belangrijk zijn en kinderen verwerven strategieën die hen leren hoe ze bepaalde taalproblemen op een efficiente manier kunnen oplossen. Voorbeelden van interactief taalonderwijs zijn te zien op de cd-roms van het Expertisecentra en in de vele andere uitgaven.

Interactie
Abstract: Communicatie. Begrip dat steeds meer centraal staat in het taalonderwijs dat -zo blijkt uit onderzoek- te weinig interactief is.
Tekst: Interactie in het taalonderwijs staat centraal in verschillende taalactiviteiten en taalprojecten. Denk bijvoorbeeld aan de keuze van het Expertisecentrum taal voor Interactief Taalonderwijs als overkoepelend begrip voor allerlei projecten, de aandacht voor Interactie in de Kleine Kring van datzelfde Expertisecentrum, LIST (Leerkrachtinteractievaardigheden voor het stimuleren van de taalverwerving) en Interactief Voorlezen.

Intentioneel leren
Abstract: Er bestaat een vooropgezette bedoeling dat een kind een bepaald woord of begrip leert, anders dan incidenteel leren waarbij dit toevallig gebeurt.

Instructieniveau
Abstract: Bij de AVI-toetsen: het oefenniveau, dat wil zeggen: het niveau tussen het frustratieniveau (onvoldoende) en het beheersingsniveau (voldoende).
Tekst: Dit niveau komt overeen met een onvoldoende score uit de handleiding bij het AVI-toetspakket. De onderverdeling in beheersingsniveau, instructieniveau en frustratieniveau is afkomstig uit Struiksma e.a.: Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. Het is ook te vinden in de implementatiemap bij het Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 5-8.

Inhoudswoorden
Abstract: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Informatieverwerking
Abstract: het verwerken van wat we met behulp van onze zintuigen waarnemen.
Tekst: Bij de waarneming spelen verschillende zintuigen een rol. We nemen informatie waar via de reuk, het gezicht, de smaak, het gevoel, de tast en het gehoor. We gebruiken onze neus, ogen, tong, huid en oren.

Informatieverwerving
Abstract: Onderdeel van het voortgezet leesonderwijs: de lezer verzamelt en verwerkt op een efficiënte en systematische wijze informatie uit verschillende bronnen.
Tekst: In de tussendoelen gevorderde geletterdheid wordt op de volgende manier aandacht besteed aan informatieverwerving:

Informatieve teksten
Abstract: Tekstgenre van zakelijke teksten waarin onderwerpen met betrekking tot bijvoorbeeld maatschappelijke ontwikkelingen, geschiedenis, techniek op een zodanige manier aan de orde worden gesteld dat het voor kinderen aantrekkelijk is.
Tekst: In de bovenbouw van de basisschool worden kinderen geconfronteerd met veel informatieve teksten tijdens de taal- en leeslessen en tijdens de zaakvaklessen. Het lezen van informatieve teksten is een typische schoolse taaltaak. Het vereist van de leerlingen een redelijk decodeertempo en begripsniveau. Voor leerlingen met een anderstalige achtergrond kan het nodig zijn teksten aan te passen.

Informatieve boeken
Abstract: Genre in jeugdboeken waarin één of meer onderwerpen met betrekking tot bijvoorbeeld maatschappelijke ontwikkelingen, geschiedenis, techniek op een zodanige manier aan de orde worden gesteld dat het voor kinderen aantrekkelijk is.
Tekst: Informatieve boeken zijn er in de vorm van prentenboeken voor kleuters (met en zonder tekst), boeken voor beginnende lezers en boeken voor wat oudere kinderen. Ze kunnen gericht zijn op één onderwerp, maar ook op meer, zoals bijvoorbeeld een jeugdencyclopedie. Ze kunnen thematisch geordend zijn, maar ook op onderwerp. Kenmerkend is eigenlijk altijd dat het verhaal niet centraal staat, maar de informatie.

Informatiedichtheid
Abstract: In teksten met een hoge informatiedichtheid komen in relatief weinig tekst veel moeilijke woorden voor. Dit zien we met name in informatieve teksten.
Tekst: Een hoge informatiedichtheid maakt het, met name voor taalzwakke leerlingen en leerlingen met een niet-Nederlandstalige achtergrond moeilijk teksten te begrijpen, omdat de betekenis van moeilijke woorden niet uit de tekst kan worden afgeleid.

Informatiecentrum Taal
Abstract: Het Informatiecentrum Taal (voorheen NT2-centrum) is een centraal documentatie- en informatiecentrum op het gebied van het onderwijs in Nederlands (als tweede taal, NT1-NT2), het onderwijs in allochtone levende talen (OALT) en het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA).
Tekst: voor meer informatie: http://www.kpcgroep.nl/infotaal

Indirecte route
Abstract: Een woord wordt gelezen door het volledig te verklanken.

Incidenteel leren
Abstract: Kinderen verwerven de tweede taal op grond van het (toevallig) tegenkomen van woord of verschijnsel anders dan bij intentioneel leren waarbij dit met opzet gebeurt.

Invented spelling
Abstract: Spelling naar eigen inzicht
Tekst: Aanvankelijk spellen kinderen woorden naar eigen inzicht. Hierin is een duidelijke ontwikkeling te zien (zie schrijfontwikkeling). Kleuters hanteren in de leesschrijfhoek vaak een volkomen eigen spelling. Ze maken bijvoorbeeld gebruik van krabbels of van één letter voor het hele woord. Invented spelling is de vijfde fase van dit proces volgens Bus e.a. (1991). Kinderen begrijpen dat letters iets met klanken te maken hebben, maar ze gaan nog niet helemaal af op fonetische kenmerken. Oudere kleuters laten bij het spontaan schrijven verschillende vormen van `fonetisch schrift` zien. Ze schrijven daarbij klanken zoals ze die horen. Vaak de beginletter of twee belangrijke klanken in het woord. Vaak worden lettergrepen bij langere woorden weergegeven door middel van medeklinkers. Vaak geven ze ook de meest opvallende klanken zoals lange klinkers of stemhebbende medeklinkers in letters weer. De spontane spellingen gaan geleidelijk in de richting van spellingconventies.

Jeugdliteratuur: prijzen
Abstract: Er bestaan verschillende prijzen voor kinderboeken.
Tekst: Gouden en zilveren griffels: prijzen voor kinderboeken (de tekst) in de categorie tot twaalf jaar

Jeugdliteratuur, de geschiedenis
Abstract: Geschiedenis van de jeugdliteratuur van de middeleeuwen tot heden.

Jeugdliteratuur, genres
Abstract: In jeugdliteratuur zijn verschillende genres te onderscheiden.
Tekst: Jan van Coillie onderscheidt in zijn boek `Leesbeesten en boekenfeesten` de volgende genres:

Jeugdliteratuur
Abstract: Literatuur, in eerste instantie geschreven voor kinderen en jongeren.
Tekst: De begrippen kinderliteratuur en jeugdliteratuur worden door elkaar gebruikt, al duidt kinderliteratuur meer op literatuur voor leerlingen in de basisschoolleeftijd, terwijl jeugdliteratuur vaak gereserveerd is voor twaalf- tot zestien-achttienjarigen.

Jeugdbibliotheek
Abstract: Openbare bibliotheken hebben altijd een jeugdafdeling. Kerntaken van deze afdelingen zijn collectievorming, verstrekken van inlichtingen, uitlenen en boek- en bibliotheekpromotie.
Tekst: Meestal is in jeugdbliotheken een indeling van fictie en non-fictie. De non-fictie is ingedeeld op onderwerp. De fictie is ingedeeld op leeftijd. Deze onderverdeling is als volgt:

Jenaplanonderwijs en taal
Abstract: Binnen de uitgangspunten van het Jenaplanonderwijs neemt taal een belangrijke plaats in.
Tekst: In het Jenaplanconcept is wereldoriëntatie het hart van het onderwijs. De leerkeacht zorgt voor situaties waarin kinderen kunnen leren. In gespreks-, spel-, werk- en vieringssituaties worden rijke contexten geboden. Daarnaast worden er cursussen aangereikt voor een het verwerven en oefenen van vaardigheden en het opdoen van kennis.

Kansrijke taal
Abstract: Door het APS onder leiding van Henk Hansma ontwikkeld project, aanvankelijk voor jonge kinderen, later ook voor oudere, waarin het stimuleren van de taalontwikkeling centraal staat en vorm krijgt door het inrichten en hanteren van uitdagende taalhoeken.
Tekst: In Kansrijke Taal wordt ervan uitgegaan dat er in het taalonderwijs op drie terreinen actie nodig is om te komen tot `krachtig leren`bij leerlingen:

Kerntekst
Abstract: Bij sommige methodes voor aanvankelijk lezen wordt gebruik gemaakt van kernteksten. Dat zijn korte zinnetjes, waarin eventueel de globaalwoorden voorkomen.
Tekst: De methodes `De leeshoek` en `Lang zullen ze lezen` maken gebruik van kernteksten.

Kerndoelen
Abstract: In 1998 vastgestelde einddoelen voor het onderwijs in de Nederlandse taal in het basisonderwijs.
Tekst: Door het ministerie van OCW werden in 1993 voor het eerst kerndoelen voor het basisonderwijs geformuleerd. In de kerndoelen wordt beschreven wat leerlingen in ieder geval leren in het basisonderwijs.

Kinderpoëzie
Abstract: Poëzie, in eerste instantie geschreven voor kinderen. Het kan hier ook gaan om gedichten door kinderen geschreven.
Tekst: De drempel voor het lezen van poëzie met kinderen, blijft in het basisonderwijs hoog. In de kleutergroepen wordt vaak wel regelmatig gewerkt met rijmpjes en (opzeg-)versjes, maar in hogere groepen komen gedichten meestal alleen aan de orde als ze in de taalmethode zijn opgenomen en dan nog betreft het hier vaak niet de favoriete lessen van leerkrachten.

Kinderliteratuur
Abstract: Literatuur, in eerste instantie geschreven voor kinderen in de basisschoolleeftijd.
Tekst: De begrippen kinderliteratuur en jeugdliteratuur worden vaak naast elkaar en door elkaar heen gebruikt.

Kinderkrant
Abstract: Krant gemaakt voor of door kinderen.
Tekst: Een kinderkrant kan gemaakt worden door volwassen voor kinderen, met de bedoeling bepaalde informatie over te dragen. Een kinderkrant kan ook gemaakt worden door kinderen. Daarbij kan het gaan om een individueel kind, een groepje kinderen of een hele klas.

Kinderjury
Abstract: Kinderen tussen 6 en 12 jaar mogen stemmen op hun favoriete boek dat het jaar voorafgaand aan het huidige jaar is verschenen.
Tekst: Stemmen kan tussen 1 februari en 1 juni op school, in de bibliotheek, de boekhandel of via http://www.kinderjury.nl.

Kinderboekwinkel
Abstract: Een boekhandel gespecialiseerd in de verkoop van kinderboeken
Tekst: Een opsomming van alle kinderboekwinkels op internet: http://home.wanadoo.nl/richard.thiel-kbwinkel.htm

Kinderboekenweek
Abstract: Jaarlijks terugkerende week, meestal in oktober, georganiseerd door het CPNB waarin allerlei activiteiten rond kinderboeken plaatsvinden.
Tekst: In de kinderboekenweek staat een thema centraal. Dat thema wisselt elk jaar. Verder krijgen consumenten bij aankoop van een boek voor een bepaald bedrag, gratis een kinderboekenweekgeschenk, geschreven door een gerenommeerd auteur van kinderboeken. Daarnaast is vaak voor een klein bedrag nog een uitgave voor peuters en kleuters te koop. Tijdens de kinderboekenweek worden de kinderboekenprijzen uitgereikt (griffels, penselen, kinderjury enz.)

Kinderboekenmuseum
Abstract: Museum waar een collectie kinderboeken te zien is.
Tekst: In Nederland zijn twee kinderboekenmusea. Het ene maakt deel uit van het Letterkundig Museum in Den Haag. Het andere is gevestigd in het Groningse Warffum (onlangs gesloten voor publiek).

Klikklakboekje
Abstract: Didactisch hulpmiddel bij de methode Veilig leren lezen, waarmee leerlingen met de in het boekje aanwezige letters steeds nieuwe woorden kunnen maken.
Tekst: Het boekje ziet eruit als een kleine ringbandmap en kan op de tafel gezet worden. Het is geschikt voor mkm-woorden. De letters kunnen worden omgeklapt. Bij de 2002-versie van Veilig Leren Lezen horen ook een klikklakclusterboekje waarmee gewerkt kan worden met clusters als nk, ng enz. Ook is er een klikklakknieboek.

Kleuters en taalonderwijs
Abstract: In het taalonderwijs aan kleuters kunnen drie belangrijke aspecten worden onderscheiden: taalontwikkeling, oriëntatie op geschreven taal en taalbewustzijn. Deze drie aspecten zijn terug te vinden in de tussendoelen beginnende geletterdheid.
Tekst: Vanaf ongeveer 1990 werd in de publicaties over taalonderwijs aan kleuters de nadruk gelegd op ontluikende geletterdheid.

Kleuterportfolio
Abstract: Een door een kleuter zelf samengestelde verzameling van werk die representatief is voor zijn-haar ontwikkeling. De verzameling vormt uitgangspunt voor selectie, reflectie, evaluatie en interactie en is zo naast een waardevol leerlingvolgsysteem ook een waardevol leermiddel.
Tekst: Het portfolio is een werkvorm die steeds meer gebruikt wordt om de ontwikkeling van leerlingen te kunnen volgen. Concrete voorbeelden op taalgebied zijn het taalportfolio,het kleuterportfolio en het gezinsportfolio.

Kleurplaten
Abstract: Het kleuren van kleurplaten heeft niet zozeer als doel de beeldende ontwikkeling van kinderen te vergroten. Ze kunnen -met mate- gebruikt worden als activiteit tussendoor of om aangeboden lesstof te verwerken. Gericht op het taal-leesonderwijs kunnen kleurplaten die gebaseerd zijn op (prenten)boeken goed gebruikt worden als verwerkingsactiviteit bij het lezen in de leeshoek.
Tekst: Kleurplaten kunnen goed van internet worden gedownload.

Kleine kring
Abstract: Interactie in een kleine groep leerlingen
Tekst: De kleine kring is één van de onderwerpen waar de projectgroep Mondelinge Communicatie van het Expertisecentrum Nederlands aan werkt. Ook binnen basisontwikkeling is al jaren aandacht voor het werken in de kleine kring.

Kleefletters
Abstract: In het spellingonderwijs zijn lettercombinaties als lk, rk enz. moeilijk te verklanken. Er wordt vaak een u tussen geschreven. Om duidelijk te maken dat er geen klank tussen hoort, wordt gesproken van kleefletters.
Tekst: Het begrip `kleefletter` wordt ook gebruikt in de methode Spelling in de lift. Bij de methode Letterstad-Spellingland hoorde destijds een plaat van de vriendjesflat waarin alle bovenstaande lettercombinaties samen een flatje bewoonden.

Klassenkrant
Abstract: Krant die door een groep kinderen wordt gemaakt.
Tekst: Zie verder: krant

Klassenbibliotheek
Abstract: Voorraad -meestal verhalende- boeken die in de klas aanwezig is en waaruit kinderen kunnen kiezen ten behoeve van het vrij lezen.
Tekst: Het komt nog al eens voor dat een klassenbibliotheek weinig boeken bevat of sterk verouderde boeken. Dit is zowel voor de vlotte als voor de zwakke lezers niet motiverend. De vlotte lezers lezen alle boeken ruim binnen een jaar uit en de zwakke lezers raken door verouderde boeken vaak niet gemotiveerd om te gaan lezen.

Klankzuivere periode
Abstract: De fase van het aanvankelijk lezen (meestal ongeveer tot kerst in groep 3) waarin het lezen en spellen van klankzuivere mkm-woorden centraal staan en de klanktekenkoppeling en analyse en synthese van groot belang zijn

Klankzuiver
Abstract: Een woord waarin de klanken afzonderlijk van elkaar uitgesproken, hetzelfde klinken als wanneer ze deel uitmaken van het woord.
Tekst: In de meeste leesmethodes leren kinderen lezen op basis van klankzuivere woorden. Globaalwoorden in de huidige methodes zijn klankzuiver. Voorbeelden van klankzuivere woorden: boom, roos, vis, maan, boomstam. Voorbeelden van niet-klankzuivere woorden geven, beer, verdrietig.

Klankvoet
Abstract: Klankvoeten (begrip gehanteerd in de methode Letterstad) ontstaan bij het uitspreken van een woord in klankdelen, bijvoorbeeld bà-ken voor bakken). Voor klankgroep wordt ook wel het verwarrende begrip `auditieve lettergreep` gebruikt. Ook wel: klankvoet of spreekmaat.
Tekst: Dit begrip wordt gehanteerd bij het aanleren van de open- en gesloten lettergreep. Als een klankvoet eindigt op een korte klank, volgt er een dubbele medeklinker. Als een klankvoet eindigt op een lange klank, volgt een enkele medeklinker.

Klankvaardigheid
Abstract: Een aspect van taalvaardigheid (ook wel deeltaalvaardigheid genoemd): het vermogen klanken te onderscheiden en correct te gebruiken
Tekst: Met name voor allochtone leerders is het onderscheid tussen klanken heel moeilijk, omdat klanken die in het Nederlands betekenisonderscheidend zijn dat in hun eigen taal eventueel niet zijn. Bij kinderen met Nederlands als moedertaal is dit aspect minder relevant, omdat ze al weten dat met baard en paard verschillende begrippen worden bedoeld. Hoogstens kunnen ze klanken niet goed uitspreken of verwisselen ze klanken.

Klanktekenkoppeling
Abstract: Een deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen: het omzetten van fonemen in grafemen of andersom.
Tekst: Klanktekenkoppeling is een belangrijke deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen. Basisvoorwaarden zijn auditieve discriminatie, visuele discriminatie en het vermogen tot automatisering.

Klankteen
Abstract: Laatste klank van een klankvoet.(Begrip afkomstig uit de methode Letterstad)
Tekst: Als het woord `bakken` in klankvoeten wordt verdeeld (bà-ken

Klanksynthesemethode
Abstract: Methode voor aanvankelijk lezen waarbij er wordt uitgegaan van klanken. Deze worden gesynthetiseerd tot woorden.
Tekst: Voorbeelden van klanksynthesemethodes zijn Letterstad, Leeslijn, maar ook het orthodidactische programma Lezen moet je doen.

Klankstuk
Abstract: Auditieve lettergreep
Tekst: In veel spellingmethodes leren kinderen woorden in auditieve lettergrepen verdelen. Het woord wordt, met de klank als uitgangspunt, in lettergrepen verdeeld. Pas later komen de echte lettergrepen aan bod.

Klankgroep
Abstract: Klankgroepen ontstaan bij het uitspreken van een woord in klankdelen, bijvoorbeeld bà-ken voor bakken. Voor klankgroep wordt ook wel het verwarrende begrip `auditieve lettergreep` gebruikt.
Tekst: Dit begrip wordt gehanteerd bij het aanleren van de open- en gesloten lettergreep. Als een klankgroep eindigt op een korte klank, volgt er een dubbele medeklinker. Als een klankgroep eindigt op een lange klank, volgt een enkele medeklinker.