Wereld Natuur Fonds - WNF dierenbibliotheek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Dierenbibliotheek
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 747


aalscholver
Er zijn meerdere soorten aalscholvers, maar `de aalscholver` is de enige die ook in Nederland broedt. Zijn verspreidingsgebied strekt zich uit over Europa, geheel Azië (met uitzondering van het hoge Noorden), Midden- en Zuid-Afrika en het Oosten van Noord-Amerika, zowel aan de kust als bij binnenwater.
Als ze aan het oppervlak zwemmen, liggen aalscholvers opvallend diep. Onder water zwemmen ze met krachtige pootslagen en ingeklapte vleugels. Op het land staan ze vaak met hun vleugels wijd te drogen. (aalscholver < pelikanen < aalscholvers e.v. < vogels)

aardvarken
Het aardvarken is een van de beste gravers uit het dierenrijk. Aan hun voor- en achterpoten hebben ze grote klauwen. Met de voorpoten breken ze de grond open, met de achterpoten duwen ze het zand naar achteren. Bij het graven worden de neusgaten afgesloten met borsteltjes en de oren naar achteren gevouwen. Ze maken woonholen van soms wel 10 meter lang. Ook graven ze geregeld termietenheuvels uit.
Het aardvarken heeft een circa 45 centimeter lange tong, waarmee ze de mieren en termieten oplikken. Sommige mieren worden met hun buisvormige tanden vermalen, anderen worden heel ingeslikt. (aardvarken < aardvarkens < zoogdieren)

aardwolf
De aardwolf is familie van de hyena. Maar hij is een stuk kleiner en heeft een totaal andere levenswijze. Aardwolven zijn schuwe, solitaire nachtdieren. Overdag houden ze zich schuil in een hol. `s Nachts zoeken zij naar insecten, maden en andere larven die ze van de grond kunnen oplikken. Ze eten vooral oogsttermieten en trekken ook met deze bovengronds levende insecten mee, zodra die zich verplaatsen. (aardwolf < hyena`s < roofdieren < zoogdieren)

aasgier
De aasgier is een van de kleinste gieren en wordt bij een karkas al snel weggejaagd door grotere gieren. Hij beperkt zich vaak tot de laatste restjes of gaat zelf op jacht naar insecten of eieren (met name van flamingo`s). Ook zijn aasgieren vaak te vinden op vuilnishopen bij steden en dorpen.
Van de aasgieren is bekend dat ze werktuigen gebruiken. Ze breken bijvoorbeeld een struisvogelei open met een steen die ze met hun snavel hebben opgepakt. (aasgier < roofvogels < vogels)

Adéliepinguïn
Een Adéliepinguïn is een zuiver zwart-witte pinguïn met een kenmerkende witte oogring rond de pupil. Deze soort broedt in grote kolonies, tot wel 200.000 dieren, op plekken langs de kust van Antartica die in de zomer ijsvrij zijn. Het is een van de weinige pinguïns die op het vaste land van Antartica broedt.
Buiten de broedtijd houden Adéliepinguïns zich in kleinere groepjes op en jagen vooral `s nachts op krill en visjes. Daarvoor achtervolgen ze hun prooien op een diepte van ongeveer 20 meter, maar soms wel tot 175 meter diep. Om weer aan land te komen moeten ze vaak spectaculaire sprongen maken. Soms steekt de ijskap waar ze op moeten komen meer dan een meter boven het zeeoppervlak.
Op het ijs kunnen ze zich verbazend handig voortbewegen. Ze glijden er vaak liggend als een sleetjes overheen, terwijl ze zich met hun vleugels voortduwen. (Adéliepinguïn < pinguïns < vogels)

adder
De adder is herkenbaar aan de zwarte zigzag-lijn op zijn rug. Hij komt ook voor in Nederland en is vooral te vinden in het Oosten en Zuiden van het land. In Nederland (en andere noordelijke gebieden) is hij overdag actief, terwijl hij in de zuidelijke gebieden hoofdzakelijk `s nachts actief is. Als de temperatuur onder 8 graden Celsius daalt, houdt hij een winterslaap.
De adder is levendbarend. Zijn beet is giftig, maar voor mensen zelden dodelijk. (adder < slangen < reptielen)

Afrikaans boomschubdier
Dit schubdier heeft een lichtgrijze buik en een lange staart. Met het onbeschubde uiteinde kan hij takken vastgrijpen. De schubben hebben als ze nog niet versleten zijn drie spitsen aan de achterrand, later is de rand onregelmatig.
Het is een uitgesproken nachtdier. Overdag slaapt hij meestal in een boomholte of tussen lianen. Het mannetje heft een territorium dat hij met urine en geurstof uit zijn anaalkleir markeert. (Afrikaans boomschubdier < schubdieren < zoogdieren)

Afrikaanse buffel
De Afrikaanse buffel wordt beschouwd als een van de gevaarlijkste dieren van Afrika. Hij heeft massieve gekrulde horens die elkaar op het voorhoofd raken en zo een soort helm vormen. De vacht is bruinzwart en wordt als de dieren ouder worden grijzer en kaler.
Buffels leven in een kudde. Als ze worden belaagd vormen de volwassen dieren een onneembare muur voor de kalveren. Een kudde heeft geen echte leider: ze besluiten samen of beurtelings waarheen ze zullen gaan. Oude stieren leven alleen en bezetten een eigen territorium. Buffels begeven zich nooit te ver van water: ze moeten dagelijks enkele tientallen liters drinken.
De bosbuffel (Syncerus caffer nanus) is een andere ondersoort en ziet er heel anders uit: een stuk kleiner, met kleine horens en een lichtbruine vacht. (Afrikaanse buffel < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Afrikaanse civetkat
  (Afrikaanse civetkat < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

Afrikaanse eieretende slang
De Afrikaanse eieretende slang slikt in verhouding enorme, hardschalige vogeleieren ineens in. Hij kan zijn bek enorm ver openspreiden. Achter in zijn keel zit een zaagvormig bot dat de eierschaal doet breken. De fijngedrukte schaal spuugt hij daarna weer uit. Het is voornamelijk een nachtdier. (Afrikaanse eieretende slang < slangen < reptielen)

Afrikaanse gaper
Als deze donker gekleurde ooievaar zijn snavel sluit, komen de snavelpunten tegen elkaar maar blijft daarachter een ruimte over. Aan dat deze gaping dankt hij zijn naam. De snavel is een specialisatie voor het bemachtigen van zijn voornaamste voedselbron: grote waterslakken. Hij steekt de snavelpunt in het slakkenhuis en knipt de spier door waarna hij het weekdier uit het huis kan trekken en opeten. (Afrikaanse gaper < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

Afrikaanse goudkat
De Afrikaanse goudkat heeft een zeer variabele vachtkleur. Deze kan grijsachtig zijn tot roodbruin. Het dier jaagt vaak in het water. Hij leeft vooral in tropisch regenwoud en andere bossen. (Afrikaanse goudkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Afrikaanse jacana
Jacana`s zijn watervogels zonder zwemvliezen maar met extreem lange tenen. Ze lopen vaak over drijvende waterplanten. Het mannetje neemt het broeden en de zorg voor de jongen op zich. Bij gevaar neemt hij alle jongen (meestal 4) onder zijn vleugels en rent weg. Vaak bungelen de poten an de jongen dan onder de vleugels van de vader, wat een grappig gezicht is (een vogel met tien poten). (Afrikaanse jacana < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

Afrikaanse lepelaar
Grote, witte vogel met lange rode poten en een rood gezicht.
Net als de andere 5 soorten lepelaars heeft de Afrikaanse lepelaar een kenmerkende snavel met de brede, afgeplatte top. Hiermee zoekt hij op de tast naar voedsel in ondiep water. (Afrikaanse lepelaar < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

Afrikaanse longvis
De Afrikaanse longvis ademt met een paar longen. Ze leven in allerlei soorten zoet water. In moerassen en poelen die in de droge tijd droog staan overleven ze door zich te omhullen met een cocon van slijm en zich in te graven in de modder. Als de regens weer komen, komen de longvissen weer tot leven.  (Afrikaanse longvis < longvissen en coelacanthen < beenvissen < vissen)

Afrikaanse maraboe
Deze grote ooievaar verdient niet de schoonheidsprijs met zijn bijna kale vuilroze kop en nek. Hij heeft een brede massieve snavel en een bungelende keelzak die tot 35 cm kan uitrekken. Met een spanwijdte van 3 meter is het een van de grootste vliegende landvogels.
Het gedrag van de maraboe lijkt op dat van gieren. Het is een echte aaseter die van hoog uit de lucht naar dode dieren zoekt. Met zijn sterke snavel kan hij vlees van een karkas trekken. Bij deze manier van eten zou een bevederde kop en nek te veel vervuilen. (Afrikaanse maraboe < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

Afrikaanse olifant
De Afrikaanse olifant is het allergrootste landdier ter wereld. Afrikaanse olifanten hebben grotere oren dan de Aziatische. Bovendien hebben bij de Afrikaanse olifanten ook de vrouwtjes slagtanden.
Er worden twee ondersoorten onderscheiden: de savanneolifant en de bosolifant. De savanneolifant wordt aanzienlijk groter dan de bosolifant en zijn slagtanden zijn meer gebogen. Daarnaast heeft de bosolifant rondere oren. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat deze ondersoorten zoveel verschillen dat ze mogelijk als aparte soorten beschouwd kunnen worden.
Van alle olifanten heeft de Afrikaanse olifant waarschijnlijk het meest te lijden gehad van stroperij om het ivoor. Het Wereld Natuur Fonds komt onder andere voor de olifant op door zijn leefgebied te beschermen en door de handel in ivoor te bestrijden. (Afrikaanse olifant < olifanten < zoogdieren)

Afrikaanse steppenvaraan
De Afrikaanse steppenvaraan is een flinke hagedis, maar net nog wat kleiner dan de nijlvaraan die grotendeels in hetzelfde gebied voorkomt.
Hij heeft een brede kop en zijn staart is op doorsnede rond. Zijn neusgaten staan dichter bij zijn ogen dan bij de punt van zijn snuit. Hij leeft op plaatsen waar het klimaat sterk wisselt. (Afrikaanse steppenvaraan < hagedissen < reptielen)

Afrikaanse wilde ezel
Deze soort is de stamvader van de tamme ezel. Er zijn twee ondersoorten: de Somalische en de Nubische ezel, beide zeldzaam. Een derde ondersoort - de Algerijnse ezel - is uitgeroeid.
Wilde ezels leven in de onherbergzame halfwoestijn in Noordoost Afrika. (Afrikaanse wilde ezel < paardachtigen < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Afrikaanse wilde kat
Dit is een ondersoort van de wilde kat, die ook wel Nubische kat of Lybische kat genoemd wordt. Men gaat er vanuit dat deze kat de voorouder is van onze huiskatten. Hij leeft op de steppen en de savannen van Afrika. (Afrikaanse wilde kat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Afrikaanse zeearend
Deze vrij kleine zeearend leeft in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Hij komt zowel aan de kust als in het binnenland voor. Hij gooit regelmatig zijn kop naar achteren en laat dan een kenmerkend gekrijs horen. (Afrikaanse zeearend < roofvogels < vogels)

agoeti
De Agoeti`s zijn vrij grote knaagdieren uit Zuid-en Midden-Amerika. Met hun korte poten, kleine staart en opvallende oren lijken ze wel wat op een grote cavia. Het is een van de weinige dieren in het regenwoud die de keiharde bolster van paranoten open kunnen krijgen. (agoeti < cavia-achtigen < knaagdieren < zoogdieren)

agouta
De agouta is een groot spitsmuisachtig dier dat alleen op het Caribische eiland Hispaniola voorkomt. Het is een naaste verwant van de andere Solenodon-soort: de almiqui van Cuba.
Agouta`s zijn nachtdieren. Met hun lange, beweeglijke snuit zoeken ze in de bodem naar kleine dieren. Net als spitsmuizen verlammen ze hun prooi met een giftige beet. (agouta < insecteneters < zoogdieren)

Alaskagrondeekhoorn
De Alaskagrondeekhoorn komt voor in het koude Alaska. Vaak zijn ze te vinden op plaatsen waar altijd sneeuw ligt. Om daar te overleven gaat deze eekhoorn 9 maanden per jaar in winterslaap. Alleen in de zomer komt hij naar buiten. In deze tijd zijn ze wel dag en nacht actief. (Alaskagrondeekhoorn < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

alk
Deze zeevogel is bijna net zo groot als de zeekoet en heeft het zelfde zwart-witte patroon. Zijn snavel is echter niet puntig maar hoog en zijdelings afgeplat. Ook zijn de kop en de hals van de alk veel zwaarder dan die van de zeekoet. De witte streep dwars over de boven- en ondersnavel is kenmerkend.
Net als veel andere zeevogels is broeden alken in kolonies op rotsachtige kusten, vaak samen met zeekoeten. Ze leggen maar één ei per seizoen. In Nederland is het een schaarse doortrekker en wintergast langs de kust. (alk < steltlopers < meeuwen < alken < vogels)

alligatorschildpad
De alligatorschildpad kan 100 kilo zwaar worden. Het is daarmee de grootste zoetwaterschildpad ter wereld.
Deze Noord-Amerikaanse schildpad ligt meestal doodstil op de bodem te wachten op een prooi. Die lokt hij met een roze aanhangsel onder in zijn bek dat hij als een wormpje kan laten bewegen. Komt daar een vis opaf, dan klapt de schildpad zijn vlijmscherpe kaken dicht. (alligatorschildpad < overige schildpadden < reptielen)

alpaca
Deze lama-achtige is de gedomesticeerde vorm van de vicuña (een aan de guanaco verwantte lama-achtige). Alpaca`s worden al zeker 6000 jaar als huisdier gehouden en komen in zeer veel verschillende vachtkleuren voor. De wol van de alpaca werd door de Inca`s gebruikt om gewaden van te weven en is nog steeds een zeer geliefde wolsoort. (alpaca < kamelen en lama`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

alpenkraai
Deze kraaiachtige komt zoals zijn naam aangeeft voor in de Alpen. Maar ook in andere vooral bergachtige gebieden in Europa en Azië is hij te vinden. Hij heeft een zwart verenkleed en is door zijn rode, vrij smalle, kromme snavel onmiskenbaar. Hiermee zoekt hij in Alpenweiden naar insecten.
De alpenkraai is wat minder aan bergen gebonden dan de verwante alpenkauw, die een minder kromme gele snavel heeft. (alpenkraai < zangvogels < vogels)

Alpenlandsalamander
De Alpenlandsalamander lijkt op de vuursalamander, maar is egaal zwart of soms bruin (de vuursalamander is zwart met gele vlekken). Ook heeft hij vaak en `geribd` uiterlijk. Deze salamander zit vaak verborgen en beweegt traag. De vrouwtjes baren twee tot soms vier levende jongen op het land die al volledig ontwikkeld zijn. (Alpenlandsalamander < salamanders < amfibieën)

Alpenmarmot
De Alpenmarmot leeft in de Alpen, op een hoogte waar geen bomen meer groeien (1500 meter). Alpenmarmotten houden zoeken bij voorkeur zachter voedsel om de vertering makkelijker te maken. Ze leven in holen met een ondergronds gangenstelsel. (Alpenmarmot < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

Alpensneeuwhoen
Behalve in de Alpen komt het Alpensneeuwhoen binnen Europa ook voor in de Pyreneeën, Scandinavië, Schotland en IJsland. Bij voorkeur in bergachtig gebied. Met zijn beveerde poten en compacte lijf is hij goed aangepast aan de kou.
De mannetjes wisselen 4 keer per jaar van verenkleed, de vrouwtjes 3 keer. `s Zomers is hij bruin of grijs met witte vleugels. In de winter is deze vogel helemaal wit, met alleen zwarte staartveren die als hij zit vrijwel niet te zien zijn. Het mannetje heeft een zwarte oogstreep, wat deze soort onderscheidt van het moerassneeuwhoen. Boven het oog zit een naakte rode vlek. (Alpensneeuwhoen < hoenderachtigen < vogels)

Amazone-lamantijn
De Amazone-lamantijn is een zeekoe, maar hij leeft in zoetwater. Hij lijkt veel op de Caribische lamantijn maar is iets kleiner en heeft karakteristieke witte vlekken op de borst en buik.
In het verleden is op deze zeekoe gejaagd. De soort is nu beschermd, maar zijn leefgebied wordt nog wel bedreigd door de grootschalige houtkap in het Amazonegebied. (Amazone-lamantijn < zeekoeien < zoogdieren)

Amazonedolfijn
De Amazonedolfijn wordt ook wel tucuxi genoemd. Het is een van de kleinste dolfijnensoorten, die wel wat lijkt op een kleine versie van de tuimelaar.
Bij de Amazonedolfijnen worden twee vormen onderscheiden. De ene leeft in het zoute zeewater langs de kust, de andere leeft in het zoete water van rivieren en meren in het Amazonegebied, tot wel 2000 km landinwaarts. De zoetwatervorm leeft vaak in hetzelfde gebied als de Orinocodolfijn, maar is niet verwant aan die echte rivierdolfijn. (Amazonedolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

Amerikaanse bever
De Amerikaanse bever lijkt sterk op de Europese bever wat uiterlijk en gedrag betreft. Ze zijn meestal net iets minder zwaar en staan meer bekende om de enorme beverdammen die ze bouwen, waaronder een `stuwdam` van 100 meter lang, 3 meter hoog en zeker 50 jaar oud.
Bevers hebben een brede, platte staart, die ze goed kunnen gebruiken bij het zwemmen. Maar ze kunnen er ook een luid alarmsignaal mee geven, door met hun staat op het wateroppervlak te slaan. Bevers knagen complete bomen door met de zeer sterke knaagtanden die ze bezitten. (Amerikaanse bever < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

Amerikaanse bizon
De Amerikaanse bizon is het grootste landdier van Noord-Amerika. Ooit waren er miljoenen bizons, die vrij over de prairies trokken. De dieren zijn massaal afgeslacht voor hun vacht en vlees, maar ook voor de sport en om de indianen het leven moeilijk te maken. Ze waren bijna uitgestorven. Nu zijn er weer zo`n 200.000 bizons, die in het wild alleen nog maar in de Nationale parken Yellowstone (VS) en Wood Buffalo (Canada) leven. (Amerikaanse bizon < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

Amerikaanse blauwe reiger
Dit is de grootste Amerikaanse reiger. Het verenkleed is meestal blauwgrijs, maar in het zuiden van Florida en op Cuba zijn ze wit (de witte Amerikaanse reiger). Broedende volwassen vogels hebben pluimen op hun rug die ze tijdens de balts opzetten. Ze nestelen in kolonies hoog in bomen.
Amerikaanse blauwe reigers foerageren vooral in het water. Ze lopen langzaam of staan geduldig te wachten tot ze een prooi kunnen pakken. Soms jagen ze actiever door te springen en met de vleugels te klapperen. (Amerikaanse blauwe reiger < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

Amerikaanse das
De Amerikaanse das lijkt op `onze` das. Hij is iets kleiner maar ook breder. Amerikaanse dassen jagen doorgaans op grotere prooien en leven niet in een groep maar solitair. De Amerikaanse das is behoorlijk agressief en verdedigt zich fel tegen een belager. Hun prooien bemachtigen ze vaak door hun holen uit te graven. (Amerikaanse das < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Amerikaanse lepelsteur
Lepelsteuren hebben een lange, peddelvormige snuit. Ze zwemmen met hun mond wagenwijd opgengesperd rond en zeven daarbij plankton uit het rivierwater. Het is een van de weinige zoetwatervissen die op deze walvisachtige manier aan voedsel komt. Waarschijnlijk helpt het uitsteeksel om de vis bij het zwemmen op koers te houden.
Een verwante soort - de zwaardsteur - komt in China voor. (Amerikaanse lepelsteur < steuren e.v. < beenvissen < vissen)

Amerikaanse marter
De Amerikaanse marter lijkt veel op de Sabelmarter uit Noordoost Azië. De vacht van de Amerikaanse marter is ook bijna net zo gewild als sabelbont. Alhoewel ook de Amerikaanse marter fel bejaagd is, is deze soort niet bedreigd.
De Amerikaanse marter jaagt zelf vaak op kleine knaagdieren die hij met een snelle krachtige beet in de nek doodt. Als ze een eekhoorn achterna zitten lijkt het wel of ze door de bomen vliegen. (Amerikaanse marter < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Amerikaanse nerts
De Amerikaanse nerts lijkt sterk op de iets kleinere Europese nerts. Hij is donker bruin met een witte kin maar zelden met witte vlekken op de bovenlkip zoals de Europese nerts vrijwel altijd heeft. Ze zijn altijd in de buurt van water te vinden en jagen zowel op het land als in het water. Nertsen zijn het hele jaar actief en leggen grote afstanden af om voedsel te zoeken.
Vanaf 1900 is op grote schaal met Amerikaanse nertsen gefokt op diverse plekken buiten Noord-Amerika. Ontsnapte exemplaren uit die pelsfokkerijen hebben er voor gezorgd dat er nu in het wild ook Amerikaanse nertsen voorkomen in Zuid-Amerika, Europa en Rusland. Deze exoten vormen een bedreiging voor inheemse roofdieren, zoals de bunzing en de Europese nerts. (Amerikaanse nerts < marterachtigen < roofdieren < zoogdieren)

Amerikaanse oehoe
Deze grootste uil van Amerika heeft net als `onze` oehoe - die nog groter wordt dan de Amerikaanse - grote oorpluimen. Zijn ogen hebben echter een gele iris (in plaats van oranje tot donkergeel).
Binnen Amerika heeft hij een zeer grote verspreiding: van Alaska tot de zuidpunt van Zuid-Amerika, van bossen tot woestijnen en hooggebergte.
Zoals de meeste uilen jaagt de Amerikaanse oehoe `s nachts. Zijn gehoor en gezicht zijn uitstekend, zijn klauwen scherp en sterk. Hij jaagt vooral op kleine zoogdieren, maar ook op insecten, amfibieën en vogels, waaronder zelfs andere uilensoorten.    (Amerikaanse oehoe < uilen < vogels)

Amerikaanse pijlstaartrog
Deze rog heeft van bovenaf de vorm van een brede vlieger, inclusief de lange dunne staart. Hij dankt zijn naam aan de lange, gezaagde stekel op de bovenzijde van de staart. Onder aan de stekel zit gifklierweefsel, waardoor de pijlstaartrog ook mensen levensgevaarlijke wonden kan toebrengen. De stekel werd door inheemse volken als wapen gebruikt.
De pijlstaartrog ligt meestal deels onder de zandbodem om zijn prooi te verrassen. (Amerikaanse pijlstaartrog < roggen < kraakbeenvissen < vissen)

Amerikaanse rivierkreeft
In tegenstelling tot zijn grotere Europese neef, is de Amerikaanse rivierkreeft ook overdag actief. Hij graaft geen hol; als hij zich schuil houdt, doet hij dat onder stenen of tussen waterplanten.
In de tweede helft van de 19e eeuw werd deze soort in Europa ingevoerd. Rond die tijd werd de Europese rivierkreeft getroffen door een schimmelziekte en stierf in een groot deel va zijn verspreidingsgebied uit. De Amerikaanse rivierkreeft bleek ongevoelig voor deze schimmel en is inmiddels in grote delen van Europa veel talrijker dan de Europese rivierkreeft. (Amerikaanse rivierkreeft < hogere kreeften < kreeftachtigen < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

Amerikaanse roerdomp
Deze soort is nauw verwant aan `onze` roerdomp (de Euraziatische). Hij is wat kleiner en er zijn wat verschillen in het verenkleed. Zo is heeft hij duidelijkere lengtestrepen en geen dwarsbanden. Hij heeft vleugels met zwarte slagpennen (in plaats van zwart en bruin dwarsgestreept) en een kastanjebruine kruin (in plaats van donkerbruin).
Het leefgebied (rietmoerassen) en de leefwijze komen grotendeels overeen met die van de roerdomp. Ook kan hij de kenmerkende `paalhouding` aannemen (met de nek gestrekt en snavel omhoog) om zich tussen het riet te camoufleren. (Amerikaanse roerdomp < reigers < lepelaars e.v. < vogels)

Amerikaanse sneeuwhaas
De Amerikaanse sneeuwhaas staat bekend om zijn grote wollige voeten, die als een soort sneeuwschoenen werken. Een andere aanpassing die de sneeuwhaas in de winter krijgt, is dat zijn vacht dan sneeuwwit gekleurd is. In de zomer is hij bruinig van kleur. Sneeuwhazen worden gemakkelijk verward met poolhazen, die nog noordelijker leven en een stuk groter zijn.
De Amerikaanse sneeuwhaas kan snelheden bereiken van 43 kilometer per uur. Zijn natuurlijke vijanden zijn de wolf en de Canadese en de rode lynx. (Amerikaanse sneeuwhaas < haasachtigen < zoogdieren)

Amerikaanse zeearend
Vrij slanke, beweeglijke zeearend, die in grote delen van Noord-Amerika voorkomt in de buurt van kusten, rivieren of meren. Opvallend is de witte kop, waar hij zijn Amerikaanse naam Bald Eagle aan dankt.
In Alaska verzamelen ze zich in grote aantallen als de zalmen de rivieren optrekken om te paaien. Alleen de volwassen dieren hebben de kenmerkende witte kop en staart, de jonge dieren zijn geheel bruin.
Het is de nationale vogel van de Verenigde Staten. (Amerikaanse zeearend < roofvogels < vogels)

amoerpanter
Van de ondersoorten van de panter is de amoerpanter waarschijnlijk de zeldzaamste. Er leven ongeveer 50 exemplaren in een relatief klein gebied in het Amoer-gebied (rond Vladivostok: Rusland, China, Noord-Korea). In dierentuinen wereldwijd zijn er ongeveer 200.
 
De basiskleur van de amoerpanter is vrij bleek, de donkere, ononderbroken kringen zijn relatief groot en staan ver uit elkaar. In de winter krijgt hij een erg dikke vacht, met haren van soms 7 centimeter lang.
 
Oorspronkelijk leefde de amoerpanter in een groot deel van het Amoer-gebied tot en met de bergen in Noordoost-China en Korea. Door de jarenlange jacht en stroperij om zijn vacht en botten (traditionele medicijnen) is de amoerpanter uit het grootste deel van zijn verspreidingsgebied verdwenen. Ook zijn leefgebied wordt door ontginning, bosbranden en aanleg van oliepijpleidingen steeds verder aangetast. Het Wereld Natuur Fonds is actief met de bescherming van het Amoer-gebied en terugdringen van stroperij van de amoerpanter en van de Siberische tijger, die ook in dit gebied leeft. (amoerpanter < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

anaconda
De anaconda is de grootste slang. Hoewel hij net niet het absolute lengte-record van de netpython heeft verslagen (ruim 10 meter) wordt hij een stuk zwaarder dan alle andere slangen. Deze Zuid-Amerikaanse wurgslang leeft in traag stromend zoet water.
Net als de andere Zuid-Amerikaanse wurgslangen (de boa`s, waartoe ook de anaconda ook wordt gerekend) en anders dan de pythons (uit Afrika en Azië) is de anaconda levendbarend. (anaconda < slangen < reptielen)

angwantibo
Angwantibo`s zijn nauw verwant met de lori`s en galago`s. Het zijn zeer zeldzame, solitaire dieren die alleen `s nachts actief zijn. Een opmerkelijke eigenschap is dat hun klauwen zich als bankschroeven vast kunnen zetten. Hierdoor hebben ze een ijzersterke greep. (angwantibo < halfapen < apen en halfapen < zoogdieren)

Antarctische zeebeer
Deze pelsrobben zijn grijs tot bruin op de rug met een donkergele borst en keel. Bij jonge dieren en vrouwtjes is de borst soms crème. Eén op de 2000 dieren is geheel creme tot wit van kleur. De Antarctische zeebeer is in de 18e eeuw bijna uitgeroeid, maar de soort heeft zich goed hersteld. (Antarctische zeebeer < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

antilopegrondeekhoorn
De antilopegrondeekhoorn is een woestijnbewoner die extreem hoge temperaturen kan weerstaan. Zelfs bij temperaturen van boven de 66 graden Celsius, holt hij nog vrolijk rond. Doordat zijn urine erg geconcentraard is en hij niet zweet, verliest hij nauwelijks vocht. Afkoelen doet hij door in de schaduw te gaan zitten. (antilopegrondeekhoorn < eekhoornachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

Apollovlinder
Deze grote vlinder behoort tot de pages. Hij komt vooral in de bergen voor. De vleugels zijn overwegend wit met vier kenmerkende zwartomrande rode vlekken. Er zijn nog enkele verwante kleinere soorten met een vergelijkbaar patroon.
De rupsen zijn matzwart met een rij oranje vlekken op elke flank. Ze leven op vetplanten, vooral op wit vetmuur. De rupsen hebben een klier in hun nek die ze kunnen uitstulpen tot een rode, gevorkte sliert. Het uiterlijk en de geur van deze klier schrikt eventuele belagers af. (Apollovlinder < vlinders < insecten < geleedpotigen < ongewervelde dieren)

arapaima
De arapaima is een van de grootste zoetwatervissen. Er zijn exemplaren van 5 meter gevangen!
Arapaima`s hebben grote schubben op hun langgerekte lichaam. Hun kop is onbeschubd. Ze jagen als een snoek: met een kort sprintje grijpen ze hun prooi. Zelf worden ze vaak met speren bejaagd door de inwoners van het Amazonegebied.
De arapaima kan ook in zuurstofarm water overleven. Hun zwemblaas is verbonden met de slokdarm en kan als long functioneren. (arapaima < beentongvissen < beenvissen < vissen)

argalischaap
Het argalischaap is niet te vergelijken met onze wollige schapen . Hij is hij een stuk groter - het formaat van een pony - en heeft een relatief korte, bruine vacht. De rammen hebben imposante, gedraaide horens waarmee ze in de paartijd duelleren.
Argalischapen leven in het hooggebergte van Midden-Azië. Door de jacht is deze schapensoort zeldzaam geworden. (argalischaap < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

argusfazant
Ook vanwege de lange staart van het mannetje is dit een van de grootste fazanten. Bij de balts toont het mannetje naast zijn staart- ook zijn vleugelveren. Deze zijn verlengd en versierd met opvallende, oogvormige vlekken. De haan paart met meerdere hennen, die de jongen alleen grootbrengen. (argusfazant < hoenderachtigen < vogels)

arowana
Deze forse Zuid-Amerikaanse zoetwatervis heeft twee opvallende vooruitstekende draden aan zijn onderlip (op de foto niet te zien) en een merkwaardig steile bek. Het is een actieve jager die meestal vlak onder het wateroppervlak zwemt, vaak onder overhangende takken. Hij is vermaard om de grote sprongen waarmee hij insecten vangt die boven het water op planten zitten.
Het mannetje heeft een zakvormige ruimte in zijn onderkaak waarin hij de eieren draagt. Na ongeveer 55 dagen komen ze uit en verlaten de jongen zijn bek. (arowana < beentongvissen < beenvissen < vissen)

asgrauwe keverslak
De rug van een keverslak doet met de acht platen eerder denken aan een pissebed dan aan een slak. Vanaf de buikzijde is duidelijker dat het een weekdier is. Keverslakken vormen binnen de weekdieren een aparte klasse, naast onder andere de slakken.
De asgrauwe is langs de Europese kusten de meest algemene soort. Hij zit meestal vrijwel onbeweeglijk stevig vastgezogen onder of soms op een rots, zeker als hij bij eb drooggevallen is. De schilden zijn licht gekorreld en variabel in kleur (olijfgroen, grijs tot dofrood) en omgeven door en vlezige rood-bruin-groene rand. (asgrauwe keverslak < overige weekdieren < weekdieren < ongewervelde dieren)

Asthenosoma varium
Deze tropische zee-egel heeft twee soorten stekels. De kortste stekels staan dicht op elkaar en hebben witte gifklieren aan de top. Daaraan heeft hij zijn Engelse naam (`vuur zee-egel`) te danken. Deze zee-egel is `s nachts actief. (Asthenosoma varium < zee-egels < stekelhuidigen < ongewervelde dieren)

Atlantische hagedisvis
Hagedisvissen leven in ondiepe zeeën. Steunend op hun borstvinnen liggen ze doodstil op de bodem te wachten tot er een prooi in de buurt komt, waarna ze razendsnel toehappen. Soms liggen ze half ingegraven in een zandbodem, maar vaak liggen ze open en bloot op bodem, waarbij hun camouflage kleuren helpen om niet op te vallen.
De gewone Atlantische hagedisvis heeft een voorkeur voor een zanderige of modderige ondergrond.  (Atlantische hagedisvis < lantaarnvisachtigen < beenvissen < vissen)

Atlantische sousa
Deze dolfijn lijkt op de tuimelaar, maar is slanker, heeft kleinere flippers en de rugvin staat op een soort bult. Ze hebben een leigrijze kleur met een lichte buik. Bij oudere dieren wordt de omgeving van de rugvin ook iets lichter van kleur.
Het zijn nogal trage zwemmers die vooral op scholenvis jagen. Ze leven in groepen en zoeken vaak gezelschap van de mens. In sommige gebieden werken ze zelfs samen met de vissers door scholen vis naar de kust te drijven, waarna ze een deel van de vangst als beloning krijgen. (Atlantische sousa < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

Atlantische vlekdolfijn
Bij geboorte zijn deze dolfijnen ongevlekt, maar ze krijgen steeds meer vlekken naarmate ze ouder worden. Bij de Bahama`s leeft een groep vlekdolfijnen die regelmatig ondiepe wateren met een witte zandbodem opzoekt. Die groep is gewend aan mensen en wordt nu intensief bestudeerd.
Daar worden vlekdolfijnen vaak samen gezien met tuimelaars. De tuimelaars gedragen zich soms agressief tegenover de wat kleinere vlekdolfijnen. Die vallen daarentegen soms in groepjes de lastige tuimelaars aan en verjagen ze. (Atlantische vlekdolfijn < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

auerhoen
Dit zeer grote ruigpoothoen leeft in of aan de rand van dichte naaldbossen. In de winter leeft hij op en dieet van naalden, `s zomers eet hij vooral knoppen, bladeren en bessen. De jongen eten insecten. Het auerhoen foerageert zowel op de grond als in de bomen.
Het mannetje (de auerhaan) is overwegend zwart met een blauw-groene glans en heeft verder bruine vleugels met variabele witte vlekken en een opvallend rood stuk kale huid boven het oog. De auerhennen hebben een schutkleur: grijs en bruin met zwarte vlekjes. Tijdens de balts maakt de auerhaan een geluid dat lijkt op het ploppen van een kurk. (auerhoen < hoenderachtigen < vogels)

Australische longvis
De Australische longvis is een forse zoetwatervis met grote schubben en twee paar peddelvormige vinnen (niet draadvormig, zoals bij de Afrikaanse en de Amerikaanse longvissen) die aan poten doen denken. Hij ademt meestal via zijn kieuwen, maar als het water zuurstofarm wordt hapt hij aan het oppervlak naar lucht. Dan ademt hij via zijn als long werkende zwemblaas.
Anders dan andere longvissen komt deze soort vooral voor op plekken waar permanent water staan, bij voorkeur met een dichte begroeiing. Maar als het moet kunnen ze maanden in natte modder of tussen vochtige bladeren overleven. (Australische longvis < longvissen en coelacanthen < beenvissen < vissen)

Australische zeebeer
De Australische zeebeer wordt beschouwd als een ondersoort van de Zuid-Afrikaanse zeebeer. De mannetjes zijn grijsachtig-bruin en hebben grove manen. De pups zijn bij geboorte geheel zwart. Het zijn uitstekende duikers en ze halen hun voedsel op grote diepte. (Australische zeebeer < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

Australische zeeleeuw
De Australische zeeleeuw is lichtbruin van kleur. Doordat ze op veelal afgelegen eilanden leven is er weinig over bekend. Op Kangaroo Island is de lokale populatie een toeristische attractie geworden. In het algemeen trekken ze zich niet veel van de mensen aan. (Australische zeeleeuw < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

axishert
Het axishert uit India heeft een mooie bruinrode vacht, met rijen witte vlekjes. Het mannetje heeft een gewei met één paar naar voren wijzende `oogtakken` en een eenmaal gevorkte lange naar achter wijzende tak.
Axisherten leven in kuddes van soms meer dan 100 dieren. Vaak foerageren ze in de buurt van langoeren: apen die in de bomen voedsel zoeken en bij gevaar alarm slaan. Tijdens de vlucht kunnen ze een snelheid van 65 km-uur bereiken. (axishert < herten < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

axolotl
De axolotl is een watersalamander die zijn hele leven de kenmerken van een larve behoudt. Vooral zijn uitwendige kieuwen zijn opvallend. Ze komen in het wild slechts in één meer in Mexico voor, waar ze in hun voortbestaan bedreigd worden. Over de hele wereld worden deze salamanders echter gekweekt, onder andere voor experimenten in laboratoria. In het wild zijn axolotls donkergrijs, gekweekte exemplaren zijn vaak albino`s. (axolotl < salamanders < amfibieën)

Aziatische civetkat
De Aziatische civetkat is nauw verwant aan de Afrikaanse civetkat. Ze zijn ongeveer even groot en de leefgewoonten verschillen ook nauwelijks. De kleur van de vacht is wel anders. Het zijn uitgesproken nachtdieren, overdag houden ze zich schuil in hun hol. Ze kunnen zeer goed klimmen en zwemmen. Hun voedsel vangen ze veelal in of rond het water. (Aziatische civetkat < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

Aziatische goudkat
Deze middelgrote kat leeft in bossen van zuidelijk China tot en met Sumatra. Zijn vacht is goudbruin met een kenmerkend wit en grijs streeppatroon op zijn kop. Het vrouwtje werpt 2 tot 3 jongen per keer. (Aziatische goudkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Aziatische olifant
Na de Afrikaanse olifant is de Aziatische het grootste landdier. De Aziatische olifant heeft kleinere oren dan de Afrikaanse en een bolle rug. Bovendien hebben bij de Aziatische olifant de vrouwtjes geen slagtanden.
Hoewel de vrouwtjes (`koeien`) dus niet om hun ivoor worden bejaagd, worden ze wel gevangen om te temmen. In gevangenschap planten ze zich zelden voort.
Vooral door het verdwijnen van de bossen zijn Aziatische olifanten uit een groot deel van hun oorspronkelijke leefgebied verdwenen. Naar schatting zijn er in het wild nog tussen de 25.600 en 32.750 over.
Het Wereld Natuur Fonds komt voor de Aziatische olifant op, onder andere door zijn leefgebied te beschermen en stroperij en handel in ivoor te bestrijden.
Er worden 3 of 4 ondersoorten van de Aziatische olifant onderscheiden (geschatte aantallen tussen haakjes):
Sumatraanse olifant, Elephas maximus sumatrensis (2440 - 3350)
Indische olifant, Elephas maximus indicus (20.000 - 25.000)
Sri Lankaanse olifant, Elephas maximus maximus (3160 - 4400)
Borneose dwergolifant (NB: pas recent als ondersoort beschouwd), Elephas maximus borneensis (minder dan 1500) (Aziatische olifant < olifanten < zoogdieren)

Aziatische steenpatrijs
Deze steenpatrijs leeft in de Himalaya en andere rotsachtige gebergten van Azië. Hij is roze-achtig lichtgrijs met opvallende zwart-witte strepen op zijn flanken. Over zijn voorhoofd, ogen en bovenzijde van de borst loopt een zwarte band die de helderwitte wangen en keel omsluit. De poten en snavel zijn rood.
Aziatische steenpatrijzen leven meestal in kleine familie-groepen. Als ze verrast worden, rennen ze uiteen en vliegen vervolgens weg.
Het vrouwtje heeft elk broedseizoen twee legsels. Het vrouwtje en het mannetje broeden ieder een legsel (tot 14 eieren) uit. (Aziatische steenpatrijs < hoenderachtigen < vogels)

Aziatische wilde ezel
Er zijn vijf ondersoorten van de Aziatische wilde ezel:
Perzische onager (Iran)
Indische onager (India)
koelan (Turkmenistan, Oezbekistan)
dzjiggetai (Monogolië)
kiang (Tibet)
De kiang en de onager worden soms als zelfstandige soorten beschouwd.
Deze taaie dieren lijken meer op paarden dan de Afrikaanse ezels en worden daarom ook wel paardezels genoemd. Ze zijn vaalgeel tot grijs met een witte buik en een zwarte streep over de rug. Ze leven in droge gebieden waar ze leven van gras en vetplanten.
Aziatische wilde ezels kunnen als het moet enkele dagen zonder water, maar bij voorkeur komen ze dagelijk bij een drinkplaats. De merries en veulens leven in losse kuddes. Onvolwassen hengsten vrijgezellengroepen, geslachtsrijpe hengsten leven solitair in een territorium dat ze fel verdedigen. (Aziatische wilde ezel < paardachtigen < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

baardaap
De baardaap is een zwart gekleurde aap met een opvallende grijze kraag rond zijn gezicht en een kwast aan zijn staart. Deze aap wordt ook wel wanderoe genoemd. Die naam is nogal verwarrend, omdat er een gelijknamige andere apensoort (een slankaap) bestaat die op Sri Lanka voorkomt.
Baardapen leven in dichte bergbossen in Zuidwest-India. Het is een ernstig bedreigde diersoort. (baardaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

baardagame
De baardagame is een gedrongen hagedis uit het binnenland van Australië. Hij dankt zijn naam aan de met spitse stekels bezette huidplooi aan zijn keel. Als hij belaagd wordt, spert de baardagame zijn bek wijd open en zet daarmee zijn prikkelige `baard` dreigend op.
Baardagames leven deels in bomen, deels op de grond. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een territorium. Het vrouwtje legt enkele malen per seizoen 15 tot 30 eieren die ze in het zand begraaft. De jongen hebben nog geen baard. (baardagame < hagedissen < reptielen)

baardrob
Baardrobben zijn bruinachtig-grijs, met een soms roodachtige kop en nek. Ze hebben lange snorharen, die in als ze opdrogen sterk krullen. Van een afstand lijken die dikke snorharen een beetje op een baard. De flippers zijn opvallend breed. Tijdens de paartijd maken baardrobben voor onze oren merkwaardige geluiden onderwater: een soort trillend gefluit dat in toonhoogte afneemt. Die geluiden zijn kilometers ver te horen. (baardrob < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

baardzwijn
Dit forse wilde zwijn uit Zuidoost-Azië dankt zijn naam aan zijn lange bakkebaarden. Bij één ondersoort is ook de rug van de neus met bijzonder lange, stugge haren begroeid. Het baardzwijn is hoogpotig en heeft een zijdelings afgeplat lichaam, dat verder vrij spaarzaam behaard is. De staart draagt een tweepuntige kwast aan het uiteinde.
Meestal leven baardzwijnen in familiegroepen op min of meer dezelfde plek. In sommige delen van Borneo maken ze twee keer per jaar massale trektochten langs vaste routes. Daarbij steken ze rivieren over en verliezen hun schuwheid voor mensen. De oorspronkelijke bewoners van Borneo (Dajaks) maken tijdens zo`n oversteek traditioneel jacht op het baardzwijn. (baardzwijn < varkens en pekari`s < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

baars
De baars leeft in rustig stromend of stilstaand water in rivieren, meren, vaarten en sloten. Bij voorkeur tussen waterplanten, wortels, stenen of ander materiaal waar ze nauwelijks opvallen met hun gestreepte tekening en een verrassingsuitval kunnen doen naar een prooi.Jonge baarzen zwemmen vaak in groepen en eten voornamelijk plankton en insecten. Volwassen baarzen paaien in april en mei in ondiep water. De eieren worden afgezet in linten die om planten of stenen gewikkeld worden. (baars < baarsachtigen e.v. < beenvissen < vissen)

Bajkalrob
Deze `zeehond` komt alleen voor in het 640 km lange en zeer diepe Bajkalmeer in Rusland en leeft dus continu in zoet water. De Bajkalrob is egaal grijs van kleur, met wat lichtere flanken.
Er wordt op deze soort gejaagd, waarbij voornamelijk jonge dieren geschoten worden. In 1987-1988 stierven enkele duizenden Bajkalrobben aan een morbilli-virus infectie, vergelijkbaar met de virus-epidemie in de Waddenzee in 1988. Er leven naar schatting 50.000 robben in het Bajkalmeer. (Bajkalrob < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

bandrob
De bandrob uit de Noordelijke Grote Oceaan is verwant met de wat grotere zadelrob die in de Noordelijke Atlantische Oceaan en de zee ten Noorden van Siberië voorkomt. Hij is chocolade-bruin van kleur, met witte tot geelachtige banden om de nek, de flippers en achterzijde. Mannetjes zijn wat duidelijker getekend dan vrouwtjes. De pups hebben bij de geboorte een lange, witte vacht, die na de rui blauwachtig grijs wordt. Deze opvallend getekende zeehond houdt zich op in de buurt van het pakijs. (bandrob < zeehonden en zeeleeuwen < zoogdieren)

barbeel
De barbeel is een slanke zoetwatervis met een hoge rugvin en flinke baarddraden bij de mond. Het zijn bodemvissen die de draden gebruiken om beestjes tussen het rivierzand op te sporen.
Barbelen leven in scholen in zuurstofrijk rivierwater. Ze zijn voornamelijk `s nachts actief. De gewone of Europese barbeel leeft in Europa. In Azië en Afrika komen andere soorten voor. In totaal zijn er meer dan 300 verschillende soorten barbelen. (barbeel < meervallen en karperachtigen < beenvissen < vissen)

bateleur
De bateleur is nauw verwant met de slangenarend. Bateleurs hebben echter veel minder een voorkeur voor slangen en eten vooral aas. Daarvoor beroven ze vaak andere aas-etende vogels van hun buit. Maar ze kunnen ook zelf flinke prooien aan, tot de grootte van een dik-dik.
Vanwege hun vliegkunst - tijdens de balts laten ze prachtig loopings en andere buitelingen zien - worden ze ook wel goochelaars genoemd, wat ook de letterlijke betekenis is van het Franse `bateleur`. (bateleur < roofvogels < vogels)

Beekforel
Deze ondersoort van de forel heeft opvallende zwarte en rode lichtomrande stippen. Hij trekt niet ver stroomafwaarts (zoals de zeeforel en de meerforel, twee andere ondersoorten) maar blijft ook als volwassen dier in de bovenloop van de rivier leven.
Beekforellen blijven klein - in koude bergbeken worden ze vaak niet langer dan 20 centimeter - en zijn al binnen 2 tot 3 jaar geslachtsrijp. Ze leggen aanzienlijk minder eitjes (een paar honderd) dan de andere forellen (vaak 10.000). Anders dan bij de zalm overleven de meeste forellen de paaitijd. (Beekforel < zalmachtigen < beenvissen < vissen)

beerbaviaan
De vachtkleur van beerbavianen varieert van geelgrijs tot zwart. Ze leven in groepen die uit honderden dieren kunnen bestaan. `s Nachts zitten ze dicht bij elkaar in boomkruinen of tussen de rotsen om veilig te slapen.
Beerbavianen komen in zeer verschillende leefomgevingen voor. Men heeft ze in het wild stokjes zien gebruiken als werktuig. (beerbaviaan < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

beermarter
De naam van dirt roofdier is verwarrend: hij behoort niet tot de marterachtigen maar tot de civetkatten. Voor een civetkat is hij zwaar gebouwd. Hij heeft een donkere, ruige vacht en oorpluimen. Het is een van de weinige roofdieren met een grijpstaart. (beermarter < civetkatten < roofdieren < zoogdieren)

beloega
De beloega heeft een witte huidskleur en leeft tussen de ijsschotsen van de Noordelijke poolzee. Deze dolfijnen kunnen tot zeker 300 meter diepte duiken en moeten daarna een opening in het ijs vinden om adem te halen.
Dat doen ze door echolocatie, waarbij ze geluiden uitstoten en aan de hand van de echo een beeld vormen van de omgeving. Beloega`s maken allerlei soorten geluiden, van laag gebrom tot hoog gefluit. Zeelui in houten schepen konden de fluittonen door de scheepswand heen horen en gaven dit dier de bijnaam `zeekanarie`. (beloega < dolfijnen en bruinvissen < tandwalvissen < walvissen en dolfijnen < zoogdieren)

beluga steur
De beluga steur is een van de grootste zoetwatervissen ter wereld. Deze steuren leveren ook de meeste en de beste kaviaar (tot 245 kg per vrouwtje: zo`n 8 miljoen eitjes).
Vanwege die kostbare kaviaar wordt deze steur nog steeds op grote schaal gevangen, waardoor hun aantal sterk is afgenomen. (beluga steur < steuren e.v. < beenvissen < vissen)

Bengaalse tijger
De Bengaalse tijger is een ondersoort van de tijger die nu nog in de grootste aantallen en verspreiding voorkomt in het wild. Rond 1900 waren er alleen in india al tegen de 40.000. In 1972 was dit aantal dramatisch gedaald tot 2000.
Door een goed beschermingsprogramma heeft de Bengaalse tijger zich weer enigszins kunnen herstellen: naar schatting zijn er nu tussen de 3200 en 4500. (Bengaalse tijger < katachtigen < tijgers < roofdieren < zoogdieren)

Bengaalse tijgerkat
Deze kat uit Zuidoost-Azië is zo groot als een flinke huiskat. Hij heeft een vachttekening als de margay (een Zuid-Amerikaanse kattensoort).
Het is een echte bosbewoner die uitstekend kan klimmen. Hij bespringt zijn prooi meestal vanuit een boom. Ook kan de tijgerkat goed zwemmen. Hij jaagt in de schemering en `s nachts. (Bengaalse tijgerkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

Bennettboomkangoeroe
Boomkangoeroes leven in bossen en kunnen goed klimmen. Hun poten zijn vrij dik en bijna allemaal even lang. Ze `hoppen` dan ook niet, zoals normale kangoeroes, maar lopen meer als apen door de bomen en op de grond. Er bestaan ongeveer tien soorten boomkangoeroes. Ze worden bijna allemaal bedreigd doordat hun leefgebied in rap tempo afneemt door het kappen van oerwoud, daarnaast worden ze ook wel bejaagd voor het vlees. (Bennettboomkangoeroe < buideldieren < zoogdieren)

Bennettwallaby
De Bennettwallaby is een kleine kangoeroe die vaak in dierentuinen wordt gehouden. Wallaby`s houden zich meestal overdag schuil in de struiken om tegen de avond naar open gebieden te gaan om te grazen. Ze worden soms door boeren geschoten omdat die deze graseters als concurrent voor hun vee zien. (Bennettwallaby < buideldieren < zoogdieren)

berberaap
De berberaap wordt ook wel magot of Turkse aap genoemd. In Turkije komen ze echter niet voor, wel in Marokko. Berberapen leven ook aan de overkant van de Middellandse zee: op de rots van Gibraltar. Daar zijn ze waarschijnlijk ooit door de mens ingevoerd. Mogelijk is deze soort zelfs afkomstig uit Zuidoos-Azië waar hij nu in ieder geval niet (meer) voorkomt. (berberaap < overige apen < apen en halfapen < zoogdieren)

bergeend
Deze forse eend komt vooral bij kustwateren voor. Het mannetje en het vrouwtjes komen in uiterlijk grotendeels overeen: overwegend wit met een opvallende bruine band over de borst en een donkergroene kop. Het mannetje heeft een vlezige rode knobbel aan de basis van de (eveneens rode) snavel.
Bergeenden broeden vaak in verlaten konijnenholen. (bergeend < eendachtigen < vogels)

bergkangoeroe
De bergkangoeroe zit wat grootte betreft een beetje tussen de grote kangoeroes en de kleine wallaby`s in. Ze worden daarom ook wel wallaroes genoemd.
Ze komen in verschillende leefgebieden voor, maar vooral op plekken met rotspartijen. Overdag houden ze zich meestal schuil vanwege de hitte, om tegen de namiddag te gaan grazen en knabbelen. Bergkangoeroes leven doorgaans in hun eentje of met hun jongen. (bergkangoeroe < buideldieren < zoogdieren)

bergkat
De bergkat leeft op de droge, rotsachtige hellingen van het Andesgebergte, boven de boomgrens (3000 meter) tot een hoogte van 5000 meter. Hij heeft een pluche-achtige vacht met een mooie staart met donkere banden. (bergkat < katachtigen < overig < roofdieren < zoogdieren)

berglemming
De berglemming is de bekende lemming die ondermeer in Noorwegen voorkomt. Hun bekendheid hebben ze voor een deel aan een Walt-Disney film te danken waarin ze massaal het water inrennen en verdrinken.
Lemmingen plegen niet bewust zelfmoord (de film was in scène gezet), maar op het moment dat er erg veel lemmingen zijn vallen er wel veel slachtoffers als de dieren hun overbevolkte geboortegebied ontvluchten. Gedreven door hun instinct beginnen de lemmingen dan te trekken, waarbij ze soms in groepen met elkaar meerennen. Stuit zo`n op hol geslagen groep op een rivier dan springen ze soms in het water in de hoop een ruimer leefgebied te vinden aan de overkant.
 Lemmingen zijn zowel overdag als `s nachts actief. In de winter bouwt de lemming tunnels onder de sneeuw, om voedsel op de bodem te zoeken. (berglemming < muisachtigen < knaagdieren < zoogdieren)

bergnyala
Deze antilope is een stuk groter dan de gewone nyala en lijkt eigenlijk meer op een koedoe. Ze leven ook in een heel ander deel van Afrika dan de nyala: het hoogelegen woud en heideland van Ethiopië. (bergnyala < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

bergtapir
Deze tapir leeft in hoger gelegen en daardoor koudere gebieden dan de andere twee Amerikaanse tapirs. Hij heeft dan ook een dikkere vacht. Hij is egaal donkerbruin met meestal een witte haarfranje aan zijn oren en lippen. Net als bij andere tapirs heeft het jong lichte, onderbroken lengtestrepen.
Overdag houdt deze tapir zich schuil, in de nacht gaat hij op zoek naar bladeren, vruchten en andere plantaardige kost. Via zijn mest verspreidt hij zaden. (bergtapir < tapirs < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

bergzebra
De bergzebra is een vrij kleine soort. Hij is te herkennen aan een lap huid onder aan zijn keel (een `wam` of `kossem`: ook bij sommige runderen aanwezig) en een kenmerkende streping (`ladder`) op het achterste deel van zijn rug. Hij maakt vrijwel nooit geluid.
Bergzebra`s leven in rotsachtige halfwoestijnen in het Zuiden en Zuid-Westen van Afrika. De Kaapse ondersoort was in het begin van de 20e eeuw bijna uitgeroeid: er waren nog slechts 27 dieren over. Er is een speciaal reservaat voor deze bergzebra`s in Zuid-Afrika opgericht. Nu zijn er weer een paar honderd. De ondersoort uit Namibië en Zuid-Angola (de Hartmann zebra) is wat minder zeldzaam. (bergzebra < paardachtigen < onevenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)

beverrat
De beverrat is eigenlijk geen rat. Ook is dit knaagdier niet verwant met de bever. Hij is meer verwant aan de cavia en het stekelvarken. Hij wordt ook wel nutria genoemd: Spaans voor `otter` (een roofdier, waarmee dit knaagdier uiteraard nog minder verwant is).
De beverrat komt oorspronkelijk uit de zuidelijke helft van Zuid-Amerika: Argentinië en Chili. Ze zijn echter in diverse landen ingevoerd om hun bont. 
In Europa komen beverratten nu ook op veel plekken in het wild voor, doordat ontsnapte dieren hier prima kunnen leven en zich snel voortplanten. Beverratten leven in kolonies en maken uitgebreide woontunnels op droge plekken langs het water. In ons land worden ze vaak als een plaag beschouwd, omdat ze bij het maken van hun holen dijken ondergraven. (beverrat < cavia-achtigen < knaagdieren < zoogdieren)

bezoargeit
De Bezoargeit is vermoedelijk de voorouder van de gedomesticeerde geit. Er bestaan een stuk of vijf ondersoorten van de wilde geit die nog voorkomen op de Griekse eilanden (o.a. Kreta), Turkije, Iran, Afghanistan, Oman, Kaukasus, Turkmenistan, Pakistan en India.
In het wild leven ze in kudden, veelal in rotsachtige gebieden, van droge struwelen op kliffen langs de kust tot weiden in het hooggebergte. (bezoargeit < runderen e.v. (holhoornigen) < evenhoevigen < hoefdieren < zoogdieren)