Gemeente Leuven - Definitief Vastgesteld Structuurplan

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Bestuur en organisatie
Datum & Land: 15/05/2007, BE
Woorden: 295


Herlocaliseren
het verplaatsen van een activiteit (bijvoorbeeld van een bedrijf) naar een locatie die beter geschikt is dan de vorige.

Herkolonisatie
het opnieuw voorkomen van bepaalde dier- en plantensoorten in een gebied waaruit ze verdwenen waren.

Historisch waardevol
een ensemble of fragment wordt als historisch waardevol beschouwd als het door zijn voorkomen een belangrijke getuige vormt van de wordingsgeschiedenis van de stad. (Landschapsstructuur § 9.5.2.A)

Hinterland
het hinterland of achterland is in de oorspronkelijke betekenis het gebied dat voor de aanvoer en de afvoer van goederen afhankelijk is van een haven of een industriecentrum (Van Dale). De term wordt in afgeleide betekenis ook gebruikt om het gebied aan te duiden waar een commerciële functie haar klanten recruteert. Zie ook wervingsgebied.

Hightech bedrijven
hoogtechnologische bedrijven

Hoogtechnologisch bedrijf
hoogtechnologische bedrijven zijn gericht op onderzoek naar, ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën onder meer in de ICT- en de biotechnische sector. Zie ook spin-off.

Hoofdweg
een weg waarbij de nadruk eenzijdig op de (inter)nationale verbindingsfunctie ligt. Een hoofdweg is een beleidsbegrip (RSV, integrale versie, p.550) (Verkeersstructuur § 8.7.1).

Hydrologisch systeem
het natuurlijk systeem dat instaat voor de aanvoer, de opslag en de afvoer van vloeibaar water in een bepaald gebied.

ICT
informatie- en communicatietechnologie:computers, software, internet, (data)communicatie, …

Interageren
interageren betekent op elkaar inwerken, elkaar wederzijds beïnvloeden.

Inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in een gebied. Het moet ruimtelijk-beheersmatig coherent ontwikkeld worden, maar is te groot of te complex om deze ontwikkeling volledig in de hand te hebben. Een inrichtingsplan beschrijft onder meer de gewenste morfologische en functionele structuur, de randvoorwaarden en de marges voor de ruimtelijke ontwikkeling, de interne en externe ruimtelijke en functionele relaties, het statuut van de onbebouwde ruimte, de publieke ruimte en de landschappelijke randvoorwaarden. (Beleidskader § 15.2.2.D)

Infrastructuurnetwerk
het samenhangend geheel van infrastructuurverbindingen en de daaraan gekoppelde knooppunten. Elk infrastructuurnetwerk heeft - in functie van de vervoersmodus - zijn eigen type verbinding en knooppunt. Zo is er sprake van het openbaar busvervoersnetwerk (met buslijnen en bushaltes), het wegennet (met wegen, afritten en kruispunten), het spoorwegennet (met spoorlijnen en stations)…

Informele voetgangersverbindingen
wandelroutes tussen twee gebouwen of tussen twee straten, bijvoorbeeld door steegjes, doorheen bouwblokken of doorheen gebouwen. Het adjectief “informeel” slaat op het feit dat deze verbindingen geen deel uitmaken van de formele openbare ruimte, vaak zelfs over privé-eigendom lopen en niet permanent toegankelijk zijn; ze zijn meestal ook niet aangegeven, waardoor de routes enkel gebruikt worden door diegenen die ze kennen.

Informatief gedeelte
het informatief gedeelte van een ruimtelijk structuurplan bevat een beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur en prognoses voor de toekomstige ruimtebehoeften van de maatschappelijke activiteiten. Dit deel heeft geen verordenende kracht.

Incubatiecentrum
infrastructuur voor opstartende bedrijven waar deze een beperkte atelier- of kantoorruimte kunnen huren.

Incubatieperiode
de incubatieperiode is (in de economische betekenis) de termijn tussen het opstarten van een bedrijf en het eerste resultaat of het eerste rendement.

Inbreiding
de functionele of morfologische verdichting van het bebouwde weefsel, m.a.w. het bebouwen van terreinen die reeds ingesloten worden door andere gebouwen. Daartegenover staat uitbreiding:het bebouwen van nieuwe terreinen buiten de grenzen van de bebouwde omgeving.

Intrinsieke waarde
de waarde die iets heeft, los van zijn context, van zijn omgeving of zijn positie in een groter geheel.

Isotroop
in alle richtingen dezelfde eigenschappen hebbend. Isotroop bebouwde omgevingen zijn omgevingen waar weinig onderscheid bestaat tussen de verschillende delen.

IVON
Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. Het is een netwerk van gebieden waar natuur een nevenfunctie krijgt. Zo kan men de verweving van natuurontwikkeling in andere facetten van het beleid vorm geven

Joblijnen
commerciële benaming voor de stedelijke snelbuslijnen van De Lijn.

Katalysator
een katalysator is een generator. Deze brengt een proces op gang of bespoedigt een bepaalde ontwikkeling.

Kantoor/ kantoorachtigen
dit zijn activiteiten met een groot aantal arbeidsplaatsen per oppervlakte-eenheid en dus met een dicht ruimtegebruik. In de klassieke betekenis wordt in kantoren (meestal administratief of financieel) bureelwerk uitgevoerd. Omdat de ruimte waarin sommige andere economische activiteiten worden uitgevoerd, dezelfde karakteristieken heeft, wordt deze ook als kantoorachtige bestempeld. Het gaat bijvoorbeeld om ruimte voor onderzoek en ontwikkeling, voor computerbedrijven, voor de grafische industrie, …

Kamerregister
databank waarin alle vergunde kamers en studio’s zijn opgenomen en waarin per kamer kwaliteitsgegevens worden bijgehouden. Dit register kan als basis worden gebruikt voor de kwaliteits- en veiligheidscontroles van een kamer. Het kamerregister wordt ook wel kotbank genoemd.

Kernwinkelgebied
een aaneengesloten gebied in de binnenstad, met een hoge concentratie aan handels- en horecazaken en commerciële dienstverlening. Binnen het kernwinkelgebied streeft de stad naar de optimale uitbouw van deze activiteiten. (Centrumstructuur § 6.4.2 - Economische structuur § 7.6.4)

Keuzereiziger
iemand die voor zijn verplaatsing de vrije keuze heeft tussen verschillende vervoermodi, waaronder meestal de auto. Reissnelheid, comfort en kostprijs zijn de factoren die de uiteindelijke keuze bepalen.

Knooppunt voor busvervoer
een plaats waar meerdere buslijnen elkaar kruisen waardoor men van de ene bus op de andere bus kan overstappen. Bij uitbreiding wordt de term “knooppunt” ook gebruikt voor de plaatsen waar van de bus op een andere vervoermodus (trein, auto, fiets) kan worden overgestapt, of omgekeerd. (Verkeersstructuur § 8.5.5)

Kopstation
eindstation van een openbaarvervoerlijn (meestal treinverbinding). Leuven wordt beschouwd als kopstation voor het GEN-net rond Brussel.

Komgrond
een komvormig gebied, gelegen buiten de bedding van een rivier, waar na overstroming rivierslib wordt afgezet.

Kotbank
populaire benaming van het kamerregister.

Kwelgemeenschap
groep van (kalkminnende) planten die enkel in een kwelgebied voorkomen (gebied waar het grondwater aan de oppervlakte komt). (Gebied met) landbouw als hoofdfunctie:een gebied dat deel uitmaakt van de open ruimte en dat in functie van de grondgebonden landbouwproductie (landbouw, bosbouw, tuinbouw, veeteelt) ingericht en beheerd kan worden. (Openruimtestructuur, § 4.5.4)

Landschap
een begrensde oppervlakte waarvan de verschijningsvorm en de samenhang het resultaat zijn van natuurlijke processen en van maatschappelijke ontwikkelingen. Onder natuurlijke processen worden de niet-levende omgevingsfactoren verstaan (het klimaat, het reliëf, de hydrologie…) en de levende omgevingsfactoren (fauna en flora). De maatschappelijke processen omvatten alle menselijke ingrepen gaande van vegetatiewijziging tot bebouwing.

Leefcomplex
een leefcomplex wordt gedefinieerd als het stadsgewest plus de forenzenwoonzone. De forenzenzone is de zone rondom de stad waar de pendel sterk gericht is op de kernstad.

Lijninfrastructuur
het geheel van verkeersinfrastructuur en haar omgeving bedoeld voor verkeer en vervoer van mensen, goederen en berichten. Het omvat autowegen, waterwegen, luchthavens, pijpleidingen, elektriciteitsleidingen en infrastructuur voor telecommunicatie.

Light rail
een vorm van spoorvervoer, die het midden houdt tussen een trein en een tram. Met een trein heeft het vooral de spoorinfrastructuur gemeen. Met de tram heeft het vooral het rollend materieel gemeen. Lightrail werd ontwikkeld om op middellange afstand (10 tot 40 km) grotere groepen reizigers op een snelle, comfortabele en relatief goedkope manier te vervoeren.

Locatiebeleid
een ruimtelijk beleid waarbij een centrumfunctie of bedrijf consequent wordt toegewezen aan de meest geschikte locatie (en vice versa). Dat gebeurt door de karakteristieken en de vestigingsvoorwaarden van de centrumfunctie of het bedrijf af te stemmen op de eigenschappen en de draagkracht van de locatie.

Masteropleiding
de tweede fase van maximaal twee jaar in een hogere studie-opleiding. Ze wordt voorafgegaan door een bacheloropleiding en kan eventueel gevolgd worden door een doctoraatsopleiding. De opdeling bachelor-master kadert in de stroomlijning van het hoger onderwijs in Europa, waarvan de principes zijn vastgelegd in de Bolognaverklaring. Doel is om de verschillende hogeschool- en universiteitsopleidingen op te nemen in een universele basisstructuur.

Marktniche
marktsegment, afgebakende afnemersgroep waaraan men specifieke goederen levert.

Marktconform
in overeenstemming met de heersende economische principes en regels van de vrije markt (systeem van vraag en aanbod).

Mantelwonen
het in gezinsverband verzorgen van een bejaarde, zieke of andere hulpbehoevende.

Maaswijdte
de maaswijdte is de grootte van een bouwblok (het gebied dat door straten wordt ingesloten). Het bepaalt dus de afstand die moet worden omgelopen om een plaats te bereiken.

Mental map
een mental map is een verinnerlijkte representatie van een bepaalde omgeving of plaats, gebaseerd op herinnering. Het is met andere woorden de perceptie van onze eigen leefomgeving, op basis van beperkte (selectieve) informatie en persoonlijke ervaringen. Het geeft niet alleen aan waar objecten en ruimten zich (volgens een bepaald individu) bevinden en hoe ze zich tot elkaar verhouden, maar zegt ook iets over de appreciatie ervan.

Morfologie
de ruimtelijke verschijningsvorm.

Monitoringsysteem
systeem aan de hand waarvan bepaalde effecten van het gevoerde (ruimtelijke) beleid systematisch opgevolgd en in kaart gebracht kunnen worden (bijvoorbeeld verkeersdruk of woningbestand). Aan de hand van deze gegevens kan het beleid worden geëvalueerd en zonodig worden bijgestuurd.

Modal split
de verdeling van de verplaatsingen over de verschillende vervoermodi, of het marktaandeel dat elke vervoermodus heeft in het geheel van de verplaatsingen.

Modal shift
het bewerkstelligen van een wijziging in het algemene verplaatsingsgedrag waarbij een bepaalde vervoersmodus significant aan gebruikers inboet ten voordele van één of meerdere andere modi.

Multimodale bereikbaarheid
de mate waarin een plaats bereikbaar is met verschillende transportmiddelen:te voet, per fiets, met verschillende vormen van openbaar vervoer, met individueel gemotoriseerd transport (motor, auto, …). (Gebied met) natuur als hoofdfunctie

Multifunctionele ontwikkelingspool
een aaneengesloten gebied dat, door de beschikbare ruimte, de multimodale ontsluitingsmogelijkheden en zijn positie in het stedelijk weefsel in aanmerking komt voor een grootschalige multifunctionele ontwikkeling. (Centrumstructuur § 6.4.4 - Economische structuur § 7.6.6)

Multifunctioneel spoorplatform
loskade voor goederentreinen, waar externe bedrijven containers, grote stukgoederen en bulkgoederen overladen tussen wagon en vrachtwagen. De exploitant van het spoorplatform zorgt ervoor dat volgeladen wagons per konvooi via een rangeerstation op de plaats van bestemming terechtkomen.

Multifunctioneel centrum
een aaneengesloten gebied in een woonkern buiten de binnenstad. Door zijn positie binnen de woonkern en de reeds aanwezige functies komt het in aanmerking voor een multifunctionele ontwikkeling volgens de draagkracht van de woonkern. (Nederzettingsstructuur § 5.4.2 - Centrumstructuur § 6.4.10 - Economische structuur §7.6.7)

Natuurwaarde
de natuurwaarde (van een openruimtegebied) wordt bepaald door de bestaande of potentiële ecologische en landschappelijke waarde van het gebied, de ligging binnen de natuurlijke structuur en zijn belang voor de natuurlijke waterhuishouding van de omgeving. (Openruimtestructuur, § 4.4.4)

Netwerkstad
de netwerkstad is een ruimtelijk uiteengelegde of verspreide stad, die zich niet langer duidelijk als een entiteit in het landschap aftekent. Nabijheid in de tijd ligt aan de basis van de ontwikkeling, en niet langer fysieke nabijheid. De kwaliteit van infrastructuren en verplaatsingsmogelijkheden is bepalend voor het functioneren van de netwerkstad.

Niet-verhandelbare diensten
het gedeelte van de diensteneconomie dat niet tot doel heeft winst te maken. In principe gaat het om overheidsafhankelijke sectoren.

Niche producten
producten die door een specifieke doelgroep gekocht worden.

Objectieve (on)veiligheid
(on)veiligheid die objectief vaststelbaar is, bijvoorbeeld aan de hand van het aantal geregistreerde inbreuken.

Oeverwal
wal van afgezet puin langs een rivier ten gevolge van opeenvolgende overstromingen.

Omvormingsbeheer
beheer waarbij via selectieve kappingen en aanplantingen of spontane verjonging, stelselmatig en op lange termijn overgegaan wordt van een naaldhoutbestand naar een gemengd bosbestand of loofhoutbestand.

Omgevingsrapport
de neerslag van een onderzoek naar de impact van een gepland project op zijn omgeving. (Beleidskader § 15.2.2.B)

Ontsluiten
het toegankelijk maken van een gebied voor een bepaalde vervoermodus.

Openruimtegebied
een aaneengesloten gebied dat in grote mate vrij is van bebouwing en van infrastructuren en waarvan het behoud of de versterking van het open en-of groene karakter wenselijk is. (Openruimtestructuur, § 4.3.2.B)

Overstaphaltes
zie knooppunt voor busvervoer

Passant
inwoner die het wonen in Leuven beschouwd als een tijdelijke situatie, zonder het nadrukkelijke vooruitzicht om zich langdurig in Leuven te vestigen (vaak pas afgestudeerde universitairen).

Parklaan
infrastructuur die geïntegreerd is in een landschappelijke, parkachtige aanleg

Permanente vorming
voortdurende (bij)scholing en opleiding tijdens de beroepsloopbaan om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen in de relevante sectoren.

Permanent wonen
de woonconditie van inwoners van Leuven die de intentie hebben om er voor langere tijd te blijven. Permanente bewoners zijn vaak geïnteresseerd om te investeren in hun woning. Anderzijds stellen ze hogere eisen aan de kwaliteit van de woning en de woonomgeving. Permanent wonen staat tegenover tijdelijk wonen (permanente inwoners tegenover passanten).

Perifeer
gelegen aan de rand van, of buiten de stad. Naast een plaatsbepaling duidt het begrip perifeer tevens op een conditie, meer bepaald een suburbaan nederzettingspatroon dat zowel stedelijke (goede bereikbaarheid, nabijheid van voorzieningen, …) als landelijke (nabijheid van open ruimte, lage bouwdichtheid, …) kenmerken vertoont. Zie ook suburbaan.

Percellering
de wijze waarop een gebied is ingedeeld in percelen of loten.

Pendelparking
parking die is ingeplant nabij een knooppunt van openbaar vervoer en gereserveerd wordt voor pendelaars die er de wagen achterlaten en overstappen op het openbaar vervoer.

Planschade
schade die bij particulieren ontstaat bij de uitvoering van overheidsplannen. Meestal heeft de schade te maken met een bestemmingswijziging of wijziging in de voorschriften waardoor er op een bepaald terrein ‘minder’ mogelijk is (beperktere bouwmogelijkheden, zachtere functie, …). De planschade heeft geen betrekking op de gederfde winst, maar op de reeds gemaakte kosten. Deze schade moet in principe door de overheid die het plan opstelt, worden vergoed.

Planologisch attest
een informatief document dat aangeeft of voor het gebied waarop het betrekking heeft, de opmaak of een wijziging van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan overwogen wordt. Bij afgifte van een positief attest wordt het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen de termijn van zes maanden na afgifte van het attest verstuurd naar de betrokken instanties. Het planologisch attest wordt afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen (Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, art.136).

Plannenregister
een (geïnformatiseerd) databestand dat voor het hele grondgebied van de gemeente informatie bevat over de bodembestemmingen en de stedenbouwkundige voorschriften die vastgelegd zijn in de geldende plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen, rooilijnplannen, onteigeningsplannen, verordeningen… en dit zoveel mogelijk per kadastraal perceel.

Plan Bourgeois
plan voor Kessel-Lo, opgemaakt door Victor Bourgeois.

Plan Laenen
plan uit 1839 voor het oostelijk deel van de binnenstad. Daarin wordt een dambordpatroon geprojecteerd op de onbebouwde gebieden binnen de vesten en wordt de bebouwing georganiseerd volgens grote gesloten bouwblokken.

Plaatsgebonden bedrijf
een bedrijf dat op één of andere manier met Leuven gerelateerd is en een meerwaarde genereert voor de stad. Deze relatie kan verschillende vormen aannemen:het kan gaan om bedrijven die instaan voor de tewerkstelling van de Leuvense bevolking, die het voorzieningenniveau van de stad vergroten, die een specifiek patrimonium benutten of die verbonden zijn met de geschiedenis van Leuven.

Poort tot de stad
in de oude betekenis: de poorten van de binnenstad de plaatsen waar men ten tijde van de stadsomwalling de stad kon betreden. In de hedendaagse betekenis is het de plaats waar men de agglomeratie Leuven (bij voorkeur) binnenkomt vanaf de hoofdinfrastructuren de Koning Boudewijnlaan, de Meerdaalboslaan, de Mechelsesteenweg, het station, de loskade langs de Vaart, het multifunctioneel spoorplatform.

PPS-project
Publiek-Private Samenwerking. Een project dat tot stand komt door samenwerking tussen publieke en private partners waarbij kosten, risico’s en baten in een onderling overeengekomen verhouding worden verdeeld.

Prospectus
een prospectus voor de economische ruimte geeft inzicht in de beschikbare ruimte (terreinen en gebouwen) voor economische functies en centrumfuncties in Leuven, met een beschrijving van hun respectievelijke locatiekarakteristieken en vestigingsvoorwaarden. De prospectus wordt geregeld geactualiseerd.

Programma
het geheel van activiteiten die zich in een (bestaande of nog te realiseren) ruimte afspelen, of van de eisen die aan een ruimte worden gesteld (omvang, relaties, toegankelijkheid, …) om de ruimte te kunnen benutten.

Primaire weg
zijn wegen met een verzamelfunctie op Vlaams niveau (zie Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, integrale versie p 479)

Primaire weg I
verbindingsfunctie op Vlaams niveau primeert

Primaire weg II
verzamelfunctie op Vlaams niveau primeert

Provinciale metropool
uitgangshouding die impliceert dat het behoud van Leuven als bevattelijke woonstad enerzijds en de ambitie van Leuven als regionale centrumstad anderzijds met elkaar verzoend moeten worden. Beide principes worden met andere woorden als uitgangspunt genomen voor het ruimtelijk beleid. (Het begrip werd ontleend van een tekst van Rudi Laermans, geschreven voor het symposium “Metropolitaan provincialisme:architectuur en identiteit van de Vlaamse steden”, georganiseerd op 14 februari 1998 te Leuven door de stichting Stad en Architectuur.)

Provinciale fietsroute
een route waarop bovenlokaal fietsverkeer vanuit de regio naar bestemmingslocaties in Leuven gebundeld wordt op een veilige en comfortabele infrastructuur. (Verkeersstructuur § 8.6.1)

Publieke ruimte
in de breedste betekenis van het begrip, de ruimte die niet privé is. Het is de ruimte buiten de privé-sfeer waar confrontatie plaatsvindt met de "ander" of het "andere". In enge zin betreft het de openbare ruimte met geijkte typologieën zoals de straat, het plein, het park… In brede zin worden ook nieuwe types van ruimtes zoals parkeerplaatsen, transferia, winkelcentra, meubelboulevards… beschouwd als belangrijke publieke ruimtes omdat een belangrijk aspect van het publieke leven zich hier afspeelt. (Landschapsstructuur, § 9.1.3)

Quartaire sector
niet-verhandelbare diensten (openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen, …)

Randparking
parking die is ingericht en ingeplant om het bestemmingsverkeer op te vangen aan de rand van het stadscentrum (langs vesten en singels). Het natransport gebeurt te voet, per fiets en met het openbaar vervoer. (Verkeersstructuur § 8.8.2)

Radiaal
een infrastructuur die van buiten de stad op de binnenstad is georiënteerd. Wordt tegenover tangentieel gesteld.

Residueel gebruik
de restwaarde van een gebouw volledig commercieel uitbuiten. Dit gebeurt als de oorspronkelijke bestemming is afgeschreven, zonder de globale bouwfysische toestand van het gebouw te saneren of het gebouw opnieuw optimaal geschikt te maken. Meestal gaat het over het hergebruik van verouderde industriële of commerciële gebouwen.

Representatief
met een zekere uitstraling; een indruk opwekkend die aansluit bij het (gewenst) imago.

Regionet Brabant-Brussel
coherent en geïntegreerd plan voor het openbaar vervoer in de Provincie Vlaams-Brabant, rekening houdend met het GEN, BB-net, Masterplan De Lijn, Tienjarenplan Leuven De Lijn, en de regels en criteria inzake basismobiliteit en netmanagement. Het plan integreert (potentiële) spoor- en snelbusverbindingen tot een coherent regionaal openbaar vervoernetwerk.

Regionale snelbuslijn
een buslijn die aan een hoge commerciële snelheid en een goed comfort, de grotere kernen en verkeersattractoren in de Leuvense regio met de stad verbindt. (Verkeersstructuur § 8.5.4)

Reconversie
de omschakeling, de herstructurering en het hergebruik van voornamelijk bestaande, afgeschreven gebouwen en terreinen, die daarvoor eventueel grondig moeten aangepast worden. Meestal heeft reconversie betrekking op oud industrieel patrimonium: bestaande, nog bruikbare elementen van de oude productiestructuur en infrastructuur worden aangepast. Gronden worden gesaneerd en heringericht om opnieuw een bijdrage te kunnen leveren aan de nieuwe (economische, recratieve of woon-) bestemming. (Gebied met) recreatie in open ruimte als hoofdfunctie: een gebied gelegen in de open ruimte dat ingericht en beheerd kan worden in functie van recreatie. (Openruimtestructuur, § 4.5.3)

Richtinggevend gedeelte
het gedeelte van het structuurplan dat de doelstellingen en objectieven, een beschrijving van de gewenste ruimtelijke structuur, ontwikkelingsperspectieven en mogelijke strategische acties bevat. Het gaat uit van de bestaande ruimtelijke structuur en van de ruimtebehoeften van de maatschappelijke activiteiten. Van het richtinggevend gedeelte mag de overheid enkel afwijken op grond van onvoorziene ruimtebehoeften of dringende sociale, economische of budgettaire redenen.

Ruimtelijke structuur
de interpretatie van de samenhang tussen ruimtelijke elementen en activiteiten. Structuur heeft tegelijkertijd, en in samenhang, betrekking op het morfologische (hoe de ruimte tot stand komt en er uitziet) en op het functionele (hoe de ruimte gebruikt wordt en welke processen ze ondergaat). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestaande en de gewenste ruimtelijke structuur. De opmaak van een ruimtelijke structuur is waardegebonden. Ruimtelijke structuren kunnen opgesteld worden voor verschillende schaalniveaus (in dit structuurplan:van stad tot deelruimte).

Ruimtelijke kwaliteit
ruimtelijke kwaliteit heeft alles te maken met de waardering van de ruimte. Ze wordt niet in de eerste plaats bepaald door de kenmerken en de hoedanigheid van de ruimte op zich. De waardering van de ruimte wordt in belangrijke mate mee bepaald door de betrokkenheid van de beoordelaar (bewoner, doelgroep, gemeenschap, …). Die waardering is sociaal-cultureel bepaald en dus tijdsafhankelijk. (samenvatting RSV, blz.27)

Ruimtelijke draagkracht
het vermogen van de ruimte om, nu en in de toekomst, menselijke activiteiten op te nemen zonder dat de grenzen van het ruimtelijk functioneren worden overschreden. Vertrekken vanuit de draagkracht van de ruimte betekent behoedzaamheid in de relatie tussen menselijke activiteiten en de ruimtelijke ontwikkeling. Bij duurzaam gebruik van de ruimte brengt men een maximaal toelaatbare belasting in rekening. Er worden voorwaarden opgelegd aan het ruimtegebruik. Draagkracht is evenwel plaats-, situatie- en soms tijdsgebonden. (samenvatting RSV, blz. 26)

Ruimtelijk uitvoeringsplan
een planningsinstrument waarmee de ontwikkelingsperspectieven en beleidsuitspraken van het structuurplan juridisch afdwingbaar worden gemaakt. Ruimtelijke uitvoeringsplannen regelen de bestemming, de inrichting en het beheer van de ruimte. Ze kunnen opgemaakt worden door het Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten, elk voor die materies waar ze bevoegd voor zijn. Zie ook “thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan” en “gebiedsgericht ruimtelijk uitvoeringsplan”.

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
het structuurplan dat is opgemaakt door het Vlaams Gewest voor het grondgebied van het Vlaams Gewest. Het bevat de structuurbepalende elementen van gewestelijk belang en de taakstellingen voor de uitvoering ervan. Het duidt ook aan welke onderdelen door het Vlaamse Gewest, de provincies of de gemeenten moeten worden uitgevoerd (Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, art.18). Het vormt het kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van het Vlaamse grondgebied tot 2007.

Ruimtelijk concept
een schets waarmee een beleidsvisie of een beleidsdoelstelling in een ruimtelijk principe worden omgezet en daarmee als het ware “ruimtelijk vertaald” wordt. Verschillende ruimtelijke concepten verbeelden samen de gewenste ruimtelijke structuur van een gebied.

Schoolvervoerplan
een plan opgesteld door een school. In dat plan wordt een optimale organisatie van de door haar gegenereerde vervoersstromen nagestreefd, rekening houdend met vooropgestelde doelstellingen voor mobiliteit. Het plan geeft minstens een inzicht in de beschikbare en de potentiële ontsluitingsmogelijkheden, de grootte en de frequentie van de verkeersstromen, de gewenste verdeling over de verschillende vervoersmodi en de maatregelen die nodig zijn om deze verdeling te realiseren.