Retorica - effectief spreken en schrijven

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Retorica
Datum & Land: 17/11/2012, NL offline
Woorden: 2239


Volksballade
De epische dichtvorm van (of voor) het volk Kenmerkend zijn het feit dat: de lezer ineens midden in de handeling geplaatst wordt;
het verhaal sprongsgewijs vooruit gaat;
details worden verwaarloosd;
tijd en plaats van de handeling zelden worden vermeld;
er veelvuldig van herhaling gebruik gemaakt wordt.

Volksepos
Een aanvankelijk alleen in de mondelinge traditie voortlevend en groeiend heldendicht.
Antoniem: kunstepos

Volksetymologie
Een verandering van een onbegrepen woord, gebaseerd op een etymologische interpretatie daarvan waarbij verwantschap of gelijkheid verondersteld wordt met een vertrouwd, bekend woord.
Bijvoorbeeld: `gaanderij` van `galerij`

Volledig rijm
De rijmvorm waarbij het begin, het midden of het einde van de versregel een verbindende waarde heeft Het komt het eerst voor in de Romaanse letterkunde In de 9e eeuw vinden we het in de `Evangeliënharmonie` van Otfrid voor het eerst in de Germaanse literatuur Bij volledig rijm zijn niet alleen de klinkers (tweeklanken), maar ook de erop volgende medeklinkers gelijk.
Mannelijk of staand heet het volledige rijm, als er één rijmende lettergreep is (loop - hoop) Volgt er nog een tweede, zonder accent, dan spreekt men van vrouwelijk of slepend rijm (lopen -hopen) Als er meer dan één lettergreep zonder accent volgt, spreekt men van glijdend rijm (kinderen - hinderen) Wanneer er meer dan één woord rijmt, spreekt men van dubbelrijm of rime riche, zoals in het voorbeeld van De Schoolmeester:
Ook blaffen honden niet meer als ze eenmaal dood zijn,
Anders zou het leven op een hondenkerk hof te groot zijn
Voorbeelden van rijm aan het begin en in het midden van een versregel van resprectievelijk De Genestet en Perk:
Ruisende wanden en schitt`rende zalen
Bruisende bekers en ramm`lende schalen
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van ziendende zee

Volta
Het keerpunt in een sonnet, een wending in de ontwikkelde gedachte tussen het octaaf en het sextet Vaak is het octaaf abstract en subjectief en het sextet concreet en objectief Ook chute genoemd

Voordracht
Eén van de vijf pijlers van de retorica In het Latijn actio genoemd, in het Grieks upôkrisis

Voor-hoofse roman
Zie bij ridderroman

Voorzetsel
Een woord dat de betrekking tussen verschillende woorden in een zin aanduidt

Vorm
De gedaante waaronder een woord naar de declinatie kan optreden

Vormleer
De leer van de buiging, vervoeging en afleiding van woorden Ook morfologie genoemd

Vorstenspiegel
Een vorm van didactische literatuur uit de Renaissance waarin het ideaalbeeld van een vorst in een maatschappij wordt geschetst.
Bijvoorbeeld: Il Principe van Machiavelli (1513)

Vrij vers
De versvorm waarin metrum, rijm, en strofenbouw ontbreekt of slechts ten dele aanwezig is

Vrouwelijk rijm
Zie bij volledig rijm

Vulgarisme
Een uitdrukking strijdig met het juiste taalgebruik

Wagenspel
Een toneelstuk bij de rederijkers dat op een platte wagen werd gespeeld

Wajang
Een Javaans schimmenspel, begeleid door gamelan

Werkwoord
Een woord dat een handeling, toestand of proces uitdrukt Ook verbum genoemd

Wereldbeeld-aspect
Het wereldbeeld speelt een onzichtbare, maar betekenisvolle rol mee als achtergrond, waardoor het persoonlijke verbreed en verdiept wordt

Wending
Zie bij volta

Wederkerige werkwoorden
Werkwoorden die in verband met wederkerige voornaamwoorden (zie hierboven) worden gebruikt

Wederkerend
Reflexief

Wederkerige voornaamwoorden
`Elkander` en `elkaar`

Woordvers
Een versvorm die voorkomt in talen waarin het afzonderlijk woord naar zijn vorm een op zichzelf staande afgesloten eenheid is Het kan zijn gebaseerd op de opeenvolging van toonhoogtes en rijm In een toontaal kan dit bijvoorbeeld worden gebaseerd op woorden die van toon veranderen en andere die gelijk blijven Men kent bijvoorbeeld het schema (waarbij G een woord met gelijkblijvende toon en V een woord met veranderde toon en R een rijmende regel voorstelt):
G G V V G G V
V V G G V V G (R)
V V G G G V V
G G V V V G G (R)
V G G V G G V
V V G G V V G (R)
V V G G G V V
G G V V V G G (R)
Ook het archaïsche Latijn kende een vorm van woordvers

Woordgroepvers
Een versvorm waarbij (vrijwel) elke regel in twee duidelijk met elkaar corresponderende delen is verdeeld, die in lengte, zinsbouw en inhoud min of meer met elkaar overeenstemmen.
Bijvoorbeeld: Psalm 139 uit de Bijbel

Woordgroep
Enige woorden die door zin of gebruik, of functioneel bij elkaar behoren Ook syntagma genoemd

Woord
De kleinste taaleenheid met een zelfstandige communicatieve functie

Wortel
Dat gedeelte van het woord dat overblijft als het wordt ontdaan van het thema- of stamsuffix en het flexiesuffix (naamvals-, resp persoonssuffix) (woorden worden niet gevormd van wortels, maar wortels zijn formules die taalgeleerden maken op grond van woorden waarvan zij aannemen dat ze genetisch verwant zijn)

Wortelnomen
Het nomen dat slechts bestaat uit wortel plus naamvalssuffix

Wrijfklank
Zie bij fricatief

Xenia
Een hekelende puntdicht

Yeeste
Zie bij gesta

Zarzuela
Een Spaans gezongen toneelstuk (eerder neigend naar operette dan naar opera) in drie of vier bedrijven (oorspronkelijk twee).
Bijvoorbeeld: El golfo de las Sirenas van Calderon (1657)

Zedenroman
Het episch genre waarbij de schrijver zeden en leefgewoonten van een bepaalde tijd wil oproepen Het meest grandioze voorbeeld van zedenromans vinden wij in de grote roman-cyclus van Honoré de Balzac: La comédie humaine (1829-1848) Ook in de Nederlandse literatuur werd dit genre veelvuldig beoefend, zoals in Eline Vere (1889) van Louis Couperus en Het ivoren aapje (1909) van Herman Teirlinck

Zelfcorrectie
De stijlfiguur waarbij de schrijver of spreker opzettelijk een fout maakt en die corrigeert Hierdoor wordt de aandacht sterker op een bepaald feit gevestigd

Zelfnoemfunctie
Het gebruik van een woord in een uitspraak omtrent dit woord zelf Zie metataal

Zeugma
Een juk; een overspannen samentrekking Eén werkwoord kan bijvoorbeeld worden verbonden met twee of meer voorwerpen, terwijl grammaticaal een tweede werkwoord nodig is, zodat er sprake is van een ongelijk juk Afgeleid van het Griekse zeugnumi (onder een juk brengen) Vergelijk syllepsis Zie diazeugma, hypozeugma, mesozeugma en prozeugma.
Bijvoorbeeld: `Hij zag de flitsen, het licht en de rollende donder.` De rollende donder is niet te zien, maar de persoon nam deze waar met zijn oren Grammaticaal gezien is deze zin niet correct zonder tweede werkwoord (`hoorde`), maar aangezien deze niet voorkomt is er sprake van een zeugma.
Bekend is het grapje `Hier zet men koffie en over` dat als opschrift aan een veerhuis hing

Zuiver attributief
Het gebruik van het participium waarbij het louter een bijvoeglijke bepaling is van het substantivum waaraan het is toegevoegd en waarmee het congrueert D

Zwak
Regelmatig.
Antoniem: sterk.

Künstlerroman
Zie bij ontwikkelingsroman