VolksballadeDe epische dichtvorm van (of voor) het volk Kenmerkend zijn het feit dat: de lezer ineens midden in de handeling geplaatst wordt;
het verhaal sprongsgewijs vooruit gaat;
details worden verwaarloosd;
tijd en plaats van de handeling zelden worden vermeld;
er veelvuldig van herhaling gebruik gemaakt wordt.
VolkseposEen aanvankelijk alleen in de mondelinge traditie voortlevend en groeiend heldendicht.
Antoniem: kunstepos
VolksetymologieEen verandering van een onbegrepen woord, gebaseerd op een etymologische interpretatie daarvan waarbij verwantschap of gelijkheid verondersteld wordt met een vertrouwd, bekend woord.
Bijvoorbeeld: `gaanderij` van `galerij`
Volledig rijmDe rijmvorm waarbij het begin, het midden of het einde van de versregel een verbindende waarde heeft Het komt het eerst voor in de Romaanse letterkunde In de 9e eeuw vinden we het in de `Evangeliënharmonie` van Otfrid voor het eerst in de Germaanse literatuur Bij volledig rijm zijn niet alleen de klinkers (tweeklanken), maar ook de erop volgende medeklinkers gelijk.
Mannelijk of staand heet het volledige rijm, als er één rijmende lettergreep is (loop - hoop) Volgt er nog een tweede, zonder accent, dan spreekt men van vrouwelijk of slepend rijm (lopen -hopen) Als er meer dan één lettergreep zonder accent volgt, spreekt men van glijdend rijm (kinderen - hinderen) Wanneer er meer dan één woord rijmt, spreekt men van dubbelrijm of rime riche, zoals in het voorbeeld van De Schoolmeester:
Ook blaffen honden niet meer als ze eenmaal dood zijn,
Anders zou het leven op een hondenkerk hof te groot zijn
Voorbeelden van rijm aan het begin en in het midden van een versregel van resprectievelijk De Genestet en Perk:
Ruisende wanden en schitt`rende zalen
Bruisende bekers en ramm`lende schalen
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van ziendende zee
VoltaHet keerpunt in een sonnet, een wending in de ontwikkelde gedachte tussen het octaaf en het sextet Vaak is het octaaf abstract en subjectief en het sextet concreet en objectief Ook chute genoemd
VoordrachtEén van de vijf pijlers van de retorica In het Latijn actio genoemd, in het Grieks upôkrisis
Voor-hoofse romanZie bij
ridderroman
VoorzetselEen woord dat de betrekking tussen verschillende woorden in een zin aanduidt
VormDe gedaante waaronder een woord naar de declinatie kan optreden
VormleerDe leer van de buiging, vervoeging en afleiding van woorden Ook morfologie genoemd
VorstenspiegelEen vorm van didactische literatuur uit de Renaissance waarin het ideaalbeeld van een vorst in een maatschappij wordt geschetst.
Bijvoorbeeld: Il Principe van Machiavelli (1513)
Vrij versDe versvorm waarin metrum, rijm, en strofenbouw ontbreekt of slechts ten dele aanwezig is
Vrouwelijk rijmZie bij volledig rijm
VulgarismeEen uitdrukking strijdig met het juiste taalgebruik
WagenspelEen toneelstuk bij de rederijkers dat op een platte wagen werd gespeeld
WajangEen Javaans schimmenspel, begeleid door gamelan
WerkwoordEen woord dat een handeling, toestand of proces uitdrukt Ook verbum genoemd
Wereldbeeld-aspectHet wereldbeeld speelt een onzichtbare, maar betekenisvolle rol mee als achtergrond, waardoor het persoonlijke verbreed en verdiept wordt
WendingZie bij
volta
Wederkerige werkwoordenWerkwoorden die in verband met wederkerige voornaamwoorden (zie hierboven) worden gebruikt
WederkerendReflexief
Wederkerige voornaamwoorden`Elkander` en `elkaar`
WoordversEen versvorm die voorkomt in talen waarin het afzonderlijk woord naar zijn vorm een op zichzelf staande afgesloten eenheid is Het kan zijn gebaseerd op de opeenvolging van toonhoogtes en rijm In een toontaal kan dit bijvoorbeeld worden gebaseerd op woorden die van toon veranderen en andere die gelijk blijven Men kent bijvoorbeeld het schema (waarbij G een woord met gelijkblijvende toon en V een woord met veranderde toon en R een rijmende regel voorstelt):
G G V V G G V
V V G G V V G (R)
V V G G G V V
G G V V V G G (R)
V G G V G G V
V V G G V V G (R)
V V G G G V V
G G V V V G G (R)
Ook het archaïsche Latijn kende een vorm van woordvers
WoordgroepversEen versvorm waarbij (vrijwel) elke regel in twee duidelijk met elkaar corresponderende delen is verdeeld, die in lengte, zinsbouw en inhoud min of meer met elkaar overeenstemmen.
Bijvoorbeeld: Psalm 139 uit de Bijbel
WoordgroepEnige woorden die door zin of gebruik, of functioneel bij elkaar behoren Ook syntagma genoemd
WoordDe kleinste taaleenheid met een zelfstandige communicatieve functie
WortelDat gedeelte van het woord dat overblijft als het wordt ontdaan van het thema- of stamsuffix en het flexiesuffix (naamvals-, resp persoonssuffix) (woorden worden niet gevormd van wortels, maar wortels zijn formules die taalgeleerden maken op grond van woorden waarvan zij aannemen dat ze genetisch verwant zijn)
WortelnomenHet nomen dat slechts bestaat uit wortel plus naamvalssuffix
WrijfklankZie bij
fricatief
XeniaEen hekelende puntdicht
YeesteZie bij
gesta
ZarzuelaEen Spaans gezongen toneelstuk (eerder neigend naar operette dan naar opera) in drie of vier bedrijven (oorspronkelijk twee).
Bijvoorbeeld: El golfo de las Sirenas van Calderon (1657)
ZedenromanHet episch genre waarbij de schrijver zeden en leefgewoonten van een bepaalde tijd wil oproepen Het meest grandioze voorbeeld van zedenromans vinden wij in de grote roman-cyclus van Honoré de Balzac: La comédie humaine (1829-1848) Ook in de Nederlandse literatuur werd dit genre veelvuldig beoefend, zoals in Eline Vere (1889) van Louis Couperus en Het ivoren aapje (1909) van Herman Teirlinck
ZelfcorrectieDe stijlfiguur waarbij de schrijver of spreker opzettelijk een fout maakt en die corrigeert Hierdoor wordt de aandacht sterker op een bepaald feit gevestigd
ZelfnoemfunctieHet gebruik van een woord in een uitspraak omtrent dit woord zelf Zie metataal
ZeugmaEen juk; een overspannen samentrekking Eén werkwoord kan bijvoorbeeld worden verbonden met twee of meer voorwerpen, terwijl grammaticaal een tweede werkwoord nodig is, zodat er sprake is van een ongelijk juk Afgeleid van het Griekse zeugnumi (onder een juk brengen) Vergelijk syllepsis Zie diazeugma, hypozeugma, mesozeugma en prozeugma.
Bijvoorbeeld: `Hij zag de flitsen, het licht en de rollende donder.` De rollende donder is niet te zien, maar de persoon nam deze waar met zijn oren Grammaticaal gezien is deze zin niet correct zonder tweede werkwoord (`hoorde`), maar aangezien deze niet voorkomt is er sprake van een zeugma.
Bekend is het grapje `Hier zet men koffie en over` dat als opschrift aan een veerhuis hing
Zuiver attributiefHet gebruik van het participium waarbij het louter een bijvoeglijke bepaling is van het substantivum waaraan het is toegevoegd en waarmee het congrueert D
ZwakRegelmatig.
Antoniem: sterk.
KünstlerromanZie bij
ontwikkelingsroman