Retorica - effectief spreken en schrijven

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Retorica
Datum & Land: 17/11/2012, NL offline
Woorden: 2239


Recursie
De door Pike opgestelde theorie dat bij het vormen van zinnen allerlei relaties en elementen een rol spelen die in de zinnen zelf niet als zodanig tot uitdrukking komen De elementaire `zinsstructuren` kunnen volgens deze theorie in een `dieptestructuur` op verschillende manieren met elkaar worden gecombineerd

Reditus ad propositum
Terugkeren naar een onderwerp na een digressie

Redondilla
De Spaanse dichtvorm die bestaat uit vierregelige strofen van achtlettergrepige verzen, met het rijmschema abba

Reduceren
Een klank of vorm op een zodanige wijze realiseren dat bepaalde eigenschappen verloren gaan.
Bijvoorbeeld: de `-en` uitgang van de infinitief wordt bijna altijd gereduceerd tot `-un`

Redundantie
Het overbodig-zijn van de vermelding van bepaalde fonologische, syntactische, semantische kenmerken.
Redundantie-regel: Als men een bepaald segment in een bepaald woord heeft gespecificeerd, dan is de specificatie van een onmiddellijk aangrenzend segment redundant voorzover hij onder woorden gebracht kan worden in een regel die voor een aantal woordvormen tegelijk geldt

Reduplicatie
Een verdubbeling van een woord of lettergreep.
Bijvoorbeeld: `papa`, `mama`.
Zie bij anadiplosis.

Referent
De zelfstandigheid buiten de taal waarnaar een taalkundig element verwijst

Referentie
De verwijzende functie van (betekenisloze) woorden zoals eigennamen en pronomina

Reflexief
(Reflexief, Reflexivum) (Een) wederkerend (werkwoord); terugslaand op het subject van de zin

Reflexio
Zie anaclasis 2

Reflexiviteit
De aanduiding van de mogelijkheid in een taal over taal te spreken Vergelijk metataal

Reflexivum
(Reflexief, Reflexivum) (Een) wederkerend (werkwoord); terugslaand op het subject van de zin

Refrein
Een steeds terugkerende strofe of regel.
De dichtvorm door de Nederlandse rederijkers geschreven, voornal genspireerd door de Franse balladen Ze zijn echter dikwijls langer en gelijken dan op de chant royal De strofen eindigen met dezelfde regel (de refreinregel of stock) die ook als titel van het gedicht dienst doet en de strekking weergeeft Ze besluiten met een prince, overeenkomend met de Franse envoi, opdracht.

Refutatie
Zie bij confutatie

Regeren
(Verplicht) gevolgd worden door

Regering
De syntactische beheersing Ook rectie genoemd

Regiolect
Een streektaal

Register
Het niveau of de stijl van taalgebruik, passend voor een bepaald aantal situaties.
Bijvoorbeeld: `formele` en `informele` taal, `schrijftaal`

Registertonen
De tonen die niet van hoogte veranderen Ook leveltonen genoemd.
Antoniem: contourtonen

Regressie
De herinvoering van een eerder uitgestoten consonant of invoering van een andere consonant in de plaats daarvan.
De stijlfiguur waarbij een meervoudig begrip nog eens wordt herhaald en verklaard door de opsomming van de bestanddelen.
Bijvoorbeeld: `Het bos is verdwenen De ene helft van de bomen is afgebrand en de andere helft gekapt.`

Regressieve assimilatie
De assimilatie waarbij een consonant een voorafgaande aan zich gelijk doet worden.
Bijvoorbeeld: `litteken` uit `lîkteken`.
Antoniem: progressieve assimilatie

Reïficatie
Het voorstellen van iets abstracts als concreet Een vorm van metafoor.
Bijvoorbeeld: `het grijze verleden`

Rekking
Het lang worden van een oorspronkelijk korte klank.
Bijvoorbeeld: `dagen` uit `dag`

Relatief
Een betekenisverschil aanduidend; ook distinctief genoemd.
Naar een antecedent verwijzend; betrekkelijk.

Relationeel antoniem
Zie bij antoniem

Relativum
Een betrekkelijk voornaamwoord

Relativum indefinitum
Een onbepaald betrekkelijk voornaamwoord, zoals: `alwie`, `alwat`

Relict
Een overblijfsel uit een vorige fase van de ontwikkeling van een taal.
Bijvoorbeeld: de `oe` in `hoes` in plaats van `huis`

Repetitie
De stijlfiguur waarbij een woord of zinswending ongewijzigd wordt herhaald Dit kan gedaan worden om dat zinsdeel bijzondere nadruk te geven Vergelijk met anafora, epanalepsis, epanodos, epifoor, epizeuxis, geminatie en iteratie.
Bijvoorbeeld: `zij is mijn lust, zij is mijn leven, zij is mijn bestaan`.
De tekstveranderingscategorie waarbij een tekstelement bij een herhaling in een andere context een andere betekenis krijgt Vergelijk adiectie, detractie 2, immutatie en transmutatie.

Reprehensio
De Latijnse term voor de confutatie

Representant
(Representant, Representatie) De (equivalente) verschijningsvorm.
Bijvoorbeeld: het Nederlandse `-tie` en het Engelse `-cy`

Representatie
(Representant, Representatie) De (equivalente) verschijningsvorm.
Bijvoorbeeld: het Nederlandse `-tie` en het Engelse `-cy`

Repristinatie
Het weer opvatten van buiten gebruik geraakte woorden of betekenissen

Resolutie
De ontbinding van een lange lettergreep in twee korte

Resonant
Een weerklank

Restrictief
Beperkend; met voorbehoud

Restrictio
Het uitzonderen van een deel van een voorgaande verklaring

Resultatieve werkwoordsbepaling
Het anticiperende gebruik van het adjectief in een predikatieve bepaling Vergelijk prolepsis 4.
Bijvoorbeeld: `Hij gaat zijn fiets zwart spuiten`

Reticentie
Zie bij ellips

Retorica
(Retorica, Retoriek) Welsprekendheid.
De beeldspraak die geen verhelderende functie heeft en (meestal in de vorm van clichés) slechts als versiersel is aangebracht.

Retoriek
(Retorica, Retoriek) Welsprekendheid.
De beeldspraak die geen verhelderende functie heeft en (meestal in de vorm van clichés) slechts als versiersel is aangebracht.

Retorische vraag
Een vraag waarbij het doel niet is een antwoord te krijgen In feite is de retorische vraag geen echte vraag, maar een nadrukkelijke mededeling in de vorm van een vraag Dat is ook de reden waarom we een retorische vraag vaak gevolgd zien door een uitroepteken in plaats van een vraagteken

Retrograde
De dichtvorm, door de Nederlandse rederijkers werd geschreven, die men van links naar rechts van boven naar beneden kan lezen en van rechts naar links van beneden naar boven Ook kreeftdicht genoemd Vergelijk palindroom.
Achterberg schreef een gedicht met de titel `Retrograde`, maar gaf er de betekenis aan van de Italiaanse muziekterm: `al langzamer`

Retrospectief aspect
Een actie-moment wijst terug naar een bepaald punt uit het verleden van een drama

Retroversie
Zie bij flash-back

Rhyme Royal
Zie Chauceriaanse stanza

Ritme
De natuurlijke beweging van een zin, hoofdzakelijk expressief gemaakt door de wisselende intensiteit van het temporeel (vlug-langzaam, bijvoorbeeld in de klassieke talen), het dynamisch (sterk-zwak, bijvoorbeeld in de Germaanse talen) en het melodisch (hoog-laag, bijvoorbeeld in de Chinese talen) accent Het ontstaat dus door afwisseling in accent, toonhoogte, kleur, volheid en duur van klanken Het is zowel in proza als in poëzie als de onontbeerlijke, natuurlijke beweging van de zin aanwezig Het wonderlijke is dat vrijwel iedereen reageert (soms zelfs fysiek, door de drang `mee te deinen`) op een ritme waarbij de afstand tussen twee kernen van intensiteit ligt op ongeveer 3/4 seconde.
Het Germaanse vers was ritmisch: het had vier of vijf geaccentueerde lettergrepen per vers, waarvan er drie allitereerden of assoneerden, die door een willekeurig aantal ongeaccentueerde lettergrepen gescheiden waren, bijvoorbeeld:
- UU - U - UUU - U (- stelt een geaccentueerde, U een ongeaccentueerde lettergreep voor) Wegens de willekeurige afstand tussen twee accenten noemt men dit ook het vrije vers De Nederlandse poëzie uit de middeleeuwen is in dit vers geschreven Het komt nog steeds in onze (moderne) letterkunde voor

Rime riche
Zie bij volledig rijm

Ringcompositie
Het stijlmiddel waarbij een woord of zinsdeel, over een groter tekstgedeelte heen, wordt herhaald

Ridderroman
Een middeleeuws verhaal over ridderavonturen

Rijm
De herhaling van klank na korte tussenpoos Het komt zowel in de versregel, als aan het eind daarvan voor Om de klankwerking te doen uitkomen moeten de rijmende klanken geaccentueerd zijn

Roman à clef
Zie bij sleutelroman

Rococo
Een overdadig bloemrijke stijl

Roman
Een episch proza-verhaal dat vertelt hoe zich het leven van één of meer personen gedurende een bepaalde periode ontwikkeld heeft De roman is vergelijkbaar met de novelle, maar is breder van opzet en dit genre literatuur komt sedert de middeleeuwen voor Men kan de ridderromans (die echter in dichtvorm geschreven zijn) als de eerste vertegenwoordigers in West-Europa beschouwen In de tijd van de Renaissance volgen, in proza, herdersromans (arcadia`s) en schelmenromans (of picareske romans) Het rationalisme brengt de zedenroman, de Romantiek de sentimentele en de historische roman; in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan de realistische, de naturalistische, de sociale en de psychologische roman

Roman à thèse
Een roman die dient om een bepaalde theorie of een maatschappelijk standpunt van de schrijver te verdedigen Ook tendensroman genoemd

Roman à tiroir
Een verhaalvorm waarbij losstaande episoden uit het leven van een held met elkaar verbonden zijn Overgenomen van het Franse roman à tiroir (roman in schuifjes)

Roman fleuve
Zie romancyclus (zie hierboven)

Romance
De tijdens de Romantiek beoefende dichtvorm, zeer nauw verwant aan de ballade, maar dikwijls minder gespierd, soms sentimenteel en gewoonlijk blij-eindigend.
Bijvoorbeeld: Ada en Rijnoud van A.C.W Staring

Romancyclus
Een reeks van samenhangende romans Ook roman fleuve genoemd.
Bijvoorbeeld: Anton Wachter romans (acht delen, 1934 - 1960) van S Vestdijk, en La comédie humaine (91 romans en verhalen, 1829-1848) van Honoré de Balzac

Rondeau
(Rondeel, Rondeau) Een in de Franse lyriek van de 14e eeuw ontstane dichtvorm, die bestaat uit dertien versregels, verdeeld over twee strofen van vijf regels, gescheiden door een terzet Er worden slechts twee rijmklanken in gebruikt Het schema is: abbaa; bab; abbab Het terzet en de laatste strofe eindigen met een refrein dat bestaat uit de eerste of de eerste en tweede versregel van het gedicht.
Later werd deze dichtvorm ook door de Nederlandse rederijkers geschreven en werd deze ook triolet genoemd Het aantal regels varieerde echter

Rondeel
(Rondeel, Rondeau) Een in de Franse lyriek van de 14e eeuw ontstane dichtvorm, die bestaat uit dertien versregels, verdeeld over twee strofen van vijf regels, gescheiden door een terzet Er worden slechts twee rijmklanken in gebruikt Het schema is: abbaa; bab; abbab Het terzet en de laatste strofe eindigen met een refrein dat bestaat uit de eerste of de eerste en tweede versregel van het gedicht.
Later werd deze dichtvorm ook door de Nederlandse rederijkers geschreven en werd deze ook triolet genoemd Het aantal regels varieerde echter

Ronding
Het verschijnsel dat bij sommige vocalen de lippen gerond worden Ook labialiseren genoemd

Roperispomenon
Een woord met de circumflexus (~) op de voorlaatste lettergreep

Rotacisme
De overgang van `z` in `r`.
Bijvoorbeeld: `vriezen`, `gevroren`

Rune
Een Oudgermaanse letter, meestal in steen gegrift Het runenalfabet heet futhark.
Een letter uit het Mongools-Turkse alfabet van de 8e eeuw.
Een Oudfins of Oudnoors gedicht

Satura
(Satire, Satura) Een gedicht of prozastuk in losse gespreksvorm over allerlei onderwerpen zonder strenge afgebakende lijn, soms wel een combinatie van vers en proza De satura heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de Romeinse klucht of komedie, en zelf ontwikkelde zij zich tot een eigen genre in de Romeinse letteren, een bijtend of luchtig commentaar op het maatschappelijk leven, literaire publicaties, etc De schepper van het genre was Lucilius (tweede eeuw v.G.T.); ook Horatius (eerste eeuw v.G.T.) publiceerde om met een lach de waarheid te kunnen zeggen.
In de Renaissance kreeg deze litaratuurvorm weer de volle aandacht en werden vooral Horatius en Juvenalis sterk nagevolgd.
De moderne vorm van satura (satire) is het hekeldicht, waarin uitingen van afkeer of haat worden weergegeven.
Ook werken als Max Havelaar (1860) van Multatuli en Op Hoop van Zegen (1900) van Heijermans zijn voorbeelden van satire

Satire
(Satire, Satura) Een gedicht of prozastuk in losse gespreksvorm over allerlei onderwerpen zonder strenge afgebakende lijn, soms wel een combinatie van vers en proza De satura heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de Romeinse klucht of komedie, en zelf ontwikkelde zij zich tot een eigen genre in de Romeinse letteren, een bijtend of luchtig commentaar op het maatschappelijk leven, literaire publicaties, etc De schepper van het genre was Lucilius (tweede eeuw v.G.T.); ook Horatius (eerste eeuw v.G.T.) publiceerde om met een lach de waarheid te kunnen zeggen.
In de Renaissance kreeg deze litaratuurvorm weer de volle aandacht en werden vooral Horatius en Juvenalis sterk nagevolgd.
De moderne vorm van satura (satire) is het hekeldicht, waarin uitingen van afkeer of haat worden weergegeven.
Ook werken als Max Havelaar (1860) van Multatuli en Op Hoop van Zegen (1900) van Heijermans zijn voorbeelden van satire

Saterspel
(Saterspel, Satyrspel) Een bosgodtoneelstuk De sater is in de Griekse mythologie een grappig en wulps wezen uit het gevolg van Dionysos en waren bos-of berggeesten, symbolen van de vruchtbaarheid.
Na de opvoering van een tragische trilogie volgde er altijd een saterspel, geschreven door dezelfde tragicus Dit nogal vrolijke en montere spel werd genoemd naar het koor dat uit saters bestond, doch naar de vorm leek het op een tragedie

Sarcasme
Bijtende spot; (bittere) hoon Vergelijk ironie

Satemtaal
De benaming voor elk van de oostelijke groep van de Indogermaanse talen Genoemd naar de onderscheidende benaming voor `honderd` (Avestisch: sat`em)

Sapphische versmaat
Een klassieke versmaat

Sapphische strofe
Een vierregelige klassieke strofe

Samentrekken
Het herleiden tot één met gebruik van deletie Vergelijk synizesis.
Bijvoorbeeld: `leder` wordt `leer`

Sandhi
Een woord ontleend aan het Sanskriet, met de betekenis `verbinding` (vandaar de Nederlandse term assimilatie) Het heeft dan ook de betekenis van een verandering die een medeklinker, aan het begin of aan het eind van een woord, in de zin ondergaat.
Bijvoorbeeld: `op deze` wordt uitgesproken als `ob deze`

Saga
De Oud-IJslandse prozaverhalen, opgetekend van de twaalfde tot de veertiende eeuw, vaak rond het thema van de bloedwraak

Sage
Een overgeleverd heldenverhaal met een historische achtergrond, behorende tot de epische volkskunst.
Bijvoorbeeld: de Nibelungensage

Satyrspel
(Saterspel, Satyrspel) Een bosgodtoneelstuk De sater is in de Griekse mythologie een grappig en wulps wezen uit het gevolg van Dionysos en waren bos-of berggeesten, symbolen van de vruchtbaarheid.
Na de opvoering van een tragische trilogie volgde er altijd een saterspel, geschreven door dezelfde tragicus Dit nogal vrolijke en montere spel werd genoemd naar het koor dat uit saters bestond, doch naar de vorm leek het op een tragedie

Science fiction
Een onderdeel van de toekomstroman, waarbij echter de nadruk ligt op verzonnen wetenschappelijke uitvindingen, waardoor het schijnbaar onmogelijke mogelijk gemaakt wordt Tot de eersten die dit genre beoefenden zou men Edgar Allen Poe kunnen rekenen, maar ook H.G Wells gaf met zijn The invisible man in 1897 een definitieve stap richting de science fiction.
Tegenwoordig wil science fiction nogal eens in de griezelsfeer terecht komen Dat dit absoluut niet zo hoeft te zijn, bewees onder andere John Wyndham met The Day of the Triffids (1951)

Schwa
(Sjwa, Schwa) Een reductievocaal (zie bij reduceren)

Schwank
Zie bij fabliau

Schwulst
De overladen, gekunstelde stijl in de barokperiode in de Duitse literatuur Een vorm van maniërisme Vergelijk euphuïsme, gongorisme, marinisme en preciositeit

Schwa
(Schwa, Sjwa) Een reductievocaal (zie bij reduceren)

Schets
Een vertelling, maar minder breed uitgewerkt of overheerst door de beschrijving, zonder verwikkeling

Schaakbord
De rijmvorm waarbij men een schaakbord nam en in elk van de 64 hokjes een regel schreef Lezend van links naar rechts (en omgekeerd), van boven naar beneden (en omgekeerd), en diagonaalsgewijze (in alle richtingen) moest men dan telkens een gedicht krijgen Vergelijk met palindroom en palindroomkwadraat.
Bijvoorbeeld: Schackberdt van Matthijs de Castelein (±1625)

Scansie
Het scanderen; het indelen in versvoeten; afgeleid van het Latijnse scandere (klimmen)

Scesis onomaton
Het gebruiken van een serie synonieme uitdrukkingen

Sesquipedalisme
Een zeer lang woord Horatius was de eerste die een vorm van dit woord toepaste op woorden Afgeleid van het Latijnse sesqui (anderhalf) en pedalis (een voet lang)

Sermoen
Een preek; een vermanende toespraak Zie ook homilie

Serpentinisch vers
Een vers dat eindigt met hetzelfde woord als waarmee het begint

Sententieel
Met betrekking tot een zin

Sermocinatie
De vorm van aversio waarbij de redenaar via een ingebeelde toespraak of brief een andere persoon laat spreken De woorden van deze (niet aanwezige) persoon zijn in de directe rede Vergelijk percontatie

Sententie
Een spreuk van literaire oorsprong als schakel in een keten van gedachten Ook gnome genoemd Vergelijk spreekwoord, spreuk, aforisme en maxime

Semivocaal
Een glijklank

Senarius
Een (jambische) trimeter: U - U - ¦ U - U - ¦ U - U -

Semiseptenarius
De cesuur na de zevende halve voet Ook hepthemimeres genoemd

Semiternarius
De cesuur na de derde halve voet Ook trithemimeres genoemd

Semiquinarius
De cesuur na de vijfde halve voet Ook penthemimeres genoemd

Semi-deponens
Een werkwoord met een actieve vorm in presens, imperfectum en futurum en een passieve vorm in perfectum, plusquamperfectum en futurum exactum De betekenis is altijd actief Bij één werkwoord ligt de zaak juist omgekeerd: `reverti` (terugkeren)

semasiologie
(Semantiek, semasiologie) De leer van de betekenis van de woorden

Semeem
Een betekeniseenheid uitgedrukt door een morfeem